Direct naar artikelinhoud
Johan Remkes: ‘Nooit gedacht dat ik me nog eens met stikstof bezig zou houden’
InterviewJohan Remkes

Johan Remkes: ‘Nooit gedacht dat ik me nog eens met stikstof bezig zou houden’

Beeld Jörgen Caris

Johan Remkes, de stikstofadviseur van de regering, is nu echt met pensioen. Je krijgt hem Groningen niet meer uit.

Een wandeling door de binnenstad van Groningen, en dan al lopend het afgelopen jaar doornemen. Dat was de bedoeling. Op het afgesproken tijdstip komt Johan Remkes (69) inderdaad met lange passen aangekuierd; de rijzige gestalte in een zwarte wollen mantel gehuld, een brandend shagje in de rechterhand. De geboren en getogen Groninger, zoon van een tuinder, is een bestuurder pur sang. Hij was gedeputeerde in zijn thuisprovincie, Kamerlid, minister en Commissaris van de koning in Noord-Holland. Het afgelopen jaar was hij waarnemend burgemeester van Den Haag en stikstofadviseur van de regering. Nu heeft hij pijn in zijn rug. Zijn stad mag dan uitgeroepen zijn tot de gezondste van het land, voor Johan Remkes zit een verkwikkende wandeling er onder deze omstandigheden niet in. Hij stelt daarom voor dat we plaatsnemen op een bankje, op een door lindebomen omzoomd plein aan de gracht – die in Groningen een ‘diep’ heet.

Elk gebouw in het blikveld geeft genoeg stof voor een gesprek: de rechtbank (waar boeren het verbod aanvochten om te demonstreren met tractoren), een eindje verderop de voormalige ambtswoning van de Groningse oude Commissaris der koningin, en daar, op de hoek, woonde ooit een van de Grote Drie uit de Nederlandse literatuur. 

Remkes gaat zitten, slaat de benen over elkaar en neemt met toegeknepen ogen een trek van zijn sigaret.

Had u niet zelf die ambtswoning willen betrekken?

“Ik ben er vaak geweest. Toen ik gedeputeerde was woonde Henk Vonhoff daar, mijn Commissaris. Inmiddels zijn in alle provincies de ambtswoningen afgeschaft. Terecht, wat mij betreft.

“In mijn leven heb ik verschillende fasen gehad, van brandweerman tot notaris tot – aan het begin van mijn studententijd – het bedrijfsleven. Maar ik raakte verzeild in de politiek. De politiek, schuine streep het bestuur, heeft me gegrepen: dat je een bijdrage kunt leveren aan verandering en aan ordentelijk openbaar bestuur. Ik ben opgegroeid in een agrarisch gezin met een redelijk liberale grondtoon, met een sterk besef van hard werken en je verantwoordelijkheid nemen. Ik had weinig op met de beweging die eind jaren zestig op gang kwam en waarbij met name ter linkerzijde heel radicale boodschappen werden verkondigd. Ik was niet zo geneigd een universiteitsgebouw te bezetten en allerminst om achter een politieke beweging te gaan staan die in het partijprogramma de erkenning van de DDR had opgenomen. Terwijl je wist dat achter het IJzeren Gordijn de mensenrechten zwaar in het gedrang waren.

“De liberale uitgangspunten van de VVD hebben mij juist altijd zeer aangesproken, inclusief de sociale rechtvaardigheid. Een paar jaar geleden heb ik wel tegen de partijvoorzitter gezegd: misschien moet het besef dat een liberale economie wat anders is dan een kapitalistische economie weer wat meer bij mensen tussen de oren komen te zitten.

“Ik heb acht uitstekende jaren gehad als Commissaris van de koning in Noord-Holland. Hier in Groningen ben ik twaalf jaar gedeputeerde geweest. Maar ik heb als adagium gehuldigd: je moet bij voorkeur niet teruggaan naar de plaats van de misdaad.”

U stopte in Noord-Holland om meer tijd voor uw privéleven te hebben. Maar na een paar maanden was u alweer voorzitter van het adviescollege voor het stikstofprobleem. Wiens idee was dat?

“Mijn vrouw en ik waren vorige zomer op vakantie in Portugal. We zaten te eten toen ik een sms kreeg van Carola Schouten. Of ze me mocht bellen. Nee, zei mijn vrouw, nu niet. Maar zo werkt het helaas niet. De minister vroeg of ik belangstelling had voor het adviescollege stikstof. Ik kende het stikstofprobleem van de zijlijn, in Noord-Holland had ik er weleens mee te maken gehad, maar de finesses kende ik niet. We hebben overleg gepleegd over de opdracht en de samenstelling van het adviescollege. Het ministerie legde me een aantal namen voor, en als ik bezwaar zou hebben tegen bepaalde kandidaten, had ik dat kunnen zeggen. Als commissie spreek je eerst over de marsorder, de opdracht van de minister. Het verzoek was om een rapport te schrijven met oplossingen en mogelijkheden voor de korte termijn en vervolgens ook voor de lange termijn. Tussendoor bogen we ons nog over de luchtvaart, vanwege de discussies over Schiphol en Lelystad. En we hebben natuurlijk een advies gegeven over het boeiende onderwerp van weiden en bemesten. Nooit in mijn leven had ik gedacht dat ik mij daar nog eens mee bezig zou houden.”

