1994 - Historisch Centrum Overijssel
1994 - Historisch Centrum Overijssel
1994 - Historisch Centrum Overijssel
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Historisch</strong><br />
m<br />
•in
Boven: De Thorbeckegracht<br />
vlak voor de<br />
afbraak van de Marsmanpanden,<br />
ca. 1970.<br />
Onder: De huidige situatie<br />
op dezelfde plaats.<br />
Foto's: Dick Hogenkamp<br />
Toen het nieuwe winkelcentrum bij de<br />
Broerenkerk voltooid was, werden er plannen<br />
ontwikkeld om ook de panden aan het<br />
water op de kop van de Thorbeckegracht bij de<br />
Diezerpoortenbrug onder handen te nemen. Deze<br />
panden stonden bekend als de zogenaamde Marsmanpanden.<br />
Na de Tweede Wereldoorlog waren<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Zwolle vroeger en nu<br />
D. Hogenkamp<br />
deze, van oorsprong i8de-eeuwse pakhuizen sterk<br />
verwaarloosd. Vanaf de Diezerpoortenbrug boden<br />
ze een trieste aanblik.<br />
In een van deze panden zat jarenlang Ten Doesschate<br />
Kruiden met een eigen malerij. De heerlijke<br />
kruidengeur verspreidde zich over het water van<br />
de Thorbeckegracht tot ver in de omtrek. Kenners<br />
konden ogenblikkelijk vertellen of er nootmuskaat<br />
of peper gemalen werd.<br />
De panden waren in de jaren zeventig in een<br />
zodanige staat geraakt dat restauratie of renovatie<br />
niet of nauwelijks meer mogelijk was. Voordat<br />
besloten werd tot de bouw van appartementen die<br />
er nu staan, ging er heel wat water door de gracht.<br />
Het aanvankelijk gepresenteerde ontwerp harmonieerde<br />
totaal niet met de structuur van de<br />
bebouwde omgeving. Dankzij hevige protesten<br />
van de Vrienden van de Stadskern en persoonlijk<br />
'ingrijpen' van burgemeester Drijber, die van<br />
mening was dat het bouwplan qua schaal en<br />
karakter te zeer afweek van het bestemmingsplan,<br />
werd uiteindelijk gekozen voor een architectuur<br />
die zich in hoofdvorm voegde naar de aanwezige<br />
bebouwing, zoals nu blijkt uit de verspringingen<br />
in gevels en daken van het appartementencomplex,<br />
de sterk verticale structuur, de kleur van de<br />
baksteen en van de dakpannen. Het is vooral de<br />
inbreng van Han Prins geweest, die met zijn schetsen<br />
toekomstige veranderingen op deze plek<br />
zichtbaar maakte en definitief afrekende met het<br />
oorspronkelijk ontworpen glazen gedrocht.<br />
Toen de appartementen in de verkoop gingen<br />
bleek er zo'n grote belangstelling voor te bestaan<br />
dat ze als warme broodjes over de toonbank van<br />
de makelaar vlogen. De plek was en is zeer gewild<br />
en het uitzicht is uniek. In december 1983 kwamen<br />
de 31 appartementen voor bewoning gereed. Het is<br />
jammer dat spuitgasten de kademuur alweer met<br />
graffiti hebben bewerkt.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Redactioneel Inhoud<br />
Met dit nummer begint de Zwolse <strong>Historisch</strong>e<br />
Vereniging aan haar tweede decennium.<br />
De redactie hoopt dat de vereniging<br />
zich in de komende jaren door haar activiteiten<br />
en natuurlijk ook door publicaties in dit<br />
tijdschrift, in een nog grotere belangstelling zal<br />
mogen verheugen.<br />
Het vierkleurenomslag van het jubileumnummer<br />
was helaas een eenmalige zaak. Nu prijkt, weer<br />
in wit-zwart, het interieur van de Grote Kerk op<br />
het omslag. Op het orgel van deze kerk zal meermaals<br />
de muziek van Johann Carl Röhner te horen<br />
zijn geweest, zoals blijkt uit het artikel van Frits<br />
David Zeiler. Deze musicus zou twintig jaar lang<br />
zijn stempel drukken op het muziekleven in Zwolle.<br />
Hij componeerde, dirigeerde uitvoeringen en<br />
werkte samen met Rhijnvis Feith door diens<br />
gedichten op muziek te zetten. Tijdens het onderzoek<br />
kwam een dichtbundel van Röhner te voorschijn,<br />
die tot nu toe een stil bestaan in het Provinciaal<br />
<strong>Overijssel</strong>s Museum geleid had.<br />
In de tijd dat Röhner zijn muziek ten gehore<br />
bracht in de Grote Kerk, hing het door Bob Erdtsieck<br />
beschreven rouwbord van Johannes van de<br />
Linde daar al enige jaren.<br />
Zo'n 100 jaar na Röhner deed een heel ander<br />
