Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Politiek

'Onverstoorbaar, dat ben ik'

PvdA-fractievoorzitter Mariëtte Hamer las in haar vakantie voor de derde keer de biografie van Den Uyl. Ze zit vol plannen: van het zuiveren van de financiële wereld tot het ordenen van de gezondheidszorg. ‘Ik ben dol op humor en hou van het spel.’

Mariëtte Hamer
Mariëtte Hamer

Ze oogt ontspannen. Gebruind terug uit het vakantiehuis in Frankrijk, het haar in een nieuwe, wat donkerder spoeling, een vruchtbaar fractieweekend aan de Zeeuwse kust achter de rug. En o ja, dochter Iris speelt in het nieuwe seizoen met haar voetbalteam van MSV ’71 uit Maassluis eindelijk eens tegen leeftijdgenoten. Mariëtte Hamer: „Vorig jaar moest ze het hele jaar alleen maar knokken tegen meiden van een kop groter. Ze wonnen nooit. Maar ik zei tegen haar: meid, je hebt leren verliezen, da’s een belangrijke kunst in het leven!”

Het bruggetje is bijna te flauw om te maken, maar toch: hoe goed verstaat ze eigenlijk zelf die kunst? April vorig jaar werd ze, als opvolger van de zieke Jacques Tichelaar, gekozen als PvdA-fractievoorzitter in de Tweede Kamer. Vol ambitie. ‘Hamer wil vechten’, stond er destijds boven een vraaggesprek in NRC Handelsblad, een interview waarin ze een hardere koers en een scherper profiel van haar fractie aankondigde. Ruim een jaar later is het beeld weinig rooskleurig. De PvdA staat op verlies, de Europese verkiezingen werden een drama en in een intern evaluatierapport werd Hamers fractie als „te onzichtbaar” gekwalificeerd. Volgende week volgt een nieuwe vuurproef: dan moet Hamer tijdens Prinsjesdag en de daaropvolgende Algemene Beschouwingen het blazoen van de PvdA oppoetsen.

Ineens ernstig: „Leuk was het niet, nee, de afgelopen maanden. Die kritiek over die onzichtbaarheid deed pijn. Vooral omdat we naar mijn gevoel ontzettend veel wél hebben bereikt: geen JSF deze kabinetsperiode, het ontslagrecht niet versoepeld, eerste zuivering van de bonuscultuur, geen aantasting van de WW.”

Dus dat evaluatierapport klopt niet?

„Nee hoor, ik vond het óók een goed rapport.”

Klopt die conclusie over de fractie?

„Nou, dat is altijd moeilijk in de politiek omdat er zoveel verschillende werkelijkheden zijn.”

De conclusie klopt dus niet?

„Ik doe niets af aan de urgentie van dat rapport. Het was ook een soort ontlading. Maar goed, het is geschreven en het is waar. Daar moet je achteraf niet over zeuren.”

Toch: u kondigt bij uw aantreden aan dat de fractie meer profiel gaat krijgen en ruim een jaar later constateert een eigen PvdA-commissie dat die fractie onzichtbaar is. Dan zou je zeggen: ze heeft het niet goed gedaan.

Afgemeten: „Nou, niet goed genoeg, in ieder geval.”

Ze laat even een stilte vallen. „Kijk, ik weet natuurlijk ook wel wat er gebeurt. Ik lees ook wel uit al die e-mails dat er iets niet binnenkomt bij de mensen. Dat ze vonden dat de fractie zich te veel in de Haagse kaasstolp opsluit. Al komt deze fractie, zo horen we van de leden, meer in het land dan voorheen en zijn we toegankelijk. Maar we hebben nog niet genoeg zichtbaar gemaakt wat onze winst in het kabinet is. Dat gaan we de komende tijd dus beter doen. Maar als je mij nou persoonlijk vraagt: heb je niet staan knokken? Nou, dat heb ik echt wel gedaan, in het Irak-debat, in het JSF-debat, in de onderhandelingen over het herschreven coalitieakkoord. Enorm geknokt heb ik daar.”

Rijk aan contradicties is de politieke wereld van Mariëtte Hamer. In de publieke opinie ligt ze geregeld onder vuur, maar in de fractie is haar positie betrekkelijk solide. In de Kamer wordt haar optreden nog wel eens als weinig charismatisch getypeerd, maar haar vaak stoïcijnse opstelling oogst óók bewondering. Critici schilderen haar af als een door de wol geverfde PvdA-apparatsjik, gepokt en gemazeld in het machtsspel van de sociaal-democraten, maar binnen de partij heeft ze ook fans: mensen die haar juist authentiek noemen, de verpersoonlijking van de onverzettelijkheid die een arbeiderspartij moet uitstralen.

