De doop: kans om Christus te volgen. 'Dopen? Dat kon prima in een grote stenen bak'. Maar toch gingen we kerken bouwen

Prinses Ariane, de jongste dochter van toen nog prins Willem-Alexander en prinses Maxima, werd op 20 oktober 2007 gedoopt in de Kloosterkerk in Den Haag door dominee Deodaat van der Boon.

Prinses Ariane, de jongste dochter van toen nog prins Willem-Alexander en prinses Maxima, werd op 20 oktober 2007 gedoopt in de Kloosterkerk in Den Haag door dominee Deodaat van der Boon. Foto: ANP

Doopvonten, je vindt ze in alle soorten en maten in kerken. Maar wat is de historie en betekenis van dat dopen?

In bijna alle kerken is een doopvont te vinden. Soms is het een massieve stenen bak, soms een miniatuurzwembad uitgegraven in de vloer van de kerk, soms een rank schaaltje van Fries zilver. Zo nu en dan wordt het gevuld met water. Soms gaan volwassen mensen er helemaal in kopje onder, soms krijgt een baby slechts een paar druppels op het voorhoofd. Maar op welke manier ook: gedoopt is gedoopt. Waar komt die gedachte vandaan, en welke betekenis heeft het dopen gehad in de loop van de eeuwen?

Vuil van je ziel

Zolang de mensheid bestaat, wordt er gewassen en gebaad. In veel culturen, met name in het Midden-Oosten, kon zo’n bad ook een religieuze betekenis hebben. Je waste niet alleen het vuil van je lichaam, maar ook van je ziel. Je werd weer een schoon mens – voor mensen en voor God.

In de tijd van Jezus radicaliseert die gedachte. Er veranderen dan twee dingen. Ten eerste doop je jezelf niet, maar je láát je dopen. Daarmee druk je uit, dat je het niet zelf in de hand hebt, of je goed genoeg bent voor God of niet. Je moet je overgeven, en je moet worden aangenomen. Ten tweede wordt de doop eenmalig. Met de doop ben je als het ware door het laatste oordeel heen, en dat hoeft maar één keer.


Doopvonten

Die gedachte wordt overgenomen door de vroege kerk. Wie in Jezus gelooft, moet zich laten dopen, en wordt daarmee lid van Zijn lichaam. De doop werd zodoende ook een inwijdingsritueel. Velen werden door de boodschap van Jezus aangesproken. Maar alleen wie was gedoopt, was werkelijk één met Hem en kon deelnemen aan zijn tafelgemeenschap.

In die tijd waren er nog geen kerken, en ook nog geen doopvonten. Men kwam samen bij mensen thuis, en als er iemand gedoopt wilde worden, ging men naar een rivier of een bron. Dat was niet alleen praktisch en hygiënisch (stilstaand water was niet te vertrouwen), maar ook symbolisch: stromend water noemde men lévend water, en het water van de doop gaf toegang tot het eeuwige leven.

Tegen het eind van de oudheid – vanaf circa 300 na Christus – komen de eerste kerken, en vaak hebben die een apart gebouwtje voor de doop. Men doopte vooral volwassen mensen, en in het doopgebouw (of: baptisterium) was een soort bad aangelegd, soms in de vorm van een kruis; teken van de navolging van Christus. Het mooiste was, om zo’n doopgebouwtje over een beekje heen te bouwen. Maar meestal werd het doopbad voor de gelegenheid gevuld met bronwater. Dat was al een eerste concessie aan de praktijk.


Te koud

In de middeleeuwen, als er hier in het Noorden ook kerken komen, gaat men nog een stap verder. Een apart gebouwtje voor het dopen is onpraktisch, en zo’n bad in de grond is in de winter veel te koud. Bovendien werd de kerk hier gevestigd volgens het zogenaamde Frankische systeem, dat inhield: iedereen hoort in principe bij de kerk, en daarom wordt iedereen gedoopt, bij voorkeur zo snel mogelijk na de geboorte. Dat kon prima in een grote stenen bak, waarin de zuigeling kort werd ondergedompeld en daarna snel werd afgedroogd. De doop werd niet alleen een rituele, maar ook een administratieve handeling. De plaatselijke priester hield de doopboeken bij, en vormde daarmee de voorloper van de burgerlijke stand.

Pas vele eeuwen later, in de tijd van de reformatie, ontdekt men dat de doop vanouds een keuze is. Sommige mensen besluiten hun kinderen niet meer te laten dopen. Zij worden eerst fel vervolgd. Niet door de kerk, maar door de overheid. Je kind niet laten dopen is hetzelfde als tegenwoordig je kind niet inschrijven op het gemeentehuis: een daad van burgerlijke ongehoorzaamheid.

Ook al hebben de meeste kerken, ook die van de reformatie, vastgehouden aan de kinderdoop – deze nieuwe gedachte bleek zich razendsnel te verbreiden. De doop werd weer een keuze van het geloof. Je moest namelijk kiezen, in welke kerk je je kind liet dopen – en sommige mensen kozen dan ook maar helemaal niet. Of waren er aan het eind van de middeleeuwen ook al groepen, die ‘onder de radar’ bleven? We weten het niet.

Besprenkelen

In dezelfde tijd veranderde ook de praktijk: van onderdompelen naar besprenkelen, ook in de rooms-katholieke kerken. De doopvonten worden kleiner. Maar hoe vaak worden ze nog gebruikt? We weten het allemaal: iedereen wil dat de kerk blijft bestaan. Veel mensen zetten zich in als vrijwilliger. De traditionele kerkdienst heeft zijn langste tijd gehad, maar met nieuwe vormen van samenkomen wordt druk geëxperimenteerd. Is dopen nog nodig?

Ik denk het wel. Niet om het water, niet om de woorden, maar om de keuze die je daarmee kunt uitdrukken. Het gaat uiteindelijk om het volgen van Jezus. Hoe doe je dat? Soms is dat duidelijk, vooral in extreme situaties. Maar niet iedereen heeft die kracht, niet iedereen krijgt die kans. Daarom hebben we de doop gekregen. Als uniek ritueel om duidelijk te maken, bij wie we willen horen.

* Dr. Liuwe H. Westra is theoloog en onderzoeker.