fenomeen zijn intree in de stad: de hockeysport.<br />
Willem van der Veen beschrijft het wel en wee van<br />
de Zwolsche Mixed Hockeyclub, die zich van een<br />
aanvankelijk zeer elitaire club waar hockey onder<br />
wat primitieve omstandigheden werd beoefend,<br />
ontwikkelde tot een goed geoutilleerde vereniging-<br />
Wat de overige artikelen betreft, de redactie<br />
heeft geprobeerd de inhoud gevarieerd samen te<br />
stellen in de hoop dat er 'voor elk wat wils' is te<br />
lezen. Veel leesplezier.<br />
Zwolle vroeger en nu D. Hogenkamp<br />
Meer dan negentig jaar hockey in Zwolle Willem van der Veen<br />
De 'joodse' straatnamen in Schellerbroek Wil Cornelissen<br />
Johann Carl Röhner (1774-1837) Frits David Zeiler<br />
Zwolse fraters / 3 AafjeLem<br />
De tamme spreeuw, Pieter van Noort (1621-1672) Lydie van Dijk<br />
Een rouwbord in de Grote kerk Bob Erdtsieck<br />
Literatuur<br />
Agenda<br />
Auteurs<br />
Omslag: Interieur van de Grote Kerk te Zwolle. Houtgravure, gesigneerd W.B.,<br />
eerste helft 19de eeuw. Provinciaal <strong>Overijssel</strong>s Museum (inv.nr. 1989), Zwolle.<br />
Foto: Provinciaal <strong>Overijssel</strong>s museum.<br />
10<br />
13<br />
26<br />
28<br />
30<br />
33<br />
34<br />
35
Willem van der Veen<br />
Een beeld uit de prilste<br />
begintijd van de Zwolsche<br />
Mixed Hockey<br />
Club. In 1904 was de<br />
(men mag wei aannemen:<br />
vrijwel gehele)<br />
club bijeen op het toenmalige<br />
terrein in Frankhuis<br />
bij de houthandel<br />
Eindhoven. Links op de<br />
achtergrond het huis<br />
van de familie Van<br />
Hall.<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Meer dan negentig jaar hockey in Zwolle<br />
'Een club der vrijage van de goede standen<br />
Zakelijk opportunisme was in 1902 een<br />
belangrijke factor bij de oprichting van de<br />
Zwolsche Mixed Hockeyclub. Dit is een<br />
des te merkwaardiger geluid als men bedenkt dat<br />
de hockeysport bijna een eeuw synoniem is<br />
geweest met ver doorgevoerde amateurprincipes,<br />
waarbij financiële belangen streng buiten de deur<br />
werden gehouden.<br />
<strong>Historisch</strong>e naspeuringen leiden naar één<br />
bepaalde figuur: H.J.van Straten, die aan de Melkmarkt<br />
een zaak in rijwielen en sportartikelen dreef<br />
en die ook bestuurslid was van de thans 100-jarige<br />
Zwolse sportvereniging ZAC. Het verdroot Van<br />
Straten dat omstreeks de eeuwwisseling bij ZAC<br />
alleen maar aan voetbal en wielerpolo werd<br />
gedaan. Hij zag winst in een handeltje van hockeysticks,<br />
dure kromme knuppels die uit Engeland<br />
moesten worden geïmporteerd en waarmee<br />
een voor die tijd gloednieuwe sport kon worden<br />
beoefend.<br />
Wat het spelletje precies inhield wist alleen Jas-<br />
per Warner, de legendarisch geworden Zwollenaar<br />
die als één van de Nederlandse sportpioniers<br />
kan worden beschouwd. Rond de eeuwwisseling<br />
was hij voorzitter van ZAC en ook (van 1897 tot<br />
1919) voorzitter van de Nederlandse Voetbalbond<br />
die later het predikaat Koninklijk zou verwerven.<br />
Jasper Warner had hockey in Engeland zien<br />
spelen en toonde zich bereid het in Zwolle eens<br />
met wat ZAC-leden te proberen. Van Straten<br />
voelde er natuurlijk alles voor. Hij importeerde<br />
een partijtje sticks (met onmetelijk lange haken,<br />
twee platte kanten en een rubber ring in het midden<br />
om de handen te beschermen) en vond al<br />
spoedig een twintigtal afnemers die schuchter<br />
tegen de 'sinaasappel' (de hockeybal was toen<br />
oranje gekleurd) gingen slaan.<br />
Dit opmerkelijk commerciële detail rond de<br />
oprichting van de ZMHC, die daarmee de hockeysport<br />
als eerste in Oost- en Noord-Nederland<br />
introduceerde, kreeg ik in 1962 - bij het zestigjarig<br />
bestaan van de club - van twee kanten te horen.<br />
Het werd mij verteld in gesprekken met twee destijds<br />
reeds hoogbejaarde oud-Zwollenaren, dr. L.<br />
Bierens de Haan en N.J. Beversen die beiden vóór<br />
1910 in Zwolle met de stick hebben gezwaaid.<br />
Twee vrouwen<br />
De hockeybal rolde voor het eerst op een klein<br />
