Als je Nederland met dezelfde nieuwsgierige blik bekijkt als een onbekende bestemming, kun je een compleet nieuwe wereld ontdekken. Met die visie trekt historicus Aart Aarsbergen door eigen land en voert ons kriskras langs bekende en minder bekende plaatsen van herinnering. Van de vindplaats van het meisje van Yde in Drenthe en het Sphinxkwartier in Maastricht tot de plek in Amsterdam waar de klimaatmars plaatsvond.

Als hoofdredacteur van National Geographic maakte Aart talloze reportages over bijzondere plekken op de wereld. Door die reizen is hij Nederland anders gaan zien. In zijn nieuwe boek, 'Geschiedenis van Nederland in 27 plekken', gelardeerd met eigen herinneringen en observaties, maakt hij ons deelgenoot van het leven van de mensen die ons voorgingen. Voor wie op pad gaat of wie zich vanuit de leesstoel wil verbazen over ons kleurrijke verleden.

‘Aan de hand van Aart Aarsbergen komt de Nederlandse geschiedenis tot leven in dit even persoonlijke als verrassende boek.’ Arno Kantelberg, hoofdredacteur National Geographic Nederland

Dit artikel verscheen in National Geographic Historia editie 3, 2019.

Huwelijksportret van Marten Soolmans 1634
Louvre, Parijs
Huwelijksportret van Marten Soolmans (1634)

Huwelijksportret Oopjen Coppit 1634
Rijksmuseum, Amsterdam
Huwelijksportret Oopjen Coppit (1634)

Op 28 juni 1633 vond in Amsterdam het huwelijk plaats van Marten Soolmans, zoon van een Vlaamse suikerhandelaar, met Oopjen Coppit, telg uit een regentengeslacht dat rijk was geworden met de handel in graan en buskruit. Een jaar later lieten ze zich in hun volle glorie schilderen door de grootste portrettist van hun tijd, de 28-jarige Rembrandt, die in het atelier van de Amsterdamse kunsthandelaar Hendrick Uylenburgh werkte. De jonge kunstenaar had in korte tijd een grote vermaardheid gekregen. Marten en Oopjen lieten zich, zoals de adel in Europa gewoon was te doen, ten voeten uit en levensgroot door de beroemde schilder vereeuwigen.

Rembrandt Harmenszoon van Rijn, die dit jaar 350 jaar geleden stierf, was een man van uitzonderlijke talenten en hij leefde in een tijd waarin hij die volledig kon ontplooien. ‘Als er een schilder op het juiste moment en de juiste plaats geboren werd, dan Rembrandt wel,’ schrijft kunsthistoricus Gary Schwartz in De grote Rembrandt. Hij werd op 15 juli 1606 geboren in de welvarende lakenstad Leiden in de al even florerende Nederlandse Republiek, die op het toppunt van haar macht verkeerde. De rijke regenten die het land bestuurden, zochten naar wegen om hun excellentie te onderstrepen en lieten zich door de beste schilders van het land op canvas vastleggen. Ze decoreerden de wanden van hun imposante grachtenpanden met de mooiste portretten, historiestukken, landschappen en stillevens.

Een jong talent

Rembrandt, afkomstig uit een tien kinderen tellend molenaarsgezin, bezocht in Leiden de Latijnse school en studeerde enkele jaren aan de universiteit toen hij, met instemming van zijn ouders, koos voor een bestaan als kunstschilder. Hij ging drie jaar in de leer bij de Leidse schilder Jacob Isaacsz. van Swanenburg, die lang in Italië had gewoond en gewerkt. Na zijn basisopleiding leerde hij een halfjaar door bij de historieschilder Pieter Lastman, die in Amsterdam zijn atelier had. Weer terug in Leiden vestigde hij zich als zelfstandig schilder, waar hij samenwerkte met zijn leeftijdsgenoot Jan Lievens. In 1629 bezocht de dichter Constantijn Huygens, secretaris van stadhouder Frederik Hendrik, de beide schilders in Leiden. Huygens was enorm onder de indruk van het schilderij De berouwvolle Judas, dat bij Rembrandt op de schildersezel stond. Hij had een genie ontdekt. ‘Bij geen Protogenes, Apelles of Parrhasius [drie grote schilders uit de Oudheid] is ooit opgekomen of zou, mochten zij op aarde terugkeren, ooit kunnen opkomen wat door een jongen, door een Hollander, door een molenaar die nog geen baard heeft, in één mensenfiguur is bijeengebracht en in zijn totaliteit weergegeven. Verbazing overvalt mij als ik dit zeg. Hulde, Rembrandt!’ schreef hij later. Huygens bracht Rembrandt in contact met het stadhouderlijk hof van Frederik Hendrik. In de periode 1627-’33 kreeg Rembrandt minstens veertien goedbetaalde opdrachten uit die hoek.

