Direct naar artikelinhoud
Aaf verloor haar moeder toen ze pas zes jaar oud was: ‘Het was zwijgen en doorgaan’

Aaf verloor haar moeder toen ze pas zes jaar oud was: ‘Het was zwijgen en doorgaan’

Aaf Brandt Corstius is haar moeder verloren toen ze zes jaar was. In die tijd was er nauwelijks oog voor het verdriet van de kinderen. Nog steeds voelt ze het gemis van de moeder aan wie ze eigenlijk maar weinig eigen herinneringen heeft. En dat is heel normaal, weet ze inmiddels.

Tekst

Ik weet nog goed hoe hij eruitzag: hij was van lichtblauw papier en ik had hem volgeplakt met glimmende papieren figuurtjes – rondjes, driehoekjes en sterren. Het was een koffiefilterhouder en we moesten hem in de klas knutselen voor Moederdag. Ik was zeven. De juffen op mijn school wisten dat ik sinds mijn zesde geen moeder meer had. Na een lang ziekbed, waarin ze alsmaar weer ijdele hoop had dat ze het zou overleven en steeds maar weer nieuwe genezingsmethoden aangreep, was mijn moeder, Tatje, gestorven aan huidkanker.

Maar toch was ik aan dit knutselwerk gezet, dat ik dan maar met de moed der wanhoop - en ik vermoed ook wel fanatisme, gezien mijn liefde voor knutselen - voltooide. Tijdens een rondje door de klas verscheen mijn juf ineens aan mijn tafel, keek plotseling een beetje moeilijk en zei: ‘Anders geef je hem aan je vader.’

Moeder verloren

Op haar blog schrijft Hope Edelman, schrijfster van het boek Motherless daughters, het zelfhulpboek dat ik het vaakst heb gelezen van alle zelfhulp in mijn kast: ‘Een ouder verliezen in de jaren tachtig was een ouder verliezen in de middeleeuwen van de rouwhulpverlening. Doorzetten, zwijgen en onderdrukken: dat waren de waarden van die tijd. Het zou me vijf jaar kosten om ‘mijn moeder’ te zeggen zonder te huilen.’

'Motherless daughters'

Hope Edelman verloor zelf ook haar moeder als puber, toevallig in hetzelfde jaar dat mijn moeder stierf, 1981, en schreef er later Motherless daughters over en ook een blog. Maar in de jaren tachtig had je nog geen blogs, geen zelfhulp, geen kinderpsycholoog, geen goeie gesprekjes op school, geen door de kinderen beschilderde kist, geen lieve rituelen, zoals het oplaten van een lampion. Het was zwijgen en doorgaan. Of: proberen door te gaan. Mijn vader besloot dat wij, mijn jongere broertje, jongere zusje (toen drie en vijf) en ik (toen zes) niet naar mijn moeders crematie mochten. Dat vond hij - vermoed ik, want we hebben het er nooit over gehad - te heftig voor ons. Of te heftig voor zichzelf. Dat zou ook kunnen.

'Motherless daughters'

Feestdagen

En toen kwamen dus die Moederdag en alle Moederdagen erna. Ze waren allemaal rottig. Ik wende er op den duur wel aan; ik werd een beetje gehard, zoals in alles. Het voordeel op de middelbare school was dat je niets meer hoefde te knutselen, en dat de helft van de pubers om mij heen inmiddels constant hoogoplopende ruzies met hun moeders hadden. Maar zelfs op die ruzies was ik jaloers. Ja, zelfs op mensen met een objectief gezien volstrekt verknipte relatie met hun dominante, rare of kille moeder, kon ik jaloers zijn. Zij hádden er tenminste eentje. Om lekker boos op te zijn.

Ook andere feestdagen vielen me zwaar. Juist op hoogtijdagen als Sinterklaas en mijn verjaardag barstte ik vaak in huilen uit of zat ik te miezeren in een hoekje. Nog steeds kan ik dat hebben, vooral met kerst. Feestdagen zíjn ook niet makkelijk. En zoals mijn vader - ineens heel invoelend en geheel tegen zijn karakter en de tijdgeest in - ooit tegen me zei: ‘Juist op leuke momenten mis je haar meer. Dan zou je willen dat ze erbij was.’

Herinneringen

Het erge was: mijn moeder was een enorm feestbeest. Dat herinner ik me zelf niet, want ik heb maar een stuk of vier eigen herinneringen aan haar. Maar dat weet ik van haar vriendinnen, door het boek dat de mensen om ons heen over haar maakten en door fotoboek na fotoboek vol foto’s van feestjes, vieringen, verjaardagen en grote partijen - ja, zelfs met ingehuurde majorettes. Toen mijn tante Liesje (mijn moeders oudere zus) haar eerste kinderboek publiceerde, huurde mijn moeder een gymzaal af en majorettes in.

Nieuw Peking

De majorettes verdwenen met stille trom uit ons leven toen ze dood was. De kerstboom ook. Feestjes vieren, dat was háár talent geweest. Hij was op die feestjes een graag geziene gast geweest, die het prima vond om halverwege het feest uit zijn werkkamer te komen en staand bij het aanrecht met een glas wijn met de door haar uitgenodigde vrienden te kletsen. Maar het zelf organiseren, dat deed hij niet. Dat kon hij ook echt niet. Hij probeerde het wel, op onze verjaardagen. Dat was lief. Met ons gehele arsenaal aan oppassen – dat waren er veel, want mijn vader werkte fulltime, al was het wel thuis op zolder – en een paar familieleden, gingen we altijd eten bij Nieuw Peking, de Chinees een paar straten verderop. Ik vermoedde toen al dat mijn vader dat sociaal gezien al een hele opgave vond, dus ik bewonder het des te meer dat hij het wist op te brengen.