weilandje achter het huis van de familie Ten Doesschate<br />
die toen in het Klein Weezenland woonde.<br />
Wie kon men daar op zondagochtenden meestal<br />
aantreffen? Natuurlijk Jasper Warner en verder<br />
figuren als Jan Hoven (één van de pioniers van de<br />
landelijke sportjournalistiek), S. ten Doesschate<br />
en H. Deking Dura.<br />
Vaak kwamen er ook twee jonge vrouwen, te<br />
weten Nettie Bierens de Haan (oudere zuster van<br />
een onzer zegslieden) en Mena de Vries. Zij kunnen<br />
beschouwd worden als de eigenlijke opricht-
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
sters van de Zwolsche Mixed Hockeyclub. Deze<br />
geëmancipeerde dames vonden het op dat stoppelveldje<br />
bij Ten Doesschate allemaal heel knus en<br />
gezellig - met veel thee en zo -, maar zij voelden<br />
met enkele anderen de behoefte aan een échte club<br />
met een meer geregelde, minder provisorische<br />
beoefening van de hockeysport.<br />
Samen met o.a. luitenant Van Woelderen (de<br />
latere burgemeester van Vlissingen) en J.D. van<br />
Hall vonden de dames een redelijk geschikt terrein,<br />
een weiland in Frankhuis vlakbij de houthandel<br />
Eindhoven.<br />
Denk niet dat sportfanatisme, atletisch vermogen<br />
en hoog tempo daar toen gewaardeerd werden.<br />
Hockey werd uitsluitend in gemengde vorm<br />
beoefend, dus vrouwen en mannen (zeg in die tijd<br />
liever dames en heren) knus door elkaar heen. Het<br />
ging er rustig en gezapig aan toe. Als de aanvalslinie<br />
zich eens een tijdje uitzonderlijke actief<br />
betoonde, kon het gebeuren dat de backs doodgemoedereerd<br />
een pijpje opstaken.<br />
Witte wiev'n<br />
De heren droegen lange kniebroeken en hoog aan<br />
de hals gesloten truien. De pet op het hoofd ontbrak<br />
vrijwel nooit. De dames waren gestoken in<br />
lange witte gebreide truien en rokken van ribfluweel<br />
die tot op de enkels hingen. Baronesse De<br />
Vos van Steenwijk die in de beginjaren ook meespeelde,<br />
vertelde me in 1962 in haar woning in De<br />
Wijk dat voorbijgangers de handen van verbazing<br />
ineen sloegen wanneer ze dames met zulk een<br />
krankzinnig gedoe bezig zagen. Een boer noemde<br />
ze 'wiev'n met witte jakk'n'.<br />
Heren konden - niet dan na strenge ballotage - lid<br />
worden als ze de leeftijd van twintig jaar hadden<br />
bereikt. Voor de dames gold een iets minder strak<br />
omlijnde limiet. Voor haar gold de leeftijd waarop<br />
ze bij de verschillende Zwolse families werden<br />
'gepresenteerd' en dan mochten deelnemen aan<br />
de bals en diners, teneinde voor een huwelijk-van-<br />
stand te worden klaar gestoomd. In de regel was<br />
die leeftijd omstreeks achttien jaar.<br />
Het is wel duidelijk dat hockey in die jaren uitsluitend<br />
weggelegd was voor de gegoede standen,<br />
wat heet!: de allerbeste Zwolse families. Bekijk de<br />
volgende namen die uit enkele oude ledenlijsten<br />
konden worden opgediept: jhr. C. Greven, S. van<br />
Roijen, baronesse De Vos van Steenwijk-van Roijen,<br />
A. baronesse Van Ittersum-van Reede, Jacques<br />
van Reede, mevrouw Braakman-Quarles de Quarles,<br />
ridder J. Bosch Van Rosenthal, J. Schaepman,<br />
J. Doyer en H. van Velzen Coster, allen telgen van<br />
de meest vooraanstaande Zwolse families.<br />
De Pelikaan<br />
Een historisch jaar in het bestaan van de ZMHC is<br />
1906, toen de hockeyers van Frankhuis verhuisden<br />
naar een veld bij De Pelikaan aan de Meppelerstraatweg,<br />
de roemruchte uitspanning van de<br />
familie Dijk. Precies zestig jaar later, in 1966, viel<br />
dit pittoreske café ten offer aan het moderne verkeer.<br />
De plek waar het stond, werd bedolven<br />
onder de vele meters dikke zandlagen van de A 28.<br />
Maar het sportterrein dat zijn naam aan deze uitspanning<br />
ontleende, bleef tot de dag van vandaag<br />
het domein van de Zwolsche Mixed Hockeyclub.<br />
In datzelfde jaar 1906 legden de Zwolse hockey-<br />
Eenfoto uit 1908 van<br />
een (mixed) oefenpartijtje<br />
op de Pelikaan.<br />
Het 'zwakkegeslacht'<br />
zag er toen geen been in<br />
om de bal in de lange<br />
rokken op te vangen. Op<br />
de achtergrond de toegangsweg<br />
naar de Kranenburg.
