Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

Oorlog

Nu bijna geschiedenis

Fotograaf Cas Oorthuys legde de bijna-ontwrichting van Nederland in ’44-’45 vast.

Opperste zorgvuldigheid kenmerkt zijn klassieke foto’s, die opnieuw zijn uitgebracht.

‘Honger, armoede en wanhoop’ Foto’s en bijschriften uit besproken boek/Met dank aan het Nederlands Fotomuseum Foto Cas Oorthuys Foto’s en bijschriften uit besproken boek/Met dank aan het Nederlands Fotomuseum
‘Honger, armoede en wanhoop’ Foto’s en bijschriften uit besproken boek/Met dank aan het Nederlands Fotomuseum Foto Cas Oorthuys Foto’s en bijschriften uit besproken boek/Met dank aan het Nederlands Fotomuseum Oorthuys, Cas

Elke foto in het boek is vaker gepubliceerd – sommige tot ze letterlijke clichés werden: eindeloos reproduceerbaar. De jodenster, de radio in een uitgesneden bijbel, de auto door een paard getrokken, de bakfiets die haast zwicht onder het van ver aangevoerde voedsel, de lijken van mensen die niettemin van honger stierven en in de Amsterdamse Zuiderkerk werden opgeslagen omdat er zelfs geen karton meer was om een doodkist van te vouwen: een corpus van ruim honderd klassieke zwart-witfoto’s, die de iconografie werden van de laatste zeven bezettingsmaanden.

Na 1945 zou er nooit meer sprake zijn van een terugblik, een herdenking, een reportage, een boek of een televisiedocumentaire, zonder dat de foto’s als illustratie dienden en telkens de herinnering scherpten. Het archief van Cas Oorthuys was geduldig. Ontelbare keren moet hij op gelegenheidsbestelling losse jodensterren, verstopte radio’s, hongertochten en kerkdoden hebben afgedrukt, vóór hij in 1970 besloot de verzameling alsnog onder te brengen in een album dat hij Het laatste jaar, 1944-45 noemde, en dat wat hem betreft een afsluiting betekende.

Oorthuys (1908-1975) was voor de oorlog ‘arbeidersfotograaf’ geweest, werd tijdens de oorlog lid van een illegale groep met de trotse naam ‘De Ondergedoken Camera’ en zou na de oorlog de onvermoeibare chroniqueur worden van de nationale wederopbouw. Maar de korte, en deels riskante periode tussen september 1944 en mei 1945 waarin hij de bijna-ontwrichting van westelijk Nederland probeerde vast te leggen, is hem altijd het dierbaarst gebleven – Het laatste jaar was zijn favoriete boek.

Uitgerekend in de week dat Oorthuys’ vaste uitgever Contact besloot nog één heruitgave van de klassieke foto’s te verzorgen, maakte de Federatieve Raad van het Voormalig Verzet Nederland bekend dat ze zichzelf volgend jaar zal opheffen. „We willen een verdere onttakeling vóór zijn”, verklaarde de nu nog vigerende 87-jarige voorzitter. Het oudste lid is 106, de archivaris behoort met haar 84 jaren tot de tien jongsten van de club.

De beslissing van de Raad is misschien des te historischer omdat we haar ook op 5 mei 1945 al hadden kunnen zien aankomen – maar niemand die er toen aan dacht. Heel lang is het Voormalig Verzet in Nederland met twee hoofdletters V geschreven en uitgesproken. Ook in de jaren dat de sociaal-culturele trends in de samenleving zich steeds verder verwijderden van wat de oud-verzetsstrijders voorstonden, was hun politieke en maatschappelijke invloed en hun morele gezag naar verhouding groot.

Maar de devaluatie was onontkoombaar. Hele generaties die de Tweede Wereldoorlog niet hadden meegemaakt, claimden later hun eigen verzetsrecht: provo’s, anti-globalisten, milieuvrienden. Oorlog? Welke oorlog? Verzet? Welk verzet? Zoals de 89-jarige Demjanjuk binnen niet al te lange tijd als de laatste oorlogsmisdadiger zal sterven, zo zal het 87-jarige bestuurslid van de Federatieve Raad van het Voormalig Verzet binnen niet al te lange tijd sterven als de laatste voorzitter van de Raad. En dan is er geen regelrechte emotionele band meer tussen de Tweede Wereldoorlog en mensen die hem hebben beleefd – dan is die oorlog definitief bijgezet in de geschiedenis.

Ik blader nog een keer langs de honderd foto’s uit het album van Cas Oorthuys en stel met bewondering vast dat hij z’n emoties goeddeels thuis heeft gehouden. Hij was ook op die ‘historische’ momenten met z’n vak bezig: scherp stellen, belichting zoeken, kadrering kiezen. Het is bekend dat hij alles wat hij wilde fotograferen ten minste tien keer fotografeerde, en dat hij alle drukken altijd in z’n archief heeft bewaard. Dat zie je ook aan Het laatste jaar af: opperste zorgvuldigheid. De jas met de jodenster die na zo lang gebruik al een beetje langs z’n zes punten begint te rafelen, is eerst en vooral een professionele close-up – ‘huilen kun je later in de donkere kamer altijd nog’, zei een Amerikaanse persfotograaf die in Vietnam de gruwelijkste onmenselijkheden zag, en schoot.

Het enige wat teleurstelt aan de heruitgave is de inleiding van Wichert ten Have. Dat het lelijk is geschreven (‘de honger die oprijst uit de witte leegte van een pan’) is nog tot daar aan toe. Maar het is geschreven met de larmoyantheid en de pathetiek die gangbaar was in 1947, toen we nog geacht werden te denken dat we vijf jaar lang collectief verzet hadden gepleegd. Het is geschreven met het brok in de keel waarmee Lou de Jong een halve eeuw geleden de tv-serie De bezetting presenteerde.

Gedateerd, misplaatst en des te overbodiger, omdat Cas Oorthuys in 1970 in een simpel soort blanke verzen nog eens verslag heeft gedaan van hoe de bezetting ongeveer had ‘gevoeld’. Die tekst maakt van het album alsnog het kostbare geschiedenisboek dat het moest worden.

Meer foto’s van Oorthuys op: nederlandsfotomuseum.nl.

Cas Oorthuys: Het laatste jaar, 1944-45. Met een inleiding van Wichert ten Have. Contact, 128 blz. € 24,95.