Direct naar artikelinhoud
Exclusief

De beste Frits Wester is een getergde Frits Wester: Marcel Levi had even geen weerwoord paraat

Frits Wester.Beeld ANP

Van talkshowoorlog tot showbizzhuwelijk: in de rubriek Sterrenstof neemt Roelf Jan Duin de mediaweek door. Deze week: Frits Wester en Marcel Levi maken ruzie.

De beste Frits Wester is een getergde Frits Wester. Niemand kan zo onderkoeld en soeverein boos worden als de Biljartbal van het Binnenhof, die de zeldzame gave bezit een woedeaanval te combineren met een volkomen emotieloze oogopslag. Het tekent de ware tv-professional.

Wester, die zich in Expeditie Robinson al had ontpopt als brombeerboomer, schoot donderdag aan tafel bij Renze Klamer opnieuw uit zijn slof. Ontvanger van diens furie was Marcel Levi, ooit ziekenhuisdirecteur en inmiddels volwaardig BN’er en zelfbenoemd beste minister van VWS die Nederland nooit zal krijgen. Levi had minzaampjes gelachen om een item over de nieuwe Kamervoorzitter Martin Bosma en opgemerkt dat er ‘misschien belangrijkere dingen zijn om het over te hebben’.

En dat schoot Wester in het verkeerde keelgat, hij vond het denigrerend. “Dit is wel de voorzitter van het hoogste orgaan in Nederland. (...) En als je dat zo afdoet, als belangrijke opiniemaker (...) dan zeg je iets over de politiek naar de samenleving. Ik vind dat heel jammer.” Levi, normaal toch niet op z’n mondje gevallen, had even geen weerwoord paraat.

Westers woede zou je af kunnen doen als beroepsdeformatie, voor iemand die al 40 jaar onder de Haagse kaasstolp leeft is alles wat daar gebeurt al snel superbelangrijk. Tegelijkertijd was Levi’s desinteresse wel een schoolvoorbeeld van wat journalist en schrijver Pieter van Os eens ‘salonpopulisme’ noemde: hoogopgeleide mensen die neerkijken op de politiek, en het platte ‘het-zijn-toch-allemaal-zakkenvullerssentiment’ alleen iets deftiger weten te formuleren.

De grootste zonde van Levi was echter niet het vermeende dedain richting Den Haag, maar het overtreden van een van de belangrijkste talkshowwetten: gij zult nimmer desinteresse tonen. Sinds Barend en Van Dorp (een prehistorisch praatprogramma dat ergens tussen het stenen en het koperen tijdperk werd uitgezonden) is de formule van elke talkshow dat iedereen die aan tafel zit mee mag praten met alle onderwerpen. Dus de volkszanger valt de minister in de rede, en de wetenschapper praat gezellig mee over voetbal. Belangrijk voor de dynamiek en voor de sfeer, want anders wordt het saai, is de angst. Voorwaarde voor die formule is dus wel dat de talkshowgast in ieder geval veinst geïnteresseerd te zijn in wat verder ter tafel komt.

In een ver verleden zat ik eens in zo’n programma. Ik had me goed voorbereid op het onderwerp waarvoor ik kwam, was op van de zenuwen, dus nadat ik me redelijk goed door mijn blokje heen had gewerkt viel er een last van mijn schouders. Ontspannen leunde ik achterover en verheugde me op de complimenteuze appjes die vast binnen zouden komen als ik straks mijn telefoon weer aan zou zetten. Intussen ging de conversatie aan tafel geheel langs me heen.

‘Als jij dit zo hoort, wat denk je daar dan van?’ werd me plotseling gevraagd. Ruw ontwaakte ik uit mijn gelukzalige roes. ‘Ehm, nou, daar denk ik eigenlijk niet zoveel van,’ antwoordde ik, zenuwachtig lachend. Het was de laatste keer dat ik mocht aanschuiven.

Over de auteur: Roelf Jan Duin schrijft sinds 2014 voor Het Parool, eerst voornamelijk over politiek, nu over maatschappelijke thema’s en populaire cultuur. In zijn rubriek Sterrenstof ontleedt hij wekelijks het medialandschap.