AWM 36

Page 1

de architectuur voorbij nummer 36 5e jaargang sep/okt 2010 — ₏ 13,75

Architectenweb Magazine Gebalanceerd De Meelfabriek Karton Ring Pass Praktisch Cradle to Cradle Maatwerk Additive Manufacturing Spelen MoMA PS1 Paviljoen Hybride Casa 400 Interview Martin Knuijt Toegankelijk Dans- en Muziekcentrum


YOUR CONNECTION WITH ARCHITECTURE

A new renaissance is taking form, the globalisation of architecture. Archello is embracing it, by connecting people with experience in the built environment. This open platform allows you to extend your network, learn from the stories of professionals and discover great projects, products and materials. Contribute your projects today and show the world

your connection with architecture.

www.archello.com


DucoSlide Maximum aan privacy

* % " ( $ & '# $ $) -) '$ /%$, ' $ (.() # # ) ( * & $ " $ %# $ ' $ %&) # " /%$, ' $ # ) %* + $ " ) $ $ /% $ # - #*# $ &' + . * % " ( * & $ " $ / $ ( ! ' # ) 0 *- ' # 1 % 0 " # ' # 1 ! '&'% " $ # ) + () % + '() " ' " # "" $ % & ( ' $ $ $! "+%* (.## )' ( % ) " ( %& ( ( * (.() #

$(& ' ) www.duco.eu $ %@ * % * ' + $" $ *'$ " *# ) " -

NATURAL COMFORT INSIDE

Bezoek ons Stand 15


Abstractie In de afgelopen twee jaar heeft Rem D. Koolhaas, United Nude, een techniek ontwikkeld om driedimensionale objecten te kunnen abstraheren. Met de techniek kan de resolutie van een object, de hoeveelheid informatie op een gegeven oppervlakte, stapsgewijs worden verlaagd. Het object wordt lo-res: low-resolution. De techniek is onder meer toegepast op een damesschoen, een sportauto en het Vrijheidsbeeld. De bewerking van dit laatste object roept de vraag op wat de resolutie is van architectonische ontwerpen en wat het betekent om die resolutie te verhogen of te verlagen.



In dit nummer

6 — AWM 36

36

Colofon AWM Architectenweb Magazine #36 AWM verschijnt acht maal per jaar ISSN 1877-8690 Redactieadres Architectenweb B.V. Postbus 394 1400 AJ Bussum tel 035 692 08 74 fax 035 692 26 78 info@architectenweb.nl www.architectenweb.nl Uitgever Jeroen van Oostveen jvo@architectenweb.nl Hoofdredacteur Michiel van Raaij mvr@architectenweb.nl Redactie Robert Muis rm@architectenweb.nl Linda Zenger lz@architectenweb.nl Eindredactie Paul Poley Medewerkers aan dit nummer Lujzika Adema van Kooten, Roel Griffioen, Bas van der Horst, Robert-Jan de Kort, Karin Roelofse, Holger Strauß, Cindy Vissering, Ronnie Weessies

Abonnementen Losse nummers € 13,75 Jaarabonnement (8 nummers) € 96,– Nabestellingen € 15,90 per nummer (incl. BTW en verzendkosten) Alle prijzen zijn onder voorbehoud van prijswijzingen. Het abonnementsgeld dient bij vooruitbetaling te worden voldaan. Voor de betaling ontvangt u een factuur. Abonnementen kunnen per nummer ingaan en worden zonder tegenbericht automatisch verlengd. Opzeggen dient schriftelijk te gebeuren bij Architectenweb.nl, minimaal vier weken voor de verschijningsdatum van het laatste nummer van uw abonnement. Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven. Wet op de persoonsregistratie Wij maken u erop attent dat wij enkele door u als abonnee verstrekte gegevens, zoals naam, adres en telefoonnummer, hebben opgenomen in ons gegevensbestand. Vrijwaring Uitgever en auteurs verklaren dat dit blad op zorgvuldige wijze en naar beste weten is samengesteld. Evenwel kunnen uitgever en auteurs op geen enkele wijze instaan voor de juistheid of volledigheid van de informatie. Uitgever en auteurs aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor schade, van welke aard ook.

Vormgeving David Llamas

© 2010 — Architectenweb B.V. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen en/of op enigerlei wijze worden gereproduceerd zonder schriftelijke toestemming van Architectenweb B.V.

Drukkerij Tesink, Zutphen

Coverbeeld Aterlier Peter Zumthor & Partner

Basisontwerp en Art Direction Solar Initiative, Amsterdam

Advertenties Martijn Postmus, Guido Mensink tel 035 69 20 874 sales@architectenweb.nl

A

Architectuur

14-17 Korte berichten 18-23 Dans- en Muziekcentrum 24-25 Facetten 26-29 Casa 400 Van den Oever, Zaaijer & Partners 30-35 Natuuractiviteitencentrum Oostvaardersland Olaf Gipser Architects

PM

Product en Materiaal

40-45 Korte berichten 46-49 Glas 50-51 Branchevreemd 52-57 Additive Manufacturing

CM

Cultuur en Maatschappij

62-65 Korte berichten


7 — AWM 36

74—79 Martin Knuijt De producerende stad

110—115 Parkeergarage Blok 11 Mei

66-71 De Meelfabriek Atelier Peter Zumthor & Partner

84-85 De St@art RAU

72-73 MoMA PS1 Paviljoen SO-IL

86-89 C2C in de praktijk

I

Interview

74-79 Martin Knuijt

D

Duurzaamheid

80-83 Korte berichten

90-91 Wuhan Energy Flower Soeters van Eldonk/Grontmij

EP

Economie en Praktijk

96-97 Ontwikkelstijl Rapid Prototyping

T

Techniek

102-103 Korte berichten 104-107 Ring Pass Octatube

Korte berichten

108-109 Entreegebouw Admirant Massimiliano Fuksas

94-95 Auteursrecht van de architectwerknemer

110-115 Parkeergarage Blok 11 Mei Architecten en stedenbouwers


&/ %+, % % % &*$ # % ,. &,..&% % % $ + % "% '&& % ) ! ) % 0

,) )$ ) &,. &*$ # % &*$ # %

) &%+. )' - % ! '' # & " # - % % & # *+ % ) + + % &,.+ ,) )$ ) &,. - )* .&% % % % &/ %+, % % % . !" &- % ! &*$ # % &- % * % +, %*+ # !" . !" $ + - # & ! * . + ) % )& % % (, -&)$ - % * + % "% '&& % ) ! ) % )+ + ! ) % )+ -& # "&$+ -&&) # +&+ , + % % &,.*+ !# &)&% %+ "&/ !% % ' ** % ' ) + % + %&*+ # * - # # - % , / % $ + &%" ))& "*+ % % % " ) $ * "' %% % ,,)/ $ "&/ !% % - ## % & % *$ " ! .&% )* *+ + &$ &)+ % , +*+) # % .&) + &&" 1 %" &' % ) - ) ), " *' ) ... * , & %#

! '' # & " # - % % & #*+ % ) + + % % #& &% % *+ + % % &* ) ** %* % #



Onzichtbare draairamen?

2 Recyclebaar en onderhoudsvrij 2 Eenvoudig schoon te houden 2 Voldoen aan de geldende eisen op het gebied van inbraakwering en veiligheid 2 Mechanische weerstand tot 7x groter dan standaard floatglas

BUVA ISO-PLUS 4000 Hardglas BUVA introduceert met de serie ISO-PLUS 4000 een nieuwe generatie naar binnendraaiende hardglas ramen. Ramen die kunnen draaien, maar waarvan de bevestiging van het beslag van buitenaf onzichtbaar is. Het raambeslag wordt aan de binnenzijde verwerkt in een glasvezel versterkt kunststof frame. Het resultaat is een aan de buitenzijde volledig vlak raam met een rondgaande screen van 43 mm. De BUVA ISO-PLUS 4000 hardglas ramen kunnen worden voorzien van ‘oppervlakte vullende prints’ met keramische lakken zoals foto’s, tekeningen, rasters, figuren, logo’s, cijfers en

Bremen 5

letters. In combinatie met vast glas bieden wij de mogelijkheid om glazen geveldelen

2993 LJ Barendrecht

volledig te voorzien van prints. Dit geeft naast vrijheid in creativiteit ook de mogelijkheid om een afbeelding over meerdere glasvlakken of zelfs over een gebouw te verdelen,

Telefoon: 0180 69 75 00

wat voor een compleet eigen en unieke uitstraling zorgt.

Email: info@buva.nl

Kijk voor meer informatie op www.buva.nl

Duurzaam & Doordacht.


Kochlias; Zitten in barokke stijl. Verkrijgbaar in een rechte opstelling en in een bijzondere halfronde uitvoering. Toepasselijke kleurvarianten mogelijk.

Urbis; Strakke vormgeving gecombineerd met nostalgische details. Ook verkrijgbaar zonder rugleuning.

Intra; Comfortabele zitbank met een robuuste uitstraling. Verkrijgbaar in drie lengtes, enkelzijdig, dubbelzijdig en met een rechte of schuine achterzijde.

Wel modern, maar a toch met een vleugje van vroeger Met modern strak design is natuurlijk niets mis. Maar soms, in een historische omgeving, bij oude gebouwen, past het toch minder. Dan grijpen we liever terug naar de tijd van toen. In dat geval helpt Falco u ook graag verder, want Falco biedt een hele serie parkmeubilair met een meer klassieke vormgeving. De bekende Valentino bijvoorbeeld: een regelrechte klassieker met houten lijsten VALENTINO

en gietijzeren voeten.


EeStairs.com: gelikte trappen


DIAMOND BOARDS ARE FOREVER

Diamond Board gipskartonplaten van Knauf. Op alle vlakken superieur.

Knauf Diamond Board

Stootvast & sterk

Brandwerend

Bestand tegen vocht

Optimaal verwerkbaar

Geluidsisolerend

www.diamondboard.nl


14 — AWM 36

A

Architectuur

HONG KONG

Wegenketting Esthetiek en inventiviteit ontmoeten elkaar in de brug die NL Architects voor Hong Kong heeft ontworpen. Wegen rijgen eilanden als een ketting aaneen, rechts- en linksrijders wisselen – om elkaar heen draaiend – van baan. De Pearl River Necklace is de inzending van NL Architects in de internationale prijsvraag voor de verbinding van Hong Kong met het Chinese vasteland. In het ontwerp vormde vooral het wisselen van wegen een uitdaging. Het verkeer in Hong Kong rijdt namelijk links, het Chinese verkeer rechts. Om de verschillende rijstijlen veilig samen te laten gaan, heeft NL Architects de zogenaamde ‘flipper’ bedacht. Door de wegen boven en langs elkaar heen te laten draaien wordt het verkeer in veilige banen (om)geleid. De door NL Architects ontworpen brug omschrijft de architect zelf als een ‘archipel van kunstmatige eilanden’. De

van en naar elkaar toe buigende wegen verbinden kleine eilandjes en creëren zo de kettingvorm waar de brug haar naam aan ontleent. Busstations, kantoren, parken, winkels, opslagruimtes et cetera: er zijn verschillende mogelijkheden voor de programma’s die op deze kunstmatige eilanden een plek zouden kunnen krijgen.

Niet alleen het rijden op de Pearl River Necklace zou een spectaculaire ervaring zijn, ook vanuit de lucht biedt de brug een spannend beeld. Om de autobestuurders hiervan een glimp mee te geven, is de weg direct voor de ingang van de tunnel iets opgetild. De wegenketting is zo te bewonderen voor er zelf over gereden kan worden. Voorpret. (LAvK)


A

Architectuur Korte berichten

15 — AWM 36

FREDERIKSBERG

Collage Met het ontwerp voor het House of Culture and Movement introduceert MVRDV een nieuwe gebouwtypologie. In het Deense gezondheids- en cultuurcentrum zijn de verschillende programmaonderdelen in losse volumes naast en bovenop elkaar geplaatst. Het ontwerp voor het House of Culture and Movement maakte MVRDV samen met het Deense bureau ADEPT. Doel van het gebouw is om inwoners van Frederiksberg, een stad ten westen van Kopenhagen, aan te zetten tot een actieve en gezonde levensstijl. Flexibiliteit, diversiteit en cultuur zijn de belangrijkste peilers van het multifunctionele gebouw. Het gebouw is een glazen doos waarin zes volumes met verschillende vorm, kleur en programma naast en op elkaar zijn gepositioneerd. De ruimte tussen de gebouwdelen is een ‘speelruimte’ die voor verschillende activiteiten ingezet kan worden. Om meerdere leeftijdscategorieën aan te spreken is er een breed scala aan activiteiten gepland, ingedeeld volgens de thema’s gezondheid, cultuur, recreatie en onderwijs. De thema’s komen terug in de vorm van een buurtcentrum, tentoonstellingshal, theater, studie-

centrum, fitnesscentrum, speeltuin en kantoren. Het theater zelf is ook flexibel: het kan worden gebruikt in verschillende toneel- en zaalopstellingen en kan worden getransformeerd tot een openluchttheater. Daartoe kan de glazen façade gedeeltelijk worden geopend, waardoor het publiek een theatervoorstelling vanuit de tuin kan volgen. De 4.500 m2 grote openbare tuin is in samenwerking met Bureau SLA ontworpen en is net zo multifunctioneel en flexibel als het gebouw. Met een

theater, gezondheid-, activiteiten-, en een stiltezone wordt het programma van het gebouw in de tuin doorgezet. (LAvK)


16 — AWM 36

BOEK

Tropical Modernity Een van de belangrijkste architecten in Nederlands-Indië in het interbellum was C.P. Wolff Schoemaker. Het promotieonderzoek van Jan van Dulleman naar deze architect is nu bij SUN in boekvorm verschenen. De architectuurproductie in NederlandsIndië is in de kunstgeschiedenis altijd relatief onderbelicht gebleven. Met zijn onderzoek naar het werk van C.P. Wolff Schoemaker laat architectuurhistoricus Jan van Dulleman niet zien dat dit onterecht is. Tussen de vele gebouwen die Schoemaker in Art Deco stijl ontwierp,

AMSTERDAM

Crematorion Afscheid nemen van een overledene moet een spirituele beleving worden in het Crematorion van GROUP A in Amsterdam. Het Crematorion wordt gerealiseerd op de historische begraafplaats Zorgvlied van de gemeente Amstelveen in Amsterdam, aangelegd naar ontwerp van landschapsarchitect J.D. Zocher jr. en zijn zoon L.P. Zocher. Zij werkten in de stijl van de Engelse landschapstuin, waarbij zoveel mogelijk de vrije natuur werd nagebootst. De natuur was voor GROUP A aanleiding om het efficiënte, kille en zakelijke imago dat een crematorium vaak draagt, hier los te laten. Cremeren moet meer het karakter van een begrafenis krijgen: in de buitenlucht, met een rouwstoet en in een persoonlijke atmosfeer. Het nieuwe gebouw is aan de rand van de begraafplaats gepositioneerd. Bij de plechtigheid staan genodigden buiten onder een luifel, de ingang van de oven is direct met de buitenlucht verbonden. Daardoor is het mogelijk dat alle genodigden aanwezig zijn bij de invoer van de overledene. Doordat

springt alleen het ontwerp voor Villa Isola (1933) eruit. De villa – een monumentale compositie van cilindrische volumes – stijgt met zijn architectuur boven de Art Deco uit en is door de architect slim aangepast aan het tropische klimaat. Eigenlijk interessanter dan de individuele ontwerpen die Schoemaker maakte, is de ontwikkeling van zijn werk in de tijd. Centraal hierin staat de zoektocht naar een moderne architectuur die in dialoog treedt met de lokale cultuur en het lokale klimaat. Schoemaker maakte uitstapjes naar het classicisme, nam het traditionele Indonesische dak op in zijn ontwerpen en experimenteerde met het motief van de getrapte stupa tempel die hij in Brits Indië was tegengekomen. De worsteling van Schoemaker brengt Dulleman goed in beeld. Dat Schoemaker tot een Tropical Modernity komt, zoals de titel van het boek suggereert, lijkt uiteindelijk echter wat te sterk gesteld. (MvR)

Jan van Dullemen – SUN Architecture – 2010 – Hardcover – 272 pagina’s – 24 x 29 cm – ISBN 9789085068792 – € 42,50 – Engels

in het vrijstaande gebouw enkel de crematieoven en de verwerkingsruimte zijn gehuisvest, gaat alle aandacht uit naar de daadwerkelijke verbranding, en in het bijzonder naar de spirituele gedachten en beleving die daarmee gepaard gaan. Het gebouw heeft een huid van lichtdoorlatend tentdoek. Doordat de kap in verschillende kleuren aangelicht kan worden, is het mogelijk de sfeer van het Crematorion af te stemmen op de wensen van de nabestaanden. Zonlicht valt via een opening in de kap en een wand met glasmozaïek het interieur bin-

nen. Tussen de kap en de aarde is een natuurstenen plint gedacht. De kist wordt in een stoet naar het Crematorion gebracht, waar de nabestaanden de kist zelf in de oven kunnen zetten of deze kunnen achterlaten in het voorhof. Ook over de route is nagedacht: overledene en nabestaanden lopen via de entree van de begraafplaats naar de aula en van daar naar het Crematorion. Doordat de ingang een meter hoger ligt dan het omliggende terrein, heeft het laatste deel van de route een opwaartse lijn gekregen. (LAvK)


Architectuur Korte berichten

A

17 — AWM 36

LEERDAM 1 2 3

depotbrug expositieruimte kantoor

Loopbruggen

2

2

1 3

Opmerkelijk: de nieuwbouw van het Nationaal Glasmuseum in Leerdam door bureau SLA heeft de vorm van vier luchtbruggen, die twee oude villa’s met elkaar verbinden. Dat de plaats Leerdam niet slechts met kaas, maar ook met glas wordt geassocieerd, is te danken aan Petrus Marinus Cochius (1874-1938). Door onder meer K.P.C. de Bazel, H.P. Berlage en Frank Lloyd Wright ontwerpen te laten leveren, verwierf de Glasfabriek Leerdam onder het bewind van Cochius een internationale reputatie. In 1953 werd in het voormalige woonhuis van de dan inmiddels ouddirecteur een klein museum geopend. In 2007 werd het naburige pand – ook een vrijstaande villa – aangekocht, met het oog op een uitbreiding van het museum. Maar hoe maak je een museum van twee vrijstaande villa’s? Bureau SLA bedacht een creatieve oplossing. Vier loopbruggen – ze doen denken aan vliegtuigslurven en de bruggen in de Van Nelle-fabriek – verbinden de verdiepingen van de twee villa’s. Deze oplossing heeft verschillende voordelen: er ontstaat een heldere routing en de toegankelijkheid voor rolstoelgebruikers wordt verhoogd. Bovendien is de hoeveelheid tentoonstellingsruimte in een klap verviervoudigd, waardoor het museum zich nu in de uitzonderlijke positie bevindt dat het haar hele collectie permanent tentoon kan stellen. De gevels van de bruggen zijn bekleed met platen polycarbonaat. De stalen constructie is er in een waas doorheen te zien. Binnen is het zonlicht door de doorschijnende platen getemperd: ideaal voor het tonen van glaskunst. De vitrines in de lange gangzalen zijn van de hand van sloophoutmeubelmaker Piet Hein Eek. (RG)


18 — AWM 36

Dans- en Muziekcentrum Het probleem van het grote Aan het Spuiplein wil de gemeente Den Haag een nieuw Dans- en Muziekcentrum bouwen. Zestien architectenbureaus bogen zich over de vraag hoe het zeer uitgebreide en diverse programma vertaald zou kunnen worden in een uitnodigend gebouw. Tekst Michiel van Raaij Met het oog op een mogelijke kandidaatstelling voor de titel Europese Culturele Hoofdstad 2018 besloot de gemeente Den Haag vorig jaar OMA een visie te laten ontwikkelen voor het culturele hart van

de stad: het Spuiplein. Onderdeel van de opdracht was om op stedenbouwkundig niveau te kijken hoe een nieuwbouw van het Dans- en Muziekcentrum, nu inclusief conservatorium, eruit zou kunnen zien. Van de twee varianten die OMA halverwege 2009 voorstelde – een balkvormig volume of een toren – koos de gemeente Den Haag eind 2009 voor de eerste variant, al werd een hoogteaccent aan de Scheldoekshaven toegestaan. Voor de invulling van dit volume schreef de gemeente een openbare aanbesteding uit. Uit de 54 aanmeldingen koos de gemeente twintig architectenbureaus (of combinaties van architectenbureaus) die zij begin 2010 vroeg een visie voor het Dansen Muziekcentrum te ontwikkelen. Nadat vier bureaus zich alsnog terugtrokken, kon de gemeente op 20 april 2010 uiteindelijk

zestien ontwerpen presenteren. In dit artikel zal geprobeerd worden een aantal van deze ontwerpen te duiden.

DE OPGAVE Het Dans- en Muziekcentrum, zoals het gebouw vooralsnog heet, moet een gezamenlijke huisvesting vormen voor het Residentie Orkest, het Nederlands Danstheater en het Koninklijk Conservatorium. De bedoeling is dat met de samenvoeging de artistieke prestaties van de verschillende instellingen door onderlinge synergie sterk worden verbeterd. De nieuwbouw komt op de plek van de Anton Philipszaal en het Lucent Danstheater, nu al de huisvesting van respectievelijk het Residentie Orkest en het Nederlands Danstheater. Het con-


A

Architectuur Dans- en Muziekcentrum

19 — AWM 36

OMA en ABT introduceren in hun ontwerp een verhoogd plein, waar studenten en professionele artiesten elkaar kunnen ontmoeten, maar waar ook evenementen georganiseerd kunnen worden

servatorium is momenteel gehuisvest aan de Utrechtse Baan. Simpel gezegd moet op een kavel waar nu twee gebouwen staan het programma van drie gebouwen gerealiseerd worden. De gebruiksoppervlakte van de verschillende instellingen zelf neemt niet significant toe: maar met zo’n vier procent. De zaal van het Residentie Orkest wordt in de nieuwbouw zelfs wat kleiner. Met een totale bruto vloeroppervlakte van 45.000 m2 gaat het uiteindelijk echter wel om een relatief groot programma in verhouding tot de kavel. Op de veengrond aan het Spuiplein betekent dit: de hoogte in. Een van de thema’s in de prijsvraag voor het Dans- en Muziekcentrum is dan ook hoe de stapeling van het programma georganiseerd wordt. In het programma van het gebouw

nemen de vier zalen voor uitvoeringen een prominente plek in. Het gaat om een concertzaal met 1500 stoelen, een danstheaterzaal met 1000 stoelen, een kleine concertzaal met 500-750 stoelen en een kleine danstheaterzaal met 350 stoelen. Door hun grote volume en de vereiste publieke toegankelijkheid verschillen de zalen sterk van het overige, veel kleinschaligere programma van het Dans- en Muziekcentrum, zoals dans- en muziekstudio’s, lesruimtes, kantoren, bedrijfskantine, expeditie, opslag en commerciële ruimtes. De spanning tussen de zalen en het overige programma vormt een tweede thema in de prijsvraag. Het derde thema dat uit de opgave naar voren treedt, is de verhouding van het Dans- en Muziekcentrum tot het Spuiplein. In zijn visie op het Spuiplein hamerde OMA op het belang de plinten te

activeren. De gemeente Den Haag voegt daar in haar startnotitie nog een element aan toe: een atrium. De nieuwbouw moet een zeer uitnodigende uitstraling krijgen. Als intermediair tussen het gebouw en het plein, zorgt een atrium daar volgens de gemeente voor. Hoewel de meeste van de zestien ingezonden ontwerpen (gelukkig) geen atrium bevatten, geeft de vraag van de gemeente wel aan dat ze de relatie met het Spuiplein belangrijk vindt. Dit lijkt zelfs het belangrijkste thema in de prijsvraag.

ONTWERPEN Ian Simpson en Jonkman Klinkhamer Een van de inzendingen die de gevraagde uitnodigende uitstraling zeer serieus neemt is het ontwerp van Ian Simpson


20 — AWM 36

Boven Roltrappen leiden gebruikers en bezoekers door het Dans- en Muziekcentrum dat Mecanoo heeft ontworpen Links Het atrium in het ontwerp van Ian Simpson en Jonkman Klinkhamer verbreedt zich uitnodigend richting het Spuiplein Rechts Architectuurstudio HH, Ibos Vitart en Rapp+Rapp hebben elk een eigen deel ontworpen van het Dans- en Muziekcentrum


A

en Jonkman Klinkhamer. De halftransparante schijf die dit team voorstelt, wordt verticaal doorsneden door een enorm atrium dat zich richting het maaiveld genereus verbreedt. De vier zalen zijn aan weerszijden van het atrium geplaatst, zodat die slim een dubbelfunctie vervult als foyer. Hoewel de abstracte gevel het ontwerp van Ian Simpson en Jonkman Klinkhamer wellicht minder aansprekend maakt voor het grote publiek, is het gebouw met zijn atrium zeer goed leesbaar en sluit het goed aan op het Spuiplein. De verticale foyer lijkt door zijn eenvoudige opzet bovendien ideaal om in rond te dwalen, ook een wens van de gemeente. Een pijnpunt is de hoogte van het atrium: die is twee keer zo hoog als het atrium van het naastgelegen stadhuis. De af te leggen afstanden zijn lang. Mecanoo In het ontwerp van Mecanoo zijn de af te leggen afstanden minstens zo lang. Het architectenbureau uit Delft kiest ervoor het gros van het programma onder te brengen in een toren. De plaatsing van deze toren een beetje zijdelings aan het Spuiplein, achter het Mercure hotel, lijkt op het eerste gezicht wat vreemd. Door de flinke bouwmassa terug te leggen, en afstand te nemen tot het stadhuis, krijgt het plein echter lucht en behoudt het zijn menselijke schaal. De grote concertzaal en het danstheater heeft Mecanoo volgens de wensen van de opdrachtgever in de plint van het gebouw geplaatst. Vanuit de plint lopen roltrappen omhoog de toren in. In de toren is het kleine programma vermengd met het grote programma. De tweede concertzaal, hoog in de toren, biedt met goed weer uitzicht op de zee, belooft Mecanoo. Interessant is dat Mecanoo ervoor kiest alle ruimtes, groot en klein, op dezelfde manier zichtbaar te maken in de gevel. Het gebouw heeft daarmee wel iets van schuim. Het optreden en oefenen hebben een gelijke plek gekregen. Zaha Hadid Architects Net als Mecanoo kiest ook Zaha Hadid Architects ervoor het grote en kleine programma door het gebouw heen te

Architectuur Dans- en Muziekcentrum

mixen. Waar Mecanoo er echter voor kiest de verschillen in ruimtes in de gevel te benadrukken, daar kiest Zaha Hadid Architects ervoor de verschillen met een uniform gestreepte gevel te verhullen. Waar de zalen zich in het gebouw bevinden is vanaf het Spuiplein niet te zien. Het compacte, doosvormige volume dat Zaha Hadid Architects heeft ontworpen is op de hoek met de Turfmarkt iets opgetild. Dat is de entree. Achter deze entree ligt de grote danstheaterzaal, erboven ligt de kleine danstheaterzaal. Hele-

— Mecanoo geeft het optreden en oefenen een gelijke plek maal boven in het gebouw ligt de grote concertzaal. Vanuit de entree leidt een complex gevormde vide er naartoe. Onderweg naar boven ontsluit de vide ook de andere onderdelen van het gebouw. In de golvende vormen van de vide vloeien de verschillende onderdelen samen. Architectuurstudio HH, Ibos Vitart en Rapp+Rapp Dat de gemeente Den Haag in haar startnotitie vraagt om één identiteit en één gebouw, is voor de combinatie van Architectuurstudio HH, Ibos Vitart en Rapp+Rapp geen belemmering om een complex voor te stellen dat uit drie torens bestaat. Elke toren bevat een onderdeel uit het programma – ‘Muziek’, ‘Dans’ en ‘Conservatorium’ – en is ontworpen door een andere architect; respectievelijk Architectuurstudio HH, Ibos Vitart en Rapp+Rapp. De drie torens worden onderling verbonden door een stelsel van foyers. De begane grond is letterlijk open gehouden, zodat het plein onder het gebouw doorloopt. Stedenbouwkundig gezien sluit het complex van torens goed aan bij de hoogbouw rond Den Haag Centraal. De stelling van de architectencombinatie dat het opknippen van de gebouwmassa de

21 — AWM 36

menselijke schaal waarborgt, lijkt echter niet op te gaan. Door de luchtige compositie van de drie torens moet het toch uitgebreide programma 25 verdiepingen hoog worden opgestapeld. Kan een foyer op de zestiende verdieping zich nog verhouden tot het maaiveld? RAU en Powerhouse Company In tegenstelling tot Mecanoo en Zaha Hadid Architects kiezen RAU en Powerhouse Company ervoor het verschil tussen het grote en kleine programma te benadrukken. In het ontwerp contrasteren de in hout gematerialiseerde, ronde vormen van de zalen sterk met de wit gekleurde, orthogonale architectuur van het kleine programma. Het grote programma wordt als het ware ingekaderd door het kleine programma. Op stedenbouwkundig niveau sluit het witte, orthogonale kader aan bij de architectuur van het stadhuis van Richard Meier en het Mercure hotel van Carel Weeber. Met de ronde, houten zalen willen RAU en Powerhouse Company een antwoord bieden op de Nieuwe Kerk. De zalen zijn zo gestapeld dat ze in het midden een vide vrijlaten op de as van de kerk. Ook stellen de architecten voor het park rond de kerk door te trekken over het Spuiplein. Van het plein zelf hebben de architecten ook een theater willen maken door de foyers als theaterbalkons erop uit te laten kijken. Neutelings Riedijk Architecten De groepering van het grote en kleine programma in het ontwerp van RAU is ook te zien in het ontwerp van Neutelings Riedijk Architecten. De onderwijs- en oefenruimtes heeft Neutelings Riedijk in twee parallelle schijven ondergebracht. In de ruimte tussen de schijven zijn de zalen tot een soort toren opgestapeld. Het volume van de zalen is zo groot dat een tonvormige dakopbouw nodig is om het programma kwijt te kunnen. Doordat de dakopbouw terugligt van de gevel, blijft de direct aan het Spuiplein grenzende bouwmassa beperkt in zijn hoogte. De gestapelde zalen van het Dans- en Muziekcentrum worden ontsloten door een gebouwhoge vide aan de kant van de Turfmarkt. Doordat de schijven met het


22 — AWM 36

kleine programma dwars op het plein staan, lijkt het gebouw zich uiteindelijk vooral op de Turfmarkt te richten. De gevels zijn in dit visieontwerp abstract gehouden. OMA en ABT Het ontwerp van OMA is een verhaal op zich. Het Rotterdamse bureau trekt zich niets aan van de door de gemeente Den Haag geformuleerde probleemstelling, maar pakt de opgave erachter op. Bestudering van de verschillende ingezonden plannen leert dat het grootste ‘probleem’ de schaal van het gebouw is. Het voor de kavel relatief grote programma in combinatie met de vraag om een atrium heeft alle inzendingen – op die van OMA na – ertoe gebracht de publiek toegankelijke zalen te stapelen. Deze stapeling staat echter op gespannen voet met de door de gemeente Den Haag gevraagde laagdrempeligheid van het complex. In alle gevallen levert die stapeling van de zalen enorme foyers op die zich over meerdere verdiepingen uitstrekken. Het zijn foyers waarin je kunt ronddwalen, geen foyers die overzicht bieden. In het ontwerp dat OMA met ABT heeft gemaakt wordt het schaalprobleem opgelost door de zalen simpelweg niet

te stapelen. Met passen en meten lukt het OMA om in de plint drie zalen naast elkaar te plaatsen. Aan de kant van de Turfmarkt, tegenover het stadhuis, heeft OMA de kleine theaterzaal gedacht. Aan de andere kant van het gebouw, op de plek van de huidige Danstheaterzaal, wil OMA ook de nieuwe zaal plaatsen.

