Direct naar artikelinhoud
InterviewRein Wolfs

Ook het Stedelijk Museum verkeert in wild vaarwater. ‘Het is iets té rustig’

Rein Wolfs, directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam.Beeld Mark Kohn

Rein Wolfs is bijna drie jaar directeur van het Amsterdamse Stedelijk Museum. Zijn eerste grote ingreep is net voltooid: hij verplaatste de vaste collectie terug naar het oude deel van het gebouw. Hij spreekt over zijn struikelblokken tot nu toe. ‘Het museum verkeert in wild vaarwater.’

De sfeer is gemoedelijk op het Amsterdamse Museumplein. Mensen liggen op het gras in de zon, of zitten op bankjes tussen de kersenbomen. Bij het Stedelijk Museum - de badkuip, zoals de nieuwe witte entreepartij aan de pleinkant wordt genoemd - is het opvallend rustig. Je kunt zonder in de rij te staan naar binnen, ook een kaartje reken je deze donderdagochtend zonder te wachten af.

Het is iets té rustig, weet directeur Rein Wolfs. De storm van aandacht vanwege de snelle wisselingen van zijn voorgangers is mede dankzij de pandemie bedaard; zowel Ann Goldstein als Beatrix Ruf vertrok voortijds binnen drie jaar. Maar nu is het museum qua bezoekersaantallen nog lang niet op het niveau van 2019.

“Het museum verkeert, zoals veel musea op dit moment, wat betreft financiën en de toekomst in wild vaarwater”, stelt Wolfs. “We weten nog steeds niet of het bezoek weer gaat aantrekken, we zitten nu op ongeveer 65 procent van de bezoekers van vóór corona. Als je een groot museum bent, dan heb je daarmee meteen een gat van miljoenen euro’s in je begroting. En vanwege het personeelstekort kunnen we ook niet alle dingen doen die we zouden willen doen om meer mensen te trekken.”

Deze ochtend krijgt de pers in het auditorium een vooruitblik op het tentoonstellingsprogramma van de komende tijd. Meteen in oktober komt de eerste grote overzichtstentoonstelling in Nederland van de Duitse performancekunstenaar Anne Imhof (1978). Later komt een overzicht van fotograaf en filmer Nan Goldin. En over anderhalf jaar staat een grote tentoonstelling gepland van Marina Abramovic, wereldberoemd vanwege de uitputtende performances die ze aanvankelijk altijd zelf uitvoerde.

De huisstijl van het museum

Toch is dat nieuws nog toekomstmuziek, het belangrijke moment is nu de opening van het laatste deel van de nieuwe presentatie van de collectie. Je zou zo’n tentoonstelling de huisstijl kunnen noemen, vergelijkbaar met het bekendmaken van de basisopstelling van de spelers van een voetbalteam. Niet alleen laat een museum hiermee zien welke schatten het in huis heeft, het geeft ook aan welke boodschap het wil uitdragen, welke strategie het gaat gebruiken.

Die nieuwe presentatie ging in drie delen en is een weerzien met bekenden. Al ontbreken er soms ook grote namen. Wolfs: “Natuurlijk zijn er werken die je graag zou willen tonen die er op dit moment niet bij hangen, omdat ze niet passen of omdat het nu niet kan. We kunnen bijvoorbeeld geen van onze twee schilderijen van Kirchner laten zien. De een omdat-ie op reis is, de ander omdat het werk gerestaureerd moest worden.”

Maar het belangrijkste is dat het museum ook niet alleen wil concentreren op de iconen; de tekst ‘Meet the icons of modern art’ haalde Wolfs onlangs bewust van de ramen. “We laten nu net zo veel iconen zien als vroeger. We zijn heel trots op onze Malevitsjs, Picasso’s, Chagalls, Mondriaans en Matisses, maar we willen veel meer en ook andere kunstenaars tonen.”

Wolfs is van huis uit een tentoonstellingsmaker, en hij houdt van prikkelende combinaties. Toen hij in 2001 in het Boijmans terechtkwam, plantte hij een werk van Maurizio Cattellan in de vloer van een zaal met schilderijen uit de 18de eeuw: een beeld van een man die uit een gat in de grond lijkt te komen. “Dat is nog steeds de manier waarop ik denk, die spanning zoek ik nog steeds in de museumzaal. Het gaat erom dat je over de context en de omgeving heen kijkt.”

Wolfs laat graag zo veel mogelijk verschillende stemmen horen. De namen van de kunstenaars zijn lang niet allemaal bekend uit de bestaande kunstgeschiedenisboeken: in alle drie de delen komen bijna evenveel vrouwelijke als mannelijke kunstenaars voor, en er zijn ook opvallend veel mensen die geen, of niet alleen een witte West-Europese achtergrond hebben.

