De sneeuwwinter in Groningen en Drenthe (1978/1979): Met z'n allen tegen de witte vijand

Inwoners van Lauwerzijl weten het ingesloten dorp te verlaten dankzij een tractor met een geimproviseerde slee. Foto: Kathrien Wierenga

Inwoners van Lauwerzijl weten het ingesloten dorp te verlaten dankzij een tractor met een geimproviseerde slee. Foto: Kathrien Wierenga

Noord-Nederland ontwaakt op 14 februari 1979 uit een ongekende sneeuwstorm. Het openbare leven ligt plat, dorpen zijn van de buitenwereld afgesneden, winkels raken leeg, er vallen slachtoffers. Toch kijken velen met een glimlach terug. Met z’n allen tegen de witte vijand.

Dinsdag 13 februari 1979. Sip Pluim (31) stuurt zijn grijze Mitsubishi om half elf ’s avonds heel voorzichtig over de Rijksweg van Tolbert naar het districtsbureau van de Rijkspolitie bij het Hoofdstation in Groningen. Hem wacht een eenzame nacht in de meldkamer.

IJsregen roffelt op het dak. Hij buigt zich over het stuur en tuurt ingespannen naar buiten. Opletten nu. Vonken springen van de hoogspanningsleidingen langs de weg. IJzel! Het schiet door zijn hoofd. Het extra gewicht drukt de leidingen naar beneden, de harde wind zwiept ze tegen elkaar.

 

Heel veel sneeuw

Wanneer hij de stad binnenrijdt begint de sneeuw te vallen. Heel veel sneeuw. Na de overdracht schenkt hij een kop koffie in. Niet lang daarna, ergens tussen 23 uur en middernacht krijgt hij de melding dat de situatie op de wegen snel verslechtert. Gemeentewerken, Rijks- en Provinciale Waterstaat: iedereen stopt met sneeuwschuiven. ,,Het waaide achter de voertuigen net zo snel weer vol.”

Een meter sneeuw duwt inmiddels tegen de voordeur van het districtsbureau. Het noodaggregaat slaat vanwege de stroomuitval om de haverklap aan. Om 3 uur ’s nachts begint hij zich echt zorgen te maken. Nog een uurtje of drie en dan staat ‘het werkvolk’ op. Dat belooft een telefoonbombardement. Moet hij dat in zijn eentje doorstaan?

Hij belt zijn chef. ,,De nieuwe ijstijd is aangebroken”, meldt hij. Hij krijgt twee man versterking. Pluim hangt op. Twee man? Ja, dat moet voldoende zijn. Pluim heeft geen idee dat hij pas drie dagen later weer thuis is.

***

14 februari 1979. Henk van Eisden (29) pakt zijn jas. Hij wil eruit, de sneeuw zien en fijnstampen onder zijn voeten als hij door het witte landschap sjouwt. Wat er buiten gebeurt is ongekend. Metershoge sneeuw kruipt tegen de oude arbeiderswoning in Oosternieland omhoog.

De sneeuw houdt het dorp op het Hogeland in een houdgreep, het is volledig afgesneden van de buitenwereld. En dan zou hij binnen blijven? De kunstenaar peinst er niet over.

Zijn vrouw Ria ziet het. Moet hij nou echt weg? We hebben toch eten nodig, had hij gezegd. Hij wil naar de supermarkt in Uithuizermeeden. Maar zo weinig eten is er toch ook weer niet, denkt ze.

 

De sneeuw geeft geen krimp

Hun dochtertjes Nynke (5) en Marike (2) komen echt niet om van de honger. Maar ze knikt. Nou ja, wat extra’s kan ook geen kwaad. Wie weet hoe lang die storm nog duurt?

Hij groet en drukt zijn schouder tegen de voordeur, maar de sneeuw geeft geen krimp. Heel langzaam, centimeter voor centimeter laat de sneeuw zich naar achteren duwen. Hij groet nog een keer en dan is hij weg.

***

Ook de wijk Lewenborg in de stad Groningen kraakt onder de razende sneeuw. Joke Jansing (29) voelt aan haar bolle buik. Ze is over tijd, het kind dringt aan.

