Direct naar artikelinhoud
ANALYSE

Wielrennen is een mooie sport, alleen geen veilige sport

Nieuwe regels moeten organisatoren dwingen hun wielerwedstrijden veiliger te maken. Ze gaan specifiek over de laatste kilometer en de finish. Voor de veiligheid van de rest van het parcours zijn geen concrete regels.

Een valpartij tijdens de eindsprint van de eendaagse wielerwedstrijd de Scheldeprijs, oktober 2020.Beeld BELGA

Vijftien jaar rijdt Sebastian Langeveld als prof in het wielerpeloton en hij weet: ‘Wielrennen is het mooiste wat er is, maar het is geen hele veilige sport.’

De renner van de Amerikaanse ploeg Education First is liefhebber van het Vlaamse voorjaar, dat zondag met de Ronde van Vlaanderen zijn climax beleeft. De kilometerslange kasseienstroken, de steile, korte klimmetjes over verweerd asfalt en de onverharde paden langs plekken waar in de Eerste Wereldoorlog meedogenloos strijd werd geleverd: zulke steeds terugkerende secties horen wat Langeveld betreft bij de heroïek van de koers. ‘En je weet van elke wedstrijd wat je te wachten staat. Dat bijvoorbeeld in de Amstel Gold Race heel veel rotondes zitten, daar stel je je op in.’

Hetzelfde geldt voor de Vlaamse, met betonplaten bedekte wegen. In het midden van de weg zit een gleuf – denk aan tramrails – waar precies een racefietsband in past. ‘Daar rijden we dan met zeventig kilometer per uur overheen, hangend in elkaar, vechtend voor onze positie omdat 160 renners allemaal bij de eerste tien verderop de hoek om willen draaien naar het smalle weggetje naar de Oude Kwaremont. Daar is geen plek voor. Dat gaat heel vaak goed, maar soms gaat het mis. En dan ben je als wielrenner enorm kwetsbaar op die fiets. Daarom is het geen hele veilige sport.’

Nieuwe regels

Wielrennen moet veiliger, zegt de internationale wielerunie, UCI. Vanuit het Zwitserse hoofdkwartier in Aigle vaardigde het nieuwe regels uit die vanaf 1 april ook het parcours veiliger moeten maken. Verantwoordelijk daarvoor wordt een veiligheidsmanager, de Zwitser Richard Chassot. En elke organisator van een wielerwedstrijd is verplicht iemand in de gelederen te hebben, die waakt over de veiligheid van de renners. Deze functionaris moet enkele weken voor de race de ‘technische secties’ van het parcours herkennen en met de UCI overleggen: gevaarlijk of niet.

Hulpmiddel daarbij is een app die ‘gevoed’ is met data rondom incidenten, zoals valpartijen, van mannen- en vrouwenwedstrijden van de afgelopen vijf jaar. Wat Chassot betreft ligt de verantwoordelijkheid voor een veilige wedstrijd volledig bij de plaatselijke organisator. ‘We kunnen geen 20 duizend kilometer parcours controleren vanuit Aigle.’

Controle is niettemin hard nodig, want het peloton trotseert tal van vermijdbare gevaren die niets toevoegen aan de charme van de koers: grind of van trekkers afgevallen zand en modder in de bochten van een steile afdaling; opstekende putdeksels; ongemarkeerde, lage verkeersafscheidingen in de rijrichting; rondspringende, uit hun houder ontsnapte bidons; oliesporen; missende straatklinkers, enzovoort.

Allemaal makkelijk op te lossen, vindt Langeveld. ‘Dat is een kwestie van – avant course – iemand vooruit sturen, die de autoriteit heeft om te zeggen: dit moet weg, dat moet weg. Die ziet grind in een bocht en laat dat wegvegen. Of hij ziet olie in een afdaling en heeft het gezag om de koers gedeeltelijk te neutraliseren.’

Finishstraat

De nieuwe UCI-regels gaan wel gedetailleerd in op de houding van de wielrenner op de fiets en op het beperken van de risico’s in de laatste kilometer en de finish van een wedstrijd. Het sprintongeluk in Polen in augustus vorig jaar was daarbij de katalysator. Daarbij raakte de Nederlandse sprinter Fabio Jakobsen ernstig gewond door toedoen van concurrent en landgenoot Dylan Groenewegen. En door de keuzes van de organisatie, die de finishlijn had gelegd op een verkeerde, want aflopende weg, die bovendien met verkeerde hekken was afgezet.

In theorie kan elke wielerwedstrijd eindigen met een massasprint van tientallen renners die door hun maximale snelheid en inspanning niet in staat zijn in de finishstraat te anticiperen op een uitstekend pootje van een hek, een toeschouwer die over dat hek hangt of een missend stuk hek. Dat gedetailleerde bepalingen daarover nodig zijn, bewees de Franse sprinter Nacer Bouhanni afgelopen zondag.

Alsof hij nog nooit van Jakobsen en Groenewegen had gehoord, duwde Bouhanni de Brit Jake Stewart de hekken in bij de eindsprint van de eendagswedstrijd Cholet-Pays de la Loire. Aan het hekdeel waar het gebeurde waren tot op de grond reclameborden bevestigd, waar Stewart met pure stuurmanskunst langs wist te glijden en overeind bleef. Wel brak hij zijn hand door de botsing met het hek bij een snelheid van ruim zestig kilometer per uur, waardoor hij er drie weken uit ligt.

De schade voor Stewart had, door toedoen van de organisatie, echter vele malen groter kunnen zijn als Bouhanni zijn nog te bestraffen dollemansactie twintig meter eerder of later had ingezet.

Was het eerder, dan was Stewart terechtgekomen in hekken zonder reclameborden en over de pootjes van die hekken gestuiterd. Nog erger was wat de organisatie twintig meter verderop voor Stewart in petto had gehad. Daar was het hek als een deur in een hoek van 90 graden alvast weggeschoven zodat later volgauto’s de finishstraat konden verlaten. Was de Brit door Bouhanni’s duw in dat ‘gat’ van het hek beland, dan was hij in volle vaart frontaal op een dwarsstaand hek geknald.

Vijf dagen voordat de UCI zo’n levensgevaarlijke onderbreking van de finishstraat ten strengste verboden verklaarde, bleef Stewart een lot als dat van Jakobsen bespaard. Maar, zegt de ervaren Langeveld, de kwetsbaarheid van de renner is niet uit te bannen. ‘Zolang je koerst op openbare wegen, zolang het niveau verschrikkelijk hoog is en zolang de fietsen alsmaar sneller worden, zullen mannen en vrouwen af en toe op de grond liggen. Meestal met schaafwonden, soms met veel ergere gevolgen.’