Rembrandt kreeg in 1632 opdracht van het chirurgijnsgilde in Amsterdam deze openbare ontleding te schilderen
Mauritshuis, Den Haag
Rembrandt kreeg in 1632 opdracht van het chirurgijnsgilde in Amsterdam deze openbare ontleding te schilderen.

Inmiddels had Rembrandt besloten zich in de snelgroeiende handelsstad Amsterdam te vestigen. Hij kreeg een vooraanstaande positie in het atelier van kunsthandelaar Hendrick Uylenburgh, en mede dankzij diens contacten groeide Rembrandt uit tot een van de meest gevraagde portretschilders van Amsterdam. In 1632 schilderde hij ook zijn eerste groepsportret, De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp, waarop de medicus voor het oog van leden van het chirurgijnsgilde het lichaam van een ter dood veroordeelde misdadiger ontleed. De jaren van zijn betrekking bij Uylenburgh waren de prouctiefste van zijn leven. Naast portretten schilderde hij een aantal grote historiestukken en maakte hij furore als begenadigd etser.

In 1633 leerde Rembrandt zijn muze Saskia kennen, weesdochter van de burgemeester van Leeuwarden en nicht van Hendrick Uylenburgh. Op 2 juli 1634 trouwde hij met haar in Sint Annaparochie. In dat jaar verbrak hij de zakelijke relatie met Uylenburgh en vestigde hij zich als zelfstandig kunstschilder. Omdat het hem artistiek voor de wind ging en hij veel geld verdiende, kocht hij in 1639 een groot en duur pand aan de Sint Antoniesbreestraat, waar nu het Museum Het Rembrandthuis is gevestigd. Rembrandt en Saskia kregen drie kinderen die allen kort na hun geboorte stierven. In 1641 werd hun zoon Titus geboren, die wel uitgroeide tot volwassenheid, al overleed ook hij relatief jong.

Succesvol leermeester

Rembrandts atelier was een bedrijvige werkplaats waar veel mensen emplooi vonden. Rembrandt verdiende goed geld met zijn schilderijen en etsen, die overal in Europa aftrek vonden. Maar hij bestierde ook een werkplaats waar leerlingen, die hiervoor een flink jaargeld betaalden, en assistenten aan de lopende band portretten vervaardigden. Als ze goed genoeg waren, werden deze door de meester bewerkt en gesigneerd en verlieten ze voor veel geld het pand. Rembrandt heeft in zijn carrière een aantal leerlingen gehad die later zelf vooraanstaande schilders zijn geworden, zoals Gerard Dou, Ferdinand Bol, Nicolaas Maes en de jong overleden Carel Fabritius. Bovendien handelde Rembrandt zelf ook in kunst.

Rembrandts beroemdste schilderij toont de schutterscompagnie van kapitein Frans Banninck Cocq en luitenant Willem van Ruytenburgh die zich in beweging zet Het is het grootste bewaard gebleven schilderij van Rembrandt 363x438 cm
Rijksmuseum, Amsterdam
Rembrandts beroemdste schilderij toont de schutterscompagnie van kapitein Frans Banninck Cocq en luitenant Willem van Ruytenburgh die zich in beweging zet. Het is het grootste bewaard gebleven schilderij van Rembrandt (363x438 cm).

In de Sint Antoniesbreestraat werkte Rembrandt aan zijn grote opdracht voor het nieuwe verenigingsgebouw van de Klovenierschutters, een lokale burgermilitie. Hij kreeg de opdracht een van de zes schutterstukken voor de grote feestzaal te maken. De Nachtwacht zou Rembrandts beroemdste schilderij worden, vanwege de dynamische en gedurfde compositie. Anders dan de gebruikelijke opstelling van een rijtje schutters, koos Rembrandt voor een dynamische weergave van een compagnie die zich op het marsbevel van kapitein Frans Banninck Cocq in beweging zet. Kunsthistoricus Simon Schama, groot bewonderaar van het schilderij, beschrijft het als ‘een filmbeeld dat weigert zich stil te laten zetten’.

De Nachtwacht, die velen van ons kennen en waar we amper meer goed naar kijken, is door de prachtige belichting, dynamiek en vermenging van symboliek en realisme, een – of misschien wel hét – hoogtepunt van Rembrandts oeuvre. Het is, om opnieuw Schama aan het woord te laten, ‘de roemvolle bekroning van de Kloveniersdoelen, van Amsterdam, van de Nederlandse schilderkunst, van alle kunst uit de barok’.