In 1908, toen de ZMHC<br />
zojuist naar de Pelikaan<br />
was verhuisd, poseerde<br />
het herenelftal in het<br />
doel, dat groter van<br />
formaat was dan tegenwoordig.<br />
Van links naar rechts:<br />
staand: S. van Royen,<br />
Louis Bosch van Rosenthal,<br />
E.]. C. Greven,<br />
Jacques van Reede,<br />
Albert Mouw, C.<br />
Hermsen, J.E. baron De<br />
Vos van Steenwijk, Ru<br />
de Goeyen; zittend: Jo<br />
Bosch van Rosenthal,<br />
Jan Schaepman, Boy<br />
Royer, Piet Lechner.<br />
ers de eerste contacten met andere verenigingen.<br />
Er werden, zoals dat toen heette, 'matches aangegaan'<br />
met elftallen uit o.a. Zutphen, Velp, en Den<br />
Haag. Het eerste wapenfeit van betekenis was in<br />
1909 het veroveren van de Nijmeegse Samovar, die<br />
in dat jaar voor de eerste maal werd verspeeld.<br />
De gezelligheid stond niettemin voorop. Na<br />
afloop versloegen de heren samen met hun tegenstanders<br />
de dorst in de Grote Sociëteit in de Koestraat.<br />
De dames werden daar niet toegelaten,<br />
maar zij verzonnen een ander uitje. Ze gingen zich<br />
bij banketbakker Baggelaar op de Melkmarkt te<br />
buiten aan taartjes die ze zelf op de rekken in de<br />
winkel konden uitzoeken en daarna in de opkamer<br />
van Baggelaar mochten opeten.<br />
Wanneer het mooi weer was, wandelde de hele<br />
hockeyfamilie na de strijd op de Pelikaan naar de<br />
uitspanning op de Agnietenberg, waar 'dikke<br />
melk' werd gegeten en de jongelui een thans vergeten<br />
spel beoefenden dat ze 'wandspringen'<br />
noemden. Volgens één van mijn zegslieden, de<br />
heer A.D. Wentholt, hielden de hockeyers tedere<br />
herinneringen over aan die tijd. Niet voor niets<br />
betitelden ondeugende Zwolse tongen de ZMHC<br />
in die dagen als 'een club der vrijage van de goede<br />
standen'.<br />
Met de Jan Plezier<br />
Tot 1915 werden uitsluitend wedstrijden in<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
gemengd verband gespeeld, maar in dat jaar nam<br />
voor het eerst een herenelftal aan de oostelijke<br />
competitie deel. Hete duels werden uitgevochten<br />
met Deventer, Zutphen, Arnhem en Nijmegen,<br />
maar over resultaten staat in zeer schaars overgebleven<br />
clubannalen bijna niets te lezen. Die werden<br />
in die jaren blijkbaar niet belangrijk geacht...<br />
De Zwolse club werd in hockeykringen beroemder<br />
door de ceremonie die na 1915 aan de wedstrijden<br />
op De Pelikaan voorafging. Wanneer de gasten<br />
- meestal per trein - in de stad waren gearriveerd,<br />
togen zij naar het voormalige hotel De Keizerskroon<br />
in de Kamperstraat, waar ze zich in<br />
sporttenu staken. Daarna ging het in een Jan Plezier<br />
in optocht naar het veld aan de andere kant<br />
van de stad. De Zwolse hockeyers reden er op de<br />
fiets achteraan, waarbij de sportschoenen aan het<br />
stuur bungelden.<br />
In een hoekje van het terrein stond een soort<br />
prieeltje, afgeschut door drie doeken, waar in de<br />
rust gezellig thee gedronken werd. Na afloop<br />
besprak men in de gelagkamer van De Pelikaan<br />
het verloop van de hockeystrijd onder het genot<br />
van ettelijke glaasjes boerenjongens die door de<br />
waardin, Moeke Dijk genaamd, zelf was gebrouwen.<br />
Deze ceremonie bleef tientallen jaren bestaan<br />
(overigens met een wisselend drankenpatroon),<br />
tot in het begin van de jaren vijftig. Schrijver<br />
dezes, die vlak na de Tweede Wereldoorlog ging<br />
hockeyen, heeft nog een teug geproefd van deze<br />
onvergelijkelijke sfeer - een mengeling van studentikoos<br />
standbewustzijn, bravour en boerengemoedelijkheid.<br />
Moeke Dijk<br />
Als middelpunt van rust fungeerde daarin Dina<br />
'Moeke' Dijk die met haar omvangrijke gestalte,<br />
gehuld in een zwarte boerenjapon, een tegenwicht<br />
vormde tegen de exclusieve toon die vroeger in<br />
hockeykringen gebruikelijk was. Temidden van de<br />
dubbele tot viervoudige namen, al of niet verlucht<br />
met adellijke titels, voelde Moeke Dijk zich even<br />
goed thuis als in later jaren, toen hockeyende Jansens<br />
