Joseph Roth: de tennisspeler als reusachtig koolwitje

Joseph Roth; blogspot.comJoseph Roth in Parijs; bron beeld: blogspot.com

Hij alleen kent het zonderlinge geheim: hoe je op elegante manier kunt zweten. Ja, je zou zelfs kunnen zeggen dat hij het zweet adelt, zoals anderen door het zweet geadeld worden. In kleine, kostbare haast getelde pareltjes, die geen metaforen meer zijn, verschijnt het op het gebruinde, edele, rimpelloze voorhoofd van de tenniskampioen. Ook zijn hagelwitte hemd is in de okselstreek zichtbaar doorweekt, maar het is als het ware gesoigneerde vochtigheid. Edele uitwaseming van een edel lichaam, slechts vergelijkbaar met dat van een raspaard! Helemaal in het wit, op platte, lichte, haast gevleugelde linnen schoenen zonder hak, de kraag open, nek en een deel van de borst prijsgegeven aan de wapperende wind, bloothoofds getooid met een kapsel dat bij geen enkele inspanning verandert, hoewel het gevormd is uit haren, zwevend, huppelend, springend en slechts vluchtig rustend, het racket in de hand als een schild, een wapen, een gespannen net en een ovalen slag: de tennisspeler als een reusachtig koolwitje dat zich voedt met rubberballen en op asfalt wordt gekweekt.

uit: Hotelmens – Joseph Roth, Bas Lubberhuizen Amsterdam, 2014; vertaling Els Snick

Joseph Roth (1894-1939, Brody, Oekraïne)

Babel: schrijven moet met gevoel voor de natuur

Soviet writer isaac babel, who was executed in 1940 or 1941, with his grandson.bron beeld: thecharnelhouse.org

‘Dat dacht ik wel,’ zei Nikititsj, ‘dat je iets aan het schrijven was, daar stond je gezicht ook naar… Dat is alles waar je oog voor hebt…’

Hij las mijn geschrijf, trok zijn schouders op, haalde zijn hand weer door zijn stugge, grijze haren en liep op zijn zolder heen en weer.

‘Eén ding mogen we wel aannemen,’ zei hij op langgerekte toon, met een pauze tussen elk woord, ‘dat er een vonk van het goddelijk vuur in je zit…’

We gingen naar buiten. De oude man bleef staan, liet zijn stok met kracht op het trottoir neerkomen en keek mij aan.

‘Waar mankeert het jou aan?… Jong zijn is niet erg, dat gaat met de jaren wel over… Waar het aan je mankeert is gevoel voor de natuur.’

Hij wees me met zijn stok op een boom met een roodachtige stam en een lage bladerkroon.

‘Wat is dat voor een boom?’

Ik wist het niet.

‘Wat groeit er aan die heester daar?’

Ook dat wist ik niet. We staken het plantsoentje over bij de Aleksander-boulevard. De oude baas prikte met zijn stok naar alle bomen, pakte me bij mijn schouder toen er een vogel overvloog en dwong me de verschillende stemmen apart te beluisteren.

‘Wat is dat voor een vogel die daar zingt?’

Ik stond met mijn mond vol tanden. De namen van bomen en vogels, hun onderscheiding in soorten, waar de vogels heen vlogen, uit welke windstreek de zon opkwam, wanneer de ochtenddauw het sterkst was – dit alles was voor mij een gesloten boek.

‘En jij durft je aan het schrijven te zetten?… De mens die niet net als een steen of een dier in de natuur weet te leven, zal zijn hele leven lang geen twee regels schrijven die de moeite van het lezen waard zijn… Jouw beschrijving van landschappen lijkt op toneelcoulissen. Wel alle deksels, waar hebben je ouders al deze veertien jaren hun hersens gehad?…’

uit: verhalen uit Odessa – Isaak Babel; Meulenhoff Amsterdam, 1988; vertaling Charles B. Timmer

Isaak Babel (1894-1940, Odessa, Oekraïne)

A.L. Snijders leest een gedicht van Adam Zagajewski

Gisteren kreeg ik een brief van mijn vriend Schellens uit Etten-Leur. Hij kent alle dichters ter wereld, en bovendien al hun gedichten. Hij stuurt mij soms een geadresseerde enveloppe met postzegel en enkele gedichten. In dit geval was het er een van de mij onbekende Poolse dichter Adam Zagajewski, een smal, langwerpig gedicht, vertaald door Gerard Rasch. De titel verraste me al: ‘Het vliegveld van Amsterdam (ter nagedachtenis van mijn moeder)’. Terwijl ik de negen coupletten zat te lezen, klopten er twee wandelaars aan om de weg te vragen naar Almen. Ze hadden een kaart bij zich die ze niet helemaal vertrouwden, maar dat was onterecht, Almen verschool zich niet. Zagajewski kenden ze trouwens wel, ze wisten dat hij in Oekraïne geboren was (in Lviv, het toenmalige Lwow, daarvoor Lemberg), inmiddels wereldberoemd, grote prijzen had gekregen en les gaf op verschillende universiteiten in Amerika. Ik stelde ze voor de negen coupletten voor te lezen, maar daar hadden ze geen tijd voor, Almen was vijf kilometer lopen en de zon zakte al achter de horizon.

