duwen

Conjugations List of Duwen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikduwduwdeheb geduwd
jij, je, uduwtduwdehebt geduwd
hij, zij, hetduwtduwdeheeft geduwd
wijduwenduwdenhebben geduwd
jullieduwenduwdenhebben geduwd
zij, zeduwenduwdenhebben geduwd

Presens
Beta

Example presens sentences for Duwen with some of the pronouns.

  • Ik duw de deur open.
  • Jij duwt de boodschappenkar.
  • Hij duwt zijn fiets naar school.
  • Wij duwen de zware kist.
  • Zij duwen de rolstoel door het park.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Duwen with some of the pronouns.

  • Ik duwde de deur open.
  • Jij duwde de boodschappenkar.
  • Hij duwde zijn fiets naar school.
  • Wij duwden de zware kist.
  • Zij duwden de rolstoel door het park.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Duwen with some of the pronouns.

  • Ik heb de deur geduwd.
  • Jij hebt de boodschappenkar geduwd.
  • Hij heeft zijn fiets naar school geduwd.
  • Wij hebben de zware kist geduwd.
  • Zij hebben de rolstoel door het park geduwd.