Direct naar artikelinhoud
Exclusief

Amsterdam als openluchtmuseum: kenner Jos Otten over het verhaal achter de historische gevelstenen in de stad

Een van de talrijke Amsterdamse gevelstenen van vóór 1800. Jos Otten: ‘De teller staat op dit moment op ongeveer 860.’Beeld Koosje Koolbergen

De Amsterdamse binnenstad wemelt ervan, maar veel mensen lopen eraan voorbij: gevelstenen verdienen meer aandacht, vindt Jos Otten (80). De voorzitter van de Vereniging Vrienden van Amsterdamse Gevelstenen was betrokken bij de totstandkoming van een overzichtswerk. ‘Mensen zouden vaker omhoog moeten kijken.’

Kijk, dat vinden wij nou nep, zegt Jos Otten, als hij wijst naar een zo op het oog best authentiek gevelsteentje boven een voordeur op de Spiegelgracht. Te zien is een afbeelding van een driemaster die voor de leek zomaar afkomstig had kunnen zijn uit de zeventiende eeuw. Typisch een gevelsteen. Otten is echter onvermurwbaar. “Dat is een afdruk gemaakt van een koekplank, een replica. Precies zo een hangt er ook op de Leidsegracht. Die tellen we niet mee hoor.”

Otten is streng, maar, zegt hij zelf, rechtvaardig. En hij begrijpt ook wel dat het allemaal een kwestie is van definities, wat een gevelsteen mag heten en wat niet. De voorzitter van de Vereniging Vrienden van Amsterdamse Gevelstenen (VVAG) heeft er een lang leven gevuld met gevelstenen op zitten, bovendien is hij oprichter van de club, dus dat hij en zijn collega’s bepalen wat wel en wat niet, is ergens ook wel zijn goed recht. “Kijk,” zegt hij, wijzend op een wapenschild op de Prinsengracht, “dat is bijvoorbeeld óók geen gevelsteen, dat noemen wij een gevelornament.

Deze gevelsteen lijkt authentiek, maar is het niet. Jos Otten: ‘Een afdruk gemaakt van een koekplank, een replica. Precies zo een hangt er ook op de Leidsegracht. Die tellen we niet mee hoor.’Beeld Koosje Koolbergen

Encyclopedisch

Het is een mooie man. Eigenwijs, maar ook volop geïnteresseerd in de ander. Tegen de fotograaf: “Wat vind jíj daar nu eigenlijk van, Koosje?” Het blijkt Otten ten voeten uit. Dat en een spraakwaterval. “Ik ben net een papegaai, dus als ik te veel praat, moet je maar even een dekentje over mijn hoofd gooien, dan hou ik vanzelf op.” Het zou zonde zijn en ook niet handig in een interview-te-voet: de haast encyclopedische kennis van de deskundige op stil zetten.

Het maakt van een wandeling met Otten een ontdekkingsreis van hot naar her. Voor zijn publiek, maar ook voor de VVAG-voorzitter zelf. Even eerder op de Spiegelgracht: “Verrek, kijk eens daar aan de overkant. Die is mij eigenlijk nooit opgevallen.” Het bewijst volgens Otten dat de aanwezigheid van vreemde ogen ook een oude rot in het gevelstenenvak dwingt tot het bezien van de naaste omgeving met een verse blik. “Dan zie je dingen waarvan je je voorheen niet bewust was.”

Niet steeds dat telefoontje

Het is precies de reden waarom Otten maar al te gretig inging op het verzoek van Het Parool om een wandeling door de stad te maken, langs gevelstenen in alle soorten en maten. “Mensen lopen zo vaak aan de gevelsteen voorbij. Ze zijn meer geïnteresseerd in dat telefoontje in hun hand. Maar ze missen dan van alles. Als ze maar even omhoog zouden kijken, met het hoofd in de nek, konden ze prachtige dingen zien.”

Meer in het bijzonder vindt de wandeling juist deze middag plaats vanwege het verschijnen op 27 september van een volledige herziene versie van standaardwerk De gevelstenen van Amsterdam van vóór 1800. Het levenswerk van Onno Boers, dé deskundige op het terrein, vertelt Otten. “Tot de man met de zeis hem in 2021 kwam halen.”

Het is een naslagwerk vol foto’s en verhalen. Volledigheid nastrevend, met het doel te enthousiasmeren en te beschrijven, maar in de allereerste plaats om te registreren. “Vastleggen, zodat we weten wat er is. Op die manier kunnen we ervoor zorgen dat de gevelstenen van deze stad niet verloren gaan.”

860 gevelstenen

Het zou zomaar een hopeloze zaak kunnen zijn, want al lopende blijkt de stad te wemelen van de gevelstenen. Dat ze niet allemaal meetellen en dat ervoor is gekozen alleen de stenen van vóór 1800 op te nemen, doet niets af aan de gigantische taak die Otten en zijn collega-enthousiastelingen (‘anderhalve man en een paardenkop’) nog te doen staat. “De teller staat op het moment op ongeveer 860 gevelstenen.”

Het boek toont aan dat Amsterdam daadwerkelijk een openluchtmuseum is. Met, als je er oog voor hebt, schitterende steentjes, minibeeldhouwwerkjes die niet zelden strak in de verf staan en worden gekoesterd door bewoners en een enkele voorbijganger. Otten staat om de haverklap stil. Wat is het verhaal achter deze steen, vraagt hij dan retorisch. “En waarom zit die steen juist daar? Wat is de betekenis ervan? Wat zijn die onbekende voorwerpen en wezens waarnaar we kijken?”