Eerst maar eens terug naar vier maanden geleden, dinsdagmiddag 19 mei, de dag voor Verantwoordingsdag. De Algemene Rekenkamer heeft net haar bevindingen gepresenteerd en concludeert onder meer dat het kabinet te vaag blijft over een aantal van de gestelde doelen. Hamer, lachend over Rekenkamer-president en partijgenote Saskia Stuiveling: „Ons zonnetje Saskia.”

Ze ontvangt op haar werkkamer met uitzicht op het Haagse Plein. Af en toe trekt een lentebui over. Ze voelt wel voor een aantal gesprekken, uitgesmeerd over langere tijd waarin we de balans proberen op te maken van haar fractievoorzitterschap en de zichtbaarheid van de PvdA. Ze is openhartig: „Ik was blij met de brede steun uit de fractie toen ik gekozen werd, maar ik realiseerde me heus wel dat er ook mensen waren die dachten: die ligt er na een half jaar weer uit. Ik moest me natuurlijk inwerken in allerlei dossiers. Er werden mij vragen gesteld over Irak, over de JSF, joh, ik kwam uit de sociale zekerheid, ik dacht in het begin soms: wat moet ik daar nou weer op zeggen?”

En wat deed u dan?

„Haha, je leert hier snel hoor. Ik geloof niet dat ik echt hele domme dingen heb gezegd toch?”

Wat viel u het meeste op als nieuwe fractieleider van een regeringspartij?

Ze denkt lang na. „Ik durf dat nu wel te zeggen: toch de losse einden in het regeerakkoord. Daar schrok ik van. Beetsterzwaag (de plek waar CDA, PvdA en ChristenUnie over het kabinet-Balkenende IV onderhandelden, red.) was gewoon niet af. Laten we eerlijk zijn: dit kabinet kon alleen maar tot stand komen omdat het ook zaken voor zich uit geschoven heeft. Dat was ook wel weer logisch, omdat CDA en PvdA na een verkiezingscampagne waarin het hard tegen hard ging met enorm wantrouwen begonnen. Maar ik heb veel moeten repareren.”

Wat dan?

„Een berg aan grote en kleine dingen: Irak, de JSF, ontslagrecht, verlenging Afghanistan, vage afspraken over de rechtsbijstand, de verhoging van de ministerssalarissen, dingen in de zorg: allemaal onafgemaakte punten en daar kwam toen ook nog de crisis overheen”.

Het was een beetje een lege huls dus, dat regeerakkoord waar iedereen zo juichend over was?

„Je noemt het maar zoals je het noemen wilt, maar ik zou het nóóit meer zo doen. Je kunt beter bij het opmaken van het regeerakkoord helderheid scheppen en het verlies bij sommige onderwerpen aan het begin nemen dan dat je het allemaal met je meesleept. Er is namelijk wel een grens aan de hoeveelheid procesafspraken, je kunt niet blijven zeggen: ‘we komen er nog op terug’. Jammer genoeg heeft het kabinet daardoor ook niet kunnen excelleren omdat we twee jaar bezig zijn geweest alsnog compromissen te sluiten. Daaruit moeten we lering trekken.”

Merkwaardig. Destijds werd gezegd dat het een bijzonder akkoord was. Gericht op de toekomst, door drie gereformeerde jongens gemaakt die het goed met elkaar konden vinden. Dat was dus onzin?

„Ik was er niet bij, maar ik kreeg er later wel mee te maken. Zo’n akkoord met een beetje gladstrijken hier, een beetje gladstrijken daar. Ik ken hem niet persoonlijk, maar sommigen zeggen: het is een typisch Wijffels-regeerakkoord. Moeilijk te doorgronden, ook voor de eigen fracties.”

Dat was u toch zelf? U was lid van de PvdA-fractie toen dat regeerakkoord besproken werd. Heeft u toen niet gezegd: hoe zit het?

„Tuurlijk wel, maar als fractielid kijk je toch anders. Je screent zo’n akkoord op je portefeuille en kijkt of er iets in staat dat je echt niet wilt. En je hebt als fractie ook wel een verantwoordelijkheid hè, er moest wel een kabinet komen. Bovendien kan het best wel zo zijn dat zich gedurende de rit mooie dingen ontwikkelen, Paars I had ook geen stevig verhaal aan het begin. Maar goed, het is gegaan zoals het gegaan is. In het begin waren we blij met het akkoord, later raakten we verstrikt in de open eindjes. Daarom zeg ik dus: voortaan aan het begin heldere afspraken maken, op een paar hoofdpunten die essentieel zijn. En voor de rest moet je, gedurende een kabinetsperiode, het vertrouwen tussen coalitiepartners het werk laten doen. En af en toe een stevig robbertje vechten. So what?”

