Direct naar artikelinhoud
Emeritus bisschop Frans Wiertz: Onze individuele vrijheid is niet meer dan geestelijke armoede
EssaySamen-leven

Emeritus bisschop Frans Wiertz: Onze individuele vrijheid is niet meer dan geestelijke armoede

Ik vind, ík denk, ík meen, ík geloof. Zo klinkt de mantra van de mens in de geïndividualiseerde westerse samenleving. Ieder is het centrum van zijn eigen universum. Naar mijn stelligste overtuiging, zegt emeritus bisschop Frans Wiertz, zijn de grenzen van individualisering bereikt.

Kan de overheid crises aan?, luidt de titel van een boek van oud-vicepresident van de Raad van State en formateur van diverse kabinetten Herman Tjeenk Willink. In de retorische vraag zit zijn antwoord al besloten: nee, dat kan ze niet. Dat heeft volgens de minister van staat nadrukkelijk met individualisering van de samenleving te maken.

In een terugblik op de laatste kabinetsformatie schreef Tjeenk Willink: ‘Wat we missen, is een burgerlijke energie die van onderop meebouwt aan een hechte samenleving’.

Zijn woorden zijn mij uit het hart gegrepen. De burgerlijke energie waarover hij het heeft, was te vinden in verschillende sociale en maatschappelijke stromingen, waarvan de kerk er één is, maar waartoe je ook politieke partijen, vakbonden of andere organisaties in het maatschappelijk middenveld kunt rekenen. Zij waren het cement van de samenleving en hielden tientallen jaren de boel bij elkaar.

Nu hun kracht is weggevallen, is iedereen op zichzelf aangewezen. Dit heeft tot een enorme individualisering en secularisering geleid. Het is ieder voor zich en, helaas, niet meer God voor ons allen.

Frans Wiertz (Kerkrade, 1942) werd in 1968 tot priester gewijd en begon zijn kerkelijke loopbaan als kapelaan in het dorp Schaesberg. Hij was bouwpastoor in een nieuwe wijk van Maastricht, pastoor-deken in Hoensbroek en in Heerlen. Van 1993 tot 2017 was hij bisschop van Roermond.

In 1644 schreef de Franse filosoof René Descartes zijn Principia Philosophiae en poneerde de bekende stelling Cogito ergo sum – Ik denk dus ik ben. Vermoedelijk had Descartes geen idee van de impact die zijn woorden zouden krijgen. Ze werden een van de pijlers onder de pe­riode die wij de Verlichting noemen.

Kort door de bocht gezegd kwam in die tijd de rede tegenover het geloof te staan: mensen gingen op onderzoek uit en probeerden overal een wetenschappelijke verklaring voor te vinden. De Verlichting heeft ons veel goeds gebracht, laat dat duidelijk zijn. Er zijn echter ook ontwikkelingen in gang gezet, waarbij zo’n 250 jaar later vraagtekens mogen worden geplaatst.

Het ‘ik’ werd centrum van het leven

Hoewel hij er zelf genuanceerd in stond, is het ‘Ik denk dus ik ben’ van Descartes een eigen leven gaan leiden. In plaats van op de werkwoorden ‘denken’ en ‘zijn’ (Ik dénk dus ik bén) is de nadruk steeds meer komen te liggen op het ‘ik’: Ík denk dus ík ben. Het ‘ik’ werd in de westerse wereld het centrum van het denken en van het leven.

Alles draait om het individu. Onze samenleving is zover geïndividualiseerd dat van een samen-leven nauwelijks meer sprake is. We leven in Nederland als 17 miljoen individuen naast elkaar. Een parlement met twintig fracties – waarvan veel eenmansfracties – is daar een logisch gevolg van. We horen niet meer bij een stroming of een bevolkingsgroep, maar het is ieder voor zich: ík denk, ík vind, ík meen, ík geloof.

De onderlinge argwaan is groot en dat maakt het land bijna onbestuurbaar, zie de laatste, extreem lange, formatieperiode.

We stuiten op de grenzen van de ongebreidelde individualisering. Een samenleving waarin iedereen alleen oog heeft voor zijn eigen ‘ik’ en niet voor de ‘ander’ is geen samen-leving meer. Een samenleving kan niet bestaan zonder gemeenschappelijke noemers en juist die zijn aan het verdwijnen.

Kijk niet naar boven, maar naar beneden

In de verzuilde samenleving die Nederland ooit was, was het duidelijk waar katholieken, protestanten, socialisten en liberalen voor stonden. Aan elke zuil lagen ­ideeën ten grondslag. Daarover bestond binnen de eigen groep communis opinio: er was een grote gemene deler over hoe men naar de samenleving keek.