Haar man Bert (28) is die ochtend om 6 uur vertrokken naar zijn werk bij het postbedrijf, aan de Rijksweg richting Delfzijl. Hij rijdt o zo voorzichtig, maar er is iets merkwaardigs aan de hand. Waar is dat depot nou toch?!

Hij tuurt uit het raam van zijn Volkswagenbusje, maar hij ziet enkel een witte wereld. De wind beukt de sneeuw tegen de ramen. Hij is het depot vast gepasseerd. Bert Jansing keert de auto en rijdt terug, vindt het depot en laadt zijn postbestellingen in. Dan naar Vinkhuizen, de wijk waar hij normaliter zijn ronde loopt. Maar de politie houdt hem tegen. Vinkhuizen is afgesloten. Terug naar huis dan maar.

 

Oké, dan maar lopen

Jansing rijdt naar Lewenborg. Maar ook zijn wijk is inmiddels omsingeld door een witte muur. Hij zucht. Oké, dan maar lopen. Hij parkeert de auto bij vrienden. Dwars door de weilanden is hij zo thuis, het is nog geen kilometer. Te doen. De wind rukt aan zijn jas, maar hij schiet goed op.

Dan ziet hij een meeuw op de grond zitten. Wat doet dat beest vreemd? Bert is vlakbij de vogel? Waarom vliegt hij niet weg? En dan begrijpt hij het: bevroren! De vogel zit vast in de sneeuw. En nu? Doorlopen? Tuurlijk niet. Hij pakt de meeuw stevig beet en bevrijdt hem uit de sneeuw. Het dier is stijf van de kou, Jansing stopt hem onder zijn jas. Kom maar mee.

Een meeuw in de badkamer

Rond 16 uur stampt hij hun rijtjeswoning aan Lichtboei binnen. Hij loopt naar boven en zet de meeuw in de badkamer met een bakje water en een vetbol. Zo, dat zal hem goed doen. Echtgenote Joke grinnikt. Een meeuw in de badkamer! Maar waarom ook niet? Door die sneeuw loopt alles anders dan anders.

Au! Joke voelt een felle steek in haar buik die na enkele seconden wegebt. Een wee. Het gaat dus beginnen. Ze zucht een paar keer diep. Geen paniek, ze weten wat ze moeten doen. Alles spullen staan klaar voor de rit naar Huize Tavenier, de kraamkliniek van het Diaconessenhuis aan de Ubbo Emmiussingel.

Maar ze weet ook: de bevalling kan nog wel even duren dus misschien is het verstandig dat ze eerst proberen hun wijk uit te komen. Haar man belt met vrienden die aan de Rijksweg wonen. Of ze even bij hun mogen blijven totdat het tijd is naar Huize Tavenier te gaan. Vanzelfsprekend, kom maar.

Bert steunt zijn vrouw wanneer ze over het gladde pad naar hun auto schuifelen. Zij laat zich in de passagiersstoel ploffen. Een buurman helpt de auto te bevrijden uit de sneeuw. Bert start de auto. De motor gromt en de auto schokt vooruit om enkele meters verder te stranden op een sneeuwhoop. Bert geeft gas, gromt en geeft nog meer gas. Niks helpt. Hij stapt uit. Ik ben zo terug, zegt hij tegen zijn vrouw. En dan is hij weg.

***

De telefoon van Jan Ebels (32) rinkelt die woensdagochtend om 4 uur. Met tegenzin haalt het plaatsvervangend districtshoofd van Provinciale Waterstaat in Groningen zijn arm onder de warme deken vandaan en graait naar de telefoon die op het nachtkastje staat. Enkele seconden later is hij klaarwakker.

Het telefoontje komt van de kantonnier die verantwoordelijk is voor wegenonderhoud in de regio Hoogezand-Veendam. Hij woont dichtbij de Kielsterachterweg. De weg is een zorgenkindje. Een combinatie van sneeuw, oostenwind en Kielster-achterweg? Niet best. Nee, helemaal niet best!

De kantonnier meldt dat er tientallen automobilisten zijn vastgelopen in de sneeuw. Geen zorgen, hij heeft ze al opgepikt en ze drinken nu een kop koffie in ‘het steunpunt’ ofwel zijn woning met een zoutopslag.

Ebels rijdt naar het kantoor van waterstaat in Oosterhoogebrug in de stad. De Kielsterachterweg is afgesloten voor verkeer. Maar hoe krijgen ze al die ingesneeuwde auto’s daar weg?