— OMA pakt de opgave achter de probleemstelling op Tussen de theaterzalen in ligt de grote concertzaal. De kleine en grote theaterzaal liggen, onder meer vanuit logistieke reden, op het maaiveld. De concertzaal is iets opgetild, om eronder ruimte te maken voor een foyer. Een groot raam biedt een blik de concertzaal in. Voor de opgetilde, grote concertzaal nemen de bezoekers vanuit de grote foyer op de begane grond de roltrap naar een kleine foyer op de verdieping. Vanuit deze tweede foyer wordt ook de

kleine concertzaal ontsloten, die bovenop de Danstheaterzaal ligt. Doordat OMA de tweede foyer klein heeft gehouden, ontstaat echter een logische hiërarchie waarin het draait om de grote foyer op de begane grond. Vanuit die foyer zijn de drie grootste zalen allemaal zichtbaar. Van de kleine theaterzaal aan de Turfmarkt heeft OMA iets bijzonders gemaakt. Het architectenbureau zou deze zaal willen uitvoeren met een flexibele plattegrond en verwijderbare wanden. Hierdoor is deze zaal voor allerlei uitvoeringen te gebruiken en kan de zaal volledig geopend worden. OMA zorgt er zo slim voor dat het gebouw bij festivals of andere gelegenheden kan fungeren als verlengstuk van het Spuiplein. Waar een aantal andere ontwerpen in de prijsvraag voor het gewenste uitnodigende karakter zich noodgedwongen richten op representatie, heeft OMA de laagdrempeligheid in het functioneren van het gebouw zelf weten te leggen. Ten slotte het spanningsveld tussen het grote en het kleine programma. Dit heeft OMA opgelost door het programma als geheel in groepen onder te verdelen en deze groepen vervolgens een bouwdeel met een eigen architectuur toe te wijzen. Het architectenbureau introduceert een


A

Architectuur Dans- en Muziekcentrum

VERVOLG?

ontwerp verder uit te werken. Op basis van die ontwerpen zal de selectiecommissie aan het einde van dit jaar één architectenbureau voordragen aan het college van burgemeester en wethouders. Bij hun keuze heeft de selectiecommissie volgens eigen zeggen extra aandacht geschonken aan de inpassing van het gebouw in de stad en aan de relatie van het gebouw met het Spuiplein. Ook de peiling onder de bevolking van de stad is meegewogen. Omdat de selectiecommissie haar voorkeur voor de drie gekozen architectenbureaus verder niet motiveert, blijft het gissen waarom bijvoorbeeld OMA buiten de boot valt. Ook onduidelijk is of het Dans- en Muziekcentrum er wel komt. Een paar weken voor de bekendmaking van de drie geselecteerde bureaus lekte uit dat de nieuwe gemeenteraad in Den Haag geen geld reserveert voor de bouw van het Dans- en Muziekcentrum. Het gebouw is begroot op 240 miljoen euro.—

Op 22 juni maakte de gemeente Den Haag bekend dat de selectiecommissie de ontwerpen van Neutelings Riedijk Architecten, RAU en Zaha Hadid Architects heeft uitgekozen om mee verder te werken. De drie bureaus zijn gevraagd hun

Meer weten? Bekijk alle zestien inzendingen op www.denhaag.nl/cultuurforum-spui-1.htm

schaalniveau tussen die van de kamer/zaal en het gebouw als geheel. Ook op deze manier verkleint OMA de maat van het gebouw. Als klap op de vuurpijl introduceert het architectenbureau halverwege het gebouw ook nog een overdekt plein. In principe is dat verhoogde plein bedoeld als ontmoetingsplaats tussen de professionele muzikanten en de studenten, maar het leent zich net zo goed voor modeshows of muziekfestivals. Met zijn ontwerp laat OMA zien dat verdichting van de bestaande stad, zeker als het gaat om een programma met een publieke component, veel verder gaat dan het enkel stapelen van een programma. Omdat bestaande oplossingen bij dergelijke opgaven niet altijd voldoen, wordt veel inventiviteit gevraagd van de architect.

23 — AWM 36

Uiterst links Neutelings Riedijk Architecten stelde zichzelf tot doel een bescheiden bouwmassa te ontwerpen. De tonvormige dakopbouw bevat de concertzaal Links Het uitgebreide programma van het Dans- en Muziekcentrum hebben OMA en ABT gegroepeerd en in verschillende bouwdelen ondergebracht Midden In het ontwerp van RAU en Powerhouse Company vormt het kleine programma (de lesruimtes) een kader voor het grote programma (de zalen) Rechts De uniform gestreepte gevel die Zaha Hadid Architects voorstelt, verhult wat zich binnenin het gebouw afspeelt


24 — AWM 36

Facetten Na een periode van experimenten met ronde vormen – blobs – is de aandacht in de architectuur en het productontwerp verschoven naar gefacetteerde vormen.Vrije vormen zijn met facetten niet alleen eenvoudiger te realiseren, met facetten zijn ze ook preciezer te definiëren. 1

5

The Shell ‘Abstracte monsters die zich gedragen als kasten’, omschrijft Ambra Medda, directeur van Design Miami, het ontwerp dat Maarten Baas voor het evenement ontwierp. De kast heeft een gelaste stalen buitenzijde en een houten interieur. – Ontwerper Maarten Baas

Swarovski Paviljoen Voor de beursstand van Swarovski op Baselworld ontwierp Veech een constructie, geïnspireerd op het beeld van de geslepen diamant. De grootste vlakken zijn uitgevoerd in een transparant membraan dat van achteren wordt aangelicht. – Architect Veech Media Architecture

2

6

Traverse Media Park Voor de verbinding tussen treinstation Hilversum Noord en het Media Park schreef ProRail een prijsvraag uit. In de inzending van ONL wordt de overbrugging gerealiseerd met een kokervormige ruimte. De facetten vormen spiralende banden. – Architect ONL

The National Museum of Korean Contemporary History Het oude gebouw van het Ministerie van Cultuur, Sport en Toerisme in het centrum van Seoul wordt herbestemd tot museum. In het ontwerp van Gansam wordt het rechthoekige gebouw letterlijk en figuurlijk opengebroken door stelsel van vlakken. – Architect Gansam

3

7

Nokia 7900 Prism Geïnspireerd door de driehoekige vormen van onder ander de door Herzog & de Meuron ontworpen Prada Store in Tokio, ontwierp Nokia enkele jaren geleden een serie mobiele telefoons met scherpe lijnen en diamantvormige toetsen. – Ontwerp Nokia

4 Calypso Schuin tegenover Rotterdam Centraal verrijst een gemengd gebouw dat zo’n 400 appartementen bevat plus ruimte voor kantoren en winkels. Onderdeel van complex is de nieuwe Pauluskerk, die nu ‘de diamant’ wordt genoemd. – Architect William Alsop

Niels Bohr Science Park De gefacetteerde gevel van het onderwijs- en laboratoriumgebouw dat Christensen & Co voor de Universiteit van Kopenhagen heeft ontworpen vervormt niet alleen zijn omgeving, maar verhult ook de indeling van het gebouw zelf. – Architect Christensen & Co

8 Ara Pizza In een voorstad van Barcelona heeft Pablo Téllez een gefacetteerd interieur voor een fastfood restaurant ontworpen. Het effect van de facetten is gedramatiseerd door de toepassing van kleur. – Architect Pablo Téllez

1

2

3


Architectuur Facetten

A

4

25 — AWM 36

5

6

7

8


26 — AWM 36

Casa 400 Van oktober tot juli wonen studenten en hotelgasten in het nieuwe Casa 400 in Amsterdam naast elkaar. In de zomer fungeert het hele gebouw als hotel. Van den Oever, Zaaijer & Partners ontwierp een hybride gebouw dat inspeelt op de behoeften van beide gebruikersgroepen. Tekst Roel Griffioen FotograďŹ e Luuk Kramer


A

Architectuur Casa 400 Van den Oever, Zaaijer & Partners

27 — AWM 36

De zakelijke gevels kennen een subtiele variatie in het ritme van de aluminium lijsten

‘s Zomers een hotel, in de overige seizoenen een kolossaal studentenhuis: de formule van Casa 400 bestaat al sinds 1962. De wederopbouwperiode werd getekend door een enorme kamernood – zozeer dat De Volkskrant de jacht op woonruimte onder studenten beschreef als ‘Zoeken in de woestijn, welhaast.’ De oplossing werd in Denemarken gevonden: studentenhuizen die in de zomer aan toeristen verhuurd werden. ‘Het ei van Columbus,’ dachten de leiders van studentenorganisaties in Amsterdam verheugd. Het oude gebouw is inmiddels versleten en wordt gesloopt, maar de formule heeft aan kracht weinig ingeboet. Op een steenworp afstand van zijn voorganger is de afgelopen jaren het nieuwe Casa 400 verrezen: een indrukwekkend complex van 22.000 vierkante meter

vloeroppervlakte, met 520 slaapkamers, dertien vergaderzalen, een restaurant, een bar, een ondergrondse parkeergarage, een grote studentenlounge, gemeenschappelijke keukens, et cetera: allemaal verenigd in dezelfde enveloppe.

ORGANISATIE Een recept dat zich heeft bewezen, dat Casa 400. Toch is niet alles bij het oude gebleven. “In de oude situatie was het gebouw acht maanden per jaar puur bedoeld voor studentenhuisvesting,” vertelt Marianne van Meurs, oud-directeur en degene die namens Casa 400 het nieuwbouwproject begeleid heeft. “Nu blijft een gedeelte van het gebouw het jaar rond hotel en congrescentrum.” Naast de 370 ‘wisselkamers’ zijn er 150 kamers die

permanent door het hotel worden gebruikt. Deze koersverandering heeft ingrijpende gevolgen voor de organisatie van het gebouw. Omdat de studenten en de gasten tegelijk in hetzelfde gebouw moeten leven en bewegen, ontstaat er een logistieke knoop. “We moesten rekening houden met drie stromen,” vertelt Lies Vosmer van architectenbureau Oever, Zaaijer & Partners: “De studentenstroom, de stroom congres- en hotelbezoekers en de personeel- en goederenstroom.” Een heel gepuzzel, temeer omdat de speelruimte beperkt was. “Heel veel vierkante meters op een kleine footprint, dat was een extra uitdaging.” In concept bestaat het gebouw uit drie afzonderlijke plattegronden, die in elkaar geschoven zijn. Het gebouw heeft ook drie entrees. De meest prominente entree,


28 — AWM 36

vanzelfsprekend voor de gasten, bevindt zich in de lange gevel aan de Eerste Ringdijkstraat. De studenten hebben een entree in een zijstraat. Nog een hoek om, daar bevindt zich de dienstingang. Op een paar plekken ‘ontmoeten’ de drie werelden elkaar, zoals bij de washokken: het hok van de studenten ligt naast dat van het hotel. In een van de kantoren, die rondom de receptie geclusterd zijn, is een loket gecreëerd waar studenten zich met vragen en klachten kunnen melden.

MASKER De abstracte gevels geven weinig prijs van de puzzel die erachter schuil gaat en verwijzen evenmin naar de omgeving. “De bebouwing in de buurt is zo divers dat we het niet nodig vonden om de gevel direct

— De logistieke puzzel is aan de gevels niet af te lezen ergens naar te doen verwijzen,” zegt Vosmer. Drie verschillende puimaten zorgen voor drie verschillende ritmes in de gevel. Met de materiaalkeuze is getracht ondanks de herhaling een levend beeld te

creëren. Vosmer: “Dankzij het glas en de aluminium lijsten slaat het licht niet dood.” Van buiten wekt Casa 400 een tamelijk massieve indruk. Maar schijn bedriegt, blijkt in de lobby. De ruimte mondt uit in een schuine tuin die naar de eerste verdieping loopt. Om te zorgen dat er voldoende licht het gebouw binnenkomt – niet alleen in de lobby, maar ook in de hotelkamers op de verdiepingen – heeft de bovenbouw een andere plattegrond dan de onderbouw. Vanaf de negende verdieping heeft Casa 400 niet langer een F-vormige plattegrond gekregen, waardoor er een open ruimte in het hart ontstaat. Die is noodzakelijk voor de lichttoetreding – niet alleen in de lobby, maar ook in de hotelkamers op de verdiepingen. Aan echte buitenruimte schort het helaas in Casa 400. Daar was simpelweg geen plaats voor. De binnentuin is niet toegankelijk, balkons zijn er niet en in de kamers zijn het niet de ramen zelf die opengaan, maar de smalle sleuven ertussen. Bij het restaurant wordt wel een royaal gebaar naar buiten gemaakt. Onder een indrukwekkende overstek ligt een intiem terras, waarin trapsgewijs het hoogteverschil met de Ringdijk wordt overbrugd. Langs de binnentuin voert een luie trap naar het congrescentrum op de eerste verdieping. De congreszalen en de ondersteunende vertrekken liggen aan een foyer, die rondom de binnentuin en een vide met uitzicht op de lobby loopt. De

vier zalen met ieder een capaciteit van 80 zitplaatsen zijn aaneenschakelbaar, waardoor de capaciteit is op te voeren tot 425. Wat nu een grote ontbijtruimte is, met lange rijen tafels en stoelen, kan in de winter transformeren tot een extra koppel congreszalen van ieder 80 zitplaatsen. Ten slotte heeft het centrum ook nog zeven kleine zalen, voor vergaderingen.

STUDENTENKAMER Een andere ontwerpuitdaging was om kamers te creëren die bij beide gebruikerspopulaties in de smaak zouden vallen. “Het moest leuk worden voor de hotelgast, maar ook voor de student,” zegt Vosmer. “En de student is toch een heel ander kaliber mens.” Onder de ramen loopt over de gehele lengte van de kamer een bureau. Opmerkelijk groot, zeker voor in een hotelkamer. Het bureau steunt op de kozijnen van de vensters van de verdieping eronder. Op deze manier fungeren de kozijnen tegelijk als doorvalbeveiliging. In een paar opzichten verschillen de seizoenshotelkamers van de permanente hotelkamers. Zo is er iets meer kastruimte beschikbaar en hebben de seizoenskamers geen tweepersoonsbed maar een ‘lits jumeaux’, bedden waarvan de ene helft onder de andere geschoven kan worden. Het meubilair in de kamer blijft staan. Daardoor is geen extra berging nodig: dat scheelt weer ruimte.—

De foyer van het congrescentrum op de eerste verdieping van Casa 400 kijkt uit op de schuin oplopende binnentuin centraal in het gebouw


A

29 — AWM 36 Casa 400 Van den Oever, Zaaijer & Partners

1

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22

2

studentenkamers/hotelkamers permanente hotelkamers receptie/garderobe foyer kleine congreszaal grote congreszaal pantry onbijtzaal/congreszaal bar oplopende tuin receptie hotellobby kantoren mensa kookateliers kantine kleedkamer huishoudelijke dienst koken restaurant terras in/uitrit parkeergarage

2e verdieping

6

5

5

7 4

8 10

3

5 4

9

1e verdieping

15

22

16

17 18

14

19

13 12 13 13

Begane grond

20 11

21

Opdrachtgever gebouw BPF Bouwinvest, Amsterdam Architect van den Oever, Zaaijer & Partners architecten, Amsterdam Opdrachtgever interieur Hotel Casa 400 Amsterdam Interieurarchitect van den Oever, Zaaijer & Partners architecten, Amsterdam Tuinarchitect Van Empelen van Aalderen Partners, Heemstede Hoofdaannemer Dura Vermeer Bouw, Amsterdam Adviseur draagconstructie ABT, Delft Adviseur installaties Intechno Ingenieursburo, Rotterdam Realisatie April 2010


30 — AWM 36


A

Architectuur Natuuractiviteitencentrum Oostvaardersland Olaf Gipser Architects

31 — AWM 36

Onder water De kunstmatige wildernis van de Oostvaardersplassen in Almere inspireerde architect Olaf Gipser om een bezoekerscentrum voor het gebied te ontwerpen dat zoveel mogelijk verweven is met het landschap. Een waterdak laat zien hoe hoog de toenmalige Zuiderzee voor de inpoldering van Flevoland stond. Tekst Michiel van Raaij Beeld Olaf Gipser Architects


32 — AWM 36

“Maakt het waterdak onderdeel uit van het landschap of is het onderdeel van het gebouw? Die ambivalentie bevalt me”, zegt architect Olaf Gipser over het bezoekerscentrum voor de Oostvaardersplassen in Almere, dat hij samen met Vista landscape + urban design en Arup Nederland heeft ontworpen. Het waterdak weerspiegelt het weer, de Hollandse luchten. Bekeken vanaf de dijk rijmt het waterdak met de vele andere watervlakken in het landschap. Het lage gebouw is ook letterlijk verbonden met het omringende landschap. Vier landschappelijke stroken aan weerszijden van het gebouw lopen, afwisselend links en rechts, via patio’s een stuk het gebouw binnen. De vier landschappelijke stroken vertegenwoordigen vier fasen in de landschapsontwikkeling van de Oostvaardersplassen – van moeras tot bos. De doorslaggevende factor in de ontwikkeling van het landschap is het waterniveau. Het plan is om per landschappelijke strook het waterniveau door de jaren heen langzaam te laten oplopen. De

— “Bij elk bezoek is het landschap anders” landschappelijke stroken zijn zo in permanente beweging. Na zo’n twintig jaar is de cyclus van bos tot moeras doorlopen en kan een nieuwe cyclus gestart worden. Gipser: “Bij elk bezoek aan het centrum is het landschap anders.” Het waterdak ligt op het niveau van het water buitendijks. “De grond onder het waterdak, dat is de bodem van de voormalige Zuiderzee”, zegt Gipser. Het verhaal van de inpoldering van Flevoland wordt zo door de architectuur van het bezoekerscentrum zelf verteld. Het gebouw is op die manier onderdeel van de tentoonstelling over het polderlandschap binnen. Volgens ecoloog en landschapsarchitect Klaas Jan Wardenaar van Vista zijn

de Oostvaardersplassen niet alleen een voorbeeld van een rijk natuurlandschap, maar vormden ze ook de eerste plek in Nederland waar geëxperimenteerd werd met ‘kunstmatige wildernis’. De Oostvaardersplassen waren een laboratorium waar het waterniveau – op basis van voortschrijdend inzicht – door de decennia heen steeds is aangepast. Hier ontstond het besef dat natuur maakbaar is. Dit proces van ‘natuurontwikkeling’ heeft het denken over natuurbescherming sterk veranderd. In dit licht moet ook de discussie gezien worden over het wel of niet bijvoeren van de dieren in het gebied in de winter.

UITZICHT Met het waterdak en de patio’s is het bezoekerscentrum voor de Oostvaardersplassen sterk verweven met het horizontale vlak. “Tegenover de spoordijk en de dijk met de snelweg had ik een teken nodig”, analyseert Gipser. Om zijn aanwezigheid kenbaar te maken had het gebouw een verticaal element nodig. Gipser heeft hiervoor een 22 meter hoog uitzichtplatform voorgesteld. In de opgave voor het bezoekerscentrum was daar niet om gevraagd. Het uitzichtplatform speelt een sleutelrol in de manier waarop het gebouw zich tot het omringende polderlandschap verhoudt. Na een bezoek aan het centrum, dat zich richt op de bodem en de natuur die daaruit voortkomt, zorgt het uitzichtplatform voor de sensatie van de lucht. Ook kan hier de weidsheid van het landschap ervaren worden. Door het overzicht dat het uitzichtplatform biedt, is het een ideaal start- of eindpunt voor wandelingen door het omliggende landschap. Het uitzichtplatform is gedacht als een stalen netwerk van trappen binnen een kader van hout, dat het platform visueel met de houten laagbouw verbindt. De technische uitstraling van het uitzichtplatform verwijst naar de machines die nodig zijn om de polder droog te houden. Aan de constructie worden fotovoltaïsche cellen gehangen. Deze moeten in een deel van de energielast van het gebouw voorzien.

Boven Het waterdak van het bezoekerscentrum markeert het niveau van het water buitendijks Rechts Op de as van het gebouw komt een tentoonstelling over de Oostvaardersplassen


A

Architectuur Natuuractiviteitencentrum Oostvaardersland Olaf Gipser Architects

33 — AWM 36


34 — AWM 36

Aan weerszijden van het gebouw tonen ‘landschapsvitrines’ de verschillende stadia in de ontwikkeling van het landschap

POORT Voordat de bezoekers het uitzichtplatform bereiken, hebben ze in het bezoekerscentrum de gelegenheid een tentoonstelling over de Oostvaardersplassen te bekijken. De tentoonstelling ligt op de as in de lengterichting van de rechthoekige plattegrond. De as start aan de voet van de trap die het gebouw vanaf de dijk ontsluit en door het waterdak heen steekt. Links en rechts van de as met de tentoonstelling liggen andere publieksfuncties en het meer besloten programma. Het progamma wordt ingekaderd door de patio’s, ‘landschapsvitrines’ zoals Gipser ze noemt. Vanaf de entree van het gebouw gezien ligt links eerst de winkel en dan het café/restaurant. Rechts ligt eerst een vergaderzaal en dan een cursusruimte. Achter deze ruimtes ligt aan de gevel eerst kantoorruimte en dan educatieruimte. De vergaderzaal en cursusruimte zijn gesloten volumes met een dubbele wand waarin zowel bergruimtes als vitrines voor de tentoonstelling zijn opgenomen. De winkel en het restaurant kijken, net als de kantoor- en educatieruimte, via grote glazen puien uit over het landschap. Het gebouw als geheel is volgens de filosofie van de opdrachtgever, Staatsbosbeheer, opgevat als een poort tussen de wereld en de natuur. Vanaf de dijk, waaraan straks geparkeerd kan worden, bereiken de bezoekers via het nieuwe gebouw de natuur. Het gebouw staat niet vrij in

de beschermde natuur, maar vormt de educatieve poort er naartoe. “Een muur naar de natuur”, parafraseert Gipser de opdracht. De verwachting is dat bezoekerscentrum bij evenementen intensief gebruikt zal worden. Om deze pieken in het gebruik op te kunnen vangen heeft Gipser de plattegrond zo flexibel mogelijk willen maken. Zowel de winkel als het restaurant kan eenvoudig vergroot worden ten koste

— Een poort tussen de wereld en de natuur van de algemene ruimte in de as van het gebouw. De cursusruimte kan indien nodig samengevoegd worden met de educatieruimte. De vergaderzaal kan gekoppeld worden aan het entreeportaal. In dat laatste scenario kunnen de bezoekers het gebouw via een tweede entree betreden. Om het energiegebruik van het gebouw te beperken is de plattegrond op advies van Peter Mensinga van Arup Nederland in twee klimaatzones verdeeld. De verblijfsruimtes worden actief verwarmd, de circulatieruimte in de as van het gebouw wordt alleen passief verwarmd.

HOUT Terwijl het waterdak buiten een gladde spiegel vormt, is de ruimte onder het dak tektonisch: hier domineert de houten draagconstructie. Het verschil tussen binnen en buiten fascineert Gipser. De combinatie van een houten constructie en de toch flinke hoeveelheid water erbovenop is spannend. Normaal gesproken worden in de bouw houten elementen ver van water gehouden. Volgens Gipser levert de constructie echter geen problemen op. Dat voor de draagconstructie hout (lariks) is gekozen motiveert de architect in eerste plaats vanuit het oogpunt van duurzaamheid. Hout is een hernieuwbare grondstof. Het materiaal past ook bij Staatsbosbeheer, vindt Gipser, aangezien zij het materiaal zelf produceert. Omdat het water op het dak maar tien centimeter diep is, hoeven de liggers niet meer dan negentig centimeter hoog te zijn. De houten kolommen zijn in het ontwerp zo slank mogelijk gehouden. Het interieur vormt een bijna ononderbroken panorama. De houten draagconstructie moet nog verder uitgewerkt worden, benadrukt Gipser. Na het winnen van de tweede ronde in de prijsvraag, waar vijf van de oorspronkelijke 107 inzenders voor waren uitgenodigd, is het wachten nu op de definitieve gunning van de opdracht. De bouw moet over een jaar van start gaan, in 2012 is de oplevering gepland.—


Architectuur Natuuractiviteitencentrum Oostvaardersland Olaf Gipser Architects

A

9

1

35 — AWM 36

10

2 3

6

7

12

8

13

1 9

11

5

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14

uitkijktoren technische ruimte ‘landschapsvitrine’ keuken restaurant mental dressing room wildernisschool presentatieruimte tentoonstellingsruimte informatiebalie winkel en huiskamer kantoor vogelaarsruimte entree

14 10

4

Opdrachtgever Staatsbosbeheer, Driebergen Architect Olaf Gipser Architects, Amsterdam Team Olaf Gipser, Simona Puglisi, Mohammed Al-Khalili Landschapsarchitect Vista landscape and urban design, Amsterdam Advies bouwfysica en constructie Arup Nederland, Amsterdam Advies tentoonstelling Rietbroek Oudijn Ontwerpers, Amsterdam


1SPKFDU %FTJHO -JHIUJOH #7

5

3JOHWFTUF %% )PVUFO

'

JOGP!QEMJHIUJOH DPN XXX QEMJHIUJOH DPN


KVcV KV cV[ [ ]Z ]Zi i Va VaaZ aZgZ gZZg Zghi hiZ Z hX hX]Z ]Ziih ]Z ihdc dcil ilZg il Z e \Z Zg \ZZ[ Z[i [i D9 D9H H [Z [ZZY ZY YWV WVX` X` ` Zc VY Yk^ k Zh Zh W^_ W^_ ]Zii idi idi hiVcY c `dbZc kVc ZZ kV Z c jc^Z`Z `Z VgX gX]^ ]^iZ iZXi Xidc dc^hhX] X]Z Z k^ k h^Z# Z BZi Zi @W Wdi di[d [d W^Z W^ZYi Yi D9H D9H YZ YZ iZ ZX] X c^hXX]Z Z dcY dcYZg ZgghiZjc^c\ Zc YZ Z ^ccd cdkVi^ i ZkZ deadhh^c\Z \Z Zc Y^ Y^Z YZ YZ V VgX]^iZXi ^c hiVVi hiZai ZZc egd_ZXi iZ gZVa^hZgZ Zc c de e Z ZZc l _oZ Y^Z gZX]i YdZi VVc l^ c ]Zi dg^\^ \ cZaZ a dciilZge g # OdlZ lZa iZ iZX] X] ]c^^hXX] ] Vah Zhi]Zi^hX]# <V V kddg VaaZ ^che e^ggZgZc cYZ bd\Za^_`]ZYZc Z ! de d ad a hhh^c\Z \ c Zc Zc heZX^^[^XV X i^Zh Z cVV Vg mm m m$lW lWdi iY^[jjij i ej`W `Wdi[d d$db FHE@ @;9J0 J

8^c bV HVjkZc^ gZ iZ i A Aj^`

^#h#b# 7 76H 6 9^g` ?VheV e Zgi 7 7jgZVj 7djliZX]c^Z` C7J;H??77B0

? chZc K^hh Ka^Zh\ZkZa ?V Z egd[^Z ZaZc

D9H 7#K# " 9dc` + " '..& A: 7VgZccYgZX]i " i# %&-% +)% --, - " ^c[[d5d d Yh"\ZkZaiZX]c^Z`#caa

'%&% %"%%'CA">CO"?CHC

EDJM;H ; F;HI H 0 7jgZVj KZgh ea e jhh YZ W^Zc" igZ K K


The insulated ceramic solution

een uitstekende isolatie met een onbegrensde schoonheid by voor

na

www.e-brick.be

projectbouw


In 2009 werd de Stovner Videregående Skole in Oslo uitgebreid. Achter de fraaie koperen en glazen voorgevel bevindt zich, naast enkele kleine vertrekken, de grote multi-functionele ruimte. Een ruimte die geschikt is voor theater, recepties en muziekvoorstellingen, maar ook dienst doet als speelzaal, collegezaal en auditorium. Espero leverde hiervoor een reeks mobiele wanden, waaronder een 5,5 m hoge Sonico paneelwand, deels voorzien van Rekton Orbit akoestisch plaatmateriaal. Deze Espero wanden maken een flexibele ruimteindeling mogelijk en leveren tevens een positieve bijdrage aan de totale akoestiek. Voor de opvallende blauw/groene box leverde Espero een in twee kleuren uitgevoerde mobiele wand. Met geopende wand fungeert deze ruimte veelal als podium, terwijl met gesloten wand, vanwege de hoge geluidsisolatiewaarde van de panelen, een oefenlokaal voor de praktijk muzieklessen wordt gecreëerd.