Kunstenaar die ‘elkaars pikjes’ vasthouden

De presentatie van de kunst vanaf 1980 tot nu begint met één grote bekende: Ushering in Banality van Jeff Koons, ook bekend als ‘De big van Beeren’. Het kitscherige beeld van een varken met die kinderfiguurtjes, dat knipoogt naar de banaliteit van de volkskunst. Maar de kunstwerken rondom het beeld lijken Ushering in Banality alsnog keihard uit te lachen om heel andere reden. Het schilderij Big Artists van Marlene Dumas toont zeven jongetjespeuters op een rij, die allemaal met een volwassen erectie spelen. “Het gaat niet over bestaande kleuters, maar over manieren om over kunst te denken en te praten”, zegt de kunstenaar op het tekstbordje bij het werk - geïnspireerd op de uitspraak dat alle grote kunstenaars ‘elkaars pikjes’ vasthouden. De werken van Louise Lawler en Cosima von Bonin op de andere wanden hebben een soortgelijke strekking.

Even later, in het kantoor op de bovenverdieping van de badkuip, licht Wolfs zijn benadering verder toe. “Als meer dan de helft van ons publiek vrouwelijk is, dan is dat één van de redenen om ook goed in onze collectie te kijken”, vindt hij. En hij wil meteen een correctie maken op de gegevens die het museum eerder naar buiten bracht, dat slechts 4 à 5 procent van de werken uit de collectie door een vrouw waren gemaakt. “Het ligt aan de manier van tellen, die kan fout lopen als je te maken hebt met serviezen met 85 lepeltjes. Maar als je de kunstenaars telt, komen we op ongeveer 20 procent vrouwen.”

Witheid van de kunstenaars

Een ander aandachtspunt is de witheid van de kunstenaars. Ook daaraan probeert Wolfs met zijn team te werken door minimaal 50 procent van de aankopen te doen van kunstenaars van kleur of met een herkomstbiografie buiten West-Europa en Noord-Amerika. Ook typisch Wolfs: halverwege de beroemde centrale trap hangt een kleine Black Lives Matter-poster, met daarop duidelijk herkenbaar het Paleis op de Dam waarop staat ‘Racism is the real pandemic’. Het is een ontwerp van de Amsterdamse kunstenaar Farida Sedoc, ‘ontworpen in opdracht van het Stedelijk Museum Amsterdam’ in 2020.

Wolfs’ strategie krijgt soms stevige kritiek. Volkskrant-columnist Elma Drayer stelde eind 2020 dat “weinig instituten zo woke zijn als het Amsterdamse Stedelijk Museum”. De directeur stelt daartegenover dat het museum tolerant moet zijn, en daarover ook best eens naar buiten mag treden, vooral als het over aspecten gaat die “tot het dna van musea” behoren. “Racisme heeft te maken met de manier waarop in het verleden verzameld is, waarop tentoonstellingen zijn gemaakt, ook met de manier waarop kunst tot stand is gekomen. En dat geldt ook voor de gendervraag. Dat zijn dingen die met het wezen van het museum van doen heeft, en waar het museum een mening over moet hebben.”

Het naast elkaar tonen van meningen en perspectieven is daarom iets waar de directeur zich voor wil inzetten. Maar ooit moet de vraag naar inclusieve tentoonstellingen helemaal niet meer gesteld worden. “We willen niet simpelweg inclusielabels plakken, dat we zeggen dat een tentoonstelling goed is omdat er meerdere kunstenaars van kleur zijn opgenomen.”

'We proberen te laten zien dat kunst met onze tijd te maken heeft.'Beeld Mark Kohn

Over labels gesproken: geboorteplaatsen of nationaliteiten worden in de basisgegevens over het kunstwerk en de kunstenaar niet genoemd. Iets dat bijvoorbeeld voor voormalige Sovjetkunstenaars op dit moment de meest politiek neutrale weg lijkt. Wolfs: “We kijken nu: hoe gaan we het allemaal noemen. Malevitsj’ ouders waren Pools, hij is geboren in Kiev, dat op dat moment in het Russische rijk lag, dus ja, we zijn een heel grote boog aan het maken rond het begrip Russische avant-garde. We noemen ze nu naar de plaats waar ze vandaan komen. Dus ‘de avant-garde van Sint-Petersburg’ en ‘de avant-garde van Kiev’. We houden die regio nauwlettend in de gaten omdat we er vanwege Malevitsj en de Khardzhiev-collectie, die als groot bruikleen hier is, historisch gezien een band mee hebben.”

De taak van het museum is soms tegendraads te zijn, volgens Wolfs. “We proberen te laten zien dat kunst met onze tijd te maken heeft. Dat als je naar kunst kijkt, je naar de wereld kijkt. En als je naar de wereld kijkt, je daar dan ook soms kunst bij kunt halen.”

Firsttimers, en meer in het Engels

Wolfs ging als kind twee keer per jaar met zijn ouders vanuit Hoorn naar Amsterdam. Eén van die keren gingen ze naar het Stedelijk, ieder jaar. Vooral de werken van Kirchner maakten indruk op hem, en die van Barnett Newman en Jean Tinguely. “Misschien wat voor de hand liggende werken, maar wel iconen, om toch even dat woord te gebruiken.” Later, toen hij studeerde - eerst Nederlands, daarna kunstgeschiedenis - zat hij vaak te studeren in de bibliotheek van het Stedelijk.

Het vaste publiek binnenkrijgen noemt Wolfs als een belangrijke taak van het museum. Daarnaast zijn er de toeristen, en met name tijdens corona waren er ook veel Nederlanders voor het eerst. ‘Firsttimers’ noemt Wolfs dat. “Een deel van het vaste publiek is wat ouder, en dat was voorzichter. Met succes hebben we toen veel nieuwe mensen binnengehaald.”

Voor Nederlanders die niet gewend zijn aan het Engels kan een bezoek aan het Stedelijk complex zijn. Stedelijk.nl begint automatisch in de Engelse versie, de titels van de tentoonstellingen zijn zelden in het Nederlands.

Wolfs: “Wij willen een museum zijn dat open staat voor de wereld, en we gaan en gingen er nog steeds wel een beetje vanuit dat de mensen die bij ons binnen komen inderdaad ook Engels begrijpen en Engels kunnen lezen. We mikken op een breed publiek, en in Nederland wonen, werken en studeren ook veel mensen die geen Nederlands spreken. En als je met internationale kunstenaars werkt, willen ze ook een titel waar ze een gevoel bij hebben. Dan kom je uit bij een Engelse titel.”

Wolfs’ twee laatste voorgangers waren niet van oorsprong Nederlandstalig, en met name de Amerikaanse Ann Goldstein werd bekritiseerd omdat ze weinig animo zou tonen om Nederlands te leren. Wolfs heeft regelmatig contact met zijn voorgangers, er staan meerdere tentoonstellingen gepland in samenwerking met Beatrix Ruf, en “we gaan ook wat samen met Ann doen”, verklapt Wolfs.

Toch kijkt Wolfs soms met lichte jaloezie naar zijn collega’s over de grens. “De budgetten zijn in Nederlandse musea wel een pijnpunt. We kunnen gelukkig vaak aanspraak maken op fondsen, maar de aankoopbudgetten zijn bijvoorbeeld heel mager. Er zijn mensen die zeggen dat het bij musea niet om het kopen gaat. Maar ik denk dat we verder moeten bouwen aan het geheugen van onze cultuur en onze wereld. En daar is collectioneren een belangrijk aspect van. Laten we het vooral spannend houden.”

Wie is Rein Wolfs?

Rein Wolfs werd in 1960 geboren in Hoorn, hij studeerde kunstgeschiedenis in Amsterdam. Hij was tussen 1996 en 2001 mede-oprichter van het Migros-museum in Zürich, daarna was hij tot 2007 hoofd presentaties bij het museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam. In 2003 oogstte hij veel lof voor de inzending van het Nederlandse paviljoen op de Biënnale van Venetië, die hij had samengesteld met werk van vijf uiteenlopende kunstenaars rond het thema culturele identiteit.

Wolfs was vervolgens tot 2013 artistiek directeur van de Kunsthalle Fredericianum in Kassel. Daarna wist hij als directeur de Bundeskunsthalle in Bonn op de kaart te zetten, hij maakte er tentoonstellingen over onder anderen de kunstenaars Hanne Darboven, Martin Kippenberger en Marina Abramovic. Wereldwijde aandacht ging naar de tentoonstelling Bestandsaufnahme Gurlitt, over de 1500 kunstwerken die Cornelius Gurlitt in bezit bleek te hebben en waarvan niet duidelijk was of het roofkunst was uit de Tweede Wereldoorlog. Rein Wolfs woont in Amsterdam en Zürich.

Lees ook:

Museum Boijmans geeft Joodse familie kostbare schalen terug

Hoe de Joodse familie Goodman elf kostbare schalen kwijtraakte in de Tweede Wereldoorlog blijft onduidelijk, maar toch geeft Museum Boijmans er nu zes terug. In goed overleg – zo ziet de Restitutiecommissie dat het liefst.