***

Radio Noord-journalist en programmamaker Henk Binnendijk (25) klautert die woensdagochtend over een sneeuwbult om uit zijn woning in Kropswolde te komen. Hij heeft zijn rugzak volgestouwd met vinyl voor de uitzending straks. Maar waar staat zijn auto? O ja, onder dezelfde bult waar hij zojuist overheen ploeterde. Heel fijn. Oké, en nu?

Godzijdank rijdt op de Woldweg een shovel; de chauffeur is niet te beroerd hem een lift te geven. Hij luistert graag naar de regionale omroep en als hij hoort dat er zonder Binnendijk een muziekloze uitzending dreigt, is hij niet meer te houden.

Shovel-hoppend

Hij zet Binnendijk even buiten Foxhol af bij een collega-bestuurder die het deel Winschoterdiep moet schoonschrapen. Die levert de programmamaker op zijn beurt keurig af bij het Damsterdiep. Al shovel-hoppend bereikt Binnendijk de studio aan het Martinikerkhof in hartje stad. Meer collega’s zijn die ochtend aan het werk gegaan. Regisseur Roel Dijkhuis is al druk bezig. Politieverslaggever Kees Kremer is zowaar aangekomen in zijn fonkelnieuwe auto.

Terwijl de rest van het land nauwelijks beseft wat er in de noordelijke provincies gebeurt, ontwikkelt Radio Noord zich die dag tot dé spreekbuis en rampenzender van Groningen en Drenthe. ,,Iedereen wilde bij ons in de uitzending”, herinnert Binnendijk zich veertig jaar later. Hij is net met pensioen. ,,In Schouwerzijl zat collega John Bolt die vanuit zijn huis allerlei hulpacties coördineerde. Onze telefooncentrale raakte overbelast. ‘Laat ze mij maar bellen’, zei John.”

 

Iedereen belt Radio Noord

Wanhopige veehouders die hun melk niet kwijt kunnen omdat de tankwagens van de zuivelcoöperatie vastzitten in de sneeuw, ingesneeuwde ouderen die geen brood meer hebben, boeren die zonder voer voor hun dieren zitten: iedereen belt Radio Noord. Het karakteristieke stemgeluid van weerman Jan Pelleboer uit Paterswolde is elk half uur te horen.

,,Pelleboer beleefde echt zijn glorietijd. Hij was gelijk aan weer. Maar we hadden ook een uitzending met gestrande automobilisten in een benzinestation aan de Kielsterachterweg. Die kwamen telkens terug in de uitzending om te vertellen wat er gebeurde, vijf of zes mannen moesten dan ook hardop meezingen met de muziek die we draaiden.”

Het zou nog dagen duren voordat het ergste achter de rug was. ,,Ik geloof dat ik drie of vier dagen achter elkaar heb gewerkt. Ik sliep in hotel De Doelen aan de Grote Markt, maar er waren ook collega’s die in de studio bleven. Ja, hoe deden we dat? Adrenaline.”

De sneeuwstorm betekende volgens Binnendijk de wedergeboorte van de regionale omroep. ,,Onze luistercijfers waren voor die tijd nogal laag, maar ze verdubbelden. En dat bleef zo.” Met de nieuwe auto van Kees Kremer liep het minder goed af. ,,Die reed met krassen en deuken terug naar huis.”

***

De drie alarmlijnen van de politiemeldkamer ziet Sip Pluim sinds 6 uur ’s morgens onophoudelijk rood flikkeren. Burgemeesters en de commissaris van de Koningin melden zich via de rode telefoon, een calamiteitenlijn. Er moet naast de meldkamer een crisiscentrum komen en wel zo snel mogelijk. Korte lijnen zijn er nodig.

De hele dag door blijven de knoppen rood oplichten.

Een stroom alarmeringen overspoelt de meldkamer. Afgesneden dorpen, mensen die dringend medische hulp nodig hebben, ingezakte daken van stallen waarin nog koeien staan, stroomuitval door shovels die onder sneeuw bedolven stroomkasten per ongeluk omver schuiven. Het houdt niet op.