en Pietersens geen uitzondering meer waren.<br />
Ze schonk rustig haar kopje koffie, bereid met<br />
degelijke melk - zó van de koe -, tapte haar glaas-
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
jes of verkocht een 'reepien sukela' uit het antieke<br />
glazen kastje dat niet van de tapkast weg te denken<br />
was.<br />
Nieuwsgierig was ze wel, hetgeen ze in de praktijk<br />
bracht door haar klanten op een handige, terloopse<br />
manier uit te horen. Vaak stelde ze haar<br />
huiskamer achter het café ter beschikking van de<br />
hockeyers als er op de zondagmiddagen teveel<br />
'gewoon' publiek in de gelagkamer zat. Op die<br />
dagen werd er meestal bediend door de bejaarde<br />
kelner Beekman die, als de feeststemming tot een<br />
hoogtepunt was gestegen, weieens bereid bleek op<br />
een stoel te klimmen om lichtelijk scabreuze liederen<br />
uit de oude doos te zingen.<br />
In de jaren vijftig kwam er een einde aan het<br />
knusse, oubollige samenzijn bij Dijk. Op den duur<br />
voelden de ZMHC-ers zich niet meer thuis in de<br />
gelagkamer, waar de sfeer langzaam veranderde.<br />
Een nieuw, agressiever cafépubliek mengde zich<br />
op de zondagmiddagen tussen de Zwolse hockeyers<br />
en hun gasten. Dat botste. Aangeschoten lieden<br />
bemoeiden zich met de hockeyers, waardoor<br />
vaak een onbehaaglijke stemming ontstond.<br />
Enkele ZMHC-ers die meer te verteren hadden<br />
dan de gemiddelde schooljongen, hadden er<br />
genoeg van. Zij ontdekten 't Pothuys, een van de<br />
eerste bars van Zwolle. En tegelijk een van de sjieke<br />
soort, gevestigd als hij was in het souterrain van<br />
Grand Hotel Wientjes, het duurste etablissement<br />
van de stad.<br />
Deze horeca-gelegenheid-van-de-modernesoort<br />
met zijn populaire barkeeper Ynze Conradi<br />
- een échte heer die prima in hockeykringen paste<br />
- bleef meer dan twintig jaar de vaste uitwijkplaats<br />
na de wedstrijden. Totdat in de jaren zeventig het<br />
eigen ZMHC-clubhuis, dat inmiddels op de Pelikaan<br />
was gebouwd, een zodanige accomodatie<br />
kreeg dat de ontvangst van gasten - heilig in de<br />
hockeywereld - in eigen beheer genomen kon<br />
worden.<br />
Primitief<br />
Terug naar de jaren twintig. Toen konden de<br />
ZMHC-ers in hun stoutste dromen niet aan een<br />
eigen clubhuis denken. Het was maar een primitief<br />
gedoe op de Pelikaan, ondanks het feit dat het<br />
herenelftal in de hoogste afdeling speelde. Kleed-<br />
ruimte ontbrak nagenoeg en vele maanden van<br />
het jaar graasden de schapen van Dijk op het veld.<br />
Onder de leden moeten overigens voldoende<br />
financiële middelen hebben gezeten, maar de club<br />
merkte daar niet veel van. Kijk eens naar de<br />
namen van een elftal dat omstreeks 1920 op de<br />
oostelijke velden opereerde en waarvan de opstelling<br />
bewaard is gebleven. Het bestond uit: J. Schaepman,<br />
F.A.C. Gregory, jhr. J.F. Berg, jhr. H. Hora<br />
Siccama, W. Loos, mr. J.W. Willinge Gratama,<br />
ridder J. Bosch van Rosenthal, jhr. J.G. van Spengler,<br />
W.C. Graaf van Rechteren Limpurg, S.M.S.<br />
Reitsma en J.C. van Reede, de 'grote kleine Sjakie',<br />
zoals deze gefortuneerde Zwollenaar werd<br />
genoemd.<br />
Ook de damesafdeling uit die tijd mag niet vergeten<br />
worden. Enkele vooraanstaande speelsters<br />
waren de dames Kloos-Thiebout, baronesse J.J.M,<br />
van Boetzelaer-Royaards, Jentink-van Holthe en<br />
A.E. Eeftinck Schattenkerk-Tjeenk Willink.<br />
Nieuwe generatie<br />
In de jaren twintig begon de glorie van de oude<br />
'Mixed', die jarenlang een steunpilaar van het oostelijk<br />
hockey was gweest, te tanen. Vele goede spelers<br />
verlieten de middelbare school, gingen elders<br />
studeren of werden opgeslokt door de handelswereld.<br />
Daarbij liet de aanvoer van jong bloed zeer te<br />
wensen over, zozeer zelfs dat in 1924 het trieste<br />
besluit moest worden genomen het clubleven<br />
Een ZMHC-feest rond<br />
1934 in de gelagkamer<br />
van De Pelikaan. Rechts<br />
(op een stoel) 'Moeke'<br />
Dijk en de legandarische<br />
kelner-zanger<br />
Beekman.