Nu is er ook geen tijd voor, ik lees de eerste en de twee laatste:

Een decemberroos, een smal verlangen / in een tuin die zwart en leeg is, / op de bomen roest, en dikke rook / alsof iemands eenzaamheid er brandt.

(…)

De oude pastoor zal je naam verdraaien. / De trein zal stoppen in een bos. / Met de dageraad zal het sneeuwen / op het vliegveld van Amsterdam.

Waar ben je? / Daar waar de herinnering is begraven. / Daar waar de herinnering groeit. / Daar waar de roos, de sinaasappel en de sneeuw zijn begraven. / Daar waar de as groeit.

uit: tat tvam asi, afdh Doetinchem, 2021

adam zagajewski; gettyAdam Zagajewski; bron beeld: Getty Images

Adam Zagajewski (1945-2021, Pool)

Opmerkelijke Oekraïnse vuurtoren van Adziogol

Adziogol_Lighthouse

Het land is dezer dagen niet uit het Journaal te krijgen: Oekraïne. Slachtoffer van een Russische inval. Het land zucht onder raketaanvallen en artillerievuur. Miljoenen inwoners zijn op de vlucht. Veel steden zijn verwoest onder de allesverzengende Russische agressie, georkestreerd door Vladimir Poetin. Kuststeden in het zuiden zoals Mariopol, Cherson en Odessa vrezen het ergste want het Russische opperbevel heeft haar oog laten vallen op deze belangrijke strategische posities.

En juist in Cherson aan de Zwarte Zee komen Russische verbeeldingskracht en Oekraïns vernuft samen in de vuurtoren van Adziogol. De vuurtoren staat ongeveer anderhalf kilometer uit de kust bij het dorp Rybal’che, dat weer dichtbij de monding van de Dnjepr ligt. Het is een aparte slanke verschijning. Het ziet er uit als een gevlochten rieten mand met honderden openingen waardoor de wind kan waaien. De constructie is kolossaal van glimmend rood staal. De trap om naar boven te klimmen is smal. Onderin bevindt zich het bescheiden onderkomen van de vuurtorenwachter.

De vuurtoren is een ontwerp van de Russische architect Vladimir Sjoechov (1853-1939). Aan het einde van de negentiende eeuw bedacht hij torens, overkappingen, paviljoens en gebouwen die met een minimum aan materiaal overeind moesten blijven. Eenvoudige constructies van stalen matten leidden tot buitengewone, organische. luchtige bouwwerken, zijn handelsmerk. Zijn ontwerpen combineerden eenvoud, effeciëntie en elegantie. Na 1917 was Sjoechov van grote invloed op de Sovjetarchitectuur. Hij wordt beschouwd als een van de begaafdste Russische architecten.

De vuurtoren van Adziogol werd gebouwd tussen 1908 en 1911. Ontstoken in 1911. De toren is 64 meter hoog. Het licht bevindt zich op 67 meter hoogte. Het vast witte licht reikt 19 zeemijl ver. Het is de hoogste constructie uit een stuk van Sjoechov. Adziogol behoort tot de 20 hoogste vuurtorens ter wereld.

bron: Atlas van vuurtorens aan het einde van de wereld, José Luis Gonzalez Macías, Meulenhoff Amsterdam, 2021; vertaling Irene van de Mheen

Adziogol_Lighthouse2Adziogol_Lighthouse3

Donald Weber fotografeerde de post-Sovjet

weber, donald; drunken brideweber, donald; drunken bride3weber, donald; drunken bride5weber, donald; drunken bride7

Zeven jaar lang reisde de Canadese fotograaf Donald Weber (1973, Toronto) door Oekraïne en Rusland. Doel was te begrijpen en te laten zien hoe beide landen zich ontwikkelen na het uiteenvallen van de Sovjet Unie. Beide landen gingen van communisme naar een soort kapitalisme en een democratie naar Poetin-model. Wat Weber opviel is dat de meeste inwoners zijn gaan wheelen and dealen binnen het systeem. Ze proberen vooral te overleven omdat een sociaal vangnet ontbreekt. Waar de staat eens hoeder was, faalt deze nu op veel fronten. De foto’s werden gemaakt tussen 2005 en 2011 en tonen de meer duistere kant van de post-Sovjet maatschappij.