***

Boeren in de regio Donderen bellen niet met de politie. Die regelen het zelf wel. De melkveehouderij van de familie Hoving in Roozand is totaal geïsoleerd. De oostenwind stuwde sneeuwduinen meters hoog het erf op. Water- en melkleidingen zijn bevroren. Melken is onmogelijk. Toch?

Maar dat is geen optie voor de tweehonderd stuks melkvee. Trientje Hoving-Boer (42) zeult met emmers kokend water om de leidingen te ontdooien. De hele familie is op de been. Het werkt en niet lang daarna stroomt de melk door de leidingen. Maar hoe komt de zuivel bij de DOMO-fabriek in Beilen?

***

Ria van Eisden kijkt op de klok. Haar man Henk is nu al enkele uren weg. Het wordt 19 uur. Geen Henk. 20 uur. De voordeur blijft dicht.

21 uur. Nog steeds niks. Ze belt iedereen die ze maar kan bedenken. Familie, vrienden, kennissen en politie.

Niemand heeft Henk gezien. En het is bijna nacht.

 

***

Bert Jansing stapt door de sneeuw terwijl de hoogzwangere Joke niets anders kan dan op zijn terugkomst wachten. Hij komt terug met een aantal agenten. En een bulldozer.

Het gevaarte stopt enkele meters voor de Simca. Joke staart omhoog. Wat wordt er nu precies van haar verwacht? Dat wordt al rap duidelijk. Als ze Lewenborg uit willen, zit er maar een ding op: Joke moet in de cabine van de bulldozer zien te komen.

Ze voelt weer even aan haar strakgespannen buik. Een klauterpartij dus. Prettig is anders, maar het is wat het is. Ze stapt uit en hijst zich omhoog. De agenten en de bestuurder helpen haar zo goed als ze kunnen. Even later heeft ze zich met haar omvang naast de grijnzende chauffeur in de eenpersoonscabine gewurmd. De bulldozer komt in beweging en daar gaan ze.

 

***

Donderdag 15 februari rollen twee tankdozers , legertanks met op de voorkant een grote schep gemonteerd, en enkele legervoertuigen over de Kielsterachterweg. Ze zijn een welkome versterking voor de werkploegen die zich met sneeuw met shovels en scheppen op de sneeuw storten.

Ingesneeuwde auto’s worden naar een parkeerplaats in Hoogezand gesleept. Maar niet alle auto’s zijn met het blote oog te zien. Ebels en de soldaten prikken met een stok om de zoveel meter in de sneeuw.

Intussen schrapen de tankdozers tonnen sneeuw van de weg, maar de wind voert een onuitputtelijke nieuwe voorraad aan. Ebels stapt af en toe in het aangenaam warme Citroënbusje van de Rijkspolitie. Via de mobilofoon praat hij het commandocentrum over de stand van zaken bij. ,,Een mobiele telefoon hadden we nog niet. Een appje was heel handig geweest.’’ Hij werkt onvermoeibaar door. ,,Ik geloof dat ik die dag 38 uur in touw ben geweest.’’

 

***

In de meldkamer van de Rijkspolitie blijven de telefoons de gehele dag gekmakend rinkelen. Dan komt ’s avonds het bericht dat de gaslevering gevaar loopt door de zware sneeuwval. Monteurs moeten met spoed naar gaslocaties toe. Spoed? Da’s een goeie! Hoe dan?

Een helikopter van de Rijkspolitie stijgt op vanaf Eelde. De piloot wordt door het crisiscentrum naar de NAM-locatie bij Sappemeer gepraat om daar twee monteurs op te halen. De neon-reclame van de Scholtens/Honig-fabriek in Foxhol doet vanuit de lucht dienst als ANWB-paddestoel. ‘Daaroverheen en pal oost aanhouden’, melden de medewerkers die met een schuin oog naar de enorme topografische kaart van de provincie aan de wand kijken.

***

De gezinnen van tien boerderijen rondom Donderen steken de koppen bij elkaar. Iedereen heeft hetzelfde probleem. De melktanks zitten barstensvol, de silo’s met veevoer zijn bijna leeg. Er wordt een shovel besteld, de melkfabriek en de leveranciers krijgen een telefoontje.