Tips

Ook in mijn weemoedige gevoel bij feestjes sta ik niet alleen, weet ik inmiddels door Hope Edelman. Op haar blog biedt ze zelfs tips aan vrouwen zonder moeder om Moederdag en andere feestdagen door te komen. Zij geeft als voorbeeld de jaloezie die zij kan voelen als iemand klaagt over het eerste ruzietje dat ze met haar moeder heeft als het decemberseizoen begint. Veel van dat soort gevoelens komen ook voor bij andere moederlozen. We hebben sowieso veel gemeen. Zo zijn vrouwen die zonder moeder opgroeien vaak ontzettend zelfstandig. Dat spreekt voor zich, maar het is toch prettig om te weten dat er dus ook positieve dingen uit kunnen voortkomen. Al worden sommigen té zelfstandig en durven zich aan niemand te binden. En wat daar weer uit voortkomt, is dat deze moederlozen zich áls ze zich binden, vaak binden aan mensen die ze eigenlijk geen veiligheid en algehele fijnheid kunnen bieden.

Gemis

Tja, ook die kan ik afvinken. Niet geheel bekend met onvoorwaardelijke en veilige liefde bond ik me als twintiger aan vreselijke liefdes die absoluut niet goed voor me waren. Toen ik daar later een boekje over schreef (Het jaar dat ik dertig werd, over mijn langeafstandsrelatie met een narcist die ook nog zware bindingsangst had), riep een vriendin van mijn moeder na het lezen tegen mijn zus: ‘Dit had Tatje echt nóóit goed gevonden!’ En dat heb ik het meest gemist in mijn leven, en mis ik nog steeds het meest: iemand die dingen vindt van wat ik doe, die me raad geeft of ik dat nou wil of niet, die mij de allerbelangrijkste persoon op de wereld vindt.

Gemis

Geliefden

Mijn vader vond me ook belangrijk, dat staat buiten kijf, maar hij was echt meer met zichzelf bezig, en later ook erg met zijn geliefden. Hij heeft ontzettend zijn best gedaan en ik neem hem niets (meer) kwalijk, maar hij was geen moeder. ‘Zijn grootste fout was dat hij haar niet was’, schrijft Hope Edelman in haar boek. Die zin spreek ik ook uit in mijn theatervoorstelling, Welkom bij mijn zielige jeugd, die ik over mijn moeder en mijn jeugd heb gemaakt. En bij die zin schiet ik altijd vol. Want mijn vader kón mijn moeder niet zijn, net zo min als mijn moeder mijn vader had kunnen zijn. Niemand kan een moeder vervangen.

Kinderen

Het gekke is: andere mensen dachten, toen ik kinderen kreeg, dat ik haar meer zou missen. Dat lees je ook in het boek van Edelman: dat vrouwen hun moeder sterker gaan missen als ze zwanger worden, bevallen, een baby moeten verzorgen. Dan missen ze haar steun en haar advies en haar algehele aanwezigheid. En natuurlijk miste ik die dingen ook wel. Soms waren de vragen van verloskundigen – ‘hoe was de zwangerschap van je moeder?’ en ‘waren haar kinderen ook zo groot bij de geboorte?’ – lastig, want confronterend. Maar het gekke was: door zelf moeder te worden, riep ik haar aanwezigheid meer op. Door zelf het warme, fijne gezin te maken dat ik had gemist, voelde het alsof het goed kwam met me. In de moederrol, dat wel, maar ik was erbij.

Artikelen van Margriet.nl ontvangen in je mailbox?

Schrijf je in op margriet.nl/nieuwsbrief.

Gevoel

Ik kocht wél een kerstboom, ik gaf feestjes, ik kamde tegen ieders wil de neten uit haren, ik zocht mooie kleertjes voor de kinderen uit, ik maakte het huis gezellig met kaarsjes en bloemen. En soms voel ik mijn moeder op dat soort momenten bijna in me. Als ik de melksnor van mijn kinderen wegveeg, kan ik echt voelen: ja, dat deed zij ook bij mij. Dat heeft niemand me ooit verteld, maar ik voel het ineens weer, nu ik het zelf doe.

‘Je lijkt zo op haar’

Soms kom ik een oude vriendin of kennis van mijn moeder tegen, iemand die mij voor het eerst als volwassen vrouw ziet. Zo iemand zie ik bijna schrikken. En dan zeggen ze altijd: ‘Je lijkt zo op haar.’ En dat is ook zo. Dat zie ik op elke foto. Van een vriendin met wie mijn moeder in haar studietijd samenwoonde, hoorde ik zelfs dat ik lóóp zoals zij liep. Dat soort dingen maken me gelukkig. Ze is er al heel lang niet meer en ik zal het gemis altijd voelen, maar ze is onmiskenbaar een onderdeel van mij.

‘Je lijkt zo op haar’

Dit artikel is eerder verschenen in Margriet 19– 2020Dit nummer teruglezen? Ga dan naar Magazine.nl.

Tekst | Aaf Brandt Corstius

Fotografie | Marloes Bosch, privébeeld