Kijk niet naar boven, maar naar beneden

Juist die grote gemene deler was staatsdragend. Op basis daarvan ontstonden politieke partijen, vakbonden, scholen, zorginstellingen, standsorganisaties, media en wat al niet, die vanuit hun eigen idealen krachtig genoeg waren om de samenleving te organiseren en daarin hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Dat was die ‘burgerlijke energie’ waarover Tjeenk Willink het heeft.

‘Soevereiniteit in eigen kring’ noemde de protestantse voorman Abraham Kuyper dat. In de katholieke traditie spreken we van ‘subsidiariteit’. Kun je iets op een lager niveau regelen? Regel het daar dan ook. Anders geformuleerd: de belangrijkste verantwoordelijkheid ligt aan de basis. Kijk niet voor de oplossing van elk probleem naar boven, maar kom (binnen zekere grenzen) in eigen kring en op je eigen niveau met creatieve antwoorden.

Dat betekent dat er wel een eigen kring met ideeën en idealen moet zijn. Sinds we van ‘ik dénk dus ik bén’ naar ‘ík denk dus ík ben’ zijn gegaan, vinden al die individuen geen groep meer waardoor ze zich vertegenwoordigd voelen. De samenleving is verbrokkeld. Er is geen groep meer van gelijkgezinden – geen eigen zuil, zo u wilt – waarbinnen problemen aan de basis opgevangen kunnen worden.

Dus wordt voor elk probleem naar de overheid gekeken in de verwachting dat zij alles oplost. En dat kan ze niet.

Gezamenlijke waarden

In plaats van het ‘ieder voor zich’ moeten we op zoek naar breed gedragen, gezamenlijke waarden. In zijn boek Waakzaam burgerschap uit 2022 pleit oud-minister Ernst Hirsch Ballin voor een democratie die verbindt en niet verdeelt. Hij vraagt om herwaardering van het communitarisme, een maatschappij die opgebouwd is uit met elkaar verbonden gemeenschappen, die intern cultureel min of meer homogeen zijn, als tegenhanger van een doorgeschoten individualisering.

Ook de kerk had de afgelopen decennia te maken met een sterke individualiseringstendens. Het zou vreemd zijn als die aan de kerk voorbij was gegaan. En ook in de kerk lopen we tegen de grenzen van deze individualisering aan.

Iemand die dat heel goed begrepen heeft, is de Vlaamse kerkjurist Rik Torfs, die nooit een blad voor de mond neemt. Over de kerk was hij meermaals zeer kritisch. Tegelijkertijd is hij auteur van het boek De kerk is fantastisch dat in 2020 verscheen. Zonder de ogen te sluiten voor haar fouten, beschrijft hij het belang van de kerk als gemeenschap en drager van gezamenlijke waarden.

Op zoek naar een nieuwe taal

Het zijn die gezamenlijke waarden en formuleringen van geloofsmysteries waar onze samenleving behoefte aan heeft. Eeuwenlang hebben mensen die gevonden in het evangelie. Die boodschap kan ook vandaag de dag mensen aanspreken. Christus is immers dezelfde: gisteren, vandaag en morgen, zoals de Heilige Schrift zegt.

Maar we moeten wel op zoek naar een nieuwe taal – of misschien: een hertaling van oude woorden – die mensen in het hart weet te raken en hen weer samenbrengt rond die gedeelde waarden. Om die door Tjeenk Willink gewenste burgerlijke energie op te wekken, die van onderop meebouwt aan een hechte samenleving, moeten we misschien wel loskomen van onze door de Verlichting beïnvloede rationele manier van denken en spreken. Ook in de kerk.

In de westerse wereld realiseren wij ons niet altijd dat we deel uitmaken van een wereldkerk en dat twee derde van de gelovigen in de zuidelijke helft van de wereld woont: Latijns-Amerika, Afrika en Azië, continenten die sinds de Verlichting niet dezelfde ontwikkeling doormaakten als het Westen. Gevoel en emotie spelen daar een heel belangrijke rol in de collectieve geloofsbeleving. Dat verandert niet. Er is geen sprake van een ‘zuidelijke Verlichting’. Het is opvallend dat men in dit deel van de wereld niet voor het atheïsme kiest. De tendens is eerder de andere kant op. Veel gelovigen in zuidelijke katholieke landen ervaren ons westers model van kerk-zijn als veel te rationeel. Daarom wijkt een deel van hen uit naar bewegingen zoals de pinksterbeweging, die meer openstaan voor emotie.

Op zoek naar een nieuwe taal

Niet nóg rationeler

De katholieke kerk in het Westen kan hier twee belangrijke conclusies uit trekken. Allereerst moeten we opletten dat we de band met het zuiden niet verbreken. We maken al tweeduizend jaar deel uit van dezelfde geloofsgemeenschap en daar hebben mensen in hun manier van leven en geloven kenmerken behouden die wij, als kerk en samenleving, kwijtgeraakt zijn. In plaats van hen om te vormen naar ons model, kunnen we beter kijken wat we van hen kunnen leren. Zeker nu steeds meer mensen uit zuidelijke landen zich in onze streken vestigen.

De tweede conclusie die daar min of meer uit volgt, is dat we als kerk voorzichtig moeten zijn met het opgeven van herkenbare elementen uit onze katholieke identiteit op liturgisch, theologisch en ook moreel gebied. Het heeft niet veel zin om nu allerlei dingen te veranderen. Wie zich niet thuis voelt in een rationele kerk bereik je niet door die kerk nog rationeler te maken.

In Europese landen gaan stemmen op om de kerk versneld te moderniseren. Onmiddellijk wordt dan gedacht aan zaken als het opheffen van het celibaat of het toelaten van de vrouw tot het gewijde ambt. Misschien moeten die maatregelen ooit wel genomen worden, maar ze zijn niet het antwoord op de vragen van dit moment.

Bovendien zijn dit ideeën die hier leven, terwijl een meerderheid van de gelovigen niet meer in het Westen, maar in het zuiden woont. Vernieuwing van kerk en geloof moet dus ook vanuit het zuiden komen en juist niet weer vanuit het Westen.

Waar behoefte aan is – en nu kom ik weer terug bij de samenleving in brede zin – is gemeenschappelijkheid. Het lijkt soms wel alsof men die vindt in belangengroepen, zoals het boerenprotest, de klimaatdemonstraties of zelfs het trumpisme. Maar dat zijn slechts tijdelijke ontwikkelingen, omdat die niet gedragen worden door een groter en dieper ideaal.

Laat de grote kerk niet los

Wat westerse landen zien als individuele vrijheid, is in feite niet meer dan geestelijke armoede. Ik ben ervan overtuigd dat er een moment komt waarop mensen zich de hulpeloosheid van het individualisme realiseren en dan ervaren dat er grenzen zitten aan de behoefte aan vrijheid. Meer dan een eeuw geleden scheef de Duitse filosofe en politica Rosa Luxemburg al dat de vrijheid van de één eindigt, waar die de vrijheid van de ander raakt. ‘Vrijheid is altijd de vrijheid van andersdenkenden’, luidde haar motto.

Laat de kerk in het Westen die andersdenkende zijn, die de grote waarden overeind houdt. Waarden die voor gelovigen én niet-gelovigen richtinggevend kunnen zijn. Dit is geen pleidooi voor een nieuwe verzuiling. Je moet nooit terug willen naar iets dat voorbij is. Dit is ook geen pleidooi om onze kerk op Zuid-Amerikaanse, Afrikaanse of Aziatische leest te schoeien.

De kerk heeft in Europa al twintig eeuwen lang vele stormen doorstaan. Juist daarom moet ze haar eigen identiteit niet opgeven, maar geduld hebben. Het heeft geen zin om boos te worden op mensen van nu, want zij zijn kinderen van deze tijd. Beter is het om gelovigen te bemoedigen: laat de grote kerk niet los, want dat is geen antwoord op de secularisatie.

Dat vraagt van gelovigen, kerkelijke leiders, ouders, grootouders en anderen een groot uithoudingsvermogen.

Van ik naar wij

Geduld hebben is niet hetzelfde als passief blijven. Wij kunnen Jezus Christus en zijn blijde boodschap niet beter gestalte geven dan door voortdurend aandacht te hebben voor de meest kwetsbaren, zoals beschreven in hoofdstuk 25 van het Matteüs-evangelie en zoals ook paus Franciscus voortdurend betoogt: de hongerigen te eten geven, de dorstigen te drinken geven, de vreemdelingen opvangen, de naakten kleden, omzien naar de zieken en de gevangenen bezoeken.

Daarmee kan het christendom ook voor mensen van nu een belangrijke bron van inspiratie zijn. Ik hoop dat we dat geduld kunnen opbrengen én die burgerlijke energie weten op te wekken, die nodig is om vanuit een diaconale bewogenheid van onderop mee te bouwen aan een hechte samenleving en een betrokken geloofsgemeenschap, waardoor we weer van ‘ik’ naar ‘wij’ gaan.

Lees terug:

Het afscheidsinterview met bisschop Frans Wiertz: ‘Je moet Onze Lieve Heer niet uit een dorp halen’

Bijna 25 jaar bestuurde Frans Wiertz bisdom Roermond, als opvolger van de omstreden bisschop Gijsen. ‘Ik zie toekomst voor de kerk in Limburg.’