Rembrandt voltooide dit schilderij van Saskia pas na haar dood Geldgebrek dwong hem in 1652 het doek te verkopen aan de bevriende verzamelaar Jan Six
Gemäldegalerie Altie Meister, Museumlandschaft Hessen-Kassel
Rembrandt voltooide dit schilderij van Saskia pas na haar dood. Geldgebrek dwong hem in 1652 het doek te verkopen aan de bevriende verzamelaar Jan Six.

Maar terwijl Rembrandt zwoegde op zijn meesterstuk, voltrok zich in zijn persoonlijk leven een groot drama. Acht maanden na de geboorte van Titus stierf op 14 juni 1642 zijn vrouw Saskia, die hij op talloze schilderijen en etsen had vastgelegd, na een lang ziekbed. Om Rembrandts financiële positie te beschermen werd kort voor haar dood een testament opgemaakt waarin werd vastgelegd dat Titus haar ‘universeel erfgenaam’ werd en dat Rembrandt het vruchtgebruik van haar nalatenschap verkreeg totdat hij overleed of opnieuw in het huwelijk zou treden. Rembrandt nam voor de verzorging van zijn zoon de weduwe Geertje Dircks in huis, met wie hij al spoedig een relatie kreeg. Maar na enkele jaren raakten ze van elkaar vervreemd en de emoties bij de scheiding liepen hoog op. Geertje klaagde Rembrandt aan vanwege het niet nakomen van een huwelijksbelofte. Rembrandt was persoonlijk betrokken bij haar opsluiting in het rasphuis in Gouda, waar zij vijf jaar verbleef. Wel moest hij haar een jaarlijkse toelage betalen.

Een tijdje voor de breuk met Geertje Dircks nam Hendrickje Stoffels als dienstmeisje haar intrek in het huis aan de Sint Antoniesbreestraat. Rembrandt kreeg algauw een liefdesrelatie met de twintig jaar jongere Stoffels, die ook veelvuldig als zijn model optrad. Ook met haar weigerde hij te trouwen, om de erfenis van zijn overleden vrouw niet te verspelen. Toen Stoffels in 1654 zwanger was, werd ze bij de gereformeerde kerkenraad geroepen, die haar uitsloot van het avondmaal omdat ze in ‘hoererij’, oftewel ongehuwd, met Rembrandt samenleefde.

Hendrickje Stoffels was Rembrandts trouwe metgezel in de moeilijke laatste twintig jaar van zijn leven. De man die in 1642 op het hoogtepunt van zijn roem stond, verloor daarna langzamerhand de grip op zijn leven. Rembrandt kreeg minder opdrachten, mogelijk ook door zijn soms bruuske omgang met zijn opdrachtgevers. Er was onder de kunstminnende clientèle bovendien een toenemende belangstelling voor fijnschilderkust met helder licht en een gladde afwerking, terwijl de late Rembrandt, die meer aandacht kreeg voor het onvolmaakte en het alledaagse, zich meer bediende van een stevige schilderstijl, met forse streken en dik opgebrachte verf. ‘De kunst van Rembrandt keerde zich af van de schitterende weergave van oppervlakken en buitenkanten – de uiterlijke schijn van de maatschappij en de mensen – en begon de binnenkant van dingen vast te leggen,’ zo constateert Simon Schama.

Rembrandt schilderde een historiestuk van het moment waarop de eenogige aanvoer der van de Bataven Claudius Civilis stamleiders en strijders oproept een eed te zweren tegen de Romeinen
National Museum, Stockholm
Rembrandt schilderde een historiestuk van het moment waarop de eenogige aanvoer- der van de Bataven, Claudius Civilis, stamleiders en strijders oproept een eed te zweren tegen de Romeinen.

Mogelijk heeft ook het debacle met het schilderij Samenzwering van de Bataven onder Claudius Civilis met deze stijlopvatting te maken. Rembrandt kreeg in 1661 de opdracht om voor de galerij van het nieuwe stadhuis op de Dam een historiestuk te maken over de Bataafse opstand tegen de Romeinse overheersing (69-70 n.C.). Hij kwam hiervoor in aanmerking omdat de oorspronkelijke opdrachtnemer, zijn voormalige leerling Govert Flinck, kort daarvoor was overleden. Rembrandt schilderde op realistische wijze de avondlijke eed van Claudius Civilis, de eenogige aanvoerder van de Bataven. Met een afmeting van vijfenhalf bij vijfenhalf meter was het doek het grootste dat Rembrandt ooit had geschilderd. Het werk heeft om onduidelijke redenen slechts kort in het stadhuis gehangen. Na enige weken kreeg Rembrandt het terug, mogelijk om verbeteringen aan te brengen. Kreeg hij onenigheid met zijn opdrachtgevers over de betaling? Paste het werk niet bij de meer conventionele schilderijen elders in de zaal? Of waren de opdrachtgevers geschokt dat Rembrandt hun republikeinse held had neergezet als een barbaarse bandietenkoning, met zijn lege oogkas naar het publiek gekeerd? Hoe dan ook, de opdracht was mislukt, Rembrandt sneed de belangrijkste scène uit het enorme doek en gooide driekwart weg, om het geschikt te maken voor verkoop op de particuliere markt.