Espero BV Sluisweg 26 -28 5145 PE Waalwijk Nederland T 0416 338955 F 0416 332635 E info@espero.nl I www.espero.nl


40 — AWM 36

PM

Product en Materiaal

MATERIA.NL

Kunstig keramiek De handgevormde en -beschilderde tegels voert Barbara Steinmann naar individuele wensen uit. Vele kleuren, vormen en dessins zijn mogelijk, waarbij Steinmann zich concentreert op een aantal stijlen. Ze maakt moderne tegels met een hooglaageffect in leer- en huidendessins, oriëntaalse motieven, landelijke motieven en kunst op tegels. De keramische tegels worden gebakken in ovens bij 1200°C. www.steinmann-art.de

MEUBELEN

Verbergruimte Van een afstand oogt het houten tafelblad van de Tab als een geheel. Pas van dichtbij zijn de naden van verschuifbare panelen zichtbaar. Als een paneel in het blad opzij wordt geschoven, komen verschillende bergruimten tevoorschijn. De eettafel wordt daarmee een praktisch bureau, of het bureau een opgeruimde vergadertafel. De tafel van het Poolse ontwerpduo Razy2 heeft zorgvuldig verwerkte bergruimten voor papier, schrijfgerei en zelfs USB-aansluitingen. De vakjes zijn uitgevoerd in kunststof dat een mooi contrast met het houten blad geeft. Voor kleine (thuis)kantoren is de Tab praktisch, maar de geheime bergruimten spreken natuurlijk ook gewoon tot de verbeelding. www.razy2.com


WANDBEKLEDING

Gelaagd ontwerp In samenwerking met Studio Molen heeft Studio Modijefsky de stationshal en de tunnel naar de perrons van station Weesp een nieuwe aankleding gegeven. In het ontwerp is de bestaande vormentaal van het station hergebruikt en

gecombineerd met verwijzingen naar de natuur rond Weesp. De stationstunnel is voorzien van wandvullende afbeeldingen; in de stationshal worden rechthoekige panelen afgewisseld met geabstraheerde diervormen van metaal. Het ontwerp van de panelen is gelaagd. De basis wordt gevormd door een geabstraheerd bos. Daaroverheen liggen langzaam opkomende en weer vervagende cirkels met afbeeldingen van de flora uit het gebied rond de Vechtse plassen. De laatste laag bestaat uit abstracte lijntekeningen van fauna uit

41 — AWM 36

de Weesper omgeving. In de stationshal komen deze figuren terug in de vorm van spiegelende elementen. De ontwerpen zijn door Vertical Vision gerealiseerd met directe UV-printing op Dibond-panelen. Er is eerst een laag wit en vervolgens fullcolour geprint. Tot slot zijn de panelen afgelakt met een anti-graffiticoating. De lijntekeningen ontstaan door uitsparingen bij het printen. Het contrast tussen de aluminium vlakken en lijnen en de kleurige foto’s geeft een bijzonder effect. studiomodijefsky.nl

Luuk Kramer

PM

Product en Materiaal Korte berichten

MEUBELEN

Eigentijdse schoolstoel De meubelproducent Steelcase heeft een nieuwe schoolstoel ontwikkeld, die is afgestemd op de moderne leersituaties. Zo biedt de rollende Node grote bewegingsvrijheid. Daarmee kan snel worden gewisseld tussen een centrale lessituatie en het werken in groepjes.

Door de draaibare zitting kunnen discussies in de klas probleemloos worden gevolgd. Het (optionele) werkblad is aan de stoel bevestigd, waardoor de leerling bij het verplaatsen of draaien van de stoel zijn lesmateriaal bij de hand houdt. Ook is nagedacht over een vaak vergeten probleem: waar blijft de schooltas? De Node heeft een plankje tussen de poten. Ook de armeleuningen zijn zo ontworpen dat er een tas aan kan hangen. De stoel is makkelijk te reinigen. Voor de zitschaal zijn er twaalf kleuren, het werkblad is leverbaar in vijf kleuren. www.steelcase.nl


42 — AWM 36

MATERIA.NL

Diepe kleuren De gesmolten glastegels van het Amerikaanse Bold Living Color hebben heldere, diepe kleuren. Ze worden met de hand gesneden, samengesteld en versmolten. Door het smeltproces hebben de tegels zachte, afgeronde randen. De glastegels zijn verkrijgbaar met diverse patronen. De serie Belt bestaat bijvoorbeeld uit dessins met gekleurde banden, die naar wens kunnen worden gecombineerd. Naast standaardmaten en -patronen zijn ook glastegels naar specificatie mogelijk. www.boldlivingcolor.com

GEVEL

Ledverlichte zonwering De SolPix van het Amerikaanse architectenbureau Simone Giostra & Partners is een façade die verschillende functies in zich verenigt. Het systeem bestaat uit lamellen die ten eerste werken als zonwering, waarbij ze hun stand

VERLICHTING

Zacht reflecterend Ross Lovegrove heeft voor de Velux daglichtspot een accessoire ontwikkeld. Het betreft een diffusor die onder de buis hangt en het binnenvallende licht weerkaatst in de ruimte. De armatuur heeft de zachte, organische vorm waar Lovegroves ontwerpen om bekend staan. De bol kan in hoogte worden versteld om de richting van de lichtreflectie te veranderen. Voor inpandige ruimten waar natuurlijk licht moeilijk komt en plaatsing van ramen onmogelijk is, kan een daglichtspot een oplossing zijn. De Velux daglichtspot bestaat uit telescopische, reflecterende buizen die het daglicht vanaf een dakraam (bijvoorbeeld via een vliering) naar het interieur voeren. www.velux.nl

automatisch aanpassen aan de inval van het zonlicht. Ten tweede is het systeem uitgerust met PV-cellen die de energie leveren voor de geïntegreerde ledverlichting, wat de SolPix tegelijkertijd tot een mediafaçade maakt. Het systeem houdt zijn eigen energieprestatie bij en kan dit omzetten in abstracte beelden die over de façade bewegen. De SolPix is getoond tijdens de Design Triennial in New York, die vorige maand werd afgesloten. www.sgp-architects.com


PM

Product en Materiaal Korte berichten

43 — AWM 36

MATERIA.NL

Buisjestextiel Voor Spiral Fabric worden nylonvezels spiraliserend en in overlappende lagen gestikt. Het resultaat is een kantachtig textiel dat speelt met variaties in transparantie. Spiral Fabric wordt geproduceerd in een groot aantal kleuren, waaronder zilverwit, ivoor, zwart, diverse blauwtinten, paarstinten, turkoois, fuchsia en uorescerend roze, geel en groen. Panelen kunnen op elk formaat vanaf een meter worden vervaardigd. www.kaniezabdi.com

DAKBEDEKKING

Luchtzuiverend Noxite is een nieuw type dakbedekking op de Nederlandse markt, dat onder invloed van zonlicht NOx omzet in nitraten. NOx (stikstofoxide) komt vrij bij de verbranding van fossiele brandstoffen en geldt als een van de zes broeikasgassen. De luchtreinigende werking van Noxite is blijvend. Een Noxite-dak van 1.000 vierkante meter kan elk jaar 52 miljoen kubieke meter vervuilde lucht volledig zuiveren, volgens leverancier Icopal. De dakbedekking is vervaardigd uit volledig gerecyclede bitumen en voorzien van een laag titaniumdioxide. Noxite is geschikt voor alle soorten dakconstructies en -toepassingen. De dakbedekking is onlangs voor het eerst toegepast in ons land op luchthaven Schiphol. www.noxite.nl


44 — AWM 36

MEUBELEN

Paul Greenleaf

Tijdelijke kastenwand

VERLICHTING

Duurzame dennenappel De opvallende vorm van de kroonluchter Strobilus is door ontwerper Jonathan Coles geïnspireerd op een geopende dennenappel. De schubben zijn vervaardigd uit papierpulp volgens een productieproces dat afkomstig is uit de verpakkingsindustrie. Daarmee is een zachte en organische vorm bereikt. De schubben zijn bevestigd aan een recyclebare kern. De armatuur is, geheel volgens het streven van de fabrikant Paviom, vervaardigd uit 100% gerecycled materiaal en voor 95% weer recyclebaar. Paviom is erin geslaagd de pulp op natuurlijke wijze vocht- en vuurbestendig te maken, zonder dat daarmee de recyclebaarheid wordt verminderd. De Strobilus, 105 cm hoog en 89,5 cm breed, straalt naar alle zijden een diffuus ledlicht uit. www.paviom.com

Het thema van het London Festival of Architecture 2010 was ‘the welcoming city’. Het thema kwam onder meer tot uitdrukking met de Foldaway Bookshop, een pop-up boekenwinkel als ontmoetingsplek. In de winkel werden klassiekers en originele edities van architectuurboeken, kunstenaarsboeken met een ‘architectonische’ vormgeving en boeken over leven in de stad verkocht, filmfragmenten vertoond en lezingen en gesprekken gehouden. Het interieur is ontworpen door designstudio Campaign, dat de presentatiewanden en de verkoopbalie geheel in karton liet uitvoeren. De presentatiewanden bestonden uit karton van 2,17 meter hoog en 10 millemeter dun, dat gevouwen als een leporello is geplaatst langs alle muren. Daarin zijn kartonnen planken geschoven. Aan het einde van het festival zijn de kartonnen meubelen gerecycled. www.campaigndesign.co.uk


PM

Product en Materiaal Korte berichten

45 — AWM 36

INTERIEUR

Kruikantoor Voor een startende ondernemer zonder vaste locatie, dacht interieurontwerper Tim Vinke, is het handig om snel zijn werkplek te kunnen verhuizen en op te zetten. Hij bracht een aantal basale interieurobjecten samen in een geheel, dat zich als een kruiwagen laat verplaatsen. Uit het object zijn twee stoelen, een tafel en verlichting te halen. De verplaatsbare werkplek is aan te sluiten op het stroomnet, om een laptop en kofďŹ eapparaat te kunnen gebruiken en de mobiele telefoon op te laden. Het zogeheten Kruikantoor bestaat uit een kern van EPS-schuim, afgewerkt met een polyurea hotspray. Het is te verkrijgen in elke RAL-kleur. www.timvinke.nl

MATERIA.NL

Scherm met vormgeheugen Modulari-schermen worden vervaardigd uit speciaal geproduceerd EVA, een niet toxisch Ethyl Vinyl Acetaat met een toeslag van calciumcarbonaat.

MATERIA.NL

Gevouwen beton Folded Concrete bestaat uit tegels van rood beton met een getextureerde afwerking. Het materiaal breekt via fotokatalyse luchtvervuilende deeltjes af en zet ze om in onschadelijke stoffen. De tegels kunnen worden toegepast als bekleding van zowel gevels als interieurs. www.alessiagiardino.com

Het materiaal wordt veel gebruikt in sportartikelen, speelgoed en de autoindustrie. Het is sterk, UV-bestendig en makkelijk schoon te houden. Nadat het is gebogen of gepropt, keert het materiaal terug naar zijn oorspronkelijke vorm. Modulari kan worden toegepast als ruimtescheiding, raambekleding of als decoratief element in woon- en kantooromgeving. www.modulariscreen.com


46 — AWM 36

Glas Met een draadje Aan glas worden steeds meer eisen gesteld. Naast praktische eisen zoals brandwerendheid en letselveiligheid, zijn dat ook wensen die gericht zijn op verhoging van comfort. Tekst Robert Muis De toenemende wensen om glas te laten bijdragen aan comfort resulteert in bijvoorbeeld antibacterieel, zelfreinigend, hoogisolerend en warmtewerend glas. Liefst moet glas – voor gevel of interieur – meerdere functies combineren. Daarnaast wordt glas een steeds technischer

product. De aandacht gaat dan vooral uit naar ‘glas met elektronica’, zoals Raoul de Ruijter van AGC het aanduidt. Het gaat om een de integratie van leds in gelaagd veiligheidsglas (AGC Glassiled), elektrisch bedienbare zonwering tussen isolatieglas en beglazing die energie opwekt. Veel van de oplossingen ‘met een elektriciteitsdraadje’ dragen positief bij aan een ander belangrijk aandachtspunt in glasontwikkelingen: het milieu. Judith Kaart van AGC: “Er wordt momenteel van een gebouw verlangd dat het enerzijds energiebesparend werkt, anderzijds energie genereert.” Energiebesparing wordt bereikt door de thermische isolatiewaarde van glas verder te verbeteren, maar ook door de zontoetredingsfactor te verlagen. Dan warmt de ruimte ‘s zomers

minder op en hoeft de airconditioning minder snel aan. Smart Energy Glass van Peer+ verandert de zontoetreding doordat het kan schakelen in een donkere, een semitransparante en een heldere stand. Daarmee kan de gebruiker licht- en warmtetoetreding bepalen. De ruit kan, uitgerust met PV-cellen, zelf de energie opwekken voor het schakelen en bedienen van het raam. Peer+ werkt momenteel aan een pilotproject. Het raam moet in diverse kleuren leverbaar worden.

GLAS EN ENERGIE Een aantal producten combineert de beperking van zontoetreding met de


PM

Product en Materiaal Glas

47 — AWM 36

Bij het gerenoveerde schoolgebouw aan de Laan van Puntenburg in Utrecht is AGC Classico toegepast

opwekking van energie door de integratie van zonnecellen in glas. PowerGlaz van het Britse Romag, dat in Nederland wordt geleverd door Hermans Techniek, bestaat uit meerlaags glas met polykristallijne fotovoltaïsche cellen. De PV-zonnepanelen van Romag zijn onder andere bij de City Hall en het Kings Cross Station in London toegepast. Diverse vormen en uitvoeringen in glasdikte, kleur of isolatie zijn mogelijk. Door te spelen met de afstand tussen de PV-cellen kan ook in de lichtdoorlatendheid worden gevarieerd. Ook SunEwat L van AGC is een gelaagd veiligheidsglas waarin polykristallijne PVcellen zijn verwerkt. De voorzijde bestaat uit extrablank glas met het oog op een maximale elektriciteitsproductie; voor de achterzijde kan uit verschillende moge-

lijkheden worden gekozen. Het product wordt op maat gemaakt. Met het oog op thermische isolatie kan SunEwat L ook in dubbele beglazing worden verwerkt. De U-waarde van glas, oftewel de warmtetransmissie via het glas, wordt steeds lager. Gewone dubbele beglazing haalt een U-waarde van 2,8 W/ m2K, gewoon enkel glas 5,8 W/m2K. Hoogrendementsglas (HR++) heeft een U-waarde van 1,1 W/m2K. Dit is al een gangbaar product. Bij dubbel glas gaat de standaard richting de 1,0. Zonnewarmte wordt buiten gehouden, (eventuele) ruimtewarmte blijft binnen, terwijl er zoveel mogelijk natuurlijk licht kan binnenvallen. Voorbeelden zijn de Cool-Lite Xtreme 60/28 en de Climaplus One van Saint Gobain Glas (SGG), die

beide een U-waarde van 1,0 W/m2K hebben. De Pilkington Suncool 60/30 heeft een lichtdoorlatendheid van 60 en een zontoetredingsfactor van 32 procent. Ook vier andere zonwerende glassoorten van Pilkington halen een U-waarde van 1,0 en nog eens vier halen 1,1 W/m2K. De zonwerende beglazingen Stopray Vision 50, Vision 50T, Vision 60, Stopray Silver en Energy NT van AGC hebben ook standaard een U-waarde van 1,0 W/m2K, gekoppeld aan goede zonwerende eigenschappen. Triple glass lijkt in Nederland, in tegenstelling tot bij de Duitse buren, nog geen doorbraak te kennen. Er bestaat hier een aantal bedenkingen. Drie lagen glas en twee spouwen maakt het product complexer met meer risico’s. Het product


48 — AWM 36

1

2

3

51

4

6

1 PowerGlaz www.hermanstechniek.nl

2 Kristalcolor www.steinfort.nl

3 AGC Glassiled www.agc-glass.eu

7

4 Kristalprint www.steinfort.nl

5 TotalGlas lamellen www.metaglas.nl

6 Profilit Wave www.pilkington.nl

7 Gezuurd glas met bloemmotief www.vandijkenglas.nl


PM

Product en Materiaal Glas

Over de milieuvriendelijkheid van producten (en productie) wordt in de glasbranche al langere tijd nagedacht; sinds een aantal jaren wordt er echt actie ondernomen. De keuze van architecten en opdrachtgevers gaan meer en meer uit naar de partij die de beste milieuoplossingen biedt, constateert De Ruijter. Daarbij wordt ook gekeken naar de belasting van het materiaal voor het milieu: wat is het waterverbruik bij de productie, hoe staat het met de uitloging van metalen en andere stoffen. “Een probleem is daarbij”, merkt hij op, “dat er verschillende milieustromingen en -certificeringen zijn. Het is moeilijk om een product aan alle, uiteenlopende eisen te laten voldoen.” Dit remt ontwikkelingen af, al zullen producenten vanuit een mix van eigen visie, marktwensen en commercie zich toch op sommige ontwikkelingen richten. Zo werkt AGC aan alternatieven voor zware metalen in coatings, verminderd gebruik van zilver bij spiegels en hogere isolatiewaarden. De onderneming Coverings ETC brengt Bio-Glass op de markt, dat geheel is vervaardigd uit scherven van water-, wijn- en bierflessen.

gaan steeds sneller”, zegt Kaart. “Dat wil zeggen: wat betreft het aantal innovaties. Maar het onderzoek dat aan de producten vooraf gaat vergt nog steeds veel tijd, doordat er steeds meer functies moeten worden gecombineerd. Een product als het antibacterieel glas heeft een lange zoektocht gekend, voordat AGC de toegevoegde functie, de antibacteriële werking, kon combineren met glas. De eisen waaraan glas moet voldoen en de wensen tot individualisering nemen toe.” Het antibacterieel glas van AGC is een goede oplossing voor bijvoorbeeld zorginstellingen of bedrijfskeukens, waar hygiëne is vereist maar ook sfeer wordt gewenst. Vooral met de toenemende aandacht voor healing environments in de zorg is het interessant veilige oppervlakken te kunnen combineren met verschillende glansgraden en kleuren. Glas-fabrikanten spelen in op de toenemende vraag naar decoratieve toepassingen van glas door middel van kleur en prints. Het volvlaks geëmailleerd glas AGC Colorbel bestaat inmiddels uit dertig standaardkleuren en zes metallics. De onderneming heeft ook een grote vraag naar zwart en wit geconstateerd, reden waarom AGC de White Line Collection en Black Line Collection heeft uitgebracht. Verschillende ondernemingen, zoals AGC, SGG en Steinfort, kunnen met verschillende printtechnieken glas voorzien van decoratieve – abstracte en figuratieve – beelden. Van Dijken Glas zorgt voor krasbestendige afbeeldingen op glas met SubliStyle. Er zijn met coatings en eventueel UV-filters zowel oplossingen voor binnen- als buitentoepassingen. Fullcolour prints op extra helder glas zorgen voor diepe kleuren, aldus Van Dijken Glas.

ESTHETISCH

VORM

Energiebesparing en comfort voor de gebouwgebruikers zijn belangrijke factoren bij de ontwikkelingen in glas. Maar het materiaal wordt ook in sterke mate ingezet voor de uitstraling, merkt AGC. Een belangrijke wens van architecten is transparantie. De wolkenlucht moet liefst niet worden weerspiegeld. Maar juist als warmte en zonlicht moeten worden tegengehouden, wordt glas donkerder. Een volledig transparante oplossing zonder reflectie biedt de markt nog niet. “De ontwikkelingen op productgebied

Niet alleen met kleur en afbeeldingen biedt glas vormgevingsmogelijkheden. Met een heel andere innovatie beantwoordt AGC een esthetisch probleem bij renovaties: de ramen moeten voldoen aan de huidige isolatie- en veiligheidseisen, maar de moderne floatglasfabricage levert gladde oppervlakken die misstaan in historische gebouwen. De collectie Classico biedt drie standaardlijnen, met elk een verschillende mate van vertekening. Ze bieden de uitstraling van glas uit verschillende perioden in de productie

is ook zwaarder, wat aanpassingen aan bijvoorbeeld kozijnen (en de productie daarvan) vergt. “Het is de vraag of die 0,3 kW winst per vierkante meter per graad rendabel is ten opzichte van traditioneel HR++ glas”, zegt De Ruijter. “Het scheelt 30% van een isolatiewaarde die al heel laag ligt. Weegt deze kleine verbetering op tegen de extra investeringen aan glas, kozijinen en constructie?”

MILIEUVRIENDELIJK

49 — AWM 36

van glas. Voor 1960 werd glas getrokken en voor 1920 mondgeblazen. Het is een variabel product, waarbij naast de drie standaardlijnen in verschillende uitvoeringen ook specifieke wensen in overleg met de architect kunnen worden gerealiseerd. Pilkington Profilit is een U-vormig profielglas waarmee structuur en diepte aan gevels of gebouwdelen kan worden gegeven. Het bouwglas kan horizontaal, verticaal en diagonaal, enkel- of dubbelwandig worden toegepast. De nieuwste uitvoering is Profilit Wave, dat een sym-

De U-waarde van glas wordt steeds lager metrisch golvend oppervlak heeft. Profilit is leverbaar in een warmte-isolerende, een zonwerende en een thermisch versterkte uitvoering of met draadinleg. Met de TotalGlas lamellen van Metaglas zijn verdiepingshoge overspanningen tot wel vijf meter hoogte zonder tussenpunten mogelijk. De lamellen worden per project op maat gemaakt en zijn toepasbaar als gevelbekleding, zonwering (met folies) en balustradescherm. Ze kunnen vast of beweegbaar, verticaal of horizontaal en al dan niet met bedrukte of gekeurde folies worden uitgevoerd. De glazen panelen, bevestigd aan een strak vormgegeven stalen draaimechanisme, kunnen elektrisch worden bediend. Volgens Metaglas kan er ook worden gedacht aan de toepassing van glas in combinatie met zonne-energieopwekking, of domotica met lux-, wind- en regenmeters, die vervolgens het binnenklimaat regelen. Wederom een voorbeeld van ‘glas met een draadje’. Hoewel projecten complexer en glas technischer worden, is het glas niet moeilijker te plaatsen. De Ruijter: “De producten worden kant en klaar geleverd. Er komt in de kolom alleen een elektro- of een domoticaspecialist bij. De architect hoeft het product niet te doorgronden, alleen maar te weten wat ermee mogelijk is.”—

Meer weten? www.architectenweb.nl/glas


50 — AWM 36

Branchevreemd

WETENSCHAP

Gespiegelde spiegeling Hoe zien anderen ons? Niet zoals we onszelf in een spiegel zien. Dan zit de moedervlek aan de verkeerde kant. De ontwerper Hironao Tsuboi heeft voor het Japanse Miraikan, oftewel het National Museum of Emerging Science and Innovation, een spiegel bedacht die ons ware gezicht aan ons toont. Zijn ontwerp is een ontmoeting tussen wetenschap en ontwerp. De ‘Mirror of Truth’ is een rechthoekige rvs-plaat, die is onderverdeeld in verticale, afgeschuinde banen. Door deze schuine banen, naar de randen van de plaat in een steeds grotere hoek geplaats, wordt het object ‘juist’ gereflecteerd: tillen we onze linkerhand op, dan gaat in het spiegelbeeld de hand niet recht maar schuin tegenover ons omhoog. www.hironao-tsuboi.com

KALENDER

Onomkeerbaar Het onherroepelijk verstrijken van de tijd wordt wel heel duidelijk verbeeld met de Chrono-Shredder van de Duitse ontwerpster Susanna Hertrich. Het poëtische apparaat fungeert als een klok en kalender tegelijk, waarbij de datum van de dag langzaam voorbijrolt. Aan de onderzijde wordt het papier direct versnipperd. De verstreken tijd in slierten op de grond. www.susannahertrich.com


PM

Product en Materiaal Branchevreemd

TRANSPORT

Organische fiets Het Deense A-merk in stadsfietsen Biomega wil een verandering bewerkstelligen in de wijze waarop de maatschappij naar vervoer kijkt. Daarom koppelt het innovatieve technieken aan hippe en verrassende ontwerpen. Het nieuwe model

51 — AWM 36

SCHRIJFGEREI LDN, een ontwerp van Ross Lovegrove, heeft een sterk en lichtgewicht frame uit gelaagd carbonfiber. De vorm is afgeleid van een vorkbeen, waaraan het stuur, de trappers en de aandrijving direct zijn verbonden. De opening in het frame dient om de fiets lichter te maken. Maar ook om de LDN te kunnen ophangen. In een stedelijk interieur moet immers rekening worden gehouden met beperkte ruimte. www.biomega.com

EXTERIEUR

Design voor vogels Na verloop van tijd raken houten vogelvoederhuisjes in bouwvallige staat, hangen er verlaten bij en ontsieren de tuin. De Britse ontwerper Thomas Stanley bedacht Thee Apple, dat een mooi maar ook inventief object is. Zo heeft het designvogelhuisje een reservoir om een ruime hoeveelheid voer droog te bewaren. Het voer kan van daar uit door een brede trechter op het plateau vallen. Daarnaast voorkomt het ontwerp volgens Stanley de ongewenste aandacht van roofdieren en ongedierte. www.thomasstanleydesign.co.uk

Meewerkende pen Uitgebreide aantekeningen tijdens een vergadering zijn niet meer nodig met een Livescribe Pulse smartpen. Feitelijk is het een (vrij dikke) pen met geïntegreerd computertje. Bij het schrijven (of tekenen) kan meteen het gesprokene worden opgenomen, terwijl een camera vastlegt wat er op papier gebeurt. Het bijgeleverde notitieblok heeft kleine puntjes, die de camera gebruikt om de penbewegingen te volgen. Als op een later tijdstip met de pen op de tekening of de trefwoorden wordt getikt, kan worden teruggeluisterd wat er op dat moment is gezegd. De speciale notitieblokjes kunnen uiteraard worden bijbesteld. Via speciale software kan het geregistreerde beeld en geluid ook op de pc worden afgespeeld. www.smartpenshop.nl


52 — AWM 36

Additive Manufacturing Het 3D-printen wordt in de architectuur nog vooral gebruikt voor maquettes. Onderzoek en praktijk wijzen echter uit dat er meer veel meer mogelijk is met Additive Manufacturing. Andere sectoren passen de techniek al toe voor eindproducten als medische implantaten, kozijnonderdelen en meubelen. Tekst Holger Strauß Beeld Holger Strauß


53 — AWM 36

Freedom Of Creation

PM

Product en Materiaal Additive Manufacturing


54 — AWM 36

Rapid Prototyping-technologieën bestaan al zo’n dertig jaar. Wat ooit werd gezien als een snelle manier om van ideeënvorming naar productontwikkeling te komen (van virtuele bestanden naar fysieke modellen), is vandaag de dag een realiteit in de productie. Bijna 50% van de West-Europese bevolking heeft Rapid Prototyping (RP) – in deze vorm Additive Manufacturing (AM) genoemd – in haar mond. In de tandheelkunde zijn de beschikbare technologieën en materialen het verst ontwikkeld en worden ze gebruikt voor de vervaardiging van medische implantaten en instrumenten. Zelfs al herkennen we haar niet, de technologie is al doorgedrongen tot het dagelijks leven. In de architectuur en de bouwtechniek is RP nog geen dagelijkse praktijk. In deze velden wordt RP met name gebruikt voor maquettes als een nauwkeurig, driedimensionaal beeld van de voorgestelde vorm. Maar de technologie wordt zo niet ten volle benut. Het is een sensationele techniek die voorheen ondenkbare constructies mogelijk maakt. De integratie van functies, een herziening van constructiematerialen en een ‘ontwerpproces 2.0’ zijn maar een paar veranderingen die uit de nieuwe mogelijkheden kunnen voortvloeien.

zoals de RepRap, de fab@home, de fabbaroni of de CANDYfab. Adrian Bowyer, uitvinder van de RepRap legt het idee als volgt uit: “RepRap is de afkorting van Replicating Rapid-prototyper. Het is de praktische zelfkopiërende 3D-printer […] – een zelfreplicerende machine. Deze 3D-printer bouwt de onderdelen op in lagen van plastic. De technologie bestaat al, maar de goedkoopste commerciele machine zou je ongeveer 30.000 euro kosten. En die is niet eens zo ontworpen dat zij zichzelf kan maken. Dus wat het RepRap-team doet, is de ontwerpen ontwikkelen en weggeven voor een veel goedkopere machine met de nieuwe mogelijkheid tot zelfkopiëren (de materiaalkosten zijn ongeveer 350 euro). Op die manier is 3D-printen bereikbaar voor zowel kleine gemeenschappen in de ontwikke-

FABBING

lingslanden als individuen in de ontwikkelde landen. In navolging van de principes van de Free Software Movement distribueren we de RepRap-machine gratis voor iedereen onder een open source-licentie. Dus, als je een RepRap-machine hebt, kun je hem gebruiken om een andere te maken en die aan een vriend geven…” Het is echter niet zo eenvoudig om de bestanden uit te werken om de dingen die nodig zijn te produceren. Sommige software-applicaties voor persoonlijk gebruik zijn al niet voor iedereen eenvoudig (neem bijvoorbeeld het beheren van een Excelsheet met complexe links), en dat geldt zeker voor de driedimensionale planning van complexe vormen. Om te realiseren wat fabbing voor ogen staat, is een behoorlijke oefening en de beschikbaarheid van geschikte software noodzakelijk. Overigens ook in de professionele wereld.

Stel dat er een machine is die feitelijk alles kan maken. Een aantal decennia geleden was het onvoorstelbaar om teksten te printen vanaf een personal computer. Niemand kijkt nog op als je zegt dat je een brief thuis uitprint. Nu moeten we zelfs een stap verder denken: het wordt nog steeds ‘printen’ genoemd, maar de nieuwe techniek wordt – in het dagelijks taalgebruik – aangeduid als ‘3D-printen’. Die techniek is beschikbaar en zelfs de leveranciers van industriële machines werken hard aan betaalbare systemen voor persoonlijk gebruik. Dat betekent dat een high-end technologie bereikbaar gaat worden voor het grote publiek, terwijl bij een fatsoenlijk professioneel systeem de opstartkosten toch al snel op 25.000 euro liggen (afhankelijk van wat moet worden geprint). Open Source webpagina’s bieden de mogelijkheid tot vrije uitwisseling van ideeën en bewerkte bestanden voor allerlei alledaagse voorwerpen. Reserveonderdelen voor je favoriete e-gadget die nergens meer op voorraad zijn, geïndividualiseerde bevestigingen voor de kleine spullen die je bij je draagt of tijdelijk op het dashboard van de auto wilt bevestigen: ze kunnen thuis worden gemaakt. Zelfs de systemen zijn verkrijgbaar als open source: het zogenoemde fabbing betreft het gebruik van de geavanceerde technologie met betaalbare systemen,

— Fabbing is het gebruik van de technologie via betaalbare systemen

ONDERZOEK MET DE INDUSTRIE Als het gaat om het technisch ontwerpen van onderdelen voor eindgebruik in materialen die geschikt zijn voor de bouw, dan spreken we beslist niet meer over fabbing. Voor bijvoorbeeld het produceren van stalen onderdelen van een gevelsysteem zijn investeringen en toewijding nodig om de bestaande


PM

Product en Materiaal Additive Manufacturing

55 — AWM 36

Casa del Extrudor, bedacht door Ulrich Knaack, Marcel Bilow en Holger Strauß. In de toekomst kunnen misschien hele (constructies van) huizen, snel en economisch, op de bouwplaats worden geprint.

normen te veranderen naar de nieuwe mogelijkheden. Samen met Kawneer en Alcoa architectuursystemen wordt op zowel de University of Applied Sciences in Detmold als de TU Delft sinds 2008 een eerste concreet onderzoeksproject uitgevoerd naar de invloeden van Additive Manufacturing op gevelsystemen. De eerste resultaten zijn ‘geprinte’ onderdelen die een aanvulling vormen op bestaande systeemoplossingen. Daarnaast resulteerde het project in duidelijke visies en strategieën, die een verdere verbetering betekenen van de huidige productie- en montagewijze in gevelsystemen. Geven de huidige oplossingen een antwoord op de groeiende uitdagingen en eisen van de vrijevormarchitectuur

Rapid technologie De term Rapid Prototyping (RP) staat voor technologieën waarbij prototypes en snelle 3D-modellen op basis van CAD-bestanden worden geprint. Na de uitvinding ervan werd RP gebruikt om te verwijzen naar 3D-printtechnieken in het algemeen. Ook in het boek RAPIDS gebruikt Holger Strauß RP in deze bredere zin. Rapid Manufacturing (RM) is

en computerontwikkelde vormen? Zijn de systemen voldoende in staat tot het verwezenlijken van “elke vorm op elk moment”, zoals aangekondigd door het Duitse EOS, de wereldleider in SLS Systemen? De gepresenteerde verbinding voor het standaard AA-100 vliesgevelsysteem van Alcoa toont aan dat verbetering mogelijk is door het gebruik van digitale planning-gereedschappen in combinatie met de bestaande AM-technologieën. Formaat, kosten en productiesnelheid zijn de uitdagingen in de AMproductieketen, maar deze hindernissen zullen binnen afzienbare tijd zijn overwonnen, als meer toepassingen – en daarmee nieuwe markten – zijn ontwikkeld.

een doorontwikkeling van RP en betreft de vervaardiging van werkende onderdelen voor serieproductie. Rapid Tooling (RT) staat voor de technologie om gereedschappen voor massaproductie te maken. Vorig jaar heeft het ASTM F42committee, dat internationale technische standaards voor de industrie definieert, besloten de term Additive Manufacturing (AD) als algemene term voor de technologie vast te leggen. In die zin is RP dus een vorm van AD.

