Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Beeldende kunst

Beelden zonder begin of einde

Fotografenduo Inez van Lamsweerde en Vinoodh Matadin heeft de eerste oeuvrestentoonstelling. ‘Het is alsof je door ons brein dwaalt.’

'Me kissing Vinoodh (eternally)', recent zelfportret van de fotografen, 2010
'Me kissing Vinoodh (eternally)', recent zelfportret van de fotografen, 2010

Honderden paren ogen staren je aan vanaf de wanden van het Fotografiemuseum Amsterdam (Foam). Ze zijn van filmsterren als Tom Cruise en Penélope Cruz, of topmodellen als Kate Moss en Kiera Chaplin. Ze kijken soms verwonderd, dan weer arrogant, maar vrijwel altijd zelfverzekerd de wereld in. Een enkele keer biggelen er groene tranen uit, zoals bij popzangeres Björk, of groeien er strookjes stof tussen de wimpers door, zoals bij haar collega Antony. Wat al deze ogen hier samenbrengt, is dat ze ooit in de lens blikten van het Nederlandse fotografenduo Inez van Lamsweerde & Vinoodh Matadin.

Pretty Much Everything heet hun overzichtstentoonstelling van 25 jaar werk. Zo’n driehonderd foto’s zijn in het Amsterdamse fotografiemuseum Foam kriskras door elkaar gehangen in een opstelling die nog het meest wegheeft van een labyrint. Er is geen chronologie, er zijn geen thema’s. Een polaroid van nog geen vijf centimeter groot kan naast een portret op billboardformaat hangen. Een beeld uit een modereportage naast een zelfstandige kunstfoto. Academiewerk tussen opdrachten voor The New York Times Magazine.

„Het is een beetje alsof je door ons brein dwaalt, langs al onze herinneringen”, vertelt Inez van Lamsweerde, terwijl we door de smalle gangen van het museum lopen. „Het is een puur associatieve tentoonstelling geworden. We hebben werken gegroepeerd omdat de mensen op de foto’s bevriend zijn met elkaar, of omdat de opnames toevallig in dezelfde stad zijn genomen. Soms is er een overeenkomst in de houding of in de beweging. We wilden dat de tentoonstelling te lezen zou zijn als één lange doorlopende zin, zonder begin of eind.”

Voor het Nederlandse publiek zal de tentoonstelling een hernieuwde kennismaking zijn met het werk van Inez van Lamsweerde (Amsterdam, 1963) en Vinoodh Matadin (Amsterdam, 1961). Het duo verhuisde in 1995 naar New York en exposeerde sindsdien nog maar sporadisch in Nederlandse musea of galeries. Wie hun carrière wilde volgen, moest bladen als Vogue, Fantastic Man, GQ, Purple of i-D kopen. De afgelopen jaren verzorgden ze tientallen campagnes voor modehuizen als Yves Saint Laurent, Gucci, Dior en Jean Paul Gaultier. Intussen groeiden ze uit tot de meest gevraagde en duurst betaalde modefotografen ter wereld.

Natuurlijk stuit je bij de tentoonstelling Pretty Much Everything ook op oude bekenden. De gladde, met de computer bewerkte vrouwenlichamen uit de serie Thank You Thighmaster (1993) hangen er, en ogen nog net zo angstaanjagend futuristisch als begin jaren negentig. Als een van de eersten gebruikten Van Lamsweerde en Matadin destijds het programma Paintbox om genitaliën en tepels weg te poetsen, waardoor een soort cyborgachtige barbiepoppen ontstonden.

Ook de zwaar opgemaakte verpleegster die, gekleed in haute couture, met haar rode handschoentje de blote buik van een peuter betast, zal bij velen nog op het netvlies gegrift staan. De fotoserie verscheen in 1994 in het Britse blad The Face en betekende de doorbraak voor het duo. Met hun knalharde, hyperrealistische stijl braken Van Lamsweerde en Matadin in één klap met de gruizige grungestijl van toen. Niet lang daarna belde de Amerikaanse Vogue.

