Terug naar de krant

Wie nu al een koude winter voorspelt, staat op heel glad ijs

Leeslijst achtergrond

Klimaat Europa is „het lastigste continent” om het weer te voorspellen. Hoe kan het dan dat er nu zoveel gesproken wordt over een aanstaande koude winter?

Leeslijst

Hij wordt alweer genoemd: de Elfstedentocht. Op sociale media kondigen weervoorspellers een zeldzaam koude januari aan. „Misschien wel de koudste sinds 1823”, schrijft Marc E. Putto, die zich afficheert als weerkundig strateeg.

Naarmate de aarde verder opwarmt, lijkt het smachten naar schaatsijs ook toe te nemen. En dan springt alles in het oog. In Zweden is het al anderhalve week ongewoon koud. Is dat een voorbode? En in eigen land viel deze week de eerste sneeuw-die-eventjes-bleef-liggen. Kunnen de schaatsen al uit het vet?

Half december al het weer voor januari en februari willen voorspellen, is doorgaans vragen om problemen. De onzekerheden zijn te groot om zinnige uitspraken te doen. Tenzij je te maken hebt met een fenomeen dat z’n schaduw vele maanden vooruit werpt. En daar blijkt nu sprake van te zijn. Sinds september is er een La Niña aan de gang. Het is de tegenhanger van El Niño. Samen vormen ze de zogeheten ENSO, El Niño-Southern Oscillation. Het is een complex fenomeen in het tropische deel van de Grote Oceaan. El Niño en La Niña komen onregelmatig voor, doorgaans eens in de twee tot zeven jaar, maar soms komen ze ook twee jaar achter elkaar, zoals nu het geval is met La Niña. Beide beïnvloeden ze op hun eigen specifieke manier maandenlang het weer in grote delen van de wereld. „La Niña zorgt bijvoorbeeld voor extra droog weer in Oost-Afrika”, zegt Dim Coumou, hoogleraar klimaatextremen en maatschappelijke risico’s aan de Vrije Universiteit. „Er heerst daar een voedselcrisis.”

Zwakke invloed in Europa

La Niña heeft ook grote invloed op het weer in de Verenigde Staten. Mike Halpert, plaatsvervangend directeur van het NOAA Climate Prediction Center, schreef er eind november een blog over. Op basis van zeventig jaar aan data onderzocht hij de twintig sterkste La Niña’s – de huidige zit qua sterkte onder in die range. In het zuiden van de VS, met name rondom de Golf van Mexico, is er komende winter een kans van 70 tot 80 procent op verhoudingsgewijs droog weer. In het noordwesten, in het gebied van de Great Lakes en in de Ohio Valley, is er juist meer kans op regen. En in het noordwesten is er grotere kans op koud weer. De invloed van La Niña op winterse temperaturen in de VS is minder duidelijk dan die op neerslag, schrijft Halpert.

„Maar voor Europa is de invloed van La Niña vrij zwak”, zegt Tim Stockdale, principal scientist bij het European Centre for Medium-Range Weather Forecasts (ECMWF) in Reading. „Want Europa ligt ver weg van het tropische deel van de Grote Oceaan.” Daarnaast, vult Coumou aan, zijn de weersystemen boven Europa relatief complex en chaotisch. Je hebt bijvoorbeeld niet één, maar twee straalstromen, een subtropische en een noordelijke, die vanaf een hoogte van 9 à 10 km allebei het weer aan de grond beïnvloeden. Zo zijn er meer factoren. „Het maakt Europa het lastigste continent om weer te voorspellen”, zegt Coumou.

De World Meteorological Organization voorspelt in ieder geval geen koude winter voor Europa. In tegendeel. In een persbericht van 30 november schat ze een kans van 50 procent op above normal temperaturen. Dus juist wármer dan gemiddeld. Gebieden waar het waarschijnlijk wel verhoudingsgewijs koud wordt, zijn het noordwesten van de VS, Australië, Zuidoost-Azië, en grote delen van India.