weber, donald; drunken bride8weber, donald; drunken bride6weber, donald; drunken bride4weber, donald; drunken bride2

Julie Poly is de fotograferende conducteur

julie poly, ukrzaliznytsia2julie poly, ukrzaliznytsia6julie poly, ukrzaliznytsia8

Ukrzaliznytsia is de naam van de spoorwegmaatschappij in Oekraïne. Fotografe Julie Poly was er ooit als conducteur in dienst. Wat ze daar beleefde en ervaarde hield haar bezig. Nu is ze professioneel fotografe en werkte ze haar ervaringen uit in een fotoserie die de naam kreeg van de spoorwegmaatschappij. Het reizen met de trein in Oekraïne heeft een geheel eigen atmosfeer blijkt. Het is kleurrijk en magisch zoals de foto’s tonen. De gemaakte foto’s zijn deels real life en voor een deel in scene gezet. Maar wonderlijk blijft het, dat reizen met de trein.

julie poly, ukrzaliznytsjulie poly, ukrzaliznytsia3

Joseph Roth beschrijft de twee levens van de mens

roth joseph, nd.nlbron foto: nd.nl

Vlucht zonder einde wordt door lezers genoemd als de meest persoonlijke (lees: autobiografische) roman van Habsbruger Joseph Roth. Roth leefde in het oostelijk deel van het Habsburgse Rijk, was joods en zag de bestaande wereld langzaam maar zeker ineenstorten. Eerst door de Eerste Wereldoorlog waarin hij als soldaat diende, daarna het uiteenvallen van midden-Europa en de opkomst van Nazi-Duitsland. Roth zelf ontvluchtte zijn geboorteland, werkte als journalist (o.a. in Oostende en Amsterdam) en stierf in armoede, beroofd van veel illusies.

In Vlucht zonder einde volgen we Franz Tunda. Hij streed in het keizerlijk leger, wordt krijgsgevangen gemaakt, vlucht, komt in de chaotische sferen van de Russische Revolutie terecht en begint aan een ware odyssee door Europa. Tunda ontmoet een aantal vrouwen met bijzondere karakters. Karakters en situaties zijn bij Roth in goede handen. Daarvan het volgende voorbeeld:

Van de mensen die ik zie, werkt er niemand, behalve de fabrikanten, zelfs de zakenlieden werken niet. Ik heb de indruk dat de mensen met hun voeten nog op de aarde staan, hun hele onderlichaam is aards, maar vanaf hun handen naar boven leven ze niet meer in aardse luchtlagen. Iedereen bestaat uit twee helften. Ieders bovenste helft schaamt zich voor de onderste. Iedereen beschouwt zijn handen als betere lichaamsdelen dan zijn voeten. De mensen hebben twee levens. Eten, drinken en beminnen worden verricht door de onderste, minderwaardige delen, het beroep door de bovenste.

Als Georg dirigeert, is hij een andere Georg dan degene die met zijn kleine aanbidsters slaapt. Gisteren vertelde een dame me dat ze naar de bioscoop was geweest en dat het niet veel had gescheeld of ze had haar gezicht bedekt. Ze ging alleen met het onderste, minderwaardige deel van haar lichaam naar de bioscoop, ze bekeek de film met een paar vulgaire, voor lage doeleinden te gebruiken ogen, waarover ze beschikt als over een toneelkijker of een lorgnon. Ik sliep met een vrouw die me na een uur wakker maakte om te vragen of mijn geestelijke liefde voor haar wel overeenstemde met mijn lichamenlijke prestatievermogen. Want zonder iets geestelijks zou ze zich ‘bezoedeld’ voelen. Ik moest me heel vlug aankleden en terwijl ik onder het bed naar mijn weggerolde hemdsknoop zocht, legde ik haar uit dat mijn geest altijd woonde in de lichaamsdelen die ik nodig had voor het verrichten van een of andere aktiviteit. Dus als ik ging wandelen in mijn voeten enzovoort.

‘Je bent een cynicus,’ zei de vrouw.