De definitie van ASTM International F42 Committee voor Additive manufacturing technologies: Additive manufacturing (AM), n – process of joining materials to make objects from 3D model data, usually layer upon layer, as opposed to subtractive manufacturing methodologies. Synomyms: additive fabrication, additive processes, additive techniques, additive layer manufacturing, layer fabrication and freeform fabrication.


56 — AWM 36

1

2

3

5

4

6 1 Een geoptimaliseerde gevelverbinding van Alcoa architectuursystemen, geprint in RVS 2 Dezelfde gevelverbinding, toegepast 3 De ‘Sinterfarm’ Bij FKM Sintertechnik in Duitsland

7

8

4 Additive Manufactured medisch implantaat uit metaal 5 RepRap II Mendel, de tweede generatie van de ‘open source printer’ (beeld: reprap.org) 6, 7, 8 Lisa Rammig heeft promotieonderzoek gedaan naar de mogelijkheid van Direct Glass Fabrication. De foto’s tonen achtereenvolgens het lassen van glas in het laboratorium, het glaspaneel met bevestigingspunt en het paneel waarop een glazen buis is bevestigd door middel van DGF


PM

Product en Materiaal Additive Manufacturing

GEPRINT GLAS? Naast de vrije vorm is transparantie een van de prikkelende aspecten van hedendaagse architectuur. Glas is het materiaal om de gewenste transparantie te verwezenlijken. Terwijl de Additive Manufacturing van materialen als kunststoffen en metaal een uitgewerkte technologie is, is Direct Glass Fabrication (DGF) een nog niet verkend terrein, terwijl glas een van de meest fascinerende bouwmaterialen in de architectuur is. Het is sterk maar breekbaar, zwaar maar oogt licht en is transparant. Het beschermt ons tegen de weersinvloeden, maar het is geen barrière die ons van onze omgeving afsluit. De hedendaagse architectuur verlangt steeds meer van bouwmaterialen, mede doordat digitale media en speciale software mogelijkheden scheppen om nagenoeg alles te creëren. Denk aan CNC-gesneden ruiten, waarbij de glaspanelen elk anders zijn maar perfect op elkaar aansluiten. Nog steeds, echter, brengen hulpstukken, bevestigingen, pakkingen en kitten een tweede en een derde materiaal in beeld en veranderen daarmee de pure uitstraling van glas.

— Een wild idee werd een bereikbare stap naar nieuwe materialen Op dit punt is bij het onderzoeksteam de vraag gerezen waarom geen Additive Manufacturing-methoden zouden worden gebruikt voor glasproductie. Tot het uiterste doordenkend zou het de mogelijkheid geven om volkomen vrij gevormde transparante bouwdelen te produceren, zonder de klassieke fasen van productie en misschien zelfs zonder de genoemde extra materialen. Een eerste stap is genomen aan de University of Applied Sciences in Detmold (de Hochschule Ostwestfalen-Lippe), waar Lisa Rammig haar promotieonderzoek uitvoerde binnen het masterprogramma ‘International Façade Design and Construction’, met Prof.-Ing. Ulrich Knaack en de schrijver van dit artikel als eerste en tweede mentor. Het idee was om glas over te brengen naar de bestaande AM-technologieën. Doelstellingen van het onderzoek waren het ontdekken van de voor- en nadelen en het ontwikkelen van een strategie voor toekomstige toepassing van ‘geprint glas’ als nieuw bouwmateriaal voor AM. Op basis van de verzamelde kennis over het materiaal en de toepassing in de bouw werden de parameters voor een directe fabricage van glas duidelijk. Samples en eerste mock-ups (1/1 modellen) werden manueel geproduceerd in verschillende stadia van

57 — AWM 36

professionaliteit – van beginneling tot prof – om te tonen wat met geprint glas mogelijk is. Een belangrijke conclusie is dat de fundamentele beschikbare technologieën slechts hoeven te worden aangepast aan de eigenschappen van glas. Er zijn puntlassen ontwikkeld en tot op zekere hoogte getest. Ze tonen de toepasbaarheid voor gevelontwerp. Het produceren van een verbinding die ruiten aan de primaire gevelconstructie koppelt zonder de buitenste gevel te doorboren, zouden leiden tot nieuwe mogelijkheden in gevelconstructie. De voorlopige resultaten zijn veelbelovend en, met verder onderzoek, lijkt de toepassing van AM-technologieën niet ondenkbaar. Wat begon als een wild idee van een toepassing – waarom kunnen we het niet printen? – werd een bereikbare stap naar nieuwe materialen voor zowel architectuur als Additive Manufacturing.

TOEKOMST De eerste resultaten van de onderzoeksprojecten op verschillende terreinen geven een overtuigend beeld van wat de (nabije) toekomst kan brengen: beslist andere, maar geavanceerde onderdelen en producten voor allerlei applicaties in de bouwpraktijk en architectuur. Er zijn technische beperkingen, maar die zijn niet onoverkomelijk. Als de mogelijkheden die AM-technologieën bieden verder worden onderzocht, gebruikt en naar een volgend niveau worden getild, zullen dingen veranderen! Architectuur met zijn grote potentieel door de vele one offs, unieke projectgerelateerde wensen, is een nieuwe markt voor de AM-leveranciers, waarin momenteel alleen een paar individuele partijen zich begeven. Als dat veld wordt ontgonnen door de grote spelers, zal AM beslist een enorme vlucht nemen.—

Over de auteur: Dipl.Ing. Holger Strauß is verbonden aan de Hochschule Ostwestfalen-Lippe, University of Applied Sciences, in Detmold, Duitsland en de Technische Universiteit in Delft, Design of Construction.

Meer weten? http://reprap.org/wiki/WebHome. www.eos.info/fileadmin/download/literature/EOS_Technology_E.pdf FAB - the coming revolution on your desktop (Basic Books, 2005) Direct Glass Fabrication - New applications of glass with additive processes (in International Facade Design and Construction, Hochschule Ostwestfalen-Lippe, 2010) Rapids - imagine04. (010 Publishers, 2010)


5%1!,93%196%1%,$9-!+%.9!1#()3%#3%.9'%"14)+95!.9 1%20!9 %3%/. 0,!3%.9/-9 '%"/46%.9-%39%%.9'%(%%,9%)'%.9+!1!+3%193%91%!,)2%1%.9$)%98)#(9/.$%12#(%)$%.9).99 (%39(%$%.$!!'2%923!$2"%%,$ 9 1%20!9 %120%#3)5%29)29$%9).20)1%1%.$%9"1/.95!.9.)%46%9)$%%:.95//19$%2)'.%12 99 $)%95%12#(),,%.$%9!1#()3%#3/.)2#(%9%,%-%.3%.9/-5!39/09"!2)295!.9$%93(%-! 29 )3-% 9 )%03%9%.9 !1!+3%1 9 //19.!$%1%9).&/1-!3)%9+)*+9/0 9www.trespa.com

/23"429 9 9 9 %%13 %3%1).'9 9 9 9 %%13 %$%1,!.$ 666 31%20! #/ %, 9 9 9 9 9 !7 9 9 9 9 9 ).&/.%$%1,!.$ 31%20! #/-


(Niet alleen verkrijgbaar in wit, grijs en zwart ...)

Een keuze met toekomst. Niets is zo natuurlijk als de keuze voor beton. En voor Metten Stein+Design. De verscheidenheid aan kleuren en vormen van het bestratingssysteem Belpasso Premio wordt door vrijwel geen enkel ander materiaal geëvenaard. Nu niet – en morgen al helemaal niet. Want elke steen is een hoogwaardig technologisch product dat zijn kleur tientallen jaren behoudt en dankzij het gepatenteerde CleanTop®-oppervlak kauwgom en ander vuil blijvend afstoot. Maak kennis met het materiaal van de 21e eeuw – op www.metten.com


De slimste wanden voor

[schroefvastheid] *(& & , ' / ' ' & ++" . $ *' . ' ) *+, .% +. 1 %+ ! , *"' ."' , %$ + !*( !(-. +, 13' * )%- + !*( . +, & , ' -",,* $$* !, . ' $ /(' + !*( ,(, $ !(-, * (-, ' / +, % $ ' 1(' * !, *!(-, /(* ' () ! ' ' "+ /((' 2+, / ' %+ ! , , (& + !*( . +,! " * / , ' "#$ () /// 0 '% ( % & ,


<<E IL@DK< MFFI @<;<I<<E >\e`\k Xcc\ aXXi^\k`a[\e mXe d\\i c\\]bnXc`k\`k `e \\e eXkllic`ab c`Z_k [ffijkiXc\e[\ [\j`^e j\ii\ mXe JfcXiclo% =c\o`Y\c\ mfln$jZ_l`][\li\e m\ijZ_X]]\e dXo`dXc\ fg\e`e^\e d\k mcf\`\e[\ fm\i^Xe^ eXXi [\ eXklli%

JfcXiclo E\[\icXe[ 9M s ',+/ $ -*(*)* s nnn%jfcXiclo%ec


62 — AWM 36

CM

Cultuur en Maatschappij

DESIGNHOTEL

Spiegelende boomhut Leven in de natuur bereikt nieuwe hoogtes in het Zweedse Harads. Letterlijk, want hier worden in de bomen individuele hotelkamers gerealiseerd. Elke kamer is ontworpen door een ander Zweeds architectenbureau. Het Zweedse Harads ligt zestig kilometer ten zuiden van de Arctische cirkel, midden in een beschermd bos. Om de natuur zo min mogelijk te belasten, zijn de hotelkamers van het Treehotel hoog boven de grond in de bomen gelegen. De toegang tot het hotel loopt via een brug vanaf de achterliggende berg. Het hotel bestaat op dit moment uit vier kamers: ‘de cabine’, ‘de blauwe kegel’, ‘het nest’, en ‘de spiegelkubus’. Later zullen onder meer ‘de UFO’ en ‘room with a view’ worden toegevoegd. Elke kamer is individueel bevestigd aan een enkele boom. De spiegelkubus van Tham & Videgard Architects is de meest in het oog springende kamer. Deze is vier meter hoog en vier meter breed, en volledig bekleed met spiegels. Door het spiegeleffect verdwijnt de kamer in het bos. De zes ontworpen hotelkamers zijn van de hand van vijf verschillende Zweedse architectenbureaus: Sandell & Sandberg, Interior Group AB, Marten Cyrene, Inredningsgruppen en Tham & Videgard Architects. Het hotel kan relatief gemakkelijk uitgebreid worden met extra kamers en extra toegangsbruggen. Het hotel hoopt binnen vijf jaar 24 kamers van de hand van 24 verschillende architecten te hebben gerealiseerd. De inspiratie voor het Treehotel is opgedaan in de filosofische documentairefilm Trädälskaren (Treelover), dat het verhaal vertelt van drie mannen uit de stad die op zoek gaan naar zichzelf door samen een boomhut te bouwen. Het Threehotel beoogt bewoners van drukke steden in de natuur rust te bieden. (LAvK)


CM

Cultuur en Maatschappij Korte berichten

63 — AWM 36

UITBREIDING

Glazen plein Het Mauritshuis in Den Haag breidt uit. In het ontwerp van Hans van Heeswijk architecten verbindt een ondergrondse foyer het huidige museum met het naastgelegen Plein 26. De ondergrondse foyer wordt het nieuwe hart van het museum. Als ondergronds knooppunt verbindt de foyer het classicistische stadspaleis met het naastgelegen art deco-gebouw Plein 26. De gebruiksoppervlakte van het museum wordt verdubbeld van 3400 m2 tot 6400 m2. Eerder transformeerde Hans Van Heeswijk architecten het Amstelhof tot Hermitage Amsterdam. Voor het Mauritshuis werd inspiratie opgedaan bij grote internationale museumverbouwingen, zoals die van het Louvre en het British Museum. Waar die musea grote glazen overkappingen hebben, heeft het Mauritshuis een glazen pleinbestrating. Zes meter hieronder komt de foyer te liggen, die per trap en lift vanaf het plein te bereiken is. In Plein 26 zullen voornamelijk publieksvoorzieningen worden ondergebracht, zoals een auditorium, bibliotheek, tentoonstellingsruimte, een museumcafĂŠ en een museumwinkel. Tijdens de renovatie van het stads-

paleis is het Mauritshuis gesloten. Omdat de klimatisering wordt aangepast en de ramen uit het pand moeten, worden alle schilderijen tijdens de verbouwing uit het Mauritshuis gehaald. Veel topstukken, zoals van Johannes Vermeer, Rembrandt van Rijn en Paulus Potter, zullen tijdelijk worden ondergebracht in het ernaast gelegen Haags Historisch Museum. Vijftig werken, waaronder het Meisje met de Parel van Vermeer, worden verhuurd aan musea in Japan en de Verenigde Staten. De opbrengsten van de verhuur zullen gedeeltelijk worden besteed aan de verbouwing, waarvan

de kosten 22 miljoen euro bedragen. De verbouwing van het Mauritshuis moet het museum internationale allure geven en de toegankelijkheid verhogen. Het museum ontvangt jaarlijks 200.000 bezoekers en meer ruimte en voorzieningen zijn gewenst. Nadeel is wel dat het Mauritshuis twee jaar lang haar deuren zal moeten sluiten, van 2012 tot 2014. Het museum zegt echter niet bang te zijn voor te langdurige verbouwingen, zoals bij het Rijksmuseum, het Stedelijk Museum en het Scheepvaartmuseum in Amsterdam, die pas in 2011 en 2013 weer open gaan. (LAvK)


64 — AWM 36

BOEK

Themawijk Van het sociologisch onderzoek naar gethematiseerde woonwijken uitgevoerd door de Han Lammers leerstoel (Universiteit van Amsterdam) is deze zomer bij Thoth een boekje verschenen. Hoewel woonwijken altijd al thema’s meekregen, heeft de thematisering het afgelopen decennium onder invloed van de toegenomen marktwerking in de woningbouw een hoge vlucht genomen. Een thema onderscheidt de ene wijk van de andere: het is een effectief marketinginstrument. In Themawijk gaan Sabine Meier en Arnold Reijndorp in op de architectonische, economische en sociologische mechanismes achter de thematisering

van wijken. Onderdeel van de studie is de vergelijking van drie historisch gethematiseerde wijken: Brandevoort (Helmond), Noorderhof (Amsterdam) en Le Medi (Rotterdam). Uit de gesprekken die de auteurs met bewoners hebben gevoerd blijkt dat de thematisering van wijken niet alleen effectief is als marketinginstrument, maar dat een thema bewoners ook een handvat biedt om de uitstraling van de wijk te handhaven en bepaald gedrag af te keuren. Het wonen in een gethematiseerde wijk past in de esthetisering van de eigen leefstijl. Architectuur wordt daarbij niet alleen ingezet om het thema vorm te geven, maar ook om een ‘binnen’ en ‘buiten’ op te roepen. Het letterlijk afsluiten van de wijk, zoals bij Le Medi ’s avonds al gebeurt, lijkt de volgende stap. Ondanks de complexiteit van het onderwerp zijn de auteurs erin geslaagd een toegankelijk en compact boekje te maken. Een aanrader. (MvR)

Sabine Meier, Arnold Reijndorp – Thoth – 2010 – Paperback – 80 pagina’s – 17 x 22 cm – ISBN 9789068685367 – € 17,50 – Nederlands

interieurelementen op de vloer na de witte kwast gehaald. Het zal de oplettende bezoeker ook opvallen dat het museum ruimer is. Onder meer het prentenkabinet naast de monumentale trappartij tegenover de oude entree is weggehaald. Dit is gedaan om de route vanaf de toekomstige ingang aan het Museumplein te verruimen. Verder is onder meer een blinde muur achter

de museumwinkel op de bovenverdieping in het midden van het gebouw verwijderd, waardoor extra zicht naar buiten is ontstaan. De oudbouw gaat in januari 2011 weer dicht, zodat het verbonden kan worden met de veelbesproken ‘badkuip’. Met deze nieuwbouw als entree heropent het Stedelijk naar verwachting eind volgend jaar haar deuren. (RW)

WHITE CUBE

Stedelijk Museum witter Dit najaar is de oudbouw van het Stedelijk Museum in Amsterdam tijdelijk weer geopend voor het publiek. Voor de restauratie heeft Benthem Crouwel Architekten de ‘Sandbergperiode’ als uitgangspunt genomen. Een regelmatige bezoeker aan het ‘oude’ museum zal het opvallen dat het gerestaureerde interieur witter is geworden dan het voorheen was. Tussen 1945 en 1962 had Willem Sandberg, de befaamde oud-directeur van het Stedelijk Museum, het uit 1895 stammende gebouw getransformeerd tot een zogenoemde White Cube. In de tussentijd zijn de eisen die het musea aan het interieur stelt echter flink aangescherpt. Er mag niet meer zoveel daglicht binnenkomen als voorheen, terwijl ook het vermaarde kunstlicht gedimd moet worden. Om dit te compenseren is over vrijwel alle vaste


CM

Cultuur en Maatschappij Korte berichten

65 — AWM 36

TYPOLOGIE

De open en verbindende moskee In een prijsvraag voor een nieuwe moskee in Dubai hebben RUX en Zest Architecture elk een voorstel gedaan waarin de typologie van het islamitische gebedshuis geherdefinieerd wordt. Een of meerdere minaretten, een koepel, een oriëntatie op Mekka, een rechthoekige gebedsruimte en een scheiding van mannen en vrouwen definiëren traditioneel het ontwerp van een moskee. In een prijsvraag in Dubai willen zowel het winnende Tsjechische architectenbureau RUX als de Spaans/Nederlandse runner-up Zest Architecture deze traditie vernieuwen met respectievelijk een pleinmoskee en een moskee in de vorm van een schelp. “Direct verbonden met de omliggende straten en het dagelijks leven, en open voor iedereen op elk moment van de dag”, zo verklaart RUX het ontwerp van de Vanishing Mosque. In plaats van

een afgebakend godshuis heeft het bureau een openbaar plein ontworpen. Reeksen in diepte afnemende schijven creëren een versneld perspectief. Een optische illusie: de moskee lijkt tot de horizon door te lopen. Met de pleinmoskee wil RUX het openbare leven stimuleren. Hoewel het ontwerp vernieuwend is te noemen zijn in de Vanishing Mosque ook traditionele elementen geïncorporeerd, zoals het gebruik van marmer en de op Mekka georiënteerde gebedsrichting. De Ray of Light Mosque van ZEST

heeft de vorm van een schelp met één minaret. In de gebedshal worden vrouwen en mannen gescheiden door een ‘gordijn’ van zonlicht. De subtiele, nauwelijks fysiek te noemen scheiding moet de verbondenheid tussen de mannelijke en vrouwelijke bezoekers van de moskee versterken. De bibliotheek en het gemeenschapscentrum die naast de gebedsruimte liggen zijn voorzien van daklichten in een abstract patroon dat is geïnspireerd op islamitische motieven. (LAvK)


66 — AWM 36

De Meelfabriek Half juni gaf Peter Zumthor in De Doelen voor een zaal van meer dan 1600 architecten een lezing. Een dag eerder sprak de redactie van AWM met de Zwitserse architect over de Nederlandse bouwpraktijk, het auteurschap van de architect en de materialisering van zijn gebouwen. Tekst Michiel van Raaij, Linda Zenger Beeldd Atelier Peter Zumthor & Partner


CM

Cultuur en Maatschappij De Meelfabriek Atelier Peter Zumthor & Partner

67 — AWM 36


68 — AWM 36

“Dit is het resultaat van acht jaar werken en we hebben nog minimaal acht jaar te gaan”, zei Peter Zumthor tijdens zijn lezing half juni in De Doelen. In Leiden werkt de Zwitserse architect, die in 2009 de Pritzker Prize won, aan de transformatie van de voormalige meelfabriek. Toenmalig rijksbouwmeester Jo Coenen overtuigde Zumthor in 2002 mee te doen aan de architectenselectie voor het complex. Bij zijn eerste bezoek aan het complex was hij verkocht. Met zijn voorstel de gebouwen te strippen, en zo ‘de botten’ van het industriële complex te laten spreken, won Zumthor de selectie. De dag voor hij zijn lezing zou geven, kon de redactie van AWM Zumthor enkele vragen stellen in De Meelfabriek zelf. Terwijl op de achtergrond de sloopwerkzaamheden te horen waren, vertelde Zumthor dat hij eerder op de dag aan de gemeente had voorgesteld om de parken ten noorden en ten zuiden van het complex langs de Zijlsingel, die dus buiten het plangebied vallen, op te waarderen en door middel van bruggen met het terrein van De Meelfabriek te verbinden. In de uitwerking zijn de plannen nog volop in beweging. Halverwege 2011 wordt begonnen met de transformatie van de eerste gebouwen. Het voorstel om de oude gevels te vervangen door nieuwe verklaart Zumthor vanuit het feit dat de oude vliesgevels nooit aan de hedendaagse eisen kunnen voldoen zonder dat hun karakter ingrijpend wordt gewijzigd. Echt behoud van de oude gevels is onmogelijk. Dan liever een hele nieuwe gevel. Met het verwijderen van de oude gevels legt Zumthor de nadruk op de verschillende draagconstructies die het complex kent: dragend metselwerk, betonframe, staalskelet en paddenstoelkolommen. Daarnaast kent het complex een groot silogebouw met hoge schachten die in horizontale doorsnede een honingraatstructuur vormen. Voor deze draagconstructies en structuren heeft Zumthor samen met zijn opdrachtgever vervolgens verschillende programma’s bedacht. Function follows form, zou je kunnen zeggen.

Door vloeren te introduceren in de hoge schachten van het silogebouw, dat centraal op het terrein staat, kan deze constructie getransformeerd worden tot een hotel. De naastgelegen dragende metselwerkconstructie biedt ruimte aan kantoren. De verderop gelegen betonframeconstructie is geschikt als studioruimte. De staalskeletten lenen zich het best voor loftwoningen en kleinschalige bedrijfsruimtes. De paddenstoelkolommen zijn in staat een spa op de zesde verdieping te dragen. Elk gebouw wordt anders en krijgt een eigen adres aan het centraal gelegen plein. Het moet een levendig gebied

— “Elk gebouw wordt anders en krijgt een eigen adres” worden, benadrukt Zumthor. Parkeren gebeurt in een grote ondergrondse garage. Ten oosten van het industriële complex komt een nieuwe parkzone met starterswoningen. In een eerder interview heeft u gesteld dat de grond belangrijk is in uw werk. Vraagt de instabiele grond in Nederland om een lichtere architectuur? Of is dat te simpel gedacht? “Bij De Meelfabriek hebben we te maken met gebouwen die enorme lasten moesten dragen. Meel is heel zwaar. Dat zie je aan de gebouwen. Op de originele tekeningen is te zien dat de gebouwen op een enorme hoeveelheid palen rusten, hele velden. Dat boeit me.” Bij veel van uw gebouwen lijkt er een balans te zijn tussen de variatie in de context en de detaillering van het gebouw. Hoe zorgt u in Leiden voor een balans? “Ik weet niet of ik wel voor een balans wil zorgen. Elke keer dat ik aan een nieuw project begin, is dat een nieuwe

start. Ik vergeet alles. Het kijken naar een prachtig complex als De Meelfabriek roept emoties op. Het is een soort liefdesrelatie. Anders kun je het niet doen. De ene keer is die relatie gematigd, de andere keer onstuimiger. Bij De Meelfabriek halen we de kracht van de industriële gebouwen naar voren. Het complex wordt getransformeerd van een afgesloten, omheind, stil en dood fabrieksterrein tot een vurig, levendig monument in de stad. Het complex zal meer dan ooit naar buiten communiceren. Aan de zijkanten willen we parken realiseren om de overgang naar de stad te maken.” Misschien zoekt u de balans hier op de grotere schaal in de verhouding van het complex tot de stad? “Ik vind het aardig dat jullie zeggen dat mijn gebouwen uitgebalanceerd zijn. Is dat echt zo? Ik hou er niet van om gebouwen te maken die overbodige dingen vertellen. Ik hou ook niet van gebouwen die zeggen: kijk naar me! Bedoelen jullie dat? Ik wil passende gebouwen maken. Gemaakt voor. Niet te groot, niet te klein.” Uitgebalanceerd? “Ja, uitgebalanceerd.” De detaillering van uw ontwerpen is zeer precies. In Zwitserland, Italië of Duitsland ondersteunt de bouwindustrie dat. In Nederland wordt over het algemeen niet zo precies gewerkt. “Ik ben eens op een Nederlandse scheepswerf geweest waar werd gewerkt aan een boot voor Roman Abramovitsj [een Russische oliemiljardair en de eigenaar van de Britse voetbalclub Chelsea, red.]. De stoffeerders en metaalwerkers deden hun werk met de grootste precisie. En ze spraken allemaal Nederlands (lacht). Het is overbodig om te zeggen dat het ontwerp waar ze aan werken verschrikkelijk was. Het was verspilde arbeid. Vakmanschap moet je opzoeken, je moet erom vragen. Zonder vakmanschap kun je sneller en goedkoper bouwen,


CM

Cultuur en Maatschappij De Meelfabriek Atelier Peter Zumthor & Partner

69 — AWM 36

Linksboven De stalen draagconstructie van het voormalige Riffellokaal leent zich voor kleinschalige bedrijvigheid Rechtsboven Door de gebouwen te ontdoen van hun oude gevels wil Zumthor de ‘botten’ van de gebouwen laten spreken Linksonder In het grootste silogebouw is een hotel gepland. Een indruk van de lobby in de plint van het gebouw Rechtsmidden De Meelfabriek in Leiden was in bedrijf van 1883 tot 1988. De situatie anno 1956


70 — AWM 36

maar dan ontbreekt de kwaliteit. Het Nederlandse vakmanschap sterft misschien een keer uit, maar ik denk dat we nog wel wat kunnen vinden. En anders vliegen we het in.” Uw gebouwen verschillen sterk van elkaar. Komt dat omdat de locatie verschilt? Of is er ook een streven naar het originele? “Nee. Als architect word ik gebeld door mensen die iets willen. Mijn opdrachtgevers hebben geen behoefte aan een idee of een stuk papier of iemand die iets komt vertellen: ze hebben een gebouw nodig. Dus ik ga naar de locatie en probeer uit te vinden wat er mooi en bruikbaar zou zijn, iets wat kan helpen de plek beter te begrijpen, het te verbeteren of te verpesten. Soms reageer ik heel contextueel, soms minder. Bij De Meelfabriek had ik een plein kunnen maken dat omzoomd zou zijn met rijwoningen. Ik ben echter van mening dat de uitstraling van het complex daar te sterk voor is. Het is eigenlijk een groot, industrieel palazzo. En net als een paleis heeft het complex een soort voortuin nodig. Het ontwerp is voor een deel contextueel, maar voor een ander deel gaat het om de relatie tot dit grote monument.” U spreekt over schoonheid. Hoe werkt u daarmee? “Misschien werk ik niet met schoonheid. Ik vind schoonheid heel moeilijk. Ik verlang er wel naar.” Hoe weet u of u het gevonden heeft? “Dat zie je wel. Het is een eindeloze discussie om het te proberen te definiëren. Je voelt het.” In welke traditie staat uw werk? Wie zijn uw voorgangers? “Er zijn veel vaders en grootvaders. Ik bewonder alle klassieke architecten, allemaal. Alvar Aalto, Frank Lloyd Wright, enzovoorts. Ik deel hun manier van werken, de emotionele lading die hun gebouwen hebben, daar voel ik verwantschap mee. Ik vind het moeilijker het werk van leeftijdgenoten te waarderen. Ik probeer dat uit mijn gezichtsveld te houden. Ik kijk er niet naar. Bij mij zorgt dat voor onrust.” Hoe kijkt u naar het auteurschap van uw gebouwen? Drukt uw archi-

tectuur iets uit van uw persoonlijkheid? En hoe verhoudt zich dat tot uw medewerkers? Bent u de meester en zijn zij uw leerlingen? “De kracht van geautoriseerd werk ligt, zoals de naam al aangeeft, bij de auteur. Het kan nergens anders vandaan komen. Als je een boek schrijft, een muziekstuk componeert of een film produceert, dan

— “Het is eigenlijk een groot, industrieel palazzo” is dat jouw persoonlijke interpretatie van de wereld. Dat is dat. Ik werk met een groep van zo’n 28 mensen. Die werken aan mijn gebouwen. Als iemand voor mij wil komen werken, moet hij of zij ervoor kiezen of hij of zij de wereld van Peter

Zumthor wil betreden en hem willen helpen om zijn gebouwen te realiseren. Je zou dat een meester-leerlingpraktijk kunnen noemen. Een beeld dat mijn voorkeur heeft is dat van een dirigent voor een groot orkest. In een orkest heb je ook uitstekende solisten nodig. Ik heb mensen nodig die mij helpen. Dat geldt ook voor ingenieurs. Maar… in het centrum, dat accepteert iedereen, sta ik. Dat is ook goed. Niemand wordt gedwongen met mij te werken.” Hoopt u dat uw solisten, uw leerlingen, ooit ook dirigent worden? “Mijn architectenbureau heeft geen educatieve doelstelling. Dat is onmogelijk. Ik ben tien jaar professor geweest. Toen ging het om onderwijs. Als een architectenbureau mensen moet opleiden, kun je de gebouwen wel vergeten.” U bent zeer geïnteresseerd in materialen. Kunt u iets zeggen over hoe u een materialisering van een ontwerp ontwikkelt?