Het volgende gesprek is een maand later, woensdag 17 juni. Twee weken na de voor de PvdA desastreus verlopen Europese verkiezingen. Hamer is moe, slechtgemutst en kortaf. Zelfs zó erg dat ze zich een dag later excuseert: „Ik zit niet goed in m’n vel, er moet wat gebeuren en ik moet ruimte in m’n hoofd krijgen.” Ze wil nadenken, „op mijn berg” , zoals ze haar Franse vakantieadres omschrijft.

Tijdens het gesprek een dag eerder was het verslechterende imago van de PvdA aan de orde gekomen. En dat van haarzelf, onder andere ingegeven door een rommelig debat met Geert Wilders na de verkiezingen. Columnist Bert Wagendorp bracht de kritiek tot een venijnig hoogtepunt toen hij in De Volkskrant schreef: ‘Alles aan Hamer straalt hopeloosheid uit. Haar gestuntel is tenenkrommend, haar gestamel pijnlijk. Als je Hamer ziet hannesen, is elke stem op de PvdA feitelijk een mirakel’.

Nors: „Doet me niks.”

Dat kunt u toch niet menen?

„Deze man schrijft de ene keer dit, de andere keer weer dat over mij. Echt, het interesseert me niets. Ik kan wel wat hebben.”

Wat is uw belangrijkste karakteristiek?

„Onverstoorbaar, dat ben ik.”

Bent u een goed debater?

Nog steeds kortaf: „Ik ben nog nooit in een debat écht in de problemen gekomen.”

Wanneer zou dat dan wel gebeuren, volgens u?

„Als je iets beweert wat je niet kunt waarmaken. Of als je iets niet blijkt te weten.”

En als het gaat om het spel, de gevatheid, de interrupties?

„Oh, maar dát kan ik wel! Ik ben dol op humor en hou van het spel.”

Maar de techniek en allure van debaters als een Marijnissen of Pechtold of Wilders, dat heeft u niet, is de algemene opinie.

„Gelukkig niet zeg. Ik ben gewoon mezelf. En die debattechniek is leuk, maar we zitten hier niet in het theater. Ik laat me het liefst inspireren door iemand als Ien Dales. Die stond ook niet bekend als groot debater. Maar wel als iemand die niet over zich heen liet lopen en een grens trok. Die kant wil ik op.”

Uw taalgebruik? Misschien te veel jargon?

„Mwah. Ach... ongetwijfeld. Soms. Maar ik ben geen intellectuele babbelaarster. En het belangrijkste is, en dat hoor ik gelukkig veel terug: ze heeft drive. Ik ben geen beheerder. Ik ben geen Pieter van Geel.”

Ze schrikt zichtbaar van wat ze zegt. Snel corrigerend: „Nou ja, even abstraheren, het gaat niet om Pieter, ik ben dol op Pieter, maar hij heeft een andere rol als CDA-fractieleider. Ik moet er wel voor gaan, zeker omdat Wouter Bos politiek leider én vice-premier is. Hij heeft maar beperkte speelruimte. Als fractievoorzitter ben je toch een beetje de spelverdeler, je hebt wél een andere rol.”

Beschrijft u die eens?

„Ik doe veel achter de schermen. Neem nou de kwestie rond Wilders en Van der Laan (die week reageert de PvdA-minister van Integratie pro-actief en in scherpe bewoordingen op de PVV-leider, red.), daar speel ik wel een rol in. Iedereen zegt nu ineens: Van der Laan wordt de vooruitgeschoven PvdA-post, maar over zijn uitlatingen hadden we met de fractie en bewindspersonen al weken gesprekken. Dus mijn rol is misschien niet zichtbaar, maar die is er wel.”

Wat is die rol dan precies?

„Die is vrij dominant. Ik neem wel een beetje het voortouw en dat lijkt me ook logisch. Eberhard (Van der Laan, red.) heeft zich goed ingewerkt maar het is ook mijn taak om te zeggen: nu moet je iets gaan doen, nu moet je naar buiten met jouw integratieverhaal. Het is zijn portefeuille en het is dus ook heel belangrijk dat de PvdA zichtbaar blijft op dat dossier. En dat heeft hij heel goed gedaan.”

Wat heeft u geleerd, het afgelopen jaar als fractievoorzitter?