Johan Remkes: ‘Op zekere leeftijd moet je een boom niet meer verplanten’.Beeld Jörgen Caris

Hoe keek u naar de boerenprotesten?

“In de commissie is mij duidelijk geworden waar de kern van het stikstofprobleem zit. Ik wist dat de landbouw een stevige rol speelde, maar dat die zo groot is, had ik niet op mijn netvlies. Maar daarin vertrouw je dan op de kennis die aanwezig is bij het RIVM of het Planbureau voor de Leefomgeving. Ik vond het wel een aardig intermezzo dat vanuit een van de agrarische belangenpartijen de gegevens van het RIVM nogal werden aangevochten, onder aanvoering van meneer Vogelaar was dat, maar dat die bij nader inzien toch wel bleken te kloppen.

“Kijk, wetenschap en twijfel horen verbonden te zijn, maar je mag niet het gezag van onze instituten ondergraven. Daar was men op dat moment wel mee bezig. Dat vind ik ernstig, maar ik heb me er niet openlijk over uitgesproken. Een van de kwaliteiten in het openbaar bestuur is onverstoorbaarheid. Als je tussentijds commentaar geeft, lijkt het alsof je je gelijk wilt halen. Of het wordt een ordinaire ruzie. Dat moet je coûte que coûte voorkomen.”

Minister Schouten nam de voornaamste aanbeveling van uw adviescollege niet over.

“Wat was die aanbeveling?”

‘Halveer de stikstofuitstoot in de komende tien jaar’. Dat is niet opgenomen in de nieuwe stikstofwet.

“De ambitie van de minister is te laag. Maar politiek gezien snap ik het wel, haar wetsvoorstel is de vrucht van een compromis. ­Ik heb ook begrepen dat de coalitiefracties eraan hebben meegeschreven. Met verkiezingen in zicht zit er niet meer in dan dit. Dat snap ik. Maar bij de volgende formatie zal scherp onder ogen gezien moeten worden of de natuur wel voldoende herstelt en of de vergunningverlening op gang komt. Dat ligt in de politieke schoot verborgen.”

Denkt u nu niet: ik ben voor Jan Doedel aan het werk geweest met mijn adviescollege?

“Zo denk ik niet. Je weet van tevoren dat een advies nooit volledig wordt overgenomen. Dus ik ben niet ernstig teleurgesteld. Ons eerste advies leidde tot de snelheidsverlaging. Ik begrijp wel dat de premier dat een rotmaatregel vindt, haha. Ik vond het zelf ook geen maatregel om met grote vreugde te presenteren. Maar het is wel nodig.”

Johan Remkes (Zuidbroek, 1951) is al decennia actief in de politiek en het openbaar bestuur.

Van 12 oktober 2019 tot 1 juli 2020 was hij waarnemend burgemeester van Den Haag. Van 1 juli 2010 tot 1 januari 2019 was hij Commissaris van de koning in de provincie Noord-Holland. Eerder was hij namens de VVD minister van binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties (2002-2007), vicepremier (2002-2003) en staatssecretaris van volkshuisvesting en stedenbeleid (1998-2002).

Hij was tussen 1978 en 1993 gemeenteraadslid in Groningen en Statenlid en gedeputeerde in de provincie Groningen. Tussen september 2019 en juni 2020 was hij voorzitter van het adviescollege stikstofproblematiek.

Remkes is per 1 september 2020 door minister Van Engelshoven van onderwijs, cultuur en wetenschap benoemd tot voorzitter van de Raad van Toezicht van de Rijksuniversiteit Groningen.

Ondertussen werd u ook waarnemend burgemeester van Den Haag.

“Waarschijnlijk dacht Jaap Smit, de Commissaris van de koning in Zuid-Holland, dat een beetje Groningse nuchterheid wel even op zijn plaats was in het Haagse ijspaleis. Jaap belde me op een zaterdagmiddag. Je hoefde geen grote geleerde in Jeruzalem te zijn om rekening te houden met de mogelijkheid dat Pauline Krikke zou terugtreden als burgemeester, vanwege het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over de uit de hand gelopen vreugdevuren met Oud en Nieuw. Ik zei tegen Jaap: ik ben bereid om erover na te denken, maar ik wil dat heel goed met mijn echtgenote overleggen. Want ik was net vervallen tot de status van pensionado en weer definitief in Groningen neergestreken. Als dan zo’n vraag aan de orde komt, weet je dat je ook weer in een pied-à-ter­re in Den Haag terechtkomt. Een heel ander levensritme. We hebben erover gedelibereerd en op zondagmiddag heb ik Jaap gezegd dat ik bereid was het te doen. Toen had Pauline Krikke ook net bekendgemaakt dat ze weg zou gaan. Er speelde van alles in Den Haag. De kwestie van de vreugdevuren, en een corruptiezaak rond wethouder De Mos. Maar ik dacht niet: dit is een wespennest waar ik mijn hoofd niet insteek. Nee. Want dan speelt bij mij dat je je verantwoordelijkheid moet nemen.