CM 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13

meelfabriekpark meelfabriekplein katoenpark zijlsingel startersappartementen loftappartementen workshopgebouw studiogebouw mode-/designhuis loftateliers hotel kasappartementen fitness/spa

U heeft twee boeken geschreven. Wat betekent het schrijven voor u? “Ik hou van literatuur en ik hou van schrijven. Schrijven is denken. En zo af en toe denken doet niemand verkeerd, toch?”

9

6 8

1

71 — AWM 36

waarvan de fysieke aanwezigheid al een zekere geladenheid heeft. Vervolgens leg ik er een stuk plastic naast, en dat ziet er dan shabby uit, dus dat haal ik dan weg.”

7 5

Cultuur en Maatschappij De Meelfabriek Atelier Peter Zumthor & Partner

10

11

2 12 12

3

“Terugkijkend op mijn leven, heb ik ontdekt dat het belangrijk is geweest dat ik opgegroeid ben in een familie waar alles met de hand werd gemaakt. Mijn vader was een ambachtsman. Hij had zijn eigen werkplaats, maar niet veel geld, dus maakte hij zijn eigen huis. Voor mij als kind was dit overduidelijk heel belangrijk. Het heeft mij een enorme zelfverzekerdheid gegeven in het construeren en het al in een vroeg stadium nadenken over de te gebruiken materialen. Het is een geschenk. Iets anders is dat mijn passie de architectonische ruimte is. Niet het idee, niet de theorie van de architectonische ruimte: de architectonische ruimte. De fysiekheid van die ruimte, dat is mijn passie. Als ik een gebouw van Andrea Palladio of Le Corbusier bezoek, voel ik dat zij dezelfde passie hadden. Bij een project probeer ik in een heel vroeg stadium de materialiteit ervan voor te stellen: hoe het eruit ziet, hoe het klinkt, hoe het voelt. Deze materialen wil ik ook al in een vroeg stadium op mijn

Vormt het schrijven een onderdeel van uw praktijk of is het een manier om uw ideeën te verspreiden? “Het is ooit begonnen met teksten die ik voor een aantal lezingen had voorbereid. Een oude vriend van mij wilde die uitgeven. Zo is het ontstaan. Voor een architect die werkt zoals ik is het 4 belangrijk een heldere tekst te kunnen schrijven. Ik wil de tekst simpel houden, 13 ik houd ervan de tekst te reduceren tot eenvoudige zinnen. Dat is goed voor het project. Want als ik het ergens moet presenteren, helpt het wanneer mijn teksten helder zijn. Het betekent dat ook mijn denken helder is. Het is deel van het architectenwerk. Als je als architect niet kunt praten, heb je een probleem. Er is natuurlijk ook een strategie. In mijn teksten probeer ik mijn lezers door mijn ogen te laten kijken. Ik zet ze als architectenbureau hebben. Ik kan niet zeggen: nu is het wit, over een jaar verta- het ware mijn bril op. Dat is wat ik prolen we het in een materiaal. De echte ma- beer. Vervolgens is het aan de lezers zelf terialen plaats ik bij elkaar. In mijn hoofd om te bepalen of wat ze zien ze bevalt of niet. Maar ze hebben dan in ieder geval en in de werkelijkheid. Met name jonge gezien wat ik zie, gevoeld wat ik voel.” architecten hebben veel moeite met het combineren van materialen. Dan vraag ik Werkt u aan een tekst over De Meelze naar de materialisering en krijg ik als fabriek? antwoord: hout.” “Ja. Die is op internet te lezen. Dat is ook de lezing die ik geef.”— Maar wat voor hout? “Er zijn 5000 soorten hout. Geschaafd, ruw… Ik heb waarschijnlijk ook een zeker Met dank aan het NAi voor de hulp bij het talent om de juiste materialen bij elkaar organiseren van het interview. te zoeken. Niet iedereen kan dat. Maar als het af is, ziet iedereen het.” U gebruikt vaak natuurlijke materialen, zoals steen en hout. Hoe komt dat? “Ik maak een kleine collage van de verschillende materialen. Er ligt dan bijvoorbeeld een stuk roestvrij staal – vers van de pers, een zandsteen uit Italië met de glitters erin, en donker hout met een Meer weten? oppervlak van bijenwas. Ik bouw iets op www.demeelfabriek.nl


72 — AWM 36

Het door Florian Idenburg ontworpen MoMA PS1 Paviljoen in New York genereert allerlei activiteiten, waaronder een optreden van een dansgezelschap

De waarde van spelen Interview Florian Idenburg Architect Florian Idenburg startte twee jaar geleden samen met zijn partner Jing Liu in NewYork zijn eigen Architectenbureau: Solid Objectives – Idenburg Liu (SO-IL). Deze zomer opende in NewYork het door SO-IL ontworpen MoMA PS1 Paviljoen en ontving Idenburg in Amsterdam de Charlotte Köhlerprijs. Tekst Michiel van Raaij Fotografie Iwan Baan

Met de wereldwijde aandacht voor het door zijn bureau ontworpen MoMA PS1 Paviljoen, Pole Dance geheten, gaat het architect Florian Idenburg voor de wind. Zelf vindt hij het echter niet snel genoeg gaan. Hij wil meer bouwen. Voor hij zijn eigen architectenbureau begon, werkte Florian Idenburg acht jaar voor het Japanse architectenbureau Sanaa. Voor dit bureau werkte hij aan het Stadstheater in Almere, het Glass Pavilion in Ohio en aan het nieuwe New Museum in New York. Deze ervaring met het bouwen smaakt naar meer. Momenteel werkt Idenburg aan studentenhuisvesting in Griekenland en aan een galerie in Zuid-Korea. Van

dit tweede project is de bouw inmiddels begonnen. Het betreft een doosvormige tentoonstellingsruimte waar de dienende ruimtes omheen zijn geplaatst. Over de onregelmatige bouwmassa wordt een huid van grote stalen ringen gespannen, een maliënkolder. De geplooide huid maakt het gebouwvolume ambivalent en onduidbaar, denkt Idenburg. Omdat de voor de gevel gewenste maat ringen (ø 3,5 cm) niet gemaakt wordt, heeft Idenburg zijn Zuid-Koreaanse opdrachtgever gevraagd zijn bureau een deel van de bouwsom te geven om de fabricage zelf te kunnen verzorgen. Voor het lassen van de benodigde 600.000 stalen ringen is de architect nu


CM

in gesprek met verschillende Chinese staalfabrikanten. Onlangs is uw MoMA PS1 paviljoen opgeleverd. Hoe is het ontvangen? “Het paviljoen is heel goed ontvangen. Het wordt ongelofelijk intensief gebruikt. In het ontwerp zit de metafoor van de wereld als wankel systeem. Het is interessant om te zien met hoeveel agressie en inventiviteit mensen de limieten van het paviljoen opzoeken. Bij de opening was dat echt spannend. Op een gegeven moment stort het gewoon in elkaar… op dezelfde manier zijn we met de wereld bezig.” Had u dat gedrag verwacht? “Ik wist niet dat mensen zo graag spelen. In het paviljoen wordt echt gespeeld, mensen hebben er echt plezier. We wilden een leuke, interactieve omgeving creëren die met zijn boodschap ook tot denken aan zou zetten. Ook door wat de Amerikaanse kranten erover schreven, is het speelelement gaandeweg prominenter geworden. Het is bevrijdend om te mogen spelen. In het paviljoen gaan volwassen mensen helemaal los!” In de openbare ruimte is het gedrag van mensen daarentegen veel meer aan regels gebonden. “Dat is het. Het grappige is ook dat de MoMA PS1 binnenplaats al een speelplein was. Het paviljoen hadden we ook bedacht als een participatory environment, een installatie waar mensen zelf elementen aan konden toevoegen. Dat werkt ook. Er is een dansgroep die er een optreden doet. Na het winnen van de prijsvraag benaderde 2x4 ons met het voorstel om een iPhone-applicatie te ontwikkelen. Met die applicatie kan het geluid op elke paal beïnvloed worden en wordt de beweging van de individuele palen gevisualiseerd. Op Vimeo.com heeft iemand een korte film geplaatst over hoe je het paviljoen moet gebruiken. Het is een parodie op de veiligheidsinstructie in een vliegtuig. Uiteindelijk genereert het paviljoen zo dus allerlei activiteiten.”

Cultuur en Maatschappij MoMA PS1 Paviljoen SO-IL

U heeft acht jaar bij Sanaa gewerkt. Wat heeft u daar geleerd? “Ik vertrok naar Japan op een moment dat het heel goed ging met de Nederlandse architectuur. Er was echter ook een Dutch method ontstaan: het diagram werd letterlijk vertaald in een gebouw. Bij Sanaa heb ik geleerd ontwerpen te maken die op meerdere manieren te interpreteren zijn, die meer zijn dan een oneliner. Dat je niet zegt: ‘dit is het’; maar dat je zegt: ‘dit kan het zijn, maar je kunt er ook iets anders in zien’. Kazuyo Sejima, een van de oprichters van Sanaa, spreekt vaak over openheid. Dat betekent niet dat je een grote zaal maakt waar van alles kan gebeuren, maar dat je in een ontwerp niet alles vastlegt of duidt.”

— “In het paviljoen wordt echt gespeeld” Wat betekent de kleur wit voor u? “Ik weet nog niet genoeg van kleur om het goed te kunnen toepassen. De architectuur van Sanaa is sterk gericht op het leggen van relaties en activiteiten die er plaatsvinden. Alles wat daarvan afleidt, wordt weggehaald, ook kleur. Met al die ballen is het MoMA PS1 Paviljoen eigenlijk heel kleurrijk geworden. Daar hebben we lang over nagedacht. Dat was misschien wel de moeilijkste beslissing in het hele ontwerpproces.” Uit de artikelen die u heeft geschreven spreekt een zeer kritische houding ten opzichte van de maatschappij. In de Nederlandse architectuur is zo’n houding zeldzaam geworden. “Ik vind dat je als architect een kritische houding moet hebben, al betekent dat niet dat je niet mee moet doen. Dat die kritische houding in Nederland ontbreekt, komt omdat de architectuur hier na tien jaar wakker wordt uit een Grote Meedoen Wedstrijd. Wie meedoet, compromitteert zich.

73 — AWM 36

In de jaren zestig van de vorige eeuw leefde het idee dat we de wereld konden maken. In de maakbaarheid van de samenleving geloof ik niet. Zo invloedrijk is architectuur niet en was het ook niet. Architecten lieerden zich aan ideologieën, waardoor gesproken kon worden van visionary architecture. Het beroemde plan van Kenzo Tange in de baai van Tokyo was bedacht door de burgemeester van die stad, niet door hemzelf. Hij heeft het alleen vormgegeven. Ik geloof wel dat we mensen kunnen aanzetten ergens over na te denken. Het MoMA PS1 Paviljoen beantwoordt bijvoorbeeld aan de vraag, maar roept ook nieuwe vragen op. Binnen de architectuur moeten we vragen blijven stellen, kritisch blijven. Wat ik leuk vind aan iemand als Aldo van Eyck is dat hij kritisch was op de markt, maar ook kritisch op zijn vakgenoten. Hij wist lekker te provoceren. Ik merk nu dat architecten dat niet meer willen. Dat is niet gezond, denk ik.” Was het een bewuste keuze om uw bureau in New York te vestigen? “Mijn partner Jing Liu is Chinese, ik ben Nederlander. New York is de enige stad waar we op gelijke voet een bureau konden beginnen én als architecten direct serieus genomen zouden worden. In Japan zouden we twintig jaar te gast zijn geweest. In New York wordt je beoordeelt op wat je kunt, niet op je netwerk of achtergrond. Je kunt er direct aan de slag. Ik denk ook dat iedereen die ooit in zijn leven een gebouw nodig heeft één keer per jaar naar New York komt. Niet naar Amsterdam, maar naar New York. Onze projecten in Zuid-Korea en Griekenland komen voort uit het simpele feit dat onze opdrachtgevers in New York komen. De afstand New York-Amsterdam is trouwens korter dan de afstand New York-Los Angeles.”—

Meer weten? Bekijk de voor het MoMA PS1 Paviljoen gemaakte instructievideo: http://vimeo.com/12828284


74 — AWM 36


I

Interview Martin Knuijt

75 — AWM 36

De producerende stad Na de opschoning van de binnensteden in de jaren negentig, is de aandacht de afgelopen jaren verschoven naar het programmeren van de openbare ruimte. Levendigheid is daarbij het centrale thema, constateert Martin Knuijt, oprichter van OKRA landschapsarchitecten. Om dit te bereiken zet Knuijt in zijn ontwerr pen in op de combinatie van openbare en semi-openbare ruimtes. Tekst Michiel van Raaij FotograďŹ e Jan de Vries/DAPh


76 — AWM 36

In de plannen van OKRA voor Rotterdam krijgt de rivier een recreatieve functie in de stad. Een impressie van De Boompjes

Drie van de vier partners van OKRA zijn opgeleid aan de Wageningen University. Verschilt jullie aanpak van ontwerpers die een bouwkundige opleiding gehad hebben? “Dat denk ik wel. Bouwkundig ontwerpers kijken meer naar de architectonische interventie, wij beginnen bij het landschap. De stad beschouwen we als een versteend landschap, een landschap dat een bepaalde ontwikkeling heeft doorgemaakt. In het landschap proberen wij kwaliteiten te vinden die als basis kunnen dienen voor een ontwerp.” Aan welke projecten werken jullie op dit moment? “We werken aan een aantal projecten die een groene transformatie van de stad betreffen. In Rotterdam hebben we een visie ontwikkeld voor de transformatie van het stadscentrum. Het plan gaat kort gezegd over de verbonden stad, een diversifiëring van groentypologieën en een recreatieve rol voor de rivier. Eenzelfde soort plan hebben we eerder in Kopenhagen gedaan. In Londen werken we aan de regeneratie van het hart van Croydon. Het betreft een gebied dat deels met hoogbouw uit de jaren zestig is ontwikkeld. Nu wil de stad er een derde stadscentrum van maken. De weg, eigenlijk een snelweg, die Croydon nu doorsnijdt, willen we transformeren tot een normale weg en openbare vervoerscorridor. In Croydon moet een netwerk van openbare ruimtes ontstaan, een groene ruggengraat. Qua filosofie liggen de plannen voor Rotterdam, Kopenhagen en Londen dicht bij elkaar. In alle drie de gevallen betreft het ook de transformatie van de moderne stad. Een tweede thema waar we mee bezig zijn, is om

een aantal concepten ook daadwerkelijk uit te voeren. Het hele proces, van concept tot uitvoering, dat doorlopen we graag. Wat betreft concepten zijn we een jaar of acht geleden door VROM gevraagd een alternatief te bedenken voor de Vinex. Wij hebben toen het concept Boswonen bedacht. Boswonen is een woonmilieu waarbij het wonen opgaat in het bos. Het bos betreft bij voorkeur nieuw aan te planten bos bij bestaande bosranden. Dat is op zich geen nieuw concept. In bijvoorbeeld Finland zijn er voorbeelden van te vinden. Maar in Nederland is het nog nooit overtuigend gerealiseerd. Eenvoudig is het ook niet: alle regels van het spel moeten veranderen: een andere infrastructuur, andere kabels en leidingen, een andere toegankelijkheid en andere woningtypologieën. Het concept voor Boswonen hebben we voorgesteld voor het KNSF-terrein in Muiden. Op kleinere schaal hebben we het in Tilburg en Almere gerealiseerd. Bij het project Limos, in Nijmegen, zijn we wel gestart vanuit het concept voor het Boswonen, maar heeft het ontwerp zich uiteindelijk ontwikkeld tot wonen in een park. Boswonen kan overigens ook met grondgebonden woningen. In Wageningen hebben we een buurt voorzien van een aantal nieuwe boszones, aansluitend op het bestaande bos. Het is nog geen Boswonen, maar het komt in de buurt.” Hoe realistisch is het dat een concept als Boswonen echt gerealiseerd gaat worden? “De behoefte om anders te willen wonen moet groot genoeg zijn. Maar de meeste mensen hebben ook geen idee van wat er mogelijk is. Het begint daarom bij het ontwikkelen van ideeën, dat is het belangrijkste. Het Boswonen is een intelligente vorm van een


I

Interview Martin Knuijt

collectieve openbare ruimte, waarin eigen plekken wel degelijk mogelijk zijn. Lastig is wel dat het op een locatie gerealiseerd moet worden waar de kwaliteit van bos relevant is, zoals de rand van een bos.” De visie voor Rotterdam. Wat is de opgave in die stad en hoe ziet u de geplande verdichting van die stad in relatie tot de door jullie voorgestelde groene transformatie? “Wij werken aan de kwaliteitsverbetering van de binnenstad. De opgave die er in Rotterdam ligt, geldt eigenlijk voor elke Noord-Europese welvaartsstad. Er wordt gevraagd om kwaliteit van wonen in de stad. De buitenwijken kunnen niet eindeloos uitgebreid worden, want dan is er geen draagvlak meer voor openbaar vervoer en verzanden we in congestie. In Nederland is Rotterdam een unieke stad, omdat het geen middeleeuwse stadskern heeft. In de wederopbouw is de bebouwingsmassa van voor de oorlog op een kleinere oppervlakte teruggebouwd. In het centrum is er daarom een teveel aan openbare ruimte. Koud, winderig, brede boulevards. De stedelijke dichtheid en functiemenging die tot op heden heeft ontbroken, wordt met de ingezette verdichtingoperatie toegevoegd. Naast een teveel aan buitenruimte, kent de stad Rotterdam ook een eenzijdig type buitenruimte. Het is bijna allemaal openbare ruimte. Terwijl er allerlei mengvormen denkbaar zijn tussen openbaar en privé. Denk bijvoorbeeld aan het atrium. Er zijn talloze toevoegingen te bedenken die de buitenruimte

— “We moeten van een consumerende stad naar een producerende stad” diverser maken en voor verrassing en afwisseling zorgen. Dat hoort bij de stad. Wat de openbare ruimte betreft willen we dat er een netwerk ontstaat dat werkt. Om acht uur ’s avonds lopen er in Rotterdam veel minder mensen over straat dan in steden met een vergelijkbare omvang. Op een aantal cruciale plekken ontbreken in de openbare ruimte schakels, waardoor je niet makkelijk van het ene naar het andere gebied loopt. Rotterdam heeft een aantal interessante brandpunten: het stationsgebied, het kernwinkelgebied, de markt, de Oude Haven. Maar probeer maar eens van het ene naar het andere gebied te lopen. Als je van de Binnenrotte naar de Oude Haven wilt lopen, kom je eerst een paar rijstroken tegen, vervolgens wat hekken, en dan pas ben je er. Op bepaalde plekken moeten integraal ook de plinten aangepakt worden.

77 — AWM 36

De centraal gelegen boulevards – de Coolsingel en Blaak – moeten ontlast worden, zodat voetgangers ze eenvoudiger kunnen oversteken. Verder wil de gemeente met parkeren aan de belangrijkste boulevards Park & Walk introduceren. Naast een stad met betere verbindingen, willen we dat Rotterdam een groene stad wordt. Doordat er zoveel ruimte was, is er ondergronds veel aangelegd. Dat zorgt nu bijvoorbeeld voor discontinuïteit in de beplanting van de boulevards. De groenstructuur willen we continu maken. Daarnaast willen we de stad groener maken door groene plekken toe te voegen en op te waarderen. De rivier, de Maas, willen we ook beter bij de stad betrekken. Nu Zuid-Holland dichter bebouwd is, en het achterliggende landschap moeilijker bereikbaar is, kunnen ook binnenstedelijke gebieden zoals een rivierfront een recreatieve functie krijgen. Ten slotte willen we ook de beeldkwaliteit van de openbare ruimte verbeteren.” Hoe zet u de differentiatie van de stedelijke ruimte in? Gaat u daarvoor in gesprek met eigenaren? “Rotterdam heeft gewoon behoefte aan een aantal typen buitenruimtes die er nu nog niet zijn. Het semiopenbare binnenhof en de daktuin zijn goede voorbeelden hiervan. Hiervoor kun je inderdaad met bewoners en eigenaren om de tafel gaan zitten. Aan de oostzijde van het centrum zijn binnen de bouwblokken nog veel expeditiestraten aanwezig. In de stedenbouwkundige plannen wordt daar voorgesteld op niveau +1 een collectieve tuin, soms aangevuld met privétuinen, te realiseren. Dat is de belangrijkste toevoeging in de stad.” In Rotterdam werkt u samen met dS+V, de dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting? “Ja, en dat is heel belangrijk. Want de dienst moet het uiteindelijk doen. Dergelijke operaties staan of vallen bij continuïteit in de uitvoering.” Dan een stap vooruit in de tijd. Hoe ziet de stad van de toekomst eruit? Heeft u daar een beeld van? “Ik denk dat we van consumerend systeem naar producerend systeem moeten gaan. Meer dan de helft van de wereldbevolking woont inmiddels in steden. En hoewel steden maar 2% van het aardoppervlak beslaan, verbruiken ze 80% van de hulpbronnen. Dat kunnen we niet volhouden. Anders zijn straks de hulpbronnen op, of zijn ze zo duur dat de economie vastloopt. Er moet een balans ontstaan. We zullen een producerende stad moeten maken. Dit betekent bijvoorbeeld dat het watersysteem in de stad zelf opgelost moet worden. Gebiedseigen water moet worden vastgehouden, gebruikt en hergebruikt. Het water kan vervolgens op een natuurlijke manier afvloeien, terwijl het in de openbare ruimte ook voor kwaliteit zorgt. Dan de


78 — AWM 36

energie. In beginsel moet dat op wijkniveau georganiseerd worden. In Croydon worden plannen gemaakt om gebruik te maken van de warmte die een fabriek in de buurt overheeft. Op een schaalniveau lager gaat het over de oriëntatie van gebouwen, zonne-energie en het soms toelaten van windenergie. Vervolgens het groen in de stad. De producerende stad moet groene ruimtes bevatten die onderling een samenhangend netwerk vormen. Daarbij zijn de daken groen en moet er ruimte zijn voor urban farming. Dit alles moet gekoppeld zijn aan de sociale en economische structuren in de stad. Het mag niet alleen een ecologisch verhaal zijn. De leefbaarheid van de stad is het belangrijkste.” Als men kijkt naar hoe steden ooit zijn begonnen – als handelsplaats – dan pleit u feitelijk voor het tegenovergestelde. “Ja.” U ontwerpt regelmatig openbare ruimtes. Hoe zou u de opgave op dit schaalniveau kenschetsen? “Door de jaren heen is de opgave sterk veranderd. In de jaren negentig zijn veel binnensteden aangepakt, waarbij ze vaak een museaal karakter kregen. Die operatie is in de grote steden begonnen en inmiddels hebben alle kleine steden ook zo’n binnenstad. Anno 2010 is de opgave verschoven. Dat begon bij de stationsomgevingen. De opgave daar is om verschillende ruimtes te schakelen. Het station ligt tegen de binnenstad aan, vormt een entree tot de stad en is gekoppeld aan rauwere functies, zoals een busstation of een taxihalteplaats. Al die programma’s moeten op een stedelijke manier geïntegreerd worden. Aan de

— “De opgave is nu om een levendige openbare ruimte te ontwerpen” rand van de binnenstad zie je ook steeds vaker grote parkeergarages. Bezoekers aan de binnenstad rijden met de auto naar binnen en komen als voetganger weer boven. Ook dit zijn nieuwe ruimtes die aan de stad geschakeld moeten worden. Het tweede dat veranderd is in de opgave voor de openbare ruimte is dat de aandacht is verschoven naar het programmeren van de openbare ruimte. In de jaren negentig was de herinrichting van de openbare ruimte vooral een cosmetische operatie: maak maar een mooi tapijt. Nu gaat het erom een levendige openbare ruimte te ontwerpen. Zelf vinden wij het heel belangrijk hoe de openbare ruimte verandert in de tijd. Het gaat dan bijvoorbeeld over het dag-nachtritme. Het lichtplan

wordt daarbij steeds belangrijker. Er is ook een weekritme. Bij het Van Heekplein, dat we in Enschede hebben ontworpen, hebben we bijvoorbeeld nagedacht over hoe het plein aantrekkelijk kon zijn op de dagen dat er geen markt zou zijn. We hebben nagedacht over of er bepaalde plekken van het plein door de wijk gebruikt zouden kunnen worden. Als landschapsarchitecten vinden we ook het seizoensritme belangrijk. Als ontwerpers moet je nadenken over hoe de openbare ruimte door het jaar heen steeds anders gebruikt kan worden.” Is de in de jaren negentig ingezette ‘opschoning’ van de binnenstad niet te ver doorgeschoten? Ongewenste programma’s lijken de binnenstad uitgewerkt te worden, waardoor het democratisch gehalte van de openbare ruimte onder druk zou kunnen komen te staan. “De esthetisering van de openbare ruimte heeft als gevaar dat – als je niet oppast – bepaalde gebruikersgroepen worden uitgesloten. Veel automobiliteit kan heel vervelend zijn; dat wil je tegengaan. In sommige gevallen wil je de geparkeerde auto niet, maar de rijdende auto wel. Er moet genuanceerd over nagedacht worden: wat laat je toe en waarom?” In het modernisme was de openbare ruimte een vrije ruimte waar allerlei activiteiten plaats zouden kunnen vinden. Nu programmeert u plekken. Hoe gaat dat in zijn werk? “In parken is dat het eenvoudigst te doen. In Delft in het Poptahof hebben we een park bedacht waar een slingerende dijk doorheen loopt. In de openbare ruimte zijn een aantal plekken geponst. Bewoners en bewonersgroepen kunnen daar zelf invulling aan geven. Dat doen ze dus ook. Zo wordt bijvoorbeeld een al bestaande moestuin in het park opgenomen. In het Griftpark in Utrecht vormt de skateplek een hele actieve plek. Volgens mij zijn er mensen die normaal overlast ondervinden van skaters, maar in het park genieten van de levendigheid die de skaters veroorzaken. Wat het zo interessant maakt is de combinatie van openbare en semi-openbare ruimte. Daarom is in Parijs een bezoek aan Cimetière du Père-Lachaise zo leuk. In een park waar weinig budget is voor het onderhoud, kan het opnemen van semiopenbare ruimtes ook helpen. In het park ontstaan dan plekken die beter beheerd worden.” U heeft het over moestuinen, skateplekken en begraafplaatsen. Welke programma’s zijn nog meer denkbaar? Een speelplaats? “Een speelplaats is natuurlijk voor de hand liggend. Het programma hangt sterk af van de locatie. Het kan een autoreparatieplaats zijn. In oude parken zag je ook wel volières.” Heeft de combinatie van openbare en semiopenbare ruimte uiteindelijk tot doel een


I

In de Londense wijk Croydon wil OKRA een samenhangend netwerk van openbare ruimte realiseren. De snelweg die de wijk nu doorsnijdt, wordt getransformeerd tot een normale weg

Interview Martin Knuijt

gemeenschap te maken? “Soms bedenk je iets dat een gemeenschap oproept. Dat kunnen schaaktafels zijn, waar schakers op af komen. Maar er zijn ook gemeenschappen die een bepaalde plek zoeken. In sommige binnensteden, zoals die van Amsterdam, klagen fietsers over de doorkruisbaarheid van voetgangersgebieden. Ligt daar ook een opgave? “Gebieden met een gemengd gebruik zijn het mooiste. Op de Oudegracht in Utrecht [waar OKRA kantoor houdt, MvR] kun je fietsen, wandelen en heb je de auto, en wordt het verderop fiets- en voetgangersgebied. Als het ’s ochtends rustiger is wordt er meer gefietst, als het drukker wordt gaat de fietser ook stapvoets. Ik vind dat een mooie menging. Natuurlijk zijn er weleens conflicten tussen typen gebruikers, maar dat hoort ook bij stedelijkheid. Voor de stalling van de fietsen moeten er wel een paar goede fietsparkeergarages komen. Veel mensen fietsen naar de binnenstad en worden dan voetganger. Dat moet je faciliteren. De gemeente Utrecht wil de Oudegracht laten uitroepen tot UNESCO-monument, maar eigenlijk is de Oudegracht gewoon het langste fietsenrek ter wereld: twee kilometer lang, aan beide kanten. Als het fietsen zo’n succes is, moet daar stallingruimte voor gemaakt worden. Net als dat de parkeergarage een opgave is, is de fietsparkeergarage dat ook. Je zou ook met een aantal grote winkelconcerns moeten kijken hoe die hun klanten willen bedienen.” Hoe benadert u de materialisering van uw plannen? In het algemeen lijkt er een trend naar chiquere openbare ruimtes. “Wat ik zelf belangrijk vind is dat openbare ruimtes enige tijd mee kunnen gaan. De omlooptijd van

79 — AWM 36

openbare ruimtes is drastisch afgenomen. Nu zijn er openbare ruimtes die de vijftien jaar niet halen. Terwijl er bij een goede materialisering geen reden voor herinrichting zou zijn. De Champs Elysées is in enkele eeuwen tijd maar enkele keren opnieuw ingericht. Ik denk dat we een sterker onderscheid moeten maken tussen wat voor de korte en voor de lange termijn geldt. Bij het Van Heekplein vonden we het bijvoorbeeld belangrijk om het plein met natuursteen aan te laten sluiten bij de binnenstad. De gebieden daaromheen hebben we gewoner gemaakt, aansluitend bij de rest van de stad. In zijn algemeenheid ben ik ervoor om de boel minder vaak open te gooien. In dat kader zouden we na moeten denken over het herorganiseren van de ondergrondse infrastructuur. Het organiseren van de ondergrondse infrastructuur vergt wellicht een extra voorinvestering, maar heeft als gevolg dat de groenstructuren robuuster worden en de straat niet voor elke wissewasje open hoeft. De openbare ruimte kan zo op bepaalde plekken simpelweg rustiger blijven. Een goed voorbeeld is het vuilafvoersysteem in het nieuwe centrum van Almere. Zo’n vuilafvoersysteem voorkomt dat er allerlei grote vuilcontainers nodig zijn in de openbare ruimte. Den Bosch heeft ook zo in zijn ondergrondse infrastructuur geïnvesteerd dat de openbare ruimte in de binnenstad langere tijd onaangeraakt kan blijven.” Is een deel van het probleem niet dat er in een te hoge frequentie plannen gemaakt worden? De bomen op het Weena in Rotterdam zijn nog niet volgroeid of ze moeten alweer verdwijnen om plaats te maken voor een compleet nieuwe inrichting. “Je zou ook kunnen zeggen: als het een keer heel goed is aangelegd, met veel aandacht en goede materialen, robuust, dan kan het de Champs Elysées zijn. Dat is weliswaar een oude boulevard, maar het heeft een bepaalde chic waardoor je er vanaf wilt blijven. De Champs Elysées werd pas weer aangepakt toen er een parkeergarage van een aantal lagen onder aangelegd moest worden. Dat is een goede reden om het te vernieuwen. De boulevard vervuilt natuurlijk, maar dat is een kwestie van schoonmaken, bijhouden. De boulevard wordt niet meteen aangepakt als er een leuker tegeltje op de markt komt.” Het gaat om mooi verouderen? “Dat openbare ruimtes momenteel nauwelijks de tijd en kans krijgen om patina te krijgen, dat is een probleem. Dat zou wel moeten.” We moeten de veroudering toelaten? “Ja, dat denk ik wel. Steden zijn juist zo interessant vanwege de interactie tussen mensen, door het gebruik dat verandert en de geleidelijke transformatie ervan over een langere tijd. De plooien hoeven niet continu gladgestreken te worden.”—