Jos Otten: ‘Je kan de gevelsteen een beetje zien als een hond die zijn poot optilt en daarmee zegt: dit is van mij.’Beeld Koosje Koolbergen

Derde huis naast Den Haemer

En dus gaat het deze middag vanaf de Lange Leidsedwarsstraat via het Koningsplein naar het Amsterdam Museum. Onderweg wijdt hij uit over het hoe en waarom, bijvoorbeeld over die op het oog arbitraire grens van alles vóór het jaar 1800 die de vereniging hanteert. “Dat heeft ermee te maken dat er in 1795 een systeem van huisnummering werd ingevoerd. Daarvoor had de gevelsteen een functie als huisteken. Dan zeiden mensen bijvoorbeeld: je moet zijn bij het derde huis links naast Den Haemer.”

Alles wat Otten en de zijnen in kaart hebben gebracht is afkomstig uit de periode tussen halverwege de vijftiende eeuw en 1800 dus. “De gevelsteen is een gebeeldhouwd reliëf in de gevel, doorgaans in het fries boven de onderpui,” doceert hij. “Ze kwamen in opkomst na een verordening na de grote stadsbranden van 1421 en 1452. Daarin werd gesteld dat nieuwe huizen moesten worden gebouwd van steen. Daarvoor kende de stad vooral uit de gevel stekende smeedijzeren armen waaraan objecten hingen, zoals bijvoorbeeld een houten laars, een druiventros, een boek of een sleutel.”

Dit is van mij

Die objecten werden door het gebruik van steen op een nieuwe manier vertaald, zegt Otten: ze werden ín de gevel aangebracht. “Het voordeel was ook dat er in de stad steeds meer koetsen reden. Al die uithangborden – daaraan konden de koetsiers soms enorm hun kop stoten. Na verloop van tijd ging het hard: de stenen doken in de hele stad op. Je kan de gevelsteen een beetje zien als een hond die zijn poot optilt en daarmee zegt: dit is van mij.”

De muur van het oude Burgerweeshuis, waarin 47 gerestaureerde gevelstenen zijn gemetseld. ‘Maar uiteindelijk horen ze hier niet,’ aldus Jos Otten.Beeld Koosje Koolbergen

Eenmaal aangekomen bij het Amsterdam Museum gaat het van de zorgvuldig gerestaureerde gevelstenen van het Begijnhof naar de Sint Luciënsteeg tussen de Kalverstraat en de Nieuwezijds. Het is een walhalla voor de gevelstenenaficionado: 47 stuks zijn hier samengebracht, ingemetseld in de muur van het voormalige Burgerweeshuis. ‘D’ Hoop’ hangt er, maar ook onder meer ‘Stantvastigheyt’ en de ‘Coorenharp’.

Gevelstenenkerkhof

Een museum, zou je kunnen zeggen, gericht op de luie wandelaar die geen zin heeft om de hele stad te doorkruisen. Maar volgens Otten is er eerder sprake van een gevelstenenkerkhof: een, hoopt hij, tijdelijke behuizing voor verweesde stenen. “Uiteindelijk horen ze hier niet. Die stenen zijn ooit gemaakt met het oog op een specifieke locatie. Dát is ons doel: die stenen ooit weer op de goeie plek terugkrijgen.”

Dat is nog een hele kluif, zegt hij. Want de huizen waaruit de stenen afkomstig zijn, zijn niet zelden gesloopt. “Maar dat geeft niet. Waarom zou je een oude gevelsteen niet kunnen herplaatsen in een modern gebouw?” Hoewel dat in de praktijk soms toch lastig is. “Voor je zover bent, ben je een heleboel rompslomp verder, eigenaren liggen nogal eens dwars. Je kan natuurlijk niet ergens een gat achterlaten, het is ook een kwestie van financiën. Soms duurt het wel twintig jaar voordat het lukt.”

Otten is ambitieus: hoewel hij inmiddels de tachtig is gepasseerd, hoopt hij dat hem nog een jaar of vijftien van gevelstenen herplaatsen gegeven is. “Een stuk of dertig stenen weer op de goede plek krijgen, dat zou mooi zijn. Amsterdam verdient het: gevelstenen zijn de krullen van de stad, ze maken het leven een stukje aangenamer.”

Onno W. Boers: De gevelstenen van Amsterdam van vóór 1800 (herziene versie). Uitgeverij Nobelman, 296 blz., €34,95. Verschijnt woensdag 27 september.

Renaissance van de gevelsteen

Gevelstenen beleefden hun hoogtijdagen in de periode tussen de middeleeuwen en 1800, maar ook de laatste jaren duiken er nog regelmatig nieuwe exemplaren op aan gevels, zowel in de binnenstad als in de andere wijken. Jos Otten spreekt in dit verband zelfs van een renaissance, een wedergeboorte. De Vereniging Vrienden van Amsterdamse Gevelstenen richt zich om puur praktische redenen (‘het is gewoon te veel om te behappen’) echter niet op deze stenen, maar juicht de ontwikkeling wel toe. Een van de bekendste moderne beeldhouwers in dit verband was Hans ’t Mannetje, die relatief recent nog tientallen gevelstenen aan de Amsterdamse verzameling toevoegde.

Download de app van Het Parool

Blijf 24/7 op de hoogte: download onze mobiele app voor Android of iOS.

Heb je een tip of opmerking voor de redactie? Stuur een bericht naar onze tiplijn.

Luister naar onze wekelijkse podcast Amsterdam wereldstad:

Video wordt geladen...