Uit: Vlucht zonder einde, LJ Veen Klassiek Amsterdam, 2014; vertaling Elly schippers

Joseph Roth (1894-1939, Brody, Oekraïne)

Achmatova: Goeiedag!

anna-achmatova, laboratoripoesia.itbron foto: laboratoripoesia.it

Goeiedag! Hoor je dat licht geruis

Goeiedag! Hoor je dat licht geruis / Rechts van de tafel? / Je zal deze verzen niet afmaken, want / Ik ben naar je toegekomen. / Zal je me niet weer krenken / Zoals laatst, – / En zeggen dat je geen handen ziet, / Mijn handen niet en mijn ogen / Bij jou is het eenvoudig en klaar. / Ach, jaag me niet daarheen, waar onder / De benauwende boog van de brug / Het smerige koude water versteent.

1913

Uit: En de nacht belooft geen dageraad, De Vries-Brouwers Antwerpen, 1985; vertaling Miriam Van hee

Anna Achmatova (1889-1966, Odessa, Oekraïne/Rusland)

Isaak Babel en de pikante vrouw

Een situatieschets: stel je voor je bent redacteur bij een (literair) tijdschrift en aan de deur verschijnen kandidaten voor een functie. In dit geval zijn het er 9. In onderstaand fragment gaat het om de tweede kandidaat die een gooi doet naar… ja, wat eigenlijk?

Nummer twee is een juffrouw, mager, verlegen en heel mooi. Ze komt al voor de derde keer. Haar poëzie is niet voor de druk bestemd. Ze wil weten – en dat is alles wat ze wil – of het voor haar de moeite waard is met schrijven door te gaan. De redacteur spreekt haar vriendelijk toe. Af en toe ziet hij haar op de Newski Prospekt, in gezelschap van een lange meneer die dan soms heel omstandig een half dozijn appelen voor haar koopt. Die omslachtigheid geeft te denken. De gedichten leggen er getuigenis van af. Zij behelzen de ongekunstelde geschiedenis van haar leven.

Wil je mijn lichaam, -schrijft het meisje – neem het dan, mijn vriend, mijn vijand, maar – waar vindt mijn ziel haar droom?

De redacteur denkt na. Dat lichaam krijgt die meneer straks wel. Alles wijst erop. Kijk maar eens naar die verwarde, hulpeloze blik in die mooie ogen van je. Je ziel zal haar droom minder gauw vinden, maar als vrouw zul je pikant zijn.

In haar gedichten beschrijft het meisje, het ‘waanzinnig-schrikwekkende’, of het ‘waanzinnig-verrukkelijke’ leven, plus een aantal kleine onaangenaamheden en verder nog klanken, klanken, klanken om mij heen, die mij dronken maken, klanken zonder eind…

Je kunt er zeker van zijn dat, als de solide heer zijn werk tot een goed einde heeft gebracht, het meisje zal ophouden met het verzen schrijven en een vroedvrouw zal raadplegen.

Uit: Mijn blocnote; uit: Miniaturen, verspreide verhalen en dagboekbladen, Moussault Amsterdam, 1970; vertaling Charles B. Timmer

Babel, Isaak, groene.nlbron foto: groene.nl

Isaak Babel (1894-1940, Odessa, Oekraïne)

De liefde die je achterlaat en je tegemoet treedt

Uit: Job, roman over een eenvoudige man

In het Russisch joodse gezin Mendel Singer is de beslissing gevallen om zoonlief te volgen, die zich heeft gevestigd in het beloofde land Amerika. Het gezin ontvlucht de armoede, bereidt zich voor op een welvarende, maar onzekere toekomst. In onderstaand fragment droomt de ontluikende puberdochter Mirjam zich af wat deze stap voor haar betekent.

Mirjam, die vanuit een hoek naar de tafel keek, kon de blik van haar vader zien, haar hart ging sneller kloppen. Maandag had ze een afspraakje. Heel deze warme nazomerperiode had ze afspraakjes. Haar liefde kwam laat tot bloei, tussen de hoge aren. Mirjam was bang voor de oogsttijd. Ze hoorde de boeren soms al voorbereidingen treffen, hun sikkels wetten aan de blauwe slijpstenen. Waar moest ze heen als de velden kaal werden? Ze moest mee naar Amerika. In een vage voorstelling van de vrije liefde in Amerika, tussen de hoge huizen, waar je je nog beter kon verstoppen dan tussen de korenaren op het veld, vond ze troost voor de naderende oogsttijd. Die was al in aantocht. Mirjam had geen tijd te verliezen. Ze hield van Stepan. Hij zou achterblijven. Ze hield van alle mannen, stormen woedden in hen en toch staken enorme handen de vlammen in haar hart zachtjes aan. Stepan, Ivan en Vsevolod heetten de mannen. In Amerika waren nog veel meer mannen.

Job is een roman van Joseph Roth (1894-1939, Oekraïne); Atlas Amsterdam, 2007; vertaald door Wilfred Oranje

j roth, thetimes.combron foto: thetimes.co.uk