80 — AWM 36

D

Duurzaamheid LAGE ENERGIE

Geknakt kantoorgebouw Het voormalig rangeerterrein ZAC Gare de Rungis moet de eerste ‘Ecobuurt’ van Parijs worden. Met het kantoorgebouw Pushed Slab door MVRDV wordt een eerste ferme stap in die richting gezet. Een laag energieverbruik en een hoge energieproductie (zo’n 200.000 kWh per jaar), dat zijn de doelstellingen van Pushed Slab, waarvan de bouw in 2011 begint. Het wordt een van de eerste low energy-gebouwen in Frankrijk. Een waaier aan maatregelen en technieken wordt ingezet om deze ambitie waar te maken. Zo wordt stroom opgewekt met ongeveer 1.500 m2 aan zonnepanelen op het dak. De isolatie bevindt zich aan de buitenzijde om koudebruggen te verminderen. Afvalwater wordt opgevangen, gereinigd en hergebruikt in een grijswatercircuit. En de gevels van het gebouw zullen met hout bekleed worden dat uit gecertificeerde Franse bossen komt. Interessant is de plattegrond van de

Pushed Slab, die 150 meter lang en 21 meter breed moet worden. De basisvorm is de slab, een conventionele strook met doorlopende banen van vensters – het confectiepak onder de kantoorgebouwen. In het midden is de strook echter ‘opengeduwd’ (pushed). Zo is er de gelegenheid ontstaan om op verschillende niveaus groene buitenruimte aan te leggen, die direct vanaf de werkvloeren kan worden betreden. De bres in het gebouw biedt bovendien een doorzicht op de omliggende historische bebouwing en draagt

bij aan de natuurlijke ventilatie. ZAC Gare de Rungis is een voormalig rangeerterrein in het 13e arrondisement van Parijs, vlakbij de Boulevard Périphérique (de ringsnelweg). Het 4.150 m2 grote gebied is aangewezen voor duurzame ontwikkeling. Opdrachtgever voor de Pushed Slab, die MVRDV heeft ontworpen in samenwerking met de lokale architect North by North West, is ICADE Promotion, een van de belangrijkste vastgoedondernemingen in Frankrijk. (RG)


D

Duurzaamheid Korte berichten

81 — AWM 36

OS HOUSE

Vrij beschikbaar Met de slogan ‘Laten we keus creëren voor hen die geen keus hebben’ initieerden Enviu en architect Vincent van der Meulen de ontwerpcompetitie OS-House. Tussen 15 januari en 17 mei 2010 konden architecten een ontwerp insturen voor een duurzaam en flexibel familiehuis voor een specifieke locatie in Ghana. De modulaire constructie moest lokaal kunnen worden gerealiseerd en betaalbaar zijn voor de toekomstige bewoners. Inzenden van een ontwerp betekende dat het vrij beschikbaar werd gesteld via het Open Source House-platform. Meer dan 3.100 internationale architecten (meer dan 250 teams) namen deel. Het winnende ontwerp – ‘Emerging Ghana’, van Ana Morgado, João Caeiro, Lara Camilla Pinho, Maria de Paz Sequeira Braga en Maria de Carmo Caldeira, zie afbeelding – wordt gerealiseerd. Dit is niet alleen de beloning voor de winnaar, maar geldt ook als test voor de ontvangst en technische en economische uitvoerbaarheid. Hoe gaat het nu met het project? Projectmanager Walter aan de Wiel: “Op dit moment loopt de officiële aanvraag van de bouwvergunning. Vooraf hebben we al veel contact gehad met de lokale autoriteiten en de Ghanese overheid. We hadden al de mondelinge toezegging voor twee of drie stukken grond.” Wordt het door Ghana niet ervaren als bemoeienis? “Nee, zowel de lokale als de landelijke autoriteiten hebben aangegeven dat ze de huisvestingsproblematiek niet aankunnen. In die zin staan ze er positief tegenover. Het is ook geen echte hulp die we aanbieden. Het gaat om een manier van bedrijfsvoering, waarvan de daadwerkelijke implementatie door een Ghanees wordt uitgevoerd. Een van de

eisen in de competitie was dat het ontwerp met lokale middelen is te verwezenlijken. Dat steunt de lokale economie.” Waarom is gekozen voor Ghana als ‘case’? “In een aantal Afrikaanse landen ontstaat een groot probleem voor de onderkant van de middenklasse. Het is een snel groeiende groep, met vaak een vaste baan. Ze verdient echter net niet genoeg om een fatsoenlijk huis te kopen en blijft noodgedwongen in sloppenwijken leven. In die ontwikkeling loopt Ghana voorop. Daarnaast hadden we voor een pilot een land nodig dat economisch en politiek redelijk stabiel is.” Is er al interesse in andere ontwerpen of vanuit andere landen? “Ja, dat verraste ons wel. We wilden eerst de wedstrijd doen en vervolgens een businessmodel ontwikkelen, maar Nigeria, India en Suriname hebben al interesse getoond. Ook vanuit Rotterdam bestaat er interesse, niet zozeer in een specifiek ontwerp, maar in het concept van een Open Source-ontwerp dat flexibel, modulair en duurzaam is.” Het OS House betekent feitelijk dat overal ter wereld iemand een ontwerp moet kunnen oppakken en uitvoeren. Zijn de ontwerpen zoals die er nu

liggen makkelijk aanpasbaar aan lokale omstandigheden? “De competitie ging uit van de Ghanese situatie. Deelnemers kregen vooraf uitgebreide informatie over de plaatselijke bodem, het klimaat en de cultuur. Als bijvoorbeeld het klimaat of de cultuur overeenkomen zijn de ontwerpen meestal makkelijk over te nemen. Maar bijvoorbeeld in India, waar interesse is in het concept, is de situatie wel heel anders. We denken er nu over een nieuwe competitie op te zetten voor India. Dat maakt ook het platform rijker.” Zijn de ontwerpen toegankelijk? “In praktische zin wel. Vanaf de site kunnen de pdf’s en AutoCAD tekeningen door een lokale initiatiefnemer worden gedownload. De pdf’s geven informatie over het ontwerp en de toepasbaarheid. De AutoCAD files zijn gespecialiseerd en bedoeld voor architecten of aannemers. We ontwikkelen nu een nieuw platform, zodat een particulier, projectontwikkelaar of ambtenaar direct contact kan opnemen met de ontwerper van een OS-House, om hulp te vragen of zodat ze het gezamenlijk kunnen uitwerken. Het is overigens de bedoeling dat aangepaste ontwerpen ook weer worden geupload, zodat het platform steeds meer kan bieden.” (RM) www.os-house.org - www.enviu.org


82 — AWM 36

BOEK

Green Dream Milieubewustzijn, of ‘groen’, kan rekenen op een grote aandacht. Er zijn echter nogal wat vragen en kanttekeningen bij de groene golf te plaatsen. Bijvoorbeeld is in duurzame architectuur de esthetiek clichématig , of wordt ze geofferd aan de duurzame eisen en technologieën. De ontwikkelingen gaan niet snel genoeg, mede door de complexiteit van het wereldwijde probleem. En groene gebouwen maken nog geen groene stad, stelt The Why Factory in ‘Green Dream’. The Why Factory – een onderzoeksplatform van de TU Delft en MVRDV – analyseert deze en andere problemen die een duurzame wereld in de weg staan. Het platform wijst op gevaren, zoals greenwashing, groen fanatisme, maar ook groenvermoeidheid bij het publiek. En prikkelend wordt ingegaan tegen een aantal veronderstellingen als: mondiaal transport is slecht, lokaal voedsel is goed. De 22 ‘observaties van het huidige groen’ zijn toegankelijk geschreven en gepresenteerd. Korte teksten, een vaak uit-

STADSNATUUR

Woonruimte voor vogels Waarom hebben we de indruk dat er minder mussen zijn? En waarom zien we wel vaak de gierzwaluw in stedelijke omgevingen? Het antwoord ligt eigenlijk voor de hand: vogelsoorten hebben hun eigen voorkeuren voor nestelen en fourageren. Sommige vogels nestelen op de grond, andere in struiken. En de gierzwaluw wil helemaal geen groen, maar een rotswand met spleten. Bij minder struikgewas of begroeide gevels in de binnenstad zoekt de mus gebieden waar hij dat wel vindt, bijvoorbeeld in de buitenwijken of de stadsrand. Willen we meer diersoorten terugbrengen in de stad, dan kan de architectuur daar

gebreide verantwoording via literatuurverwijzingen en veel beeldmateriaal. Jammer dat aan de illustraties niet altijd aandacht is besteed. De observaties bouwen systematisch toe naar de vijf vooruitzichten van onder andere John Thackara en Andy van den Dobbelsteen op ‘het groen van morgen’. The Why Factory concludeert dat een kordate en rationele benadering groene steden kan opleveren. Er zou een algemeen geldend meetsysteem moeten worden ontwikkeld om duurzame prestaties van steden te meten en de plannen te beoordelen. De denktank zet zijn Green City Calculator uiteen, die The Why Factory ontwikkelt in samenwerking met Arup Amsterdam en DGMR in Arnhem. Vreemd is dan toch het laatste deel van het boek: een presentatie van negen utopische groene oplossingen. Hoewel ze als haalbaar worden bestempeld, ontbreken hier de rationele onderbouwingen en blijven ze ‘green dreams’. Het bouwen van steden rond een turbinepark lijkt bijvoorbeeld niet reëel, als er nog discussies gaande zijn over hoe rendabel en hoe gevaarlijk windturbines zijn. En worden de drie verdiepingen hoge kassen op de Barcelonese daken nu werkelijk mooier dan de bekritiseerde huidige groene toevoegingen aan de architectuur? Dan stuit de ondertitel

aan bijdragen. Vogelbescherming Nederland en BAM Utiliteitsbouw hebben de checklist ‘Natuurvriendelijke maatregelen aan gebouwen opgesteld’. Het beantwoorden van enkele ja/nee vragen leidt naar de benodigde maatregelen bij muren, daken, water, maar ook groenvoorzieningen. Is een gebouw minimaal dertig meter hoog, heeft het voldoende zitplaatsen voor vogels en bestaat de omgeving uit vogelrijk gebied? Dan kan een nestkast voor de slechtvalk worden geplaatst.

van het boek opnieuw tegen de borst. Laten we eerst kijken of de Green City Calculator ons vooruit helpt. (RM) TheWhy Factory:Winy Maas, Pirjo Haikola, Ulf Hackauf (red.) – NAi Publishers – 2010 – paperback – 352 pagina’s – ISBN 9789056627416 – 15 x 21 cm – Engels

Is er een brug met een hoogte van minimaal 150 cm boven het water? Dan is er de mogelijkheid van nestkasten of neststenen voor de boerenzwaluw. Voor de mussen is er overigens de speciale vogelvide, door de Vogelbescherming ontwikkeld in samenwerking met fabrikant Monier. Na montage op dakconstructies zonder gootplank biedt de vogelvide aan mussen een nestgelegenheid onder de dakpannen. De checklist is gratis te downloaden op www.vogelbescherming.nl/checklist


83 — AWM 36

Hans Koppelmans

D

Duurzaamheid Korte berichten

DATACENTRUM

Slim energiegebruik De servers van een rekencentrum moeten worden gekoeld. Waarom het kantoorgebouw niet laten profiteren van de restwarmte? Met deze en andere energetisch duurzame maatregelen is het nieuwe datacentrum van de Rabobank een van de meest ‘groene’ van de wereld, aldus van aken architecten (VAA). Het datacentrum is verrezen aan de rand van Boxtel. Het bestaat uit een rekencentrum met twee bouwlagen, samen twaalf meter hoog, aan weerszijde geflankeerd door vier energiegebouwen met drie verdiepingen, in totaal achttien meter hoog. Verder is er een kantoorgebouw van 4.250 m2 bvo, in vier bouwlagen. Het grote aantal servers in het rekencentrum moet worden gekoeld om overver-hitting te voorkomen. Conventionele koelmachines verbruiken veel elektrische energie; in Boxtel is gekozen om de natuurlijke omstandigheden optimaal te gebruiken. In de winter wordt het koude water voor de servers geleverd door koeltorens, waarin het water met buitenlucht is gekoeld. Voor gebruik in de torens wordt regenwater opgevangen.

Een regelaar laat de koeltorens zo rendabel mogelijk draaien. Afhankelijk van de buitentemperatuur schakelt het over op het juiste koelsysteem. De benodigde elektriciteit wordt ingekocht en is afkomstig uit windenergie. Ook is WKO toegepast. Opgepompt grondwater wordt in de winter gekoeld met de buitenlucht en teruggebracht in de aquifer. In de zomer kunnen de servers worden gekoeld met het koude water dat ’s winters is opgeslagen. Met deze maatregelen, ontwikkeld in samenwerking met ingenieursbureau Deerns, is het elektriciteitsverbruik 30% lager dan bij conventionele datacentra, stelt VAA. Het koelwater heeft na gebruik voor het datacentrum een temperatuur van circa 20°C. Daarmee is er een grote hoeveelheid ‘restwarmte’ beschikbaar, die in de winter kan worden aangewend voor de verwarming van het kantoorgebouw. In de toekomst kunnen ook andere bedrijven op het terrein gebruikmaken van deze restwarmte; in aansluitpunten is voorzien. In de zomer worden de kantoren gekoeld door de energiecentrale van het datacentrum. Hiermee wordt efficiënter gekoeld dan met gangbare kantoorinstallaties. Met een reeks maatregelen zorgt VAA verder voor een lager energieverbruik van het kantoorgebouw. Een maatregel is ‘compact bouwen’: de vorm van het gebouw – een afgeronde driehoek – verkleint de oppervlakte van de buitenschil met 23% ten opzichte van

een standaard, rechthoekig nieuwbouwkantoor. Door een groot centraal atrium staan de open kantoorvloeren visueel met elkaar in contact, wat aansluit bij het nieuwe werken bij de Rabobank. Het atrium zorgt tevens voor extra binnenvallend daglicht, ook op de dieper gelegen werkplekken. De optimale daglichttoetreding levert, in combinatie met verlichting die is voorzien van daglichtschakeling en aanwezigheidsdetectie, een grote elektriciteitsbesparing op. Ook draagt ruim daglicht bij aan een prettige en gezonde werkomgeving. De buitengevel is volledig in glas gerealiseerd. Ter vermindering van de warmte-instraling is 60% translucente glaspanelen met een hoge isolatiewaarde en 40% volledig transparant glas toegepast. Dit is gecombineerd met buitenzonwering op de zuid-, oost- en westgevel. Om het complex in de omgeving te laten passen, kregen het rekencentrum en de energiegebouwen een natuurdak. Vanuit het landschap rijst een groene heuvel, als een overgang naar de ecologische zone die het bedrijventerrein, het omliggende agrarische landschap en het dorp Lennisheuvel van elkaar scheidt. De beplanting op het dak versterkt de soortenrijkdom in de ecologische zone. Omdat de meeste duurzame maatregelen bij het complex onzichtbaar zijn voor het publiek, hebben de Rabobank en de gemeente Boxtel het natuurdak omarmd als de visualisatie van hun ‘groene’ ambities. (RM)


84 — AWM 36

Apenstaart De St@art in Apeldoorn is een nieuw gezamenlijk onderkomen voor de Apenheul en het Natuurhuis. Architectenbureau RAU laat het langgerekte, slingerende gebouw letterlijk opgaan in het landschap. Tekst Robert Muis Fotografie Ben Vulkers

zuiden. Aan weerszijden van de foyer liggen klaslokalen, op de kop liggen de kantine en vergader- en werkruimten. In de punt van de staart ligt een grote tentoonstellingsruimte. Bezoekers kunnen hier doorheen dwalen, op weg naar de ingang van de Apenheul. Op de verdieping zijn de techniek en kantoorruimten gesitueerd. Uit duurzaamheidsoverwegingen is gestreefd naar flexibiliteit in de mogelijke functies van ruimten en vrij indeelbare plattegronden.

BINNENLANDSE MATERIALEN Een nieuw gebouw biedt onderdak aan een gevarieerd programma voor Stichting Apenheul en het Natuurhuis (het Apeldoornse Centrum voor Natuur- en Milieu Educatie) op 3.550 m2 bruto vloeroppervlak. In het gebouw zijn werk en serviceruimten voor beide organisaties ondergebracht, naast drie multifunctionele zalen en behandelkamers van de dierenartsen van de Apenheul. Vanwege zijn slingerende vorm verwierf het gebouw de naam De St@art, geschreven met – hoe kan het anders – een apenstaartje. Het pad naar de ingang van natuurpark Apenheul voert voortaan langs het gebouw. Daarmee is een nieuwe wandelroute door het landschap tussen Park Berg en Bos en de Apenheul gerealiseerd. Het kennis- en werkcentrum slingert omhoog vanuit de heuvel: het gebouw ligt deels ondergronds. Dit draagt volgens RAU bij aan de beleving van de natuur en het biedt energetisch voordeel. De houten ‘rug’ van het gebouw, op het noorden, is deels ingegraven in de heuvel. Ondergronds liggen een atelier en verschillende opslagruimten. Ook het auditorium, met ruimte voor 350 bezoekers, ligt hier. Boven het spreekgestoelte bevindt zich een groot daklicht. Op de begane grond ligt de entree annex foyer, met zicht op het

De meanderende vorm van het gebouw spaart zorgvuldig de bestaande bomen op de heuvel. Zowel Stichting Apenheul als het Natuurhuis hechten namelijk groot belang aan houtbehoud. De constructie van de St@art is een 150 meter lang skelet

— Het centrum slingert vanuit de heuvel omhoog met spanten uit inlands lariks. De grootste van de in totaal 29 spanten is dertig meter lang. Het geraamte is afgewerkt met een laag verduurzaamd inlands hout. Al het toegepaste hout is FSC of PEFC gecertificeerd. De zuidgevel is grotendeels uitgevoerd in glas en biedt medewerkers en bezoekers een panoramisch uitzicht op het park. De houten zonwering en het overstek voorkomen oververhitting van het interieur. De wanden zijn afgewerkt met leemstuc. Dat biedt een aantal voordelen. Leem is geluiddempend en de goede

vochtregulerende werking ervan draagt bij aan een gezond binnenklimaat. Leemstuc is ook gekozen omdat het een natuurlijke en volledig herbruikbare, binnenlandse grondstof is. De keuze voor hout, grind en leem uit eigen land betekent ook een verkorting van de transportwegen.

TECHNIEK Met twee organisaties die zich inzetten voor natuurbehoud en –educatie, is het vanzelfsprekend dat de opdracht het ontwerpen van een duurzaam onderkomen was. RAU heeft goed aan de wensen van de opdrachtgever kunnen voldoen. Het gebouw is niet alleen duurzaam in materialisatie, maar ook in de installatietechniek. De St@art heeft geen aardgasaansluiting en is CO2 neutraal. De houten vlakken worden nog bekleed met zonnecellen, die in een groot deel van de elektrische behoefte van het gebouw zullen voorzien. De energiebehoefte wordt verlaagd door de toepassing van warmte-koudeopslag en betonkernactivering. Er wordt gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning toegepast en de zuidelijke vliesgevel fungeert als een warmtebron. Het gebouw heeft dan ook geen radiatoren, noch airconditioning. De ledverlichting in het gebouw is gekoppeld aan een intelligent systeem; het lichtniveau reageert op de hoeveelheid binnenvallend licht. Verlichting dichter bij de ramen zal niet of minder fel schijnen dan lampen dieper in de ruimte. De glazen vergaderunits in de kantoortuin zijn demontabel, evenals de spanten van de hoofddraagconstructie. Het lijkt wellicht cynisch om daaraan te denken bij een nieuw gebouw, maar ook eenvoudige demontage en mogelijke hergebruik van onderdelen zijn facetten van duurzaamheid.—


D

Duurzaamheid De St@art RAU

Boven De St@art is afgewerkt met verduurzaamd inlands hout Links De houten zonwering en het overstek voorkomen oververhitting van het interieur Rechts Situatie

85 — AWM 36


86 — AWM 36

C2C in de praktijk Over Cradle to Cradle (C2C) is al jaren veel te doen.Toch blijkt het nog steeds moeilijk om concreet te krijgen wat C2C nu écht is.Velen willen echter wel graag aan de slag en de mooiste projecten volgens deze aansprekende filosofie bouwen. In afwachting van richtlijnen voor de bouw hierbij een kleine aanzet. Tekst Cindy Vissering/SBR Een veelgehoorde uitleg van Cradle to Cradle betreft het sluiten van de kringlopen. Dit is echter niet de basis van C2C, maar slechts één van de methodieken. Bij C2C gaat het in eerste instantie om de mens. De mens wil een goede toekomst in het vooruitzicht hebben in welvaart, in een prettige omgeving en in goede

gezondheid. Om dit te realiseren is het noodzakelijk besef te hebben van een aantal fundamentele elementen en daar actie op te ondernemen.

DOELEN STELLEN Wanneer we het hebben over minderen en reduceren (minder energiegebruik, materiaalreductie), zoals de afgelopen decennia gesproken is over duurzaam bouwen, dan komen we niet tot ons doel. Vergelijk het met een asymptoot in de wiskunde, die de as nooit helemaal zal raken. De doelen moeten bovendien in positieve taal opgesteld worden. C2C doet dit. Het vergt bovendien een andere manier van denken dan we in de bouw gewend zijn. Het doel moet vooropgesteld worden ten opzichte van het middel. Een voorbeeld: architectenduo RO&AD werd gevraagd een brug te ontwerpen bij een beeldbepalend vestingwerk van de West-Brabantse

Waterlinie. Een brug hoog over de gracht zou het historisch beeld van het bastion compleet breken. De opdracht is door de architecten opnieuw geformuleerd, ditmaal vanuit de functie: een voetgangersverbinding van de ene naar de andere kant. Met dit doel voor ogen is een ontwerp ontstaan waarbij het historische landschap intact blijft. Dit wil niet zeggen dat we met de huidige duurzaam-bouwenmethodieken niet goed bezig zijn. Vaak kunnen deze inspanningen aangemerkt worden als ‘op weg naar’, en zijn de toegepaste elementen vanuit C2C vergelijkbaar. Het grote verschil is de intentie, de manier van denken erachter. Het C2C-motto ‘doe de dingen in één keer goed’ spreekt aan. Dat kan een reden zijn dat de filosofie achter dit concept zoveel mensen aanspreekt. Vervolgens komt direct de vraag: hoe doe ik dat dan? De overheid heeft een kaart laten samenstellen waarop C2C voor de bouw is samengevat: de ‘C2C kaart voor de


87 — AWM 36

Claus en Kaan Architecten

D

Duurzaamheid C2C in de praktijk

bouw’. Behalve de doelen, staan hierop werk- en denkmethodieken beschreven. Deze laten zich het beste uitleggen aan de hand van concrete voorbeelden.

MEERWAARDE BIEDEN Het bieden van meerwaarde is een van de belangrijkste doelen van C2C. Meerwaarde in de breedste zin van het woord: de wereld beter achterlaten dan we haar hebben aangetroffen en wel op ecologisch, economisch en sociaal vlak. Het concretiseren van deze doelen valt of staat bij het meetbaar maken van de meerwaarde. In hoeverre hebben duurzame gebouwen een hogere contante waarde? Is dit meetbaar te maken, vergelijkbaar met de manier waarop dat met de waarde van bekende merken gebeurt? Zijn gebouwen met een hoge score in BREEAM-NL, Greencalc of GPR-gebouw straks meer waard op de markt? Er zijn op dit moment onvoldoen-

de data beschikbaar om dit te voorspellen. In de frisdrankensector is te zien dat het inderdaad mogelijk is waarde toe te kennen aan niet-tastbare factoren.

— Doelen moeten goed en positief worden geformuleerd

Bij het ontwerp van het nieuwe onderkomen van het Nederlandse Instituut voor Ecologie (NIOO) in Wageningen door Claus en Kaan Architecten zijn de volgende C2C-uitgangspunten leidend geweest: zon, licht, mens en respect voor de natuur. Voor een goede kwaliteit van leven en werken is gebruikgemaakt van een overvloed van daglicht en zicht naar buiten. Bovendien wordt er gebruikgemaakt van natuurlijke luchtstromen en is het ontwerp flexibel. Door het dak te voorzien van inheemse beplanting en onderdak te verlenen aan vogels, wordt de relatie met de groene omgeving versterkt. Volgens het principe ‘eigen afval is voedsel’ wordt het gebruikte water hergebruikt en gefilterd. De toegepaste materialen hebben een lange levensduur en/of een terugneemgarantie van de fabrikant.

Merken zoals Coca Cola vertegenwoordigen een bepaalde waarde. Het gaat hierbij alleen om het niet-tastbare waarde-element: de naam, en niet om de fabrieken, het product et cetera. Dit wordt meetbaar gemaakt volgens een vastgestelde rekenmethodiek. Er wordt gekeken naar het belang van een merknaam in de sector, het aandeel dat dit merk heeft in die sector en wat de

mensen bereid zijn er extra voor te betalen. Voor duurzaamheid kan gekeken worden naar de volgende aspecten: betere exploitatie, grotere vraag, relevantie van duurzaamheid voor een bepaald type gebouw en duurzame uitstraling. Ook in de bouw zijn er voorbeelden van waardecreatie door duurzaamheid. Joost


88 — AWM 36

De ‘brug’ bij een beeldbepalende vestingwerk van de West Brabantse Waterlinie

Valk is architect en een van de oprichters van stichting Vital PlaceS. Valk stelt dat door goede samenwerking bespaard kan worden op faalkosten. De besparing kan worden aangewend voor het creëren van meerwaarde door duurzame technieken toe te passen. De medewerkers in de stichting, die als doel heeft zoveel mogelijk duurzaamheidaspecten in ontwerp en uitvoering te integreren, ervaren dat door synergie in de keten effectiever kan worden gewerkt. Ook is geconstateerd dat partijen door de synergie bereid zijn meer voor elkaar te doen, waardoor alle disciplines beter op elkaar aansluiten. Dit betekent zowel op sociaal als op economisch vlak een meerwaarde voor het bouwproces en het uiteindelijke resultaat: vitale eindgebruikers in gebouwen die bijdragen aan hun omgeving. Wanneer alle partijen bij de start van het project betrokken worden, kunnen alle benodigde (duurzame) overwegingen direct meegenomen worden. Een integraal duurzaam ontwerp- en bouwtraject levert partijen uiteindelijk gewoon meer op. Door de natuur een rol te laten spelen in het gebouw wordt ook meer-

waarde gecreëerd. Mensen ervaren de natuur als positief. “De aanwezigheid van wilde vogels staat symbool voor de kwaliteit van onze eigen leefomgeving. Als een plek goed is voor vogels om er te leven is het ook goed voor mensen”, zegt Jip Louwe Kooijmans van de Vogelbescherming Nederland. Samen met BAM Utiliteitsbouw heeft de Vogelbescher-

— Ecologische, economische en sociale meerwaarde ming een checklist opgesteld om met simpele ingrepen effectieve beschermingsmaatregelen toe te passen voor de vogels in de bebouwde omgeving. Ook Louise Vet van het Nederlands Instituut voor Ecologie is van mening dat er meerwaarde uit de natuur te halen is. Vet: “Veel oplossingen zijn al door de natuur bedacht: we hoeven alleen nog maar te kijken hoe het werkt en dit na te boot-

Doorsnedes van de ‘brug’ ter plaatse van de gracht en de helling

sen.” Tegelijkertijd kan het gebouw ook een meerwaarde aan de natuur geven door de natuur meer te integreren in het gebouw door middel van bijvoorbeeld begroeide daken en/of gevels.

AAN DE SLAG Voor het halen van de doelen is samenwerken onontbeerlijk. Dit vormt dan ook een belangrijk onderdeel binnen de C2C-werkmethodieken. Het belang van samenwerken geldt voor het gehele proces, dus zowel bij het ontwerpen, het produceren als het vermarkten. Niet minder essentieel is het samenwerken bij het onderling afstemmen van deze drie fases. Welke stoffen heeft de leverancier van het halffabricaat toegepast? Hoe gaat de klant met het product om? Wanneer de gehele keten samenwerkt, wordt het makkelijker tot een goed eindproduct en duurzaam gebruik te komen. Door vanaf de ontwerpfase de producent erbij te betrekken, krijgt de architect een beter beeld van de technische (on)mogelijkheden van een product of materiaal. De producent heeft er


D

Duurzaamheid C2C in de praktijk

89 — AWM 36

voordeel bij om architecten bij het ontwikkelproces te betrekken, zodat hij zijn product goed kan laten aansluiten op de wensen van de markt. Deze werkwijze sluit nauw aan bij het principe ‘afval is voedsel’. Voor het verwerken van een gebruikt product tot nieuwe grondstoffen ligt de eerste verantwoordelijkheid al in het ontwerp van het product. Ontwerp het product met het gebruik en het einde daarvan in gedachten, ga terug naar het begin, ‘de idee’, en ontwerp het product opnieuw. Veel producenten komen er dan achter dat het proces veel efficiënter en economischer kan en dat de kwaliteit van het product nog omhoog gaat ook. Zolang volledige samenwerking in de keten nog niet overal mogelijk is, kan men wel voor het eigen gedeelte de verantwoording nemen. Zorg dat de grondstoffen uit elkaar te halen zijn, zoals de fabrikanten die hun eigen product na gebruik terugnemen en dit tot nieuwe producten verwerken. Een architect en bouwbedrijf bijvoorbeeld kunnen samen de verantwoordelijkheid nemen dat het gebouw uit elkaar te halen is, zonder dat grondstoffen vervuild worden door een niet te scheiden ander product. Dit pleit voor detailleren zonder kit, lijm en pur. Daarnaast kan worden gekozen voor het best beschikbare duurzame materiaal of product. Denk ook eens aan grondstofverwerkers (voorheen afvalverwerkers) als leverancier van grondstoffen.

Lam Architecten ontwierp het giraffenonderkomen in Diergaarde Blijdorp vanuit de C2C-principes. (Zie AWM 24) Er is uitdrukkelijk rekening gehouden met het comfort voor de giraffen. De deuren, waardoor ze het verblijf kunnen verruilen voor de buitenruimte, staan gedurende de meeste tijd open. Om in de koudere periodes toch van de warmte te kunnen genieten, is gebruikgemaakt van wandverwarming in zogenaamde ‘knuffelmuren’. Daarnaast wordt gebruikgemaakt van passieve zonnewarmte. Qua materialen is gekeken naar natuurlijke materialen (hout-rietbamboe), of producten die gegarandeerd door de producent worden teruggenomen (kunststof dakpanelen en zonweringdoek) en tot nieuwe producten worden verwerkt.