„Rustig blijven. Niet je overal mee willen bemoeien. Hoe het is om in de spotlights te staan.”

Wat ziet u als uw grootste talent?

„Dingen voor elkaar krijgen. Het ontslagrecht. Het veiligstellen van een mogelijke parlementaire enquête naar Irak. De JSF-zaak. Als ik die onderwerpen bekijk en zie waar we vandaan kwamen, dan denk ik: niet slecht.”

Wat ging er niet goed?

Lange stilte. Dan ineens: „Dat slotdebat op tv na de Europese verkiezingen. Met die schreeuwende Wilders aan tafel. Dat had ik beter moeten doen. Maar dat geldt wel voor meer aan die tafel.”

Blijf eens bij u zelf.

„Nou ja, de kritiek is: je had daar strijdvaardiger het debat moeten aangaan met Wilders. Oké, dat zie ik wel. Maar op een verkiezingsavond, waar we zó hadden verloren, is dat ook ingewikkeld. Maar goed, je kunt er wel van leren.”

Wat dan?

„Debatteren is gewoon techniek, hoor.”

Waarom lukt het dan niet om net zo gevat te debatteren als Wilders?

„Omdat hij stoïcijns zegt: ik vind wat ik vind. Het interesseert me niet wat u zegt. Dat doet hij knap.”

Daar is geen antwoord op?

„Hij discussieert niet echt, dus je komt nooit verder met elkaar. En het is ook niet waar het in de kern om gaat. Het gaat niet om het zoeken naar een antwoord op de debattechniek van Wilders. Het gaat erom of we een antwoord hebben op de zorgen en problemen van de mensen die op Wilders stemmen. Tuurlijk, het debat is heel belangrijk, maar het is maar een deel van ons werk.”

Maar...

Ze onderbreekt, fel: „Snap je? Dáár zit mijn frustratie! Dat ook PvdA-kiezers over ons zeggen: ze laten dingen lopen, ze snappen dingen van ons niet, ze nemen het niet goed genoeg voor ons op. Daar moeten we iets aan doen. Tussen die mensen gaan staan. En dat doe je natuurlijk met een debat, want een rake quote kan beeldbepalend zijn. Maar je doet het óók door in het land te zijn. En je doet het óók door beter met de mensen te praten. Politiek is voor mij echt wel meer dan een debat.”

Onlangs, weer in haar werkkamer in Den Haag. Vlak daarvoor had ze een sms gestuurd: ‘de berg heeft haar werk gedaan’. Ze vertelt hoe goed de vakantie haar heeft gedaan. Dat ze voor de derde keer de biografie van Den Uyl heeft gelezen. En dat de overeenkomsten tussen toen en nu frappant zijn: „Ook hij stond voor de keuze: hoe verbind ik de elite uit Amsterdam met de mensen die het moeilijk hebben.”

Peinzend: „Dat is uiteindelijk de kracht van de PvdA geweest, voor iedereen een boodschap hebben.”

En de zwakte van de PvdA van nu, dat ze dat niet meer over het voetlicht kan brengen.

„Ja, maar naarmate de politiek meer over incidenten gaat, wordt dat moeilijker en moet je andere oplossingen vinden.”

Zoals?

„Wat ik echt heel erg vind, is als mensen bij de PvdA het gevoel hebben dat het onvoldoende uit onze tenen komt. Dat ze tegen elkaar zeggen: ze doen maar wat in Den Haag. Daar worden we een somber land van.”

Hoe is dat te voorkomen?

„Ga eens terug naar het eerste Paarse kabinet. Toen was er een enorm gevoel van opluchting. Dat het in de politiek eindelijk niet meer altijd het CDA met een andere partij was. In dat elan is toen de liberalisering begonnen. Ik vind dat je nu eerlijk moet zeggen dat dat in Paars II is doorgeschoten. Dat de goede bedoelingen van meer prestaties eisen in de zorg en de publieke sector zijn mislukt. Doordat het niet gecombineerd werd met transparantie en zeggenschap. Dat moet in de goede proporties terug. En de PvdA moet eerlijk vertellen: we zaten fout, maar nu gaan we het zo doen.”

Wat doen?

„Regels stellen. De financiële wereld zuiveren. Normen en waarden. De gezondheidszorg op orde. En we moeten die emotie terugbrengen. Mensen moeten geloven dat we menen wat we zeggen. En dat we het voor elkaar krijgen. Het moet de combinatie zijn van een scherpe, heldere boodschap, van bezieling en van loodgieterswerk. Dat is wat wij PvdA’ers moeten zijn: loodgieters. Vaklui die dingen kunnen oplossen.”