Maar er is ook veel nieuw werk. Opvallend zijn vooral de vele portretten in zwart-wit, die als een subcategorie door de tentoonstelling zijn geweven. De pure, ongepolijste foto’s van beroemdheden hebben op het eerste gezicht weinig te maken met de gelikte, reclameachtige stijl waarmee Van Lamsweerde en Matadin school hebben gemaakt en doen eerder denken aan de klassieke portretfoto’s van Richard Avedon. Al zie je ook hier, als je beter kijkt, van die typische Van Lamsweerde/Matadin-grapjes. Zo groeien er bloemetjes in de baard van acteur Bill Murray en heeft kunstenaar Ed Ruscha perfect geschoren oksels.

Het voelt als een bevrijding, zeggen de kunstenaars, om hun werk na al die jaren nu zo bij elkaar te zien hangen. „Eindelijk kunnen we laten zien wat we al die jaren hebben gedaan”, zegt Matadin. „En dat het allemaal bij elkaar past en in elkaar grijpt”, vult Van Lamsweerde haar partner aan. „Alles heeft met elkaar te maken, de portretten, de kunstfoto’s, de modeseries, de campagnes. Er is geen hiërarchie. Dat is voor mij de grootste bevrediging: dat je dat ook echt ziet als je door de ruimtes loopt. Het komt allemaal heel duidelijk uit onze twee hersenen.”

Van Lamsweerde en Matadin komen opvallend ontspannen over, aan de vooravond van hun eerste overzichtstentoonstelling. Zij voert vooral het woord, hij maakt haar zinnen af als ze er even niet uitkomt. Al 25 jaar vormen ze een symbiotische eenheid. „Mensen vragen vaak of het niet moeilijk is als geliefden samen te werken”, zegt Van Lamsweerde. „Wij hebben er juist voor gekozen altijd samen te zijn.”

Ze ontmoetten elkaar in 1986, toen zij nog in Amsterdam op de Rietveld Academie zat en hij net was afgestudeerd aan de modeacademie. Matadin had zijn eigen modelabel Lawina opgericht en vroeg Van Lamsweerde of ze foto’s wilde maken van zijn eerste collectie. Na een gezamenlijk verblijf in een atelier van het New Yorkse P.S.1 besloten ze in 1993 als duo door te gaan en zich louter nog op fotografie te richten.

Oneens over een foto zijn ze het nooit, beamen de partners in koor. Als ze samen fotograferen, neemt Van Lamsweerde meestal het voortouw. Zij is degene die het model geruststelt en die het meest met de statische camera werkt, terwijl Matadin er met een meer voyeuristische blik omheen dwarrelt. Zelf vergelijken ze hun samenwerking met een band: Vinoodh werkt op de achtergrond, Inez is de leadzanger.

Waar het in al hun werk om draait, zegt Van Lamsweerde, of het nu mode is of kunst, is de schoonheid van mensen. Het is een obsessie, vindt ze zelf. „Ik kijk graag op een bijna abstracte manier naar hoe een mens is opgebouwd. Hoe ongelofelijk mooi een nagel in elkaar zit, of een oog, of wimpers. Hoe een neus het licht kan vangen. Dat is de basis. En daarna kun je gaan spelen met al die andere lagen. Wat zeg je bijvoorbeeld door de lippen van een kleuter te vervangen door een mannenmond?”

Van Lamsweerde en Matadin waren pioniers toen ze, begin jaren negentig, modellen los fotografeerden van de achtergrond en die met de computer weer aan elkaar plakten. Hoofden werden door hen achterstevoren op ruggen gezet, sierlijke vrouwenhanden aan behaarde mannenarmen gelast. Maar nu fotomanipulatie in alle sectoren van de fotografie is doorgedrongen, lijkt het duo juist weer terug te keren naar de basis. Aan hun recente zwart-witportretten is nauwelijks iets geretoucheerd. „Die portretten komen het dichtst bij wat fotografie was voordat die hele digitale revolutie begon”, beaamt Van Lamsweerde. „Alleen als iemand een pukkeltje heeft dat er niet toedoet voor de foto haal ik het weg.”

Hoe staan ze tegenover de discussie over beeldmanipulatie, die nu met name in de documentaire fotografie wordt gevoerd? „Ik denk dat we van het idee moeten afstappen dat fotografie de waarheid zou moeten vertellen”, zegt Van Lamsweerde. „Dat moet je vergeten, en dan is alles mogelijk. Bij een modeserie kun je al bijna niet meer spreken van fotografie, daar gaat het om het maken van beelden. Veel mensen klagen erover dat al die celebrity’s zo geretoucheerd worden en almaar dunner gemaakt worden. Dan denk ik: je moet er gewoon niet meer van uitgaan dat die mensen er in het echt ook zo uitzien.”

„Bovendien”, reageert Matadin, „werd op oude Hollywoodfoto’s ook al met de hand geretoucheerd”. Van Lamsweerde knikt instemmend. „En ik denk dat op zeventiende-eeuwse schilderijen ook wel eens een vrouwenbuikje dikker werd aangezet om aan het schoonheidsideaal van die tijd te voldoen.”

Maar hoe zit het dan met al die jonge meiden die anorexia krijgen in hun poging te voldoen aan dat onhaalbare schoonheidsideaal? „Om die reden hebben we een paar jaar geleden besloten dat we geen meisjes onder de achttien meer willen fotograferen”, antwoordt Van Lamsweerde. „Omdat we vinden dat het ongezond is dat meiden op zo’n jonge leeftijd al zo hard moeten werken. In de modewereld komen meisjes soms al op hun veertiende uit Rusland, spreken geen Engels, worden in New York in een modern appartement neergezet en beoordeeld op hun lichaam, dat nog niet eens volgroeid is. En als ze achttien worden, vindt iedereen ze opeens te dik – met alle psychologische effecten van dien.”

Er zal, voorspelt Matadin, de komende jaren sowieso veel gaan veranderen in de modefotografie. Met de komst van de iPad willen alle modehuizen nu ook bewegend beeld om hun campagnes te ondersteunen. Bij iedere shoot wordt door Van Lamsweerde en Matadin daarom nu ook een video gemaakt, die modehuizen gebruiken voor hun websites of voor digitale magazines. „Dat betekent dat modellen voortaan niet alleen moeten kunnen poseren, maar ook moeten bewegen en praten. Dan moet je wel mensen hebben die ook echt iets te zeggen hebben.”

Door al die technische ontwikkelingen is de crew waarmee het fotografenduo werkt intussen uitgebreid tot zo’n vijftien mensen. Onze circustroep, noemen Van Lamsweerde en Matadin dit team, dat hen overal ter wereld achterna reist. Heimwee naar de begintijd, toen ze nog gewoon met zijn tweetjes waren, hebben de kunstenaars niet. Matadin: „Het voelt niet anders dan toen, het is nu hoogstens wat beter georganiseerd.”

Het is mooi op deze tentoonstelling te kunnen zien hoe dicht Van Lamsweerde en Matadin in die 25 jaar bij zichzelf zijn gebleven. Want hoe de gebruikte technieken door de jaren heen ook verschilden, en hoe groot, klein, grauw of knallend de foto’s in Foam ook zijn, altijd is er overduidelijk dat handschrift van Van Lamsweerde en Matadin te herkennen. Een herkenbare stijl. Het draait om schoonheid, inderdaad, maar dan wel met een vilein randje. Er zit altijd iets extreems in de foto’s, iets dat talloze modefotografen na hen hebben getracht te kopiëren.

Waar ’m dat in zit? „Ik denk dat het te maken heeft met de blik”, zegt Van Lamsweerde. „Met alle emoties die door die ogen naar buiten komen. De pure levenskracht. Natuurlijk zijn er ook formele elementen die in ons werk steeds terugkomen, zoals de manier van staan, of de wijze waarop de handen geplaatst zijn. Maar wat de foto’s echt van ons maakt, is de manier waarop de geportretteerden terugkijken naar ons.”

Matadin: „Wij zeggen altijd: elke foto is een zelfportret.”

Van Lamsweerde: „Het heeft te maken met de pure concentratie die wij tijdens een fotoshoot hebben op de persoon voor de camera. Je probeert als mens altijd iets van jezelf te vinden in iemand anders – noem het bevestiging, of liefde. Naar die connectie ga je steeds weer op zoek. Wat er dan terugkomt door de lens, is wat de foto maakt. Dat gevoel, die uitwisseling zal uit de foto spreken.”

Matadin: „Dat is het mooiste moment. Je bent aan het fotograferen en opeens zie je: dit is het. Het is net die ene seconde dat iemand zich openstelt. Dat gevoel. Bij de volgende klik kan het alweer weg zijn.”