De voorbeelden laten zien dat de ambities van Cradle to Cradle in de praktijk kunnen worden gebracht met een integrale aanpak, samenwerking in de gehele keten en het stellen van heldere doelen. De verschillende certificaten helpen duurzaamheid meetbaar te maken. Komend najaar komt er een praktisch handvat bij. Douglas Mulhall van de Erasmus Universiteit Rotterdam, zal dan de richtlijnen voor C2C in de bouw presenteren.—

Meer weten? — In het kader van duurzaam materiaalgebruik organiseert SBR in samenwerking met Viba, Tierrafino, Leemwerk en Ecodesign het Nationaal Congres Bouwen met Leem op 17 november in Tilburg. www.sbr.nl/leembouwcongres — De checklist natuurvriendelijke maatregelen aan gebouwen is te vinden op www.vogelbescherming.nl/checklist — De C2C kaart voor de bouw is te vinden op www.senternovem.nl

De principes

de natuur dienen. Kringlopen hoeven niet in zichzelf sluitend te zijn: het is niet noodzakelijk dat de grondstof voor exact hetzelfde product hergebruikt wordt, het kan ook totaal ergens anders weer ingezet worden. Daarbij is het van belang dat de grondstof steeds van eenzelfde of hogere kwaliteit is.

worden. Bedenk eens: zou onze maatschappij al lang op zonne-energie hebben kunnen draaien, wanneer al de financiën die in energiereducerende maatregelen gestopt zijn, waren besteed aan het ontwikkelen van economisch rendabele manieren om de energie van de zon te vangen?

Gebruik schone energie Dit principe wordt op veel plaatsen al toegepast. De zon schenkt ons elke dag miljoenenmaal de energiehoeveelheid die we nodig hebben. In dat kader is het veel minder interessant om energiebesparende maatregelen toe te passen. Het is beter om het opvangen van de zonneenergie voldoende rendabel te maken, zodat het op grote schaal toegepast kan

Leve de diversiteit Door een gevarieerd landschap om je heen te creëren, wordt de omgeving interessanter. Dit geldt voor de hele natuur en al zijn bewoners, inclusief de mens. Wanneer we een goede omgeving creëren voor de dieren en de planten, dan heeft de mens ook een goede, gezonde en prettige omgeving. Zie de mens als onderdeel van de natuur.

Afval is voedsel Dit is de alom bekende vertaling van de C2C-gedachte betreffende de biologische en de technologische kringlopen. Van belang is dat grondstoffen over het algemeen een langere levensduur hebben dan het product waarin ze zijn toegepast. Door deze ‘opgeslagen’ grondstoffen weer vrij te maken en te gebruiken (na beëindigen van de toepassing van het product), maken we een wereld zonder afval. Het verschil tussen de biologische en technologische kringloop ligt daarin dat de grondstoffen uit de biologische kringloop gecomposteerd kunnen worden en als voedsel voor

RICHTLIJNEN


90 — AWM 36

Wuhan Energy Flower Functioneel en symbolisch De Wuhan Energy Flower verwijst in zijn ontwerp naar de natuur, maar de vorm is meer dan symbolisch. Het ontwerp van Soeters Van Eldonk en Grontmij mikt na realisatie op de hoogste onderscheidingen voor duurzaamheid. Tekst Robert Muis Beeld Soeters Van Eldonk

Wuhan wil zich in de komende jaren ontwikkelen tot de meest duurzame stad van China. Het spreekt dan voor zich dat de duurzaamheidambities voor het onderzoekscentrum naar nieuwe energietechnieken, onderdeel van de universiteit van Wuhan, hoog zijn gesteld. De internationale ontwerpwedstrijd die werd uitgeschreven, is gewonnen door Soeters van Eldonk architecten in samenwerking met Grontmij. Hun ontwerp heeft de vorm van een bloem, met de aronskelk als inspiratiebron. De eis was om 40.000 m2 bruto vloeroppervlak

te verwezenlijken. Daarvan is 12.000 m2 ondergebracht in de kantoortoren; de rest in de lage volumes die als een krans van bladeren rond de honderdveertig meter hoge bloem liggen. In de lagere gebouwen zijn de laboratoria gesitueerd. De bloemvorm komt voort uit de parallelle zoektocht naar een functionele en een symbolische vorm. Met het oog op de hete Chinese zomer wilden de ontwerpers een groter dak en een kleinere voerafdruk, zodat het gebouw in zijn eigen schaduw staat. Daarnaast


D streefden zij naar een beeld dat bij de beschouwer direct de associatie met de natuur oproept. Bij het resultaat, de aronskelk, geven techniek en vorm elkaar meerwaarde. Hoe de opdrachtgever, Hubei Science & Technology Investment Company, op de vorm zou reageren, was even spannend. Welke betekenis heeft een aronskelk in de Chinese cultuur? Dat blijken gelukkig positieve waarden als voorspoed en zuiverheid te zijn en het ontwerp is dan ook met enthousiasme ontvangen. Naast de genoemde schaduwvorming voor de toren heeft het dak om meer redenen een groot oppervlak. Het moet ruimte bieden aan ca 5.000 m2 zonnepanelen en het krijgt een ring voor de afgifte van warmte en koude. De richting en de hoek waarin het dak helt, is optimaal ten opzichte van het zonlicht. Dat valt op de meest ideale dagen onder een hoek van 70 graden op het gebouw. De zonnepanelen en een enorme verticale windturbine, die als de ‘stamper’ uit de kelk rijst, zorgen samen voor de benodigde energie van het gebouw. Het streven is om de energiehuishouding aan het einde van een jaar telkens in balans te hebben: in koude periode wordt extra energie betrokken van het netwerk, bij een overschot aan zelf opgewekte energie levert de Wuhan Energy Flower aan het net. Tussen de zonnepanelen liggen looppaden, zodat de panelen kunnen worden schoongehouden. Een noodzaak in de stoffige atmosfeer van Wuhan. De paden fungeren ook als waterafvoer. Regenwater wordt opgevangen en opgeslagen in bassins op de begane grond. Het water wordt na zuivering gebruikt voor toiletten en besproeiing van de beplanting. Het plan voorziet in tuinen rond de entree, een top floor garden en sedumdaken voor de laboratoria. De rand van de kelk vormt een zonnedak. In deze witte rand van het dak lopen de leidingen met vloeistoffen voor de koeling en de verwarming van het gebouw. De opgewekte warmte en koude worden in de grond opgeslagen. Omdat Wuhan een korte koudeperiode en een relatief lange warme periode kent, is er gekozen om een extra groot energiedak te maken. Hiermee kan in die korte periode en gedurende de nachten voldoende koude worden opgeslagen om te voldoen aan de jaarlijkse behoefte. In

Duurzaamheid Wuhan Energy Flower Soeters van Eldonk/Grontmij

warme periodes wordt deze opgeslagen kou gebruikt in de koelplafonds om de kantoorruimten te koelen. In de warme periode wordt de warmte opgevangen. De opgevangen warmte wordt gebuikt voor de verwarming van het gebouw en het kraanwater. Centraal in de bloem bevindt zich een ruim honderdtwintig meter hoge zonneschoorsteen, die zorgt voor een natuurlijke ventilatie van de kantoren. Het ontwerp voorziet ook in een atrium met te openen ramen hiervoor. Een milieuverantwoorde benadering geldt niet alleen voor de techniek. Ook wordt ernaar gestreefd om materialen zoveel

91 — AWM 36

mogelijk binnen een straal van 500 kilometer te betrekken. Er wordt vooral gezocht naar materialen die duurzaam zijn geproduceerd, zijn gerecycled en niet afkomstig uit een uitputtelijke bron. Volgens planning gaat de bouw in november 2010 van start. Wordt het Wuhan New Energy Center gerealiseerd zoals de ontwerpers het voor zich zien, dan krijgt het gebouw de hoogste onderscheiding in het China Green Building-beoordelingssysteem. Tevens zou het als eerste kantoorgebouw ter wereld in aanmerking komt voor de classificering ‘outstanding’ in het internationale BREEAM-systeem.—

Uiterst links Rond de kantoortoren ligt de bladerkrans met onder meer laboratoria Boven Het dak is optimaal naar de zon gericht en biedt ruimte aan 5.000 m2 zonnepanelen Links De top floor garden en, centraal in de toren, de zonneschoorsteen


92 — AWM 36

EP

Economie en Praktijk

BOEK

Zakboek parkeren De auto is ongekend belangrijk. Het is tegenwoordig vooral de stilstaande auto in de woonomgeving die aandacht vraagt. In het Zakboek parkeren voor de woonomgeving wordt dit fenomeen besproken en geïllustreerd aan de hand van negenentwintig voorbeeldprojecten. Door de donkergrijze kaft met stoftextuur en zwarte letters is de achterflap helaas onleesbaar. De prettige inleiding en de logische indeling spreken echter voor zich, waardoor snel duidelijk wordt waar het in het boek om gaat. In de inleiding wordt een algemeen overzicht gegeven van de invloed van auto’s op de stedelijke omgeving en de manier waarop architecten en stedenbouwers er in de loop der tijd mee zijn omgegaan. De makers van het boek

constateren hierbij een verschuiving: de invloed van de auto op de infrastructuur wordt minder, die op de woonomgeving juist groter. Met name de aanslag op de ruimte, die met het toenemende autobezit alsmaar groeit, is een kopzorg voor architecten en stedenbouwers. De kern van het boek wordt daarom gevormd door negenentwintig voorbeeldprojecten, die volgens de samenstellers laten zien hoe de parkeerplaats nadrukkelijk en met succes kan worden verweven in het ontwerp. De selectie is samengesteld op basis van onderzoek van Frederique van Andel en richt zich op Nederlandse projecten van 1931 tot 2008. Bij de selectie is een aantal factoren meegenomen, waaronder de ligging van de parkeerplekken (op privé- of openbaar terrein), de afstand tot de woning en de ventilatiemethode. Deze gevarieerde criteria geven direct een beeld van de complexiteit van het onderwerp. De consequente en eenduidige vormgeving maken het boek overzichtelijk. Er is veel gebruikgemaakt van icoontjes waardoor de plannen makkelijk te vergelijken zijn. Jammer genoeg wordt dit deels

tenietgedaan door de slechte leesbaarheid van de gele icoontjes. Desalniettemin is het zakboek een handig overzichtswerk. (LZ) Frederique van Andel, Liesbeth Brink, Joost Hovenier – Uitgeverij 010 – 2010 – Softcover – 626 pagina’s – 13 x 17 cm – ISBN 9789064506895 – € 29,50 – Nederlands


EP

Economie en Praktijk Korte berichten

93 — AWM 36

ONDERZOEKSLABS

Concrete resultaten De tweede ronde van het ‘Onderzoekslab’ is afgesloten. De gepresenteerde resultaten zijn verrassend concreet. Een deel van de voorstellen zal, los van het onderzoekslab, verder worden uitgewerkt. Op 30 juni werden de resultaten van de tweede ronde van het ‘Onderzoekslab’ in de Almeerse Schouwburg gepresenteerd. In het kader van het rijksinitiatief ‘Nederland wordt anders’ verkenden de deelnemers net als in de eerste ronde ingewikkelde ruimtelijke opgaven; elk met een sterk maatschappelijk karakter. Hoewel de opgaven in deze ronde minder concreet waren, zijn de resultaten dat juist wel. De uitkomsten van de eerste ronde lieten vooral een nadruk op onderzoek en proces zien. In de tweede ronde maken de labs een extra slag. De kleinere omvang van de labs heeft hierbij waarschijnlijk geholpen. De labs waren wendbaarder en beslissingen konden sneller worden genomen. Er vond meer onderlinge kruisbestuiving plaats en de labs hebben in enkele gevallen gezamenlijk gastsprekers

uitgenodigd. Ook is er vanuit de organisatie meer gestuurd op het ontwerp en de rol van de ontwerper. Samen met het feit dat op meerdere momenten opdrachtgevers en experts zijn uitgenodigd als klankbord hebben deze factoren ertoe geleid dat de resultaten praktischer zijn. Het ‘invliegen’ van kennis is cruciaal gebleken voor het snel concreet resultaat. Dit wordt weerspiegelt in het feit dat een aantal labs ook na de eindpresentaties verdergaat met het ontwikkelen van de resultaten. Het lab Gezond Verstand vroeg leerlingen, ouders en

docenten naar hun ervaringen met en eisen aan schoolgebouwen en schoolomgevingen. Een vraag die, blijkens de respons, normaliter onvoldoende wordt gesteld. Het lab ontwikkelde de zogenoemde ‘Scholenbouwwaaier’ met aanwijzingen voor een nieuw ontwerpproces dat moet leiden tot gezondere scholen. Omdat er veel vraag is naar de waaier, wordt binnenkort met experts uit het veld gekeken naar draagvlak voor doorontwikkeling. Lab de Tussentijd heeft de zomer niet afgewacht en organiseerde van 29 juli tot 1 augustus GOO! (Green Open Office). Op een braakliggende terrein in Apeldoorn konden geïnteresseerden in de groene kantoortuinen deelnemen aan discussies over mogelijke invullingen van (tijdelijke) leegstand in de stad. De debatten met zowel eigenaren, gemeente, ontwikkelaars, beleggers en eindgebruikers hebben een aantal potentiële opgaven opgeleverd. In een volgend experiment willen de leden van het lab hun kennis en strategie blijven inzetten om het gebruik van (tijdelijke) leegstand te stimuleren. In NWA magazine #2 zijn onder andere samenvattingen van de resultaten van de tweede ronde van het Onderzoekslab opgenomen. Het magazine is te vinden op: www.nederlandwordtanders.nl (LZ)


©

94 — AWM 36

Auteursrecht van de architectwerknemer De meeste architecten werken niet zelfstandig, maar zijn verbonden aan bureaus. Soms als (mede-)eigenaar, vaak als werknemer. Aan wie komt het auteursrecht op het ontwerp toe dat in dienstverband is ontstaan en waarom? Tekst Selale Dogan Elk ontwerp (werk) dat voldoende oorspronkelijk en origineel is en de creatieve inspanning van de ontwerper belichaamt, komt in aanmerking voor het auteursrecht. Dit auteursrecht, uiteengezet in de Auteurswet, geeft de maker het recht dat werk commercieel te exploiteren, maar geeft ook zogenaamde persoonlijkheidsrechten. Zo kan de maker ingrijpen als zijn eer en goede naam worden aangetast. Maar heeft de architect die als werknemer een bouwwerk ontwerpt ook die rechten?

Casestudie Haarlem In 2001 heeft zich een zaak afgespeeld over de rechten van de architect. De gemeente Haarlem had aan de hand van een aantal ontwerpen van een architect het Concertgebouw verbouwd. De architect was voor de duur van het project aangesteld als stadsarchitect. Na een aantal jaren besloot Haarlem het gebouw te verbouwen en is voornemens de ontwerpen van de architect te slopen. De architect is het daar niet mee eens. Hij meent dat daarmee inbreuk wordt gemaakt op zijn persoonlijkheidsrechten. De gemeente vindt dat onzin, de architect was immers bij haar in dienst. De gemeente is dus de maker en de persoonlijkheidsrechten komen haar toe en niet de architect.

WERKGEVERSAUTEURSRECHT Onder bepaalde voorwaarden geldt niet de architectwerknemer die het werk daadwerkelijk heeft gemaakt als maker van het werk, maar de werkgever (het architectenbureau). Die werkgever beschikt in dat geval over alle auteursrechtelijke bevoegdheden. Daarvoor is wel nodig dat er een dienstverband bestaat; er moet een gezagsverhouding bestaan tussen de architectwerknemer en de werkgever. Daarvan is bijvoorbeeld geen sprake bij architectfreelancers. Ook moet het gaan om werken die binnen de taakomschrijving van de werknemer vallen. Als de architectwerknemer onder werktijd een verhalenbundel schrijft over het wel en wee op het architectenbureau dan blijft hij daarvan de auteursrechthebbende. De werkgever is dus de fictieve maker van het werk dat verricht is in dienstverband. Dat doet misschien een beetje merkwaardig aan, met name als die werkgever, of beter gezegd de eigenaar van het architectenbureau, zelf niet (direct) aan het werk heeft bijgedragen. Toch is het niet zo vreemd, want de architectwerknemer is immers aangenomen om bepaalde creatieve werkzaamheden te verrichten voor de werkgever en wordt daarvoor betaald. Bovendien


EP

Economie en Praktijk Auteursrecht van de architectwerknemer

95 — AWM 36

komen de bouwwerken (of de ontwerpen daarvan) vaak tot stand in teamverband, waardoor het uiteindelijke ontwerp niet aan één specifieke persoon toe te schrijven is. De meest praktische oplossing is dit collectieve werk als het intellectuele product van de werkgever te presenteren, zowel buiten als binnen het bureau. Als bijvoorbeeld inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht op het bouwwerk, hoeven niet alle individuele werknemers op te treden, maar neemt het architectenbureau actie. Dat is een voordeel in externe relaties. Intern kan zo worden voorkomen dat een van de werknemers ineens besluit de rest te verbieden het werk te gebruiken dat hij heeft voortgebracht. Dat zou zijn collega-werknemers blokkeren het werk verder te ontwikkelen of te verbeteren. Het is overigens mogelijk andere afspraken te maken over de auteursrechten. Dit kan zowel individueel door middel van de arbeidsovereenkomst, als collectief via de CAO. In de huidige architecten-CAO is daar echter geen gebruik van gemaakt en ook individueel is dat niet gebruikelijk.

een onderwerp waarop architectwerknemers aanspraak moeten maken. De architectwerknemer heeft echter weinig aan de persoonlijkheidsrechten als het werk uitsluitend onder de naam van het architectenbureau bekend is gemaakt. Bij verminking of verandering van dat werk wordt namelijk niet zijn eer en goede naam aangetast, maar die van het bureau. Maar wat nu in de situatie dat het voor de werkgever niet opportuun is op te treden tegen een verminking van het werk, terwijl de architectwerknemer dat wel wil? Of de architectwerknemer in een bepaalde situatie aanspraak kan maken op de persoonlijkheidsrechten is afhankelijk van de contractuele afspraken tussen de werkgever en de architectwerknemer en van wat redelijk is gezien de omstandigheden. Als de naam van de architectwerknemer wel aan het werk verbonden is, dan moet het volgens mij voor hem mogelijk zijn zich te beroepen op die persoonlijkheidsrechten, niet alleen in externe verhoudingen maar ook in interne. Dit onderwerp van de persoonlijkheidsrechten is in de rechtspraak niet duidelijk uitgemaakt.

PERSOONLIJKHEIDSRECHTEN

De uitspraak Wat betekent dit in de zaak tussen de gemeente en de architect? De rechtbank bepaalde dat het werkgeversauteursrecht in deze situatie niet van toepassing was. De architect had alle vrijheid gehad bij de vormgeving van zijn ontwerpen. De gemeente had daar geen zeggenschap over. De architect was dan ook de maker van het werk. Het hoger beroep dat hierna werd ingesteld, wees niet anders uit. Het hof constateerde ook een inbreuk op de persoonlijkheidsrechten van de architect. De gemeente had in haar nieuwe plannen het werk van de architect moeten erkennen; zij was dus schadeplichtig tegenover de architect. De architect had echter geen schadevergoeding gevorderd, dus die kon hem niet worden toegewezen.

Vanuit commercieel oogpunt – vanuit het oogpunt van de exploitatierechten – is het daarom goed te verklaren dat de auteursrechten aan het architectenbureau toevallen. Maar hoe zit het met de persoonlijkheidsrechten? Het ontwerp komt immers tot stand door de persoonlijke en individuele invulling van die specifieke architect. De architect zou op grond van de persoonlijkheidsrechten op zijn minst in zijn creatie erkend moeten worden en hij zou moeten kunnen ingrijpen als zijn werk wordt aangetast. Deze rechten vloeien voort uit de hoogstpersoonlijke band die de architect heeft met (dat deel van) het werk. Daarin voorziet de Bond Nederlandse Architecten (BNA) ook enigszins in haar gedragregels: “De architect geeft erkenning aan het aandeel dat de collega(’s) en medewerker(s) in het ontwerp hebben gehad.” De BNA heeft een nader advies gegeven over de wijze waarop en welke namen vermeld moeten worden, waaronder in ieder geval de namen van de architectwerknemers. Het gaat hier echter om een vrijblijvende regel waaraan geen sanctie is verbonden. Bovendien is het een BNA-regel die alleen geldt voor de leden. Dat maakt de regel niet effectief te handhaven. Fictief of niet, de werkgever is volgens de Auteurswet de maker. Naar de letter van de wet komen de persoonlijkheidsrechten dan ook toe aan de werkgever. Toch lijken deze persoonlijkheidsrechten bij uitstek

De architectwerknemer is aangenomen om een bepaald bouwwerk te ontwerpen voor zijn werkgever. De werkgever is vrij dat commercieel te exploiteren. Het grootste belang van een architect lijkt te liggen bij zijn morele rechten, de persoonlijkheidsrechten. Het bouwwerk vormt onderdeel van zijn oeuvre. Het is voor de architectwerknemer dan ook belangrijk niet volledig uit beeld te verdwijnen, door binnen de dienstbetrekking zijn persoonlijkheidsrechten te behouden, terwijl de exploitatierechten aan de werkgever toekomen.—

Selale Dogan is advocaat bijVan der Steenhoven advocaten N.V. en gespecialiseerd in auteursrecht.


Lavooij over vorm

96 — AWM 36

Rapid prototyping Ontwikkelen als iteratief proces De economische recessie laat ons zien dat veel masterplannen aan herziening toe zijn. Ze moeten worden aangescherpt, omdat ze niet langer passen in de huidige tijd. Door het ontwikkelproces iteratief te benaderen kan een dynamisch plan ontstaan dat kan veranderen als de omstandigheden daarom vragen. Deze stijl van ontwikkelen wordt rapid prototyping genoemd.

buitenaf. Naast de traditionele stijlen van ontwikkelen, zoals bottom-up, top down en de denktank is een nieuwe dynamischere stijl ontwikkeld: rapid prototyping. Door van ontwikkelen een iteratief proces te maken, blijven de plannen actueel. De uitdaging is een methode te vinden die meebeweegt met de tijd en het zo mogelijk maakt de houdbaarheid te borgen door nieuwe invloeden blijvend te kunnen incorporeren: een nieuw bestuurscollege, een nieuwe economische werkelijkheid, een ander type vestigers, een veranderende marktvraag.

Tekst Saskia Dijkstra/Total Identity

GEREGISSEERDE DYNAMIEK

Ontwikkelplannen die voor de recessie nog geloofwaardig leken, lijken nu uit een andere tijd te komen. En dat zijn ze ook. Plannen blijken te ambitieus of hebben gebrek aan richting door teveel inbreng van

De ontwikkelstijl rapid prototyping is gebaseerd op een geschakeld proces dat inhoud en vorm op drie niveaus samenbrengt: maatschappij, vastgoed en stedenbouw/architectuur. In totaal zijn er zeven stappen te onderscheiden. De eerste stappen richten zich op het helder stellen

van de situatie met betrekking tot de locatie en de processen die er spelen. Ook worden de eerste ideeën voor de ontwikkeling gegenereerd. Na vijf stappen is een prototype van het ontwikkelplan gereed. Het prototype wordt vervolgens getest binnen de doelgroep(en) (vestigers) met behulp van interactieve gamingtechnieken. Op basis van de resultaten wordt het prototype telkens verfijnd. Door dit een aantal malen te herhalen, wordt het ‘rapid prototyping’. De regie is niet in handen van een stedenbouwer of een architect, maar in handen van een projectregisseur. De regisseur wil niet zelf de inhoud brengen, maar laat dit aan de groep over. Het planteam bij rapid prototyping kan bestaan uit sociologen, antropologen, marktonderzoekers, creatieve denkers, stedenbouwers, architecten en economen met specifieke kennis op het gebied van een branche of sector. De groep focust zich onder leiding van de regisseur op het beoogde effect van een ontwikkelidee. Zo’n idee kan technisch, sociaal of economisch


EP

Economie en Praktijk Ontwikkelstijl Rapid Prototyping

van aard zijn en hoeft in eerste instantie niet haalbaar te zijn. Een voorbeeld van een zo’n conceptmatig idee is het organiseren van de Talentencampus Oss op de kennisspiraal van Kolb, een leerstijl met vier fasen. In de verschillende stappen blijft niet het idee zelf, maar het effect dat het idee moet genereren voorop staan. Zo wordt het idee gedurende het proces aangescherpt en verrijkt. Het idee heeft geresulteerd in vier ruimtelijke verschijningsvormen op de campus.

te verwachten dynamiek die plaats gaat vinden op een bepaalde plek. Deze dynamiek vormt het kompas van het plan, Het geeft richting zonder zich vast te leggen. Hierdoor kan het plan in de loop der tijd herhaaldelijk worden aangepast. Dit biedt de mogelijkheid het plan te actualiseren, zowel in de beginfase als in de daadwerkelijke ontwikkelfase. De waaromvraag, de vraag wat de ontwikkeling teweeg moet brengen, wordt integraal meegenomen.

LOGISTIEK PARK MOERDIJK

MOGELIJKHEDEN

Rapid prototyping is toegepast bij de ontwikkeling van Logistiek Park Moerdijk. Een van de doelen was het inspelen op de trend om maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Voor deze duurzame vorm van ondernemen is niet alleen de productiewijze van belang. Ook de logistieke afhandeling draagt bij aan de duurzaamheid. Deze benodigde logistieke kwaliteit staat dan ook centraal bij de derde stap in het ontwikkelproces: het vaststellen van de gewenste dynamiek op het te ontwikkelen terrein. Op basis van welke motivatie moet het plangebied de beoogde bedrijven gaan aanspreken, teneinde de met het plan beoogde logistieke kwaliteit te halen en tegelijkertijd voldoende bedrijven aan te spreken om het gewenste volume te bereiken? Dit resulteerde in het inzicht om uit te gaan van de totale keten in de logistieke sector en niet slechts van een deel van de keten. Logistiek Park Moerdijk kan volgens het ontwikkelplan de gehele keten faciliteren. Op basis van de te genereren dynamiek is het terrein georganiseerd in deelgebieden. Het prototype plan dat zo is ontstaan, is vervolgens getest onder potentiële vestigers.

Het multidisciplinaire karakter van rapid prototyping komt op het eerste oog overeen met de denktankmethode, waarbij een groep professionals het ontwikkelen benadert als een co-creatief proces. Omdat het proces echter niet geleid wordt door een onafhankelijke regisseur ontstaat er geen geïntegreerd plan, maar een compromis op basis van de kennis van alle experts. Door het ‘ontwerpen’ van een marktgerichte dynamiek en deze te testen wordt onder de vestigers aan de hand van interactieve gamingtechnieken, betrekt rapid prototyping experts, specialisten en gebruikersgroepen, om te komen tot een ruimtelijk plan. De resulterende plannen, zoals die voor Logistiek Park Moerdijk, kennen dan ook geen statisch eindbeeld. Er wordt blijvend uitgegaan van de mogelijkheden van de locatie en de dynamiek die ervan uit kan gaan.—

ITERATIEF Door het terugkoppelen en het herhalen van de stappen ontstaat er steeds een scherper beeld van hoe de oorspronkelijke, conceptmatige ideeën op die specifieke plek zouden kunnen werken. Wat moet de interventie van de stedenbouw en het vastgoed op de locatie teweegbrengen? Rapid prototyping kenmerkt zich dus niet alleen door een iteratief proces, maar ook door vraaggeoriënteerd ontwikkelen. Het vastgoed is daarbij faciliterend voor een

De gewenste dynamiek voor Logistiek Park Moerdijk is vastgelegd door voor verschillende deelgebieden eisen op te stellen ten aanzien van de vestigers

97 — AWM 36

Stappenplan 1 Vaststellen vertrekpunten 2 Analyseren van processen en mechanismen 3 Vaststellen van integrale dynamiek (schematisch) 4 Opstellen van de ‘Dynamiek-op-Papier’ 5 Constructie van het prototype 6 Testen van het prototype 7 Verfijnen en gereed maken voor draagvlak, zichtbaarheid en verbinding


de architectuur voorbij

8 AWM’s voor maar € 62,40

nummer 36 5e jaargang sep/okt 2010 — € 13,75

GUN JEZELF MEER KENNIS Architectenweb Maga Tijdelijk 35% korting op AWM, Gebalanceerd De Me het enige architectuurtijdschrift met Ring Pass Praktisch C een vaste duurzaamheidsrubriek. Maatwerk Additive M Spelen MoMA PS1 Pa Casa 400 Interview M Toegankelijk Dans- en

www.architectenweb.nl/awm


Tijdelijk 35% korting op een AWM jaarabonnement Betaal het eerste jaar € 62,40 Ik neem een jaarabonnement voor € 96,– met een éénmalige korting van 35%. Ik betaal het eerste jaar € 62,40. Ik neem een jaarabonnement (8 nummers) voor € 96,– en ontvang als welkomstgeschenk het boek: Architectuur in Nederland Jaarboek 2008/09 ter waarde van € 39,50.

naam

m/v

bedrijfsnaam adres postcode/woonplaats

Stuur deze antwoordcoupon in een envelop naar: Architectenweb B.V. Antwoordnummer 526 1400 VB Bussum

telefoon email handtekening

Een postzegel is niet nodig. Het abonnement geldt tot wederopzegging en wordt door middel van een acceptgiro in rekening gebracht. U ontvangt het welkomstgeschenk nadat het abonnementsgeld door u is voldaan.

...of meld u online aan via www.architectenweb.nl/awm architectenweb.nl/awm


&*& ( 0 - % ( %)

( $ % +( % ,# ) , #) % /&%- ( %

.% () &%*- "" #* #+$ % +$ ( $ +( % ,# ) , #).)* $ % % % +- ) $ %- (" % $ * ( * * % '(&! *&%*- "" # () % , # &+- () % $&& ,&&( # (, % ) # # ! $& ! ""#! # ## ! % ! # # $! ( * #+$ % +$ ).)* $ % , % .% () ) %,+## % , % % $ * ( # % # ) , # , % * +% " " %*&&( * )# *) $ * ( ( ) %* ( )) ,&&( % '(&0 # ( % &' $ * $ &%* * &' $ * ( * * % , ) +() , % .% () &&& ! ' !"


Soundless is een akoestische vilttegel die de akoestiek van een ruimte verbetert. De tegel is 600 x 600 mm en heeft een basis van 6 mm MDF met daarover een viltdeken van 13 mm. Het oppervlakte is bedekt met 2 kleuren vilt die uitgesneden zijn en op elkaar verlijmd. Zo ontstaat er unieke design tegels die u zelf helemaal qua uitvoering kan bepalen. Een akoestische oplossing, fraaie wandbekleding en de mogelijkheid

om

het

ontwerp helemaal zelf te bepalen.