Berooid en eenzaam

Rembrandt was een man die graag op grote voet leefde. Bekend is de anekdote dat zijn leerlingen op opvallende plaatsten in zijn atelier muntstukken schilderde die hij, tot hun grote hilariteit, voor echt aanzag en besmuikt probeerde op te rapen. Maar zijn levensstandaard paste niet meer bij zijn inkomsten. In de laatste jaren van zijn leven raakte hij verstrikt in een web van oplopende schulden, rechtszaken, verbroken beloftes en ruzies, culminerend in zijn faillissement in 1656. Hij verloor huis en haard, inclusief de grote verzameling kunst en curiosa die hij in zijn kunstkamer in de Sint Antoniesbreestraat bijeen had gebracht. Om zijn schuldeisers te ontlopen, trad hij in 1658 in dienst bij de kunsthandel van Hendrickje Stoffels en zijn zoon Titus. Voor deze mantelfirma produceerde hij tegen kost en inwoning kunstwerken. Hij schilderde en etste nog enkele van zijn indrukwekkenste kunstwerken, zoals een aantal prachtige (zelf)portretten, De staalmeesters (1662) en Het Joodse Bruidje (1665).

Maar Hendrickje stierf in 1663 aan de pest en vijf jaar later volgde Titus, twee weken voor zijn 27ste verjaardag. Titus was net getrouwd en zijn vrouw was zwanger. Een jaar later stierf Rembrandt op 4 oktober 1669 op 63-jarige leeftijd, berooid en eenzaam. Hij werd enkele dagen later in stilte begraven in een anoniem graf in de Westerkerk.

Erfenis van een groot kunstenaar

Rembrandt liet een enorm oeuvre achter, waarvan de omvang nog altijd niet helemaal duidelijk is. Er zijn 285 etsen van hem bekend, en 1575 tekeningen, waarvan ongeveer de helft wordt betwist. Volgens de laatste inventarisatie van het RRP zijn er zo’n 340 schilderijen van zijn hand.

Zelfportret uit 1659 waarin de schilder zijn publiek enigszins verbaasd lijkt aan te kijken Het schilderij dateert van kort na zijn faillissement
National Gallery of Art, Washington
Zelfportret uit 1659, waarin de schilder zijn publiek enigszins verbaasd lijkt aan te kijken. Het schilderij dateert van kort na zijn faillissement.

Er is geen kunstenaar die zo veel zelfportretten maakte als Rembrandt, zo’n tachtig schilderijen, tekeningen en etsen. In zijn jeugd beeldde hij zichzelf af als een bruisende jongeling, in zijn hoogtijdagen legde hij zichzelf in zelfverzekerde poses vast en aan het eind van zijn leven maakte hij introspectieve zelfportretten van een ouder wordende kunstenaar. De status van deze werken is niet helemaal duidelijk. Was het handelswaar bedoeld voor zijn klanten die hij voorzag van een herkenbare afbeelding van de beroemde kunstenaar? Of vormden ze een zoektocht naar de menselijke conditie en naar zijn eigen identiteit? Vooral zijn bijna impressionistische portretten uit de laatste jaren van zijn leven lijken voor dat laatste te pleiten; kijk naar het prachtige Zelfportret met twee cirkels (1665-’69) of zijn Zelfportretin het Mauritshuis (1669). Maar mijn persoonlijke favoriet is het ingetogen portret uit 1659 uit de National Gallery of Art in Washington. Rembrandt is hier 52 of 53 jaar oud en heeft de nodige tegenspoed gekend. De verf is dik opgebracht en als je van dichtbij kijkt, zie je forse strepen in grijs, geel, blauw, rood, bruin.

Het schilderij lijkt onvoltooid, maar omdat Rembrandt het heeft gesigneerd en gedateerd, kunnen we ervan uitgaan dat het door de meester zo was bedoeld. Rembrandt kijkt enigszins verbaasd naar zijn beschouwer. Hij heeft flinke wallen, zijn ogen liggen diep in hun kas, zijn huid is ruw, hij heeft een pukkel op zijn linkerwang. Hij oogt vermoeid, getekend door de last van jaren, maar ongebroken. Een genadeloos zelfportret van een ongekende intimiteit en introspectie. Met één blik overbrug je bijna vierhonderd jaar in de tijd en sta je oog in oog met een waarachtig mens. Dat is de magie van Rembrandts schilderkunst.