,,Ze reden in konvooi naar de boerderijen”, herinnert mevrouw Hoving zich. ,,Intussen ging een buurman op de trekker naar Vries om boodschappen te doen. Die bracht brood en ander voedsel naar alle gezinnen. Ach, op dat moment sta je er niet bij stil, maar wat was er toen een saamhorigheid. Iedereen werkte samen.”

Iedereen? ,,Nou ... de bestuurder van de shovel heeft aardig aan ons verdiend. Die man wist natuurlijk heel goed hoe belangrijk het was dat onze boerderijen bereikbaar waren. Maar om de zoveel tijd had hij even ‘geen zin’ meer. Dan moest een van ons hem weer wat toestoppen en dan keerde ‘de zin’ terug.”

***

Donderdagochtend. Ria van Eisden ligt in bed. Geslapen? Nauwelijks. Haar hoofd tolt. De linkerzijde van het bed is leeg. Maar buiten jaagt de storm om het huis en pas de volgende dag is het mogelijk een zoektocht naar haar man op touw te zetten.

Veertig jaar later herinnert ze zich alleen nog dat er steeds meer mensen in huis komen. Politie, een zwager, vrienden. Ze weet niet meer wat ze al die uren heeft gedaan. Met de kinderen gespeeld? Ze weet het echt niet meer.

,,Ik weet alleen dat op den duur een dorpsgenoot voor de deur stond. Henk was gevonden. Hij lag achter een boerderij bij Roodeschool. Later begreep ik dat hij inderdaad in Uithuizermeeden is aangekomen. Hij heeft ook nog boodschappen gedaan en daarna ging hij nog even naar een café. Daar kreeg hij het advies om zoveel mogelijk langs het spoor te lopen. Hij is in die zware sneeuwstorm op de een of andere manier in Roodeschool beland en dat ligt een behoorlijk eind uit de richting. Waarschijnlijk is hij toch verdwaald en liep hij naar de boerderij toe om te schuilen. Daar is hij uitgegleden en met zijn hoofd op iets hards gevallen.’’

Geen vader die slingers ophangt

De pijn begint. Het gezin leeft verder, moet door zonder vader. Het gemis is compleet en totaal. Geen vader die slingers ophangt voor verjaardagen. Geen vader die je fietsen leert. Geen vader bij de uitreiking van diploma’s.

,,Je leeft eigenlijk in een shock verder. Er was in die tijd ook niet echt aandacht voor rouwverwerking Maar ik heb me altijd wel gered. Ik vind het nog het ergste voor mijn kinderen. Die zijn zonder vader opgegroeid, ze hebben hem nooit gekend. Hij was zo’n creatieve man.”

Aan de muur in de woonkamer hangt een zwart-wit tekening van Ria die naast Henk op een stoel zit. Op de schoot van Henk glimlacht een blonde Nynke. ,,Mooie tekening toch? Ach, hij had zoveel talent.”

***

Een arts in Huize Tavenier onderzoekt Joke Jansing. Een stuitligging. ,,De volgende dag werd besloten dat ik naar het ziekenhuis moest, en wel zo snel mogelijk. Dus werd ik in een ambulance gelegd. Die reed stapvoets door de straten.’’

Om 12.35 uur wordt Chris geboren. ,,Hij was kerngezond, maar het had heel anders kunnen aflopen. Gelukkig was er een bulldozer in de buurt.”

Hoe liep het af met de zeemeeuw? ,,Die hebben we dezelfde dag vrijgelaten”, zegt Joke. ,,Ook die was kerngezond.”

***

Pluim slaapt drie dagen op een noodbed in de meldkamer. ,,Ik zie het weer helemaal voor me: de rinkelende telefoons, de hectiek. Ik had het voor geen goud willen missen. Dat heb ik daarna nooit meer meegemaakt.” Hij denkt even na. ,,Nou ja, een paar weken later was het wéér alle hens aan dek. Het begon namelijk te dooien! Mán, wat een water.”

***

De sneeuw verdwijnt, maar de band die de ijstijd smeedde tussen de boeren in Donderen is hecht en tot op de dag van vandaag onbreekbaar. ,,Toen alles achter de rug was kwam een boer met het idee voor een bowlingavond om het te vieren.”

Op Goede Vrijdag 1979 streden de gezinnen van de tien boerderijen om de Sneeuwploegbokaal (foto rechts). ,,En dat doen we nog steeds. Elk jaar.”