Direct naar artikelinhoud
postuumarthur docters van leeuwen (1945-2020)

Docters van Leeuwen, de ambtenaar die uit de schaduw van de macht stapte

Ambtenaren worden geacht hun werk te doen in de schaduw van de politieke macht. Het is weinigen gegeven vanuit die schaduw landelijke bekendheid te verwerven. Een van hen is Arthur Docters van Leeuwen (1945), die zondag overleed aan een slepende ziekte.

Arthur Docters van Leeuwen.Beeld Guus Dubbelman / de Volkskrant

Er zijn er velen in Den Haag bij wie Docters van Leeuwen in het geheugen gegrift staat. Dat kan om zeer uiteenlopende redenen zijn. Vanwege zijn zelden omzwachtelde adviezen, zijn halsstarrige houding als men daartegenin ging, zijn voor een topambtenaar markante karakter en temperament. Desnoods om de erotisch getinte vertellingen uit zijn jeugd of het sprookjesboek en de poëziebundel die hij na zijn pensioen schreef.

Docters van Leeuwen was een belezen man, die net zo gemakkelijk Chinese wijsgeren of Plato citeerde, als een ambtelijke nota. Een citaat dat hij graag gebruikte komt uit de Noorse scheppingsmythe, de Edda. ‘De voorzichtige gast die ter tafel komt, hult zich in aandachtig zwijgen. Hij hoort met zijn oren, gluurt met zijn ogen, zo neust die ervaren man in het rond.’

Zo onopgemerkt is zijn eigen carrière bepaald niet verlopen. Vanaf zijn aantreden in overheidsdienst stond hij te boek als intelligent en zeldzaam ambitieus. Zijn eerste hartinfarct, hij was toen 33, kweet hij zelf aan zijn grote geldingsdrang. Hij kende zichzelf ‘licht-maniakale trekken’ toe, werd al jong plaatsvervangend directeur politie bij Binnenlandse Zaken en kreeg in 1989 zijn eerste grote post: directeur van de Binnenlandse Veiligheidsdienst, wat nu de AIVD is.

Gedrongen gestalte, amper een nek, diep weggezonken ogen, naar beneden wijzende mondhoeken. Docters van Leeuwen had een voorkomen om de ander mee te intimideren. Het gaf hem het aureool van een man die uit was op macht. Zijn ambtelijke nalatenschap is anders: op de posten die hij bekleedde streefde hij juist naar een beteugeling van de macht van het overheidsapparaat. ‘Er mag geen ongetoetst domein zijn’, was zijn stelregel als het om de staat gaat. Of het nu de politie, de veiligheidsdienst of de rechterlijke macht betrof, het streven van Docters van Leeuwen was gericht op meer controle van buitenaf.

Landelijke bekendheid kreeg hij in 1995 als voorzitter van het college van procureurs-generaal, zeg maar onderminister van het Openbaar Ministerie. In die functie botste hij hard met Winnie Sorgdrager (D66), partijgenoot, minister van Justitie en de facto zijn baas. Zijn manier van reorganiseren bleek te ruw voor het ministerie, er waren te veel vijanden gemaakt. Docters van Leeuwen, de man die het ministerie zou uitmesten, was niet te handhaven. De VPRO zou later nog een tv-serie maken over het drama van de minister en de topambtenaar die zo voorbestemd leken voor elkaar.

Niet lang daarna kwam de revanche. Hij werd aangewezen om de Autoriteit Financiële Markten (AFM) op poten te zetten: hij zou er van 1999 tot 2007 bestuursvoorzitter zijn. De dienst kreeg onder zijn leiding een sterke reputatie. Bij de AFM pleitte hij voor een toezichtwet: ‘Al ons handelen moet een wettelijke basis hebben.’ In 2009 ging hij de Orde van Advocaten adviseren. Ook daar met hetzelfde verzoek: hoe kan het toezicht op advocaten worden verbeterd.

In 2006 deed hij een poging de politiek in te gaan. Na PvdA en D66 was hij bij de VVD aangeland, die hem – tegen de wens van de kandidatencommissie in, die hem te dominant en solistisch vond – plek tien op de lijst voor de Kamerverkiezingen toekende. Dat was achter Fred Teeven, die als officier van justitie zijn mindere was geweest en bovendien afkomstig was van het in zijn ogen populistische Leefbaar Nederland. Redenen voor Docters van Leeuwen om te bedanken; een nieuwe poging zou hij niet ondernemen.

In zijn laatste jaren werkte hij, naast veel adviesfuncties, aan een proefschrift over organisatorische veranderingen bij de overheid. Voormalig minister Uri Rosenthal zou de promotor zijn.