Direct naar artikelinhoud
interviewPhilip Akkerman

‘Schopenhauer heeft mij geleerd: het doel van het bestaan is het maken van een zelfportret’

Van de duizenden zelfportretten van kunstenaar Philip Akkerman zijn er nu 350 te zien in Den Haag, in een duo-expositie met muzikant Jameszoo. De schilder vertelt hoe het tot die aantallen is gekomen.

Zelfportretten van Philip AkkermanBeeld Philip Akkerman

In veertig jaar tijd schilderde Philip Akkerman (65) bijna vijfduizend zelfportretten – en hij weet nog steeds van geen ophouden. In de tentoonstelling Telephone, vanaf dit weekend in de Haagse kunstruimte Nest, brengt hij 350 zelfportretten samen met de zelf-improviserende piano’s en de muziekcomposities van Mitchel van Dinther (31) alias Jameszoo. Het duo noemt het een ‘surrealistische choreografie’.

U schildert sinds 1981 alleen zelfportretten. Hoe ontstaat zo’n idee?

‘Als jongetje ga je schaatsen, voetballen en basketballen om te ontdekken wat je het leukst vindt. Je moet alles uitproberen. Op de kunstacademie in Den Haag en op Ateliers ’63 in Haarlem sprong ik van de hak op de tak. Dat vond ik leuk. Zo begon ik op een dag zelfportretten te maken. Na twee jaar was ik daar nog steeds mee bezig, het paste kennelijk bij me. Mensen vroegen: gaat het om je stemmingen? Nee, al had ik geen idee waarom ik het wel deed.’

Bent u er intussen wel achter?

‘Toen ben ik filosofie gaan lezen. Mijn favoriete schrijver, Gerard Reve, dweepte met Arthur Schopenhauer. Ik heb maar twee jaar Duits op school gehad en toch kan ik Schopenhauer moeiteloos lezen. De essentie van het bestaan is volgens hem een blinde wil. Die blinde wil heeft de macht, niet het verstand. En die blinde wil moet zichzelf, met dat verstand, recht in de ogen kijken om zichzelf te leren kennen. Schopenhauer heeft mij geleerd: het doel van het bestaan is het maken van een zelfportret.’

U oogt vaak nors op de portretten. Waarom?

‘Ik ben geboren met een opgewekt karakter, maar als ik over het bestaan nadenk, ben ik uitgesproken pessimistisch. Daarom past Schopenhauer bij mij. Een zelfportret is trouwens altijd ernstig. Het is per definitie een portret van iemand die aan het werk is. Het is geen norse, maar een vorsende blik.’

Zelfportret 1984 no. 27.Beeld Philip Akkerman

Een mens moet toch ijdel zijn om steeds maar zichzelf te schilderen.

‘Natuurlijk ben ook ik een beetje ijdel. Als ik mezelf in een etalageruit zie, dan veeg ik mijn haar goed, net zoals iedereen dat doet. Maar mijn schilderijen gaan niet over Philip Akkerman: het zijn wel zelfportretten, maar gelijkenis speelt geen rol. De eerste tien jaar keek ik in de spiegel als ik schilderde, daarna niet meer. Niemand weet hoe hij er zelf echt uitziet. Als ik mijn ogen dichtdoe, kan ik mij wel het gezicht van James Brown voor de geest halen, maar niet dat van mezelf.’

Elk portret is anders, qua stijl, kleur, materiaal. Hoe bepaalt u dat?

‘Dat borrelt in me op, dat is aangeboren. Als ik in het Rijksmuseum het werk van Oude Meesters bekijk, kom ik natuurlijk met veel inspiratie thuis. De meeste kunstenaars die de techniek van de Oude Meesters hanteren, zijn realisten. Maar ik schilder ook klodders. Ik maak gestoorde kunst, maar wel met een solide technische basis.

‘Eerst schilderde ik voor het lieve vaderland een eind weg. Als een schilderij toevallig heel mooi gelukt was en ik dat een dag later wilde herhalen, dan lukte dat niet. Ik was de slaaf van de verf. Techniek leren was voor mij een bevrijding. Het is absurd dat ze je dat niet leren op kunstacademies. Vergelijk het met een vechtsporter. Die moet heel hard trainen en alle grepen en stoten leren, want alleen als hij die beheerst kan hij zijn impulsen volgen en wedstrijden winnen. Anders is hij alleen maar een driftkikker. Ik leer nog elke dag bij.’

Zelfportret 1999 no. 21.Beeld Philip Akkerman

Denkt u soms aan stoppen? Kunt u überhaupt stoppen?

‘Dat heb ik een paar keer geprobeerd, een sabbatical, maar dan begon ik toch maar weer. Het is een bijna motorische aandrang, ik wil zo graag een penseel vasthouden. Er komt geen einde aan. Ik maak twee tot drie werken per week, best veel. Ik vind het eigenlijk niet zo interessant hoeveel ik er heb gemaakt. Ik nummer ze per jaar. In 2019 kwam ik uit op 4.457 schilderijen. Die van 2020, 2021 en 2022 moet ik er nog bij optellen, ik zal tegen de vijfduizend zitten.’

Mitchel van Dinther, alias Jameszoo, maakt experimentele jazz. Hoe is jullie vriendschap en samenwerking ontstaan?

‘Mitchel had mijn portretten in een museum gezien en vroeg me om een hoes te maken voor een album. Vaak denk ik bij dat soort mailtjes: wat een bluffer, zoek het uit. Maar dit was zo leuk en beleefd geformuleerd, ik heb meteen ja gezegd zonder hem te googlen. Mijn zoon deed dat wel en zei: o, maar dat is Jameszoo, die is heel goed. Jaren later heeft Mitchel een compositie met de titel Philip gemaakt, dat werd een single. In de videoclip zijn vierduizend portretten te zien, oftewel achttien per seconde.

‘Toen kwam Mitchel op het idee: is het niet gaaf om die clip in een zaal te verwerkelijken, met echte schilderijen? In Nest hangen we 350 portretten op. De muren worden belicht door vier beamers die, op het hectische ritme van de muziek, telkens één werk of een rijtje of een groepje uitlichten. Het wordt een sensationele tentoonstelling.’

Zelfportret 2020 no. 122.Beeld Philip Akkerman

Philip Akkerman en Jameszoo: Telephone. Nest, Den Haag, 25/11 t/m 29/1.