geheel stil te leggen. Een kleine vijfjaar bestond de<br />
club alleen in naam. Maar als men aan het einde<br />
van de jaren twintig eens bij het weilandje van de<br />
Boschbleek in het Klein Weezenland ging kijken,<br />
kon men daar de eerste levenstekenen van een<br />
nieuwe, minder exclusief aristocratische hockeygeneratie<br />
aanschouwen.<br />
Telgen van de katholieke, kinderrijke familie<br />
Oldenhof en hun yriendjes sloegen met zelf<br />
gemaakte sticks (krom getrokken knuppels) tegen<br />
een hockeybal. Spoedig daarna werd de ZMHC<br />
met succes nieuw leven ingeblazen en werd er<br />
weer druk gehockeyed op de Pelikaan. In een oud<br />
jaarverslag staat: 'Het terrein is oneffen, de kleedgelegenheid<br />
zeer primitief, maar de mooie ligging<br />
en de gastvrijheid bij Dijk maken veel goed.'<br />
De club ging weer meetellen in het oosten en<br />
bereikte in 1934 opnieuw de eerste klasse. Namen<br />
uit die vooroorlogse jaren: Karel Remmers, Pim<br />
Lankhorst, Jurriaan Tjeenk Willink, Henk Fernhout,<br />
Hein Sluiter, Harry Koedijk, Coen Oosterwijk<br />
en Pieter Potasse. In 1935 kreeg de ZMHC<br />
zowaar een permanent onderkomen, een houten<br />
kleedgebouwtje dat van de voetbalclub Swift was<br />
overgenomen.<br />
Merkwaardig genoeg was in de oorlogsjaren<br />
van een vermindering van het clubleven geen<br />
sprake. Dat had zelfs rechtstreeks met die oorlogsomstandigheden<br />
te maken. Het Centrale Distributiekantoor<br />
werd van Den Haag naar Zwolle verhuisd,<br />
hetgeen een flinke import van goede westelijke<br />
hockeyspelers veroorzaakte. De ZMHC<br />
boekte een record aantal leden en was korte tijd<br />
schier onverslaanbaar op de oostelijke velden.<br />
Rampzalig plan<br />
Na de bevrijding kwam er snel een einde aan deze<br />
bloei en ging de ZMHC een van haar moeilijkste<br />
perioden tegemoet, ondanks heldhaftig verweer<br />
van de toenmalige voorzitter Wim Gepkens en de<br />
jonge wedstrijdsecretaris Theo Föster. Juist in die<br />
tijd zette schrijver dezes als jonge scholier zijn eerste<br />
schreden op het hockeyveld en was dus in de<br />
gelegenheid om de deplorabele toestand waarin<br />
de club buiten haar schuld was komen te verkeren,<br />
uit de eerste hand mee te maken. De gemeente<br />
Zwolle had namelijk een voor de ZMHC rampza-<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
lig plan opgevat om vlak achter de Pelikaan een<br />
crematorium te bouwen. Uit overwegingen van<br />
piëteit moesten de hockeyers van het toneel verdwijnen.<br />
De treurende nabestaanden zouden weieens<br />
geschokt kunnen worden door dravende<br />
vrouwen en mannen met een schaars stukje bloot<br />
been...<br />
Er werd een nieuw onderkomen gevonden: het<br />
Wilhelminaterrein in de Veeralleebuurt, waar de<br />
Zwolse Lawn Tennisbond zojuist een aantal nieuwe<br />
tennisbanen was gaan bespelen. Een even<br />
onvermijdelijke als financieel armlastige stichting<br />
moest zorgen voor de uitvoering van deze plannen.<br />
Het oude hockeykleedhok werd alvast naar<br />
de Veerallee verhuisd om ook de tennissers onderdak<br />
te verschaffen. Op dit Wilhelminapark is in<br />
clubverband nooit één hockeybal geslagen, sterker:<br />
de operatie kostte de ZMHC bijna het leven.<br />
Rond 1948 was er op de Pelikaan niets meer<br />
over dan een paar vermolmde hockeydoelen. De<br />
club kwijnde snel weg. De damesafdeling ging<br />