“Ja, mijn voordracht lekte uit. Haha. Zoals het hoort, had de Commissaris van de koning in een gesprek met de fractievoorzitters uit de gemeenteraad, gezegd dat hij in zijn overwegingen bij mij terechtgekomen was. Dat gesprek is door iemand opgenomen en naar ‘TV West’ getransporteerd. Ik dacht toen: zo, het beeld van deze gemeenteraad, en met name bepaalde elementen erin, wordt nog eens onderstreept. De zaak van het lek is nog onderzocht maar de dader lag op het kerkhof.

“Ik vond het burgemeesterschap een geweldige uitdaging. Maar een waarnemend burgemeester is er niet voor de feesten en partijen. Mijn prioriteiten lagen bij openbare orde en veiligheid, bij integriteit van het bestuur en het functioneren van de gemeenteraad. Dat heb ik strak voor ogen gehad. Wel heb ik heb een paar honderdjarige dames bezocht. De een kon niet meer zo goed communiceren maar de andere mevrouw was nog heel monter en strijdbaar. Vond ik ontzettend leuk.”

In mei verdronken vijf surfers in zee bij Scheveningen. Hoe kijkt u terug op die gebeurtenis?

“Ik vergeet het moment nooit meer. Ik zat in de auto. De directeur openbare orde en veiligheid belde en zei: ‘De burgemeester moet nú naar Scheveningen’. Nu ja, of hij mij ‘de burgemeester’ noemde weet ik niet meer precies. Maar je weet wat je dan te doen staat: een warme schouder bieden. Je komt daar een aantal mensen tegen die er totaal verslagen bij zitten. Als zij behoefte hebben aan hulp en ondersteuning, kan die geboden worden. Dat kun je als burgemeester op zo’n moment duidelijk maken. En je kunt je arm om de schouder slaan van de vader wiens zoon op dat ogenblik nog vermist wordt.”

In de gemeenteraad citeerde u daarna een gedicht van Emily Dickinson: ‘Zoo gaat de zon nog in u onder/ op dezen dag,/ die donker is voor mij.’

“Ik had het niet zelf uitgekozen. Dat had mijn tekstschrijver gedaan. Als burgemeester heb je daar geen tijd voor.”

Bent u een lezer?

“Ik ben een redelijke veelvraat.”

Trouwens, in de bovenwoning daar op de hoek, met dat erkertje, daar woonde vroeger toch…

“Hermans. Jaaa. W.F.”

Wat leest u op dit moment?

“De biografie van Hans Wiegel. Ik lees ook wel krimi’s, en verder ben ik geïnteresseerd in de late Middeleeuwen.”

De late Middeleeuwen?

“Toen voltrok zich in de samenleving een transitie van bedomptheid naar vooruitgang. En historische boeken, over hoe onze hedendaagse samenleving tot stand gekomen is en wat de fundamenten daarvan zijn, leren je ook relativeren. Politici en bestuurders zijn passanten. Zeker, ik heb een boeiend en veelkleurig leven gehad in de politiek en het bestuur. Dat hoop ik ook nog een beetje voort te zetten, want achter de geraniums wil ik niet.”

Na een uur op het bankje trekt de kou in onze ledematen. Remkes haalt een zilveren sigarettendoosje uit zijn jaszak. Er zitten gerolde shagjes in. “Ik heb mijzelf op rantsoen gezet. Vijftien sigaretten op een dag, dat is ongeveer het gemiddelde. Ik heb begrepen dat onder bepaalde omstandigheden nicotine, rode wijn en vitamine D wat preventief kunnen werken tegen corona. Ik neem alle drie tot me, met mate.”

Het geluid van de stad waait naar ons toe; het tingelende carillon van de Martinitoren, de snerpende sirene van een politiewagen, een knetterende bromfiets. “Ik heb altijd in Groningen gewoond”, zegt Remkes. “Met uitzondering van acht jaar Haarlem, wat een mooi intermezzo was. Maar in de Randstad is het mij te druk.”

Bent u nu echt met pensioen of kan men u nog bellen voor een bestuurlijke klus?

“Als ik nog iets aanneem, moet het te doen zijn vanuit Groningen. Op zekere leeftijd moet je een boom niet meer verplanten. Hier heb ik vrienden met wie ik naar het café ga. Jean-Pierre Rawie, de dichter, is er ook vaak. Hij zit meestal een tafeltje verderop. Uit het raam van mijn woonkamer zie ik drie torens: de Der Aa-kerk, het Academiegebouw en de Martinitoren. Dat uitzicht wil ik vasthouden.”

Johan Remkes: ‘Nooit gedacht dat ik me nog eens met stikstof bezig zou houden’
Beeld Jörgen Caris