zien

Conjugations List of Zien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikziezagheb gezien
jij, je, uzietzaghebt gezien
hij, zij, hetzietzagheeft gezien
wijzienzagenhebben gezien
julliezienzagenhebben gezien
zij, zezienzagenhebben gezien

Presens
Beta

Example presens sentences for Zien with some of the pronouns.

  • Ik zie een mooie zonsondergang.
  • Jij ziet de vogels in de tuin.
  • Hij ziet zijn vrienden op straat.
  • Zij ziet haar favoriete film in de bioscoop.
  • Wij zien een interessante tentoonstelling.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Zien with some of the pronouns.

  • Vroeger zag ik mijn oma elke zondag.
  • Toen ik jong was, zag ik altijd vlinders in de tuin.
  • Hij zag zijn oude schoolvriend onverwachts op straat.
  • Zij zag een spectaculaire dansvoorstelling vorige maand.
  • Wij zagen elkaar regelmatig tijdens onze studententijd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Zien with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren een prachtig uitzicht gezien.
  • Jij hebt die nieuwe auto al eerder gezien.
  • Hij heeft zijn ouders vorige week gezien.
  • Zij heeft dat schilderij al eens eerder gezien.
  • Wij hebben de monumenten in Amsterdam bezocht en gezien.