De 30.000 jaar oude Venus van Willendorf in het Naturhistorischen Museum in Wenen.
Kharmacher/Public domain

Raadsel rond herkomst 30.000 jaar oude Venus van Willendorf opgelost

Het bijna 11 centimeter hoge Venusbeeldje van Willendorf is een van de belangrijkste voorbeelden van vroege kunst in Europa. Het beeldje is gemaakt uit oöliet, een gesteente dat niet gevonden wordt in of in de buurt van Willendorf, een dorp in Neder-Oostenrijk. Een Oostenrijks-Duits team heeft nu met behulp van hogeresolutie tomografische beelden ontdekt dat het materiaal waaruit de Venus gemaakt is, waarschijnlijk afkomstig is uit Noord-Italië. Dat werpt een nieuw licht op de opmerkelijke mobiliteit van de eerste moderne mensen ten zuiden en ten noorden van de Alpen.  

De Venus van Willendorf is niet alleen bijzonder vanwege haar ontwerp, maar ook vanwege het materiaal waaruit ze gemaakt is. Venus-beeldjes zijn doorgaans gemaakt uit ivoor of been, soms ook uit verschillende steensoorten, maar de Venus uit Neder-Oostenrijk is gemaakt uit oöliet, en dat is uniek voor dergelijke cultusobjecten. 

Het beeldje werd in 1908 gevonden bij opgravingen in de buurt van Willendorf, een dorpje op de linkeroever van de Donau in de Wachau-vallei in de deelstaat Neder-Oostenrijk. Het wordt tentoongesteld in het Naturhistorisches Museum in Wenen en het was tot nu toe enkel bestudeerd langs de buitenkant. 

Nu, meer dan 100 jaar na de ontdekking, heeft een team onder leiding van antropoloog Gerhard Weber van de Universität Wien een nieuwe methode gebruikt om het binnenste van het beeldje te onderzoeken: micro-computertomografie, waarbij met röntgenstraling dunne schijven van het voorwerp onderzocht worden en er vervolgens een beeld van wordt gemaakt. 

Na verschillende rondes bereikten de onderzoekers beelden met een resolutie tot 11,5 micrometer (11,5 duizendsten van een millimeter), een resolutie die men normaal enkel bereikt met een microscoop. 

Links: zijaanzicht van de Venus van Willendorf, rechtsboven: halfbolvormige gaatjes in de heup en het been, rechtsonder: een aanwezig gaatje dat vergroot is om er de navel mee voor te stellen.
© Kern, A. & Antl-Weiser, W. Venus. (Editon-Lammerhuber, 2008)

Niet homogeen

Een eerste bevinding van het onderzoek was dat het inwendige van de Venus er helemaal niet homogeen uitzag. "Een bijzondere eigenschap die gebruikt zou kunnen worden om haar herkomst vast te stellen", zei Weber. 

Samen met de twee geologen van het Naturhistorisches Museum, Alexander Lukeneder en Mathias Halzhauser, die al eerder met oölieten gewerkt hadden, verschafte het team zich stalen uit Oostenrijk en Europa om te vergelijken en evalueerde het die. 

Dat was een complex project: gesteentestalen van Frankrijk tot het oosten van Oekraïne en van Duitsland tot Sicilië moesten verzaagd en onderzocht worden onder een microscoop. Het team kreeg voor deze tijdrovende analyses financiële steun van de deelstaat Neder-Oostenrijk.   

Micro-computertomografische beelden van de Venus. Links: een deeltje van de schelp van een tweekleppig weekdier (bivalve) dat aan de rechterkant van het hoofd van de Venus zit. Midden: een 3D-voorstelling van de virtuele Venus waarin 6 zogenoemde limonieten ingebed zitten: oranje (hals rechts), blauw (hals links), rood (linkerborst), geel (buik links), groen (heup links), lila (been links) en drie fragmenten van weekdierschelpen: zie witte lijn van 'bivalve', tussen de borsten (oranje) en aan de benen (turquoise). Rechts: een enkele doorsnede van de micro-CT, die de poreusheid en de gelaagdheid van de oöliet toont en de relatieve dichtheid van de limoniet.
© Gerhard Weber, Universität Wien

Het inwendige geeft ook informatie over de buitenkant

De tomografische gegevens van de Venus toonden aan dat de sedimenten van het oöliet, korreltjes die men oöïden noemt, afgezet zijn in het gesteente in verschillende densiteiten en groottes. 

Tussen de korreltjes zaten er ook kleine overblijfselen van schelpen en 6 zeer dichte, grotere korrels, zogenoemde limonieten. Die limonieten verklaren de tot nu toe mysterieuze halfbolvormige gaatjes aan het oppervlak van de Venus met dezelfde diameter als de limonieten. 

"De harde limonieten zijn waarschijnlijk losgekomen toen de maker van de Venus haar aan het beeldhouwen was", zei Weber. "In het geval van de navel heeft die dan blijkbaar van de nood een deugd gemaakt". Zoals bij de tweede foto in het artikel staat, is het gaatje dat de verdwenen limoniet in de buik had nagelaten, vergroot om de navel weer te geven.

Een volgende bevinding was dat het oöliet van de Venus poreus is omdat de kernen van de miljoenen bolletjes, de oöïden, waaruit het bestaat, zijn opgelost. Dat vormt een goede verklaring voor de reden waarom de vindingrijke beeldhouwer 30.000 jaar geleden dit materiaal heeft gekozen: het is veel gemakkelijker om mee te werken. 

De onderzoekers identificeerden ook een piepklein stukje van een schelp, slechts 2,5 millimeter lang, en dateerden het in de Jura-periode, die loopt van 201 tot 145 miljoen jaar geleden. Daardoor konden ze alle potentiële afzettingen van het gesteente uit het veel latere Mioceentijdperk (23 tot 5 miljoen jaar geleden) uitsluiten, zoals die in het nabijgelegen Weense bekken.

Een foto van het hoofd van de Venus, met uitvergrote oöïden.
Public domain

Een lange reis voor die periode

Om achter de herkomst van het gesteente van de Venus te komen, analyseerde het team ook de grootte van de korreltjes in de andere stalen. Honderden en soms zelfs duizenden bolletjes werden gemarkeerd en gemeten met beeldverwerkingsprogramma's of zelfs manueel. 

Daaruit bleek dat geen enkel staal binnen een straal van 200 kilometer rond Willendorf zelfs maar enigszins overeenkwam met het gesteente van de Venus. 

Uiteindelijk toonde de analyse aan dat de stalen van de Venus statistisch niet te onderscheiden waren van stalen uit een locatie in het noorden van Italië, in de buurt van het Gardameer. Dat is opmerkelijk want het betekent dat de Venus - of toch minstens het materiaal van het beeldje - een reis gemaakt heeft van een plaats ten zuiden van de Alpen naar de Donau, ten noorden van de Alpen. 

"Mensen uit het Gravettien - de archeologische cultuur van die tijd - zochten naar en bewoonden gunstige locaties", zei Weber. "Als het klimaat of het aanbod van prooien veranderde, trokken ze verder, liefst langs rivieren." Een dergelijke tocht kan generaties lang geduurd hebben. 

Een van de twee mogelijke routes van het zuiden naar het noorden zou rond de Alpen lopen en in de Pannonische Vlakte of het Karpatenbekken ten oosten van de Alpen. Een dergelijke route werd beschreven in simulaties door andere onderzoekers enkele jaren geleden. 

De andere route van het Gardameer naar de Wachauvallei zou door de Alpen lopen. Of dit meer dan 30.000 jaar geleden mogelijk zou geweest zijn, is onduidelijk door de verslechtering van het klimaat die rond die tijd begonnen is. 

Als er toen al ononderbroken gletsjers waren in de Alpen, zou deze route behoorlijk onwaarschijnlijk zijn geweest. Het is echter wel zo dat het 730 kilometer lange pad langs de rivieren de Etsch, de Inn en de Donau steeds onder 1.000 meter boven het zeeniveau blijft, met uitzondering van 35 kilometer aan het Reschenmeer. Daar bereikt de Reschenpas, op de huidige grens tussen Italië en Oostenrijk, een maximale hoogte van zo'n 1.500 meter. 

De Venus in fluorescerend licht.
© Gerhard Weber, Universität Wien

Een minder waarschijnlijke connectie met Oost-Oekraïne

De statistische gegevens wijzen duidelijk op Noord-Italië als de plaats van herkomst van het oöliet van de Venus. Desondanks is er nog een andere interessante plaats voor de oorsprong van het gesteente. 

Die ligt in het oosten van Oekraïne, op meer dan 1.600 kilometer in vogelvlucht van Willendorf. De stalen uit die plaats stemmen niet zo precies overeen met het materiaal van de Venus als die uit Noord-Italië, maar wel beter dan al de andere.

En er is een interessant verband: in het nabijgelegen zuiden van Rusland zijn er Venus-beeldjes gevonden die weliswaar wat jonger zijn, maar erg goed lijken op de Venus van Willendorf. Genetische gegevens tonen eveneens aan dat mensen in Centraal en Oost-Europa met elkaar verbonden waren in deze perode.

Het fascinerende verhaal van de Venus uit Neder-Oostenrijk kan nog voortgezet worden. Slechts enkele systematische studies hebben zich tot nu toe bezig gehouden met de aanwezigheid van vroege mensen in deze periode in het Alpengebied, en met hun mobiliteit.

De beroemde "Ötzi" bijvoorbeeld verschijnt pas veel later op het toneel, namelijk 5.300 jaar geleden. "We willen deze resultaten over Venus en ons nieuwe Weense onderzoeksnetwerk, Human Evolution and Archaeological Sciences, gebruiken om de vroege geschiedenis in het Alpengebied verder uit te klaren", zo besloot Weber. 

De studie van de onderzoekers van de Universität Wien, het Naturhistorischen Museum en collega's uit de Ludwig-Maximilians-Universität München en het Landesmuseum Württemberg in Stuttgart is gepubliceerd in Scientific Reports van Nature. Dit artikel is gebaseerd op een persbericht van de Universität Wien.

Meest gelezen