Die zwakke relatie tussen La Niña en koud winterweer in Europa, zie je ook terug in Nederlandse statistieken, zegt Michiel van Weele van het KNMI. Hij zet wat op de mail. „De laatste echte koude wintermaanden hadden we in januari 1979, januari 1985, februari 1986, januari 1987”, schrijft Van Weele. In 1979 was er geen La Niña en ook geen El Niño, de ENSO was toen ‘neutraal’. In 1985 was er een La Niña, in 1986 was het neutraal, en een jaar later was er een El Niño. In 1996 en 2012 was het „net niet mogelijk” een Elfstedentocht te houden. In beide jaren was er sprake van een La Niña. Al met al, schrijft Van Weele, „lijkt er de laatste 40 jaar geen relatie te zijn tussen de koudste wintermaanden in Nederland en de toestand van de ENSO”.

Een brede waaier

Maar waar is die bewering op Twitter – misschien wel de koudste winter sinds 1823 – dan op gebaseerd? De tweet verwijst naar een analyse van het ECMWF. Kan Tim Stockdale misschien opheldering geven? Hij heeft een vermoeden, schrijft hij later in een mail. Het ECMWF gebruikt voor z’n voorspellingen 51 net iets verschillende klimaatmodellen, zogeheten ensemble members. Hun uitkomsten variëren, en dus krijg je, als je de uitkomsten samenpakt, een brede waaier aan mogelijkheden. „Het reflecteert de onzekerheid.” Elke bezoeker van de ECMWF-website kan zelf aan de slag met die 51 modellen. Je kunt er ook keuzes in maken. Het lijkt erop, schrijft Stockdale, dat de twitteraar maar één ensemble member heeft gebruikt. Nr. 23, om precies te zijn. „Die laat zien dat een hele koude winter mogelijk is. Maar op zichzelf zegt het niks over de waarschijnlijkheid daarop.”

Is er dan helemaal niks te zeggen over een mogelijk koude winter, en een Elfstedentocht in 2022? „Daar is het nu nog te vroeg voor”, zegt Van Weele. In z’n algemeenheid kun je zeggen dat de kans op een Elfstedentocht afneemt naarmate de aarde verder opwarmt. Ondanks dat kan zich toch af en toe nog een periode van erg koud weer voordoen. Volgens Daniela Domeisen, hoogleraar atmosferische voorspelbaarheid aan de ETH in Zürich, duren die periodes tegenwoordig hooguit nog maar „een paar weken tot een maand”. En „één van onze enige kansen op zo’n periode”, zegt ze, is als de polaire vortex instort. De polaire vortex, ook wel poolwervel genoemd, is een sterke westenwind in de stratosfeer, de luchtlaag op 10 tot 50 kilometer hoogte. Soms raakt de poolwervel verstoord en daarbij warmt de stratosfeer lokaal binnen enkele dagen zeer sterk op, soms wel met 50 graden Celsius. Dat fenomeen wordt een sudden stratospheric warming (SSW) genoemd. De plotselinge opwarming werkt door naar beneden, en bereikt eerst de straalstroom op een hoogte van 9 à 10 km. De straalstroom, die de grens tussen warme zuidelijke lucht, en koude noordelijke lucht markeert, kan daardoor meer gaan golven. Aan de grond kan dat er weer voor zorgen dat tongen van koude lucht zuidwaarts uitstulpen. Dit jaar deed zich begin januari zo’n SSW voor. In Nederland leidde het begin februari tot een week van ijzige vrieskou. Sneeuwstorm Darcy zorgde voor de eerste landelijke code rood sinds 2012. Ook in februari 2018 zorgde een SSW voor aanhoudend zeer koud weer in Noord-Europa.

Lees ook Dramatische fenomenen boven de Noordpool
Kou in de Siberische stad Omsk deze winter. De middagtemperatuur deze week in Omsk was circa -20°C.

Als een SSW zich voordoet is dat op het noordelijk halfrond vaak in januari, februari. Maar kun je voorspellen of zo’n SSW zal gaan optreden? „Dat kan pas een paar dagen vantevoren”, zegt Domeisen. De kans dat grote gebieden in de gematigde breedten een koudegolf krijgen, is dan een stuk groter. Maar welke gebieden dat precies zijn, blijft onzeker.

Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad van 11 december 2021.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in