Waar gaat uw fractie de komende tijd nou zichtbaarder voor knokken?

„Werkgelegenheid. Daar begint het mee. We gaan met hele concrete voorstellen komen en coalities smeden met jan en alleman.”

Ook buiten de coalitie, met SP en GroenLinks bijvoorbeeld?

„Ja. Als het nodig is wel.”

Noemt u eens wat maatregelen?

„Tijdelijke banen creëren, scholingsfondsen, het verder doorzetten van de deeltijd-ww, overheidssubsidies voor banen.”

En als dat op weerstand stuit binnen de coalitie?

„Dan gaan we daar in de Kamer keihard voor knokken. En natuurlijk ook in de gemeentes, waar we veel wethouders hebben.”

Overheidsgeld voor banen is een gevoelig politiek punt, in het CDA zullen bijvoorbeeld schampere opmerkingen klinken over de terugkeer van Melkertbanen.

„Nou, dan zullen wij eens wat harder laten zien hoe wij ons ergeren aan dat geschamper. Want dat kunnen ze wel leuk doen, maar het maakt toch alles uit of je werk hebt of niet. Ik weet dat de redenering is: het zijn maar tijdelijke banen. Maar de vergrijzing komt er aan en dit is nou juist het moment om met tijdelijk werk een overbrugging te vinden. Je moet alles doen om mensen uit werkloosheid te houden.”

De sfeer in de coalitie kan er wel grimmiger door worden.

„Daar ben ik nooit zo bang voor. Ik ben wel erg van de school dat je elkaar met goede argumenten moet kunnen overtuigen. En ik zie niet op tegen vechten. Het is veel leuker om iets binnen te halen als je geknokt hebt, dan dat je vier jaar gezamenlijk de handen hebt opgestoken en er op die manier voorstelletjes doorheen kreeg.”

Gaat u ook knokken tegen de verhoging van de AOW-leeftijd, waar de PvdA-achterban tegen is?

Op haar hoede: „We gaan eerst kijken of de Sociaal Economische Raad met een alternatief komt voor dat voorstel.”

Maar als dat niet lukt, dan komt die verhoging er, zo heeft de coalitie afgesproken. U staat toch voor uw handtekening?

„Zeker.”

Toen de achterban op de ledenraad daar heel kritisch over was zei u: ‘Ik begrijp dat we een uiterste inspanning moeten doen om een digitale stijging van de pensioenleeftijd te voorkomen’. Alsof die verhoging nog kan worden teruggedraaid.

„Je hebt geen arbeidspatronen meer die voor iedereen hetzelfde zijn. De samenleving zit niet meer zo in elkaar dat iedereen werkt van 18 tot 65 jaar. De een begint vroeg met werken, de ander laat. De een wil daarom eerder stoppen, de ander wil best door. Daarom zijn allerlei flexibele varianten mogelijk, dat bedoelde ik te zeggen.”

Maar er zijn vast mensen die denken dat u bedoelt: ik ben alsnog tegen?

„’t Was misschien een onduidelijk zinnetje.”

Is dit niet wat die evaluatiecommissie bedoelde toen ze schreef over de achterban: ‘Ze balen ervan als we vaag doen over compromissen’?

„Nee. Want aan die achterban is goed uit te leggen dat het nu eenmaal ingewikkeld is in coalitieland. Ze moeten ook weten dat dankzij de PvdA in het kabinet wel inkomensbescherming van de laagste groepen is bereikt, dat de lerarensalarissen omhoog gingen, dat de AWBZ niet onderuit is gehaald. Maar over die AOW-verhoging ga ik nu verder niets zeggen.”

Bent u niet bang dat de AOW-zaak weer zo’n klassieke PvdA-lijdensweg wordt: dat de partij in Den Haag iets doet wat de achterban eigenlijk niet wil: à la de WAO, de JSF, Irak?

Ze zucht en wijst naar buiten, naar de zwaar bewolkte hemel: „Luister, een goed politicus kan jou overtuigen dat de zon nu schijnt. Maar dat is een kunstje, dat is niet waar het om gaat. Waar het om gaat is dat je vanuit je hart en zonder verborgen agenda eerlijk vertelt waarvoor je hebt gevochten. Daar zal ik nooit voor weglopen. Uiteindelijk moet ik mezelf in de ogen durven kijken. Ik wil...”

Ze zoekt naar een woord: „...ik wil wel autonoom zijn. Vrij.”

Voelt u zich dat nu?

„Ik voel me wel een autonoom politica, ja.” Ze lacht: „Dat is wel een prettig gevoel.”