Bureau voor Akoestische Zaken is een innovatief

ontwerp-

bureau en productiebedrijf

gespecialiseerd

in akoestische oplossingen. Naast een uitgebreid productgamma, maakt Bureau voor Akoestische Zaken ook veel op maat gemaakte oplossingen. De samensmelting van creativiteit en functionaliteit leidt tot de meest uiteenlopende producten. Laat u informeren en inspireren door Bureau voor Akoestische Zaken.

Bureau voor Akoestische Zaken T. 088 1010 650, info@akoestischezaken.nl www.akoestischezaken.nl


102 — AWM 36

Techniek

Stille studio In Amsterdam Zuidoost is deze zomer studiocomplex MediArena van mediabedrijf Endemol opgeleverd. Het 32.000 m2 grote complex staat dicht bij de Amsterdam ArenA, wordt omringd door verkeersaders en ligt onder een van de aanvliegroutes van Schiphol. Binnen is van al het lawaai echter niets te merken; de studio’s behoren tot de stilste van Europa. Zowel bouwkundige maatregelen, bijvoorbeeld verzwaarde basisconstructies, als andere technische maatregelen zijn getroffen om lawaai van buiten, als ook geluids- en trillingsoverdracht tussen de verschillende studio’s onderling tot een minimum te beperken. Grote amusementsprogramma’s kunnen gelijktijdig met verstild drama worden opgenomen.

Toch zijn het niet de akoestische eisen alleen, die het ontwerp voor Architectenbureau Van den Oever, Zaaijer & Partners architecten (OZ-P) tot een uitdaging maakte: de opdrachtgever wilde bovenal een flexibel gebouw, dat zich in de toekomst ook voor andere doeleinden laat gebruiken. Standaardoplossingen boden weliswaar oplossingen voor de akoestische eisen, maar beperkten de multifunctionaliteit. De meeste akoestische oplossingen zijn dan ook aan de tekentafel ontstaan tijdens overleg met advies- en ingenieursbureau LBP|SIGHT. Door slimme detaillering is het gebouw beschermd tegen trillingen en andere vormen van geluidsoverdracht. Alle vloeren van het studiodeel van het complex zijn verend opgelegd op de dakvloer van de onderliggende parkeergarage. De verende tussenlaag is zo gedimensioneerd, dat tevens wordt voldaan aan de eis die het Bouwbesluit stelt aan de thermische scheiding tussen de verwarmde studio’s en de met buitenlucht geventileerde parkeergarage. Anders dan gebruikelijk is de ve-

Van den Oever, Zaaijer & Partners architecten

AKOESTIEK

rende dekvloer een ‘echte’, 160 mm dikke gewapende betonvloer, die zo stijf is dat ook wordt voldaan aan de extreem strenge eisen met betrekking tot de vlakheid en waterpassing van de vloer. Een hobbelende camera of een camera die vanzelf gaat rijden levert immers rare tv-beelden op. De verende tussenlaag en de ‘dekvloer’ kunnen ook de hoge belastingen aan die de heftrucks veroorzaken bij het transporteren van zware decors en tribuneonderdelen. De ‘dekvloer’ is verder ter plaatse van de ruimtescheidingen volledig gedilateerd en geheel losgehouden van alle constructieve onderdelen. De studio’s en decoropslag zijn gescheiden door een 2,5 meter brede gang, die feitelijk dienst doet als geluidisolerende luchtspouw. In de muren van de gang zijn zes meter hoge schuifdeuren met geluidisolatie opgenomen om in de flexibiliteit te kunnen voorzien. Deze zware deuren bestaan uit staalplaten waartussen een dik pak steenwol is aangebracht. De muur aan de ene zijde van de gang is van 225 mm dik beton, aan de andere zijde wordt de fysieke scheiding gevormd door 175 mm metalstud. Naast het studiogeluid en geluid van buiten, is bij studio’s met grote aantallen bezoekers ook de geluidproductie van de installaties een aandachtspunt. Luchtbehandelinginstallaties, die 60.000 kubieke meter lucht per uur moet kunnen verversen, genereren in normale omstandigheden een geluidniveau van 45 dB(A). In de studio’s mag dit geluid de 25 dB(A) echter niet overschrijden. De oplossing voor dit verschil is vooral bouwkundig van aard. De luchtkanalen zijn extra groot uitgevoerd, waardoor de snelheid van de lucht en dus de geluidsbelasting afneemt. Bovendien is een deel van de installaties buiten de studio’s gerealiseerd. Om echter te voorkomen dat via de kanalen vliegtuiglawaai de studio’s in zou komen, moesten de installaties op het dak in een geluiddichte omhulling worden geplaatst. Om het omvangrijke programma, dat behalve studio’s ook kantoren, parkeergarage, decoropslag, decorateliers en horeca omvat, te ordenen, vatte OZ-P het gebouw op als een logistieke machine. De ambitie om van de Arenaboulevard en zijn omgeving een entertainment- en uitgaanscentrum te maken is met de realisatie van de studio’s een stap dichterbij. (LZ)


T

Techniek Korte berichten

103 — AWM 36

CONSTRUCTIE

Zwevende vleugels

1

3

De perronoverkappingen van Station Groningen Europapark zijn slank en elegant. Ondanks de grote overspanningen is de constructie slank en kunnen alle leidingen, armaturen en ander perronoutillage in de kappen worden opgenomen. Het is bovendien de eerste perronconstructie in Nederland die is afgewerkt met titanium. Het ontwerp voor de perronoverkappingen, die in 2012 gerealiseerd moeten zijn, is van StudioSK. De langste van de twee overkappingen is 62 meter lang en heeft een spanwijdte van 13 meter. De hoofddraagconstructie bestaat uit twee stalen kokers, die op slechts twee punten worden ondersteund. Deze kokers zijn 1,4 meter hoog. Om de 3,6 meter zijn ze met elkaar verbonden. Ook dragen ze onzichtbare, stalen I-profielen (1,2 meter h.o.h.) waaraan de ‘vleugels’ zijn bevestigd. De kokers zijn niet alleen voor de

2 4

5 6 7

9 10

constructie van belang. Studio SK wilde het perron vrijhouden van obstakels om de afwikkeling van reizigersstromen te vergemakkelijken en de sociale veiligheid te bevorderen. Behalve tot weinig steunpunten heeft deze ambitie ertoe geleid dat alle elementen, zoals speakers en verlichting, in de kokers zijn geïntegreerd. Hemelwater en elektra worden elk via een eigen portaalvoet naar de onder-

8

1 2 3 4 5

koudgebogen glas I-profiel goot in hoofdligger kabelgoot beddenhaak

6 7 8 9 10

composietpaneel koppelkoker hoofdligger armatuur lamellenrooster

grondse infrastructuur geleid. De onderzijde van de vleugels is afgewerkt met titanium. Een dunne laag van 0,4 millimeter vormt de afwerking van een composietpaneel. Deze afwerking voorkomt veelvuldig onderhoud. Omdat titanium edeler is dan koper, hebben de perronoverkappingen weinig te lijden onder het koperslijpsel dat afkomstig is van de bovenleidingen. (LZ)


104 — AWM 36

Een kartonnen dak Delftse Hockey en Tennis Club Ring Pass, Delft Octatube Tekst Linda Zenger FotograďŹ e Octatube

Het verenigingsgebouw van de Delftse Hockey en Tennis Club Ring Pass is uitgebreid. Het dak van de nieuwbouw heeft een kartonnen vakwerkconstructie. Ontwerp, engineering en uitvoering waren in handen van Octatube. Het gebouw bevindt zich op loopafstand van het Delftse ontwerp- en ingenieursbureau. Met verschillende verduurzamingtechnieken voor het karton vormt de dakconstructie ook een casestudie die nauwlettend in de gaten gehouden wordt.

Vier verduurzamingtechnieken

De horizontale koker links van het knooppunt is onbehandeld; de rechter is voorzien van vernis

Links vernis; rechts een krimpkous


T Karton is duurzaam en duurzaamheid is hot. Dit gegeven heeft een stevige impuls gegeven aan het draagvlak voor het gebruik van karton als bouwmateriaal. De mogelijkheden voor constructies van karton strekken van eenvoudige en relatief goedkope hallenconstructies tot complexe vrije vormen. Teneinde een volwaardig bouwmateriaal te kunnen worden, wordt karton volop doorontwikkeld. De aandacht richt zich daarbij vooral op de afnemende constructieve eigenschappen op het moment dat het materiaal inaanraking komt met vocht. Met betrekking tot bijvoorbeeld kosten, brandveiligheid en herbruikbaarheid vertoont karton juist weinig problemen. Sinds enkele jaren verrijzen er dan ook steeds meer (tijdelijke) bouwwerken met kartonnen constructies.

Techniek Ring Pass Octatube

Verduurzamingtechnieken De dakconstructie van de Delftse Hockey en Tennis Club is de eerste kartonnen constructie in een permanent gebouw. Cruciaal in de toepassing staat de bescherming van het karton tegen de invloeden van vocht. Om de constructieve zekerheid te garanderen is elke kartonnen buis voorzien van een laagje polyethyleen. Het laagje polyethyleen laat zich na demontage makkelijk van de koker pellen. Om het polyethyleen zit een tweede laag karton. De buitenste laag karton wordt standaard voorzien van een laag vochtwerend vernis om ook deze laag tegen vocht te beschermen. De vernislaag maakt hergebruik van het karton echter lastig. Octatube bedacht een aantal verduurzamingtechnieken en

105 — AWM 36

paste deze naast elkaar toe in de dakconstructie. Het gebouw is weliswaar permanent, het is tegelijkertijd een casestudie. Niet voor niks koos Octatube hiervoor een locatie ‘om de hoek’. De veroudering van de constructie kan zo nauwlettend in de gaten worden gehouden. In de uitbreiding van het verenigingsgebouw worden in vier zones verschillende afwerkingen van de kartonnen kokers getest. In de eerste strook is de standaard laag vochtwerende vernis toegepast. In de twee naastgelegen zones is een plastic krimpkous om de buis aangebracht. Deze krimpkous kan bij demontage van de constructie eenvoudig verwijderd worden. Hergebruik van de kokers is dan eenvoudig.

Links een krimpkous tot de kopplaat; rechts een krimpkous tot over de kopplaat


106 — AWM 36

Doorsnede gevel 1 2 3 4

5 6

7

8 6

Detail knooppunt

7

13

7

15

9 12

10

11

Bij een deel van de kokers beschermt de plastic krimpkous alleen de kartonnen koker. Bij een ander deel is de krimpkous ook aangebracht om de stalen kopplaten. De kopplaten vormen de overgang naar de knooppunten. De eerstgenoemde detaillering levert een fraaiere aanblik op, maar er bestaat een kans dat er vocht tussen de kopplaat en de koker komt. In de vierde zone is de buitenste kartonnen laag onbehandeld gelaten. De vier verschillende zones beschouwend kan worden gesteld dat daar waar de kans op aantasting door vocht kleiner is, het des te lastiger is het karton te hergebruiken. Het beste zou zijn wanneer een van de ‘puurdere’ methoden dusdanig goed blijkt te werken, dat

1 2 3 4 5 6 7 8

gording 70.70.3 isolatie op afschot, min 50 mm aluminium zetwerk aluminium U-profiel 60.60.4 stalen dakplaat kartonnen koker ø114 mm aluminium Tuballsysteem glas 6.6.2/15/8

zelfs de laag polyethyleen achterwege zou kunnen blijven. Knooppunten De innovatie van kartonnen constructies beperkt zich hier niet tot de verduurzaming van het materiaal. In eerdere, tijdelijke kartonconstructies werd voor de knooppunten gebruik gemaakt van gelaste stalen platen. Bij het dak van de hockeyvereniging is voor de knooppunten echter het Tuballsysteem gebruikt. Dit systeem is in de jaren ‘80 door Octatube ontwikkeld voor het verbinden van stalen buizen in vakwerkconstructies. Het systeem vergemakkelijkt demontage en hergebruikt. Voor gebruik met karton is de Tuball wel aangepast. De kartonnen buizen zijn

14

9 10 11 12 13 14 15 16

6

16

stalen koker glazen pui betonnen vloer aluminium buis afstandhouder stalen flensplaat rubber afdichtring RVS spanstaaf ø12 mm

veel dikker dan de stalen vakwerkstaven. Tussen de Tuball en de flensplaat is een afstandhouder geplaatst. De afstandhouder geeft de constructie een eleganter voorkomen en benadrukt de knooppunten als de tailles in het vakwerk. Bovendien verschillen de constructieve eigenschappen van staal en karton. Omdat karton, in tegenstelling tot staal, slecht bestand is tegen trekkrachten zijn in het systeem stalen trekstaven opgenomen. De stangen zorgen ervoor dat de kokers enkel op druk belast worden. In de uitbreiding van de Club Ring Pass worden ook ruimtes opgenomen die buiten de hockeyvereniging om worden gebruikt, zoals een kinderopvang. Een nieuwe generatie groeit op met karton als bouwmateriaal.—


T

De uitbreiding met de kartonnen dakconstructie

Langsdoorsnede

Techniek Ring Pass Octatube

107 — AWM 36


108 — AWM 36

De vloeren volgen de beweging van de gevel

Entreegebouw Admirant, Eindhoven Massimiliano Fuksas Tekst Linda Zenger Fotografie Rob ‘t Hart

Het entreegebouw van de Admirant in Eindhoven is niet het eerste gebouw met een volledig vrije vorm, maar weldegelijk interessant: het is de eerste in Nederland met een zelfdragende constructie van staal en glas, die de gehele gebouwenvelop beslaat.

Met driehoekige glasvlakken en rechte staalprofielen heeft de Italiaanse architect Massimiliano Fuksas een vloeiende vorm gecreëerd; een half ei dat op vier plaatsen is ingedeukt. De definitieve vorm van het gebouw is het resultaat van een conceptuele zoektocht en een optimalisatie tot in de laatste fases. Het doel van de architect was een zo licht mogelijke gevel te construeren. Dit idee heeft ook de doorslag gegeven bij het besluit de gevel niet als dragende constructie voor de vloeren te gebruiken. Elk van de circa drieduizend gevelpanelen is anders van vorm. Dat geldt zodoende ook de knooppunten. Als een enorm IKEA-pakket zijn de onderdelen aangeleverd op de bouwplaats. De holle kozijnprofielen zijn in het werk aan elkaar

gelast. Vervolgens zijn de panelen bevestigd en is alles afgekit. Van de panelen bleek er slechts één verkeerd geleverd. Binnen de gebouwhuls staat een tweede constructie: een betonnen skelet met vijf vloeren, ondersteund door kolommen en enkele wanden. De kolommen van de betonconstructie staan niet recht onder elkaar, zoals gebruikelijk. Om de vloeren zo open mogelijk te houden, moest het aantal kolommen tot een minimum beperkt blijven. Omdat de bovenste vloeren steeds kleiner worden, zou een traditionele oplossing op de begane grond hebben geleid tot een kolommenzee. Om de nu toegepaste kolomverdeling mogelijk te maken, zijn de kolommen en vloeren momentvast aan


Techniek Entreegebouw Admirant Massimiliano Fuksas

T elkaar gestort. Ook is er plaatselijk extra wapening in de vloer opgenomen om de puntlasten die de kolommen geven op te vangen. Al met al zijn de vloeren niet dikker dan vierhonderd millimeter. De vorm van de vloeren wordt volledig bepaald door de gevel. De vloer volgt de bochten in de gebouwenvelop nauwkeurig. Tussen de vloeren en de gevel zijn stroken glas van vijfhonderd millimeter opgenomen. De profielen die dit glas dragen, vormen de enige koppeling tussen de gevel en de betonnen draagconstructie.

109 — AWM 36

Via deze profielen draagt de gevel een deel van de windbelasting af aan de interne constructie. Het entreegebouw maakt deel uit van een grootschalige ontwikkeling in Eindhoven en markeert de toegang tot een nieuw winkelgebied. Op de onderste twee lagen zijn commerciële functies ondergebracht. Op de tweede en derde verdieping bevinden zich kantoren en de bovenste laag biedt ruimte aan de technische installaties. Alles is losjes georganiseerd binnen de envelop van staal en glas.—

Het entreegebouw kent geen voor- of achterkant

Opdrachtgever Heijmans Architect Massimiliano Fuksas Team Massimiliano Fuksas, Doriana Fuksas, Bettina Pinks Oppervlak 3.000 m2 BVO Bouwkosten € 7.000.000,– Realisatie Juni 2010

Doorsnede

1

1 2 3

2

3

technische ruimte kantoorruimte winkel


110 — AWM 36

De gevelpanelen geven Parkeergarage Blok 11 zijn glans

Glanzend reliëf Parkeergarage Blok 11, Almere Buiten, Mei Architecten en stedenbouwers Voor het nieuwe centrum van Almere Buiten ontwierp Mei een markante parkeergarage. De glanzende gevelpanelen zijn vervaardigd met de techniek die gebruikt wordt voor het maken van het chassis van een auto. Staalverwerkingsbedrijf Voestalpine maakte hiermee zijn rentree in de bouwsector. Tekst Robert-Jan de Kort Fotografie Thea van den Heuvel/DAPh


T

Techniek Parkeergarage Blok 11 Mei Architecten en stedenbouwers

111 — AWM 36


112 — AWM 36

Het centrum van Almere Buiten ondergaat momenteel een transformatie. Een groot deel van de oude bebouwing maakt plaats voor nieuwbouw. In de plannen zijn ook nieuwe parkeervoorzieningen opgenomen. Mei Architecten en stedenbouwers ontwierp in opdracht van de gemeente Almere een parkeergarage voor 415 auto’s. De garage beantwoordt zowel letterlijk als figuurlijk aan het beeldkwaliteitplan ‘Extra Vert’ (vertaling: extra groen). De schil van het gebouw bestaat uit 1.200 geperforeerde en geprofileerde RVS-panelen met daarop een afbeelding van een tuinkabouter voor een rietkraag. Tevens is de gevel voorzien van een raster van plantenbakken met daarin een keur aan boomsoorten. ’s Avonds verlichten groene lampen de garage van binnenuit, waardoor het gebouw verandert in een groen baken.

Rentree in de bouw De parkeergarage, voorzien van de naam Blok 11, belichaamt de rentree van staalverwerkingsbedrijf Voestalpine in de bouwsector. Voestalpine, in de bouw nog bekend van stalen Polynorm deurkozijnen, richtte zich de afgelopen jaren volledig op de automobielindustrie. Nu de autosector door de recessie onder druk staat, besloot het bedrijf zich wederom deels op de bouwsector te richten. In oktober 2008 kwam het bedrijf in contact met Mei. Tijdens een sessie van innovatieplatform Booosting, georganiseerd door Aldus Bouwinnovatie, werden architecten uitgenodigd mee te denken over manieren waarop Voestalpine zijn technieken kon inzetten in de bouwsector. Mei grijpt dit soort gelegenheden aan om de eigen technische kennis te vergroten en om nieuwe producten alvast op de

plank te hebben liggen nog voordat het in een bouwproject kan worden toegepast. Het bureau noemt dit projectongebonden onderzoek. Een van de toepassingen van de beschikbare techniek kon zijn: balkonschermen. Voorts werd nagedacht over de mogelijkheden voor geprofileerde gevelpanelen. Door een dunne en slappe staalplaat diep te trekken verandert het immers in een relatief stijf paneel. De later verworven opdracht voor de parkeergarage in Almere Buiten vormde voor Mei de aanleiding om de uitkomsten van de brainstormsessie daadwerkelijk om te zetten in de ontwikkeling van een gevelsysteem. Een gebouw bestemd voor auto’s combineren met een nieuw bouwproduct dat voortkomt uit de automobielindustrie was daarnaast vanuit PR-perspectief voor Voestalpine een droomscenario.

´s Avonds transformeert de overdag gesloten ogende gevel vanuit elk standpunt tot een flinterdun gordijn


T

Techniek Parkeergarage Blok 11 Mei Architecten en stedenbouwers

113 — AWM 36

Op de hoeken zijn de flenzen van de panelen tot 45 graden gebogen Tuinkabouters en wuivend riet Blok 11 is een rechthoekig gebouw van 90 bij 25 meter dat geheel omhuld is door een RVS-schil. Enkel bij de in- en uitrit is er een opening uitgespaard. Er werd gekozen voor RVS omdat het van nature glanst. De benodigde ruimte voor de parkeerlogistiek van de parkeergarage in combinatie met de beperkte afmetingen van de kavel zorgde ervoor dat er voor de gevel niet meer dan 100 millimeter overbleef. Met een diepte van 95 millimeter blijft het gevelsysteem hier binnen. De gevelpanelen zijn 1,22 bij 2,78 meter groot en hangen zonder hulpconstructie aan beddenhaken op de stalen hoofddraagconstructie. De panelen zijn tevens onderling gekoppeld door middel van vijf bout-busverbindingen. Op de hoeken zijn de flenzen van de panelen onder een hoek van 45 graden gebogen.

Horizontaal detail

1 2 3 4 5 6

RVS gevelpaneel, 40% geperforeerd stalen kolom 350.350 draadeind M12 RVS plantenbak, 4 mm vangrail RVS T-staal, 6 mm

1

5

2

3

4

6

1


114 — AWM 36

Van binnenuit gezien hebben de gevels een hoge mate van transparantie

Door de panelen te perforeren (40 procent open) voldoen ze aan de criteria om de garage natuurlijk te ventileren. De perforaties zorgen er tevens voor dat de panelen afhankelijk van het standpunt van de beschouwer andere eigenschappen hebben. Afhankelijk van de kijkhoek zijn de panelen transparant of gesloten. Van binnenuit ogen de panelen zeer open. Mei ontwierp voor de profilering van de platen een afbeelding waarop een tuinkabouter, enkele vogels, een windmolen, een vogelhuisje en wuivend riet – kenmerkende elementen voor Almere Buiten – te zien zijn. Om de drie panelen zijn RVS-bakken aan de panelen bevestigd. Deze zijn door Copijn tuinen landschapsarchitecten voorzien van bomen met ondergroei. Per gevel en afhankelijk van de oriëntatie zijn verschillende boom- en plantensoorten gekozen:

taxus (noord), berk (oost) en vlinderstruik (west). De bakken worden via een buizennetwerk dat achter de gevel loopt voorzien van water. Integrale productontwikkeling Het ontwikkelen van een specifiek bouwproduct voor een project vraagt een integrale benadering van het ontwerpen uitvoeringsproces. In een integraal proces is de architect de regisseur die de verschillende partijen bij elkaar moet brengen en ervoor moet zorgen dat de onderlinge communicatie, met name via tekeningen, helder is georganiseerd. Deze rol vergt veel van de organisatorische kwaliteiten van de architect en kan al snel zorgen voor een enorme tijdsinvestering. Voor het efficiënt ontwikkelen van de gevel van Blok 11 gebruikte Mei de ervaring die het bureau opdeed tijdens

de ontwikkeling van de Schiecentrale in Rotterdam. Speciaal voor dat project werden onder meer een gietijzeren gevel (met grafisch patroon van Studio Job), kunststof bergingen en de zogenoemde harmonicapui ontwikkeld. Voortschrijdend inzicht stelt Mei nu in staat om het proces zo te stroomlijnen dat de ontwikkeling van een nieuw bouwproduct binnen de perken van het beschikbare budget en de tijd kan blijven. Zo is Mei al vroeg in het proces op zoek gegaan naar een partij die samen met Voestalpine van de diepgetrokken platen een bouwproduct kon maken. Via een selectie werd voor Leboo dak- en geveltechniek gekozen. Door de ligging van de parkeergarage nabij het spoor, en de dientengevolge aanwezigheid van koper- en ijzerstof, werd tevens corrosiedeskundige BACOR erbij betrokken. Toch was het voor deze partijen niet van-


T

Techniek Parkeergarage Blok 11 Mei Architecten en stedenbouwers

115 — AWM 36

Verticaal detail ophanging groenbak 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

1 2

3

4

RVS gevelpaneel, 40% geperforeerd koppeling gevelpanelen, M10 RVS plantenbak, 4 mm vangrail stalen kolom 350.350 RVS T-staal, 6 mm druklaag, gevlinderd samengestelde RVS console, 4 mm kanaalplaat stalen THQ-ligger

5

6

Zuid- en westgevel

7 8

9

10

1

zelfsprekend dat zij binnen de opdracht van Blok 11 een nieuw product konden ontwikkelen. Het ontwikkelen van een nieuw bouwproduct kost tijd. Omdat de gemeente Almere als opdrachtgever geen engineeringopdracht verstrekte aan de producenten waren deze op zichzelf aangewezen. Mei betrok een bouwkostenexpert bij het proces en gaf aan de producenten een budget mee waarvoor ze de gevel zouden moeten kunnen leveren. Zo kwam de rekening voor de productontwikkeling bij de producenten zelf te liggen, maar zouden ze – mits ze konden voldoen aan de budgettaire voorwaarde – de opdracht voor Blok 11 krijgen. De gevel van Voestalpine en Leebo werd in het bestek als vaste randvoorwaarde aan de aannemer meegegeven. Hierbij is het van belang goed aan te geven waar het product precies uit bestaat en derhalve welk onderdeel geleverd wordt door de pro-

ducent en welk onderdeel de aannemer dient te leveren. Mei markeerde daarom in de details met twee kleuren welke partij welk onderdeel voor zijn rekening diende te nemen. De regisserende rol van architect is uiteindelijk doorslaggevend voor het behalen van integrale kwaliteit. In een dergelijk proces moet de architect volgens Mei wel kunnen meebuigen als dat nodig is. Te streng vasthouden aan een vooraf vastgesteld beeld kan leiden tot concessies. Exemplarisch hiervoor is dat de afbeelding op het paneel op een zeker moment moest worden bijgesteld om de panelen de juiste sterkte te geven. Zo werd de hoed van de kabouter minder spits gemaakt en werd er een ruitpluim toegevoegd aan het beeld. Als Mei had vastgehouden aan het oorspronkelijke beeld, dan was het niet mogelijk geweest om het paneel zonder hulpconstructie te fabriceren.—

Architect Mei Architecten en stedenbouwers, Rotterdam Opdrachtgever Stadsbeheer Gemeente Almere Programma 14.500 m2, 415 parkeerplaatsen Bouwkosten € 5.400.000,– Constructeur Pieters Bouwtechniek, Almere/Delft Producent gevelpanelen 3d Cladding (Voestalpine Polynorm), Bunschoten Montage gevelpanelen Leebo, Drunen Corrosieonderzoek Bacor, Rotterdam Ontwerp groenvoorziening Copijn tuin- en landschapsarchitecten, Utrecht Uitvoering: Koopmans Bouw, Enschede Realisatie Augustus 2010


"

!!! "

20 wereldberoemde gebouwen geselecteerd door Ben van Berkel

De Franse televisiezender Arte staat bekend om zijn hoogwaardige kwaliteitsseries op het gebied van kunst en cultuur. Op deze uitgebreide dvd-serie over architectuur treden de mooiste, grootste en meest excentrieke gebouwen ter wereld voor het voetlicht. Deze kunstwerken uit de internationale architectuur zijn geselecteerd door architect Ben van Berkel.

De Architectuur 5 dvd-box biedt ruim 500 minuten kijkgenot voor iedere liefhebber van architectuur. De dvd-box is o.a. verkrijgbaar via www.bol.com

1*5;)4*8'. ' * %% #( # ** " * :< ' *(-.3 ! 4,341',' ('$/46'. " *% + *'# *

(-#+ '*1 -%%#. ' ' '$& * % * '# % # +$#'

'2( # '( ' # " * (! *+ /-0,'7' %/.2314%3*'2 ',# !( % ,* . #%%# & '*1 *%(/ ' (*! #% *, (,, ! ! ! ! '2( '! (1( ,( /,*3*'+ #1$'*& '. 1',*(*' 9! 9 %. * %,( " % - # (% + (-0 (* -+# *

,,( !' * /3##, %/.%'03 *' ( + ' " # %, * *()#-+ * '$ %(1 *#!",

www.livingcolour.nl

+ * () (%% ,# . ' # " * () '+ ' , ' -& ''


n le de ia he e r jk a t li m ge 1 o 10 1 m 0 10 n

Met het oppervlak creëert u het verschil. Ontdek ‘t

Slank, Sterk, Staal Inbraakwerend

WK 1-3

Kogelwerend

FB4-NS

Isolerend Brand- en rookwerend Geluidwerend

Uf vanaf 1.3 W/m2K 30 tot en met 90 minuten EW/EI tot 48 dB

P R O F I E L S Y S T E M E N I N S TA A L E N RV S

12 t/m 14 oktober 2010 Brabanthallen ‘s-Hertogenbosch Meer info / gratis toegang zie www.surfacevakbeurs.nl

Agentor b.v. T 0165 51 11 55 F 0165 51 40 11 www.agentor.nl


In volgend nummer

37 ARCHITECTUUR

De Prinsendam, Amsterdam Tony Fretton Architects

Gestapelde fietsenstallingen

INTERVIEW

Rapp+Rapp ECONOMIE & PRAKTIJK

Risicomanagement Praktische tips ARCHITECTUUR

Steel Study House II, Leeuwarden Archipel Ontwerpers TECHNIEK

Karachi Interview Mukhtar Husain

Algengevel Splitterwerk

Advertentie-index Agentor 117 Archello 2 Buva 10 Duco 3 Eestairs 12 Espero 39 Faay 60

Falco 11 Gerflor 116 Kingspan 120 Kleurlabel 101 Knauf 13 Livingcolour 116 Metten Stein 59 ODS 37 PD Lighting 36

Reynaers 100 Royal Mosa 9 Schüco 8 Solarlux 61 Surface 2010 117 Trespa 58 Vandersanden 38 Velux 119

Ook adverteren? Neem contact op Martijn Postmus of Guido Mensink via 035 69 93 050 of mail naar sales@architectenweb.nl


best of the best 2010

reddot design award

Daglichtspot by Lovegrove wint reddot design award

De VELUX daglichtspot by Lovegrove heeft dit jaar de reddot award ‘best of the best’ gewonnen. Deze prachtige design daglichtarmatuur brengt niet alleen natuurlijk daglicht in inpandige ruimten, maar brengt ook het daglicht ‘dieper’ in de donkere gedeelten van een ruimte. De daglichtspot by Lovegrove is door de internationaal bekende ontwerper, Ross Lovegrove (www.rosslovegrove.com), in samenwerking met VELUX ontworpen. De design daglichtarmatuur zorgt voor een andere innovatieve manier om daglicht in gebouwen te brengen. Kijk voor meer informatie op www.velux.nl/lovegrove.


A TURNING POINT IN BUILDING DESIGN

www.kingspanbenchmark.nl


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.