Direct naar artikelinhoud

In de Oranjegekte vieren we onze nationale identiteit

Een impressie van de oranjegekte op de Marktweg in Den Haag in aanloop van het EK voetbal in Oekraine en Polen.

De overeenkomsten met religieuze riten zijn opmerkelijk, maar voetbal is niet in de plaats van de vroeger dominante godsdienst gekomen.

Het blijft me fascineren, de opmerkelijke parallellen tussen voetbal en religie. De riten, parafernalia, praktijken. Ik spaar weer voetbalplaatjes voor mijn buurjongens en dit jaar valt me bij die plaatjes van Albert Heijn op hoezeer ze lijken op de devotieplaatjes die ik als kind spaarde. Zelfs de maatvoering is exact dezelfde dit jaar. Messi kan zo ingestoken worden naast Antonius van Padua, Van Bommel naast de heilige Jozef.

Die plaatjes vormen maar één van vele parallellen. Denk verder aan de gang naar het stadion als een devotioneel, ritueel komen en gaan. De Oranjekaravaan maakt er een heuse pelgrimage van. Vooral bij stadions die, zoals in Engeland, middenin of aan de rand van de stad liggen, is de parallel met de kerkgang van vroeger opmerkelijk, zeker ook omdat het doorgaans plaatsvindt op zondag, de rituele dag bij uitstek.

En dan is er natuurlijk het stadion zelf. De benaming van tempel is hier en daar normaal, en geeft al aan dat het om een cultusplaats gaat, om holy ground. Met ontzag en eerbied betreedt men de arena, de afgeschermde ruimte, zoals in het oude Griekenland sportcomplexen onderdeel uitmaakten van de cultusplaats en sportmanifestaties waren ingebouwd in meerdaagse religieuze cultusmanifestaties voor de goden.

De wedstrijd is, in afgepaste tijd, een spektakel met voorgangers en vierders. Behalve het gezamenlijke spel met de bal, is er ook voortdurend individueel of groepsgewijs allerlei ritueel handelen, op het veld en op de tribunes. Men bidt, slaat kruistekens, kust amuletten, heft de handen ten hemel, smeekt om heil en redding (redding is jargon zowel van keepers als van pastores en theologen). Er zijn liederen die soms religieuze lading kunnen krijgen (denk aan de internationale hymne You'll never walk alone...), er is lichamelijke nabijheid van duizenden zij aan zij, er zijn waves, er zijn spreekkoren, litanieën en incantaties, de namen van de sterren, de 'heiligen' worden gescandeerd en aangeroepen, we zien staan en zitten, omarming. Vooral zien we in die riten expressie van emoties: vreugde, wanhoop, woede en agressie.

Bij elk internationaal groot toernooi roept deze overeenkomst weer vragen op. Wat is hier letterlijk in het spel? En even vaak is er de suggestie dat we bij voetbal met religie van doen hebben. Of dat hier, nadat de god van de christelijke kerken na de lange jaren zestig uit ons land is vertrokken of is verdampt van iemand tot iets, onze religieuze behoefte weer de kop opsteekt. Ik geloof niet dat we de voetbalriten zo moeten benaderen. Ik zou ze willen plaatsen via drie samenhangende observaties.

Allereerst zien we in die parallellen met religieus institutioneel kerkelijk ritueel dat het bij voetbalriten om volwaardig ritueel gaat. We hebben bij sport te maken met een volwaardige sacraal-rituele zone in onze cultuur. Zones die mensen apart zetten, die ze koesteren als plekken voor ervaring en expressie van hoop en dromen, plekken waar de cadans van het alledaagse doorbroken kan worden, waar je iets kunt ervaren van een solidaire groep. Behalve sport zijn er meer van die zones: toerisme, natuurbeleving, kunst en cultuur, feest en gedenken. Religie is ook zo'n zone, het was vroeger dé dominante zone voor sacraliteit en ritualiteit. Nu, na het terugtreden van die institutioneel-rituele zone, springen die andere zones meer in het oog. Maar van vervanging of compensatie is geen sprake.

Het tweede dat we in beeld krijgen via voetbalriten is de grote hang naar een bepaald ritueel repertoire in de actuele cultuur: het feest. Samen met gedenken is dat verreweg het populairste repertoire.

Naast deze twee observaties zie ik nog een rituele context die we typisch Nederlands kunnen noemen. In Nederland hebben we altijd een tamelijk problematische verhouding gehad met rituelen in het dagelijks leven. Dat heeft natuurlijk te maken met onze specifieke, religieuze situatie waarin werd afgesproken dat we de openbare ruimte zoveel mogelijk neutraal zouden houden en dat het geen podium zou worden van rivaliserende religieuze manifestaties. Daardoor hebben we nog steeds niet echt een publieke rituele gedenkcultuur en hebben we al snel moeite met nationale rituele expressie. Toch kan geen enkele groep vitaal zijn zonder rituele expressie. Voetbal biedt ons Nederlanders een ritueel kader waarin in het dagelijks leven rituele expressie een plek kan krijgen, met vlaggen, hymnen en alles erop en eraan. En dat alles betrekkelijk onverdacht - hoewel nationale identiteit hier wel degelijk gevierd wordt.

Zo is voetbal een nationaal feest waar in het publieke domein het heilige spel gespeeld wordt.