geheel ter ziele en er kon nog slechts één herenelftal<br />
op de been gebracht worden. Wonder boven<br />
wonder mocht dit dankzij de inbreng van een<br />
handjevol zeer ervaren spelers als Fons Toebosch,<br />
Wim Quirijns, Hein Sluiter, Sjef van der Muur,<br />
Jan Overmars, Frans Oldenhof en de uit Den Haag<br />
afkomstige oud-international Paul van de Rovaart<br />
in de hoogste afdeling uitkomen.<br />
De gerenommeerde gastelftallen troffen in<br />
Zwolle een accomodatie die elke beschrijving tartte.<br />
Of liever: er was helemaal geen accomodatie.<br />
De spelers moesten zich verkleden in de oude veestal<br />
van Dijk, letterlijk tussen de dampende koeien<br />
en in de stank van het persvoer. Wie zich na de<br />
strijd wilde verfrissen was - in hartje winter - aangewezen<br />
op de koperen pomp met houten zwengel<br />
die buiten op het erf van Dijk stond.<br />
Gelukkig ging de verhuizing naar het Wilhelminapark,<br />
waar slechts ruimte voor één veld was,<br />
op de valreep niet door. De gemeente zag haar<br />
plannen voor het crematorium in de ijskast belanden<br />
en de ZMHC kon aan de Pelikaan blijven.<br />
Groei<br />
Rond 1950 tekenden zich de eerste verschijnselen<br />
af van de later zo onstuimige groei. Er verscheen
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
een wekelijks clubblad dat de sfeer in de vereniging<br />
zeer ten goede kwam, er werd een - overigens<br />
nog bescheiden - houten clubhuis gebouwd en er<br />
kwam een plotselinge toevloed van jeugdige leden.<br />
Spelers als Theo Föster, Willem van der Veen,<br />
Jarig Haasdijk, Wilfred Alberts en Jan de Gruyter<br />
zorgden er in 1953 eerst voor dat de ZMHC in de<br />
eerste klasse terugkeerde en zetten in 1958 de<br />
kroon op hun werk met een oostelijk kampioenschap<br />
en eervolle deelname aan de strijd om de<br />
landstitel.<br />
Het eerste dameselftal promoveerde in 1955<br />
naar de eerste klas en werd het jaar daarop direct<br />
reeds oostelijk kampioen met speelsters als Alette<br />
Huytker, Toos de Jong, de zusjes Eeftinck Schattenkerk,<br />
Elly van der Waarde en Els van Hees.<br />
Sinds die tijd groeide de ZMHC uit tot een<br />
strak geleide, goed geoutilleerde hockeyvereniging.<br />
Zij bracht een aantal internationals en nationale<br />
bestuurders voort, zij introduceerde kunstgras<br />
in Zwolle en zij acteert met tussenpozen op<br />
het hoogste landelijk niveau. Met een ledental uit<br />
een brede laag van de Zwolse bevolking heeft de<br />
ZMHC de oude betiteling 'club der vrijage van de<br />
goede standen' ver achter zich gelaten.<br />
SONNET OP DE PELIKAAN<br />
Begraven onder dikke lagen<br />
haastig opgespoten zand<br />
die gestaag de wielen dragen<br />
ligt mijn oude dromenland.<br />
De kroeg mocht niet geweldig heten<br />
met het hobbelig biljart,<br />
laken tot de draad versleten,<br />
en de kachel, roestig zwart.<br />
Maar het was de eerste plek<br />
waar ik vorst'lijk heb gezeten,<br />
klappen op de schouder kreeg<br />
en na zwoegen, rennen, zweten,<br />
van rechtsbuiten tot linksback,<br />
af en toe een wolk besteeg.<br />
WILLEM VAN DER VEEN<br />
Het hockeyveld aan de<br />
Pelikaan, zoals het er<br />
tot het eind van de jaren<br />
vijftig bij lag. Middenachter<br />
het houten clubhuisje.<br />
Rechts de stal<br />
van de uitspanning die<br />
na de oorlog enige jaren<br />
als kleedgelegenheid<br />
diende.
Wil Cornelissen<br />
10 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
De 'joodse' straatnamen in Schellerbroek<br />
Bij de herinwijding van de Zwolse synagoge<br />
op 20 september 1989 hield de toenmalige<br />
burgemeester van de stad mr. G. Loopstra<br />
een indrukwekkende rede. Daarin schetste hij het<br />
wel en wee van de Joodse Gemeente van Zwolle<br />
door de eeuwen heen.<br />
Aan het eind van deze redevoering maakte de<br />
heer Loopstra (tegenwoordig voorzitter van de<br />
Stichting Voortbestaan Synagoge) bekend, dat in<br />
Zwolle-Zuid in Schellerbroek een aantal straten<br />
genoemd zou worden naar joodse Zwollenaren,<br />
die het slachtoffer werden van de vervolging.<br />
De zes vernoemden zijn te beschouwen als een<br />
'vertegenwoordiging' van al die honderden Zwolse<br />
joden die in de Tweede Wereldoorlog om het<br />
leven zijn gebracht. Deze zes zijn door de gemeente<br />
gekozen uit een aantal dat was voorgedragen<br />
door de Israëlitische gemeenschap. De doorgaande<br />
straat heeft de naam Diasporalaan gekregen,<br />
waarmee de verstrooiing van de joden buiten<br />
Palestina wordt aangeduid.<br />
De straten zijn - van west naar oost - genoemd<br />
naar:<br />
Izak Os<br />
27.12.1870 Zwolle - 9.7.1943 Sobibor<br />
Izak Os, mijn grootvader, op latere leeftijd voor<br />
veel Zwollenaren, ook buiten de familie 'oom<br />
Izak', was handelsman. Met zijn vrouw Lea Os-<br />
Spits en hun vijf kinderen heeft hij op vele adressen<br />
gewoond. Op de kaart van het bevolkingsregister<br />
Boven: Gezicht vanaf de brug over de Zandwetering<br />
bij de Bierton in de richting van de stad. Op deze<br />
weilanden verrees de nieuwbouw van de wijk Schellerbroek.<br />
In de verte is links Stork Dieselmotoren te<br />
zien. Rechts van de Peperbus staat het huis van<br />
D. Sluiter, vroeger aan het Schellerpad geadresseerd,<br />
thans Pilotenlaan 64. De foto dateert uit 1972.<br />
Onder: Plattegrond van de wijk Schellerbroek
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 11<br />
staan vermeld: Wilhelminasingel, Diezerstraat,<br />
Spoelstraat, Bitterstraat, Eiland, Jufferenwal, Roggenstraat,<br />
Thorbeckegracht, Deventerstraat, Tuinstraat,<br />
Derk Buismanstraat. Deze reeks straatnamen,<br />
aangevuld met de familieverhalen, geven een<br />
(onvolledig) beeld van de op- en neergang van de<br />
handel. Soms verdiende opa goed, maar soms ging<br />
ook alles verkeerd. Hij staat te boek als 'koopman<br />
in emaille goederen' en de potten en pannen kan ik<br />
mij uit m'n jeugd nog wel herinneren. Maar ook in<br />
andere zaken is wel gehandeld als dat zo uitkwam.<br />
Enigszins ongewoon voor iemand in zaken is<br />
het feit, dat Izak Os zich al in een heel vroeg stadium<br />
aansloot bij de SDAP. Bekend is het verhaal<br />
(hij vertelde dat zelf zo graag), dat hij dan wel niet<br />
behoorde bij de twaalf oprichters van de partij -<br />
zij werden spottend de twaalf apostelen genoemd<br />
- 'maar ik was dan toch zeker de dertiende'. Hij<br />
heeft ook nog een aantal jaren voor SDAP in de<br />
Zwolse gemeenteraad zitting gehad.<br />
Doodziek is hij, samen met zijn vrouw, als een<br />
der laatste joden uit zijn huisje in de Derk Buismanstraat<br />
gehaald.'<br />
David Spanjar<br />
12. 6.1886 Zwolle - 27.11.1943 Auschwitz<br />
Een bekende bakker. Zijn winkel, Praubstraat 1<br />
(ongeveer op de plaats waar nu de VW is gevestigd),<br />
was goed beklant. Vooral op zondagmorgen<br />
stond de zaak vol met joodse en niet-joodse Zwollenaren,<br />
die allemaal vers brood en/of gebak kwamen<br />
kopen.<br />
David Spanjar was een van de joden die bijna<br />
iedere dag naar de ochtenddienst in sjoel gingen, 't<br />
Was er nooit erg vol, maar er was wel minjan. 2<br />
Spanjar was niet de enige kosjere bakker in<br />
Zwolle. Er waren ook nog de zaken van Andries<br />
Troostwijk en Abraham Wolff.<br />
Hartog Stibbe<br />
2. 6.1886 Zwolle -19.10.1942 Auschwitz<br />
Siegfried Hartog Stibbe was musicus. Hij is lange<br />
tijd concertmeester van het Berlijns Philharmonisch<br />
Orkest geweest. Zijn eerste opleiding kreeg<br />
hij op de Zwolse muziekschool.<br />
In Duitsland liet hij zich Henri noemen.<br />
Omdat hij als klassiek musicus niet dik werd<br />
betaald, leidde hij ook een zigeunerkapel, waarmee<br />
hij 's avonds laat in restaurants speelde. Als<br />
leider hiervan had hij veel succes.<br />
In de jaren dertig kwarri faij terug naar Nederland.<br />
Hij heeft toen nog een tijdje in de Van Hattumstraat<br />
2a in zijn geboortestad gewoond. Later<br />
is hij naar Amsterdam verhuisd. Vandaar is hij<br />
naar Polen gedeporteerd.<br />
Flora Bilderbeek<br />
2. 8.1883 Zwolle -19. 2.1943 Auschwitz<br />
Eigenlijk Flora Bilderbeek-Denneboom. Zij was Laatste foto van Izak Os<br />
\ Op heden den iC--^-2—*>>^
Links: Ter Pelkwijkpark<br />
nr. 5, waar Hendrina<br />
Broekman haar pianolessen<br />
gaf. Foto: W.<br />
Cornelissen<br />
Rechts: Burgerlijke<br />
stand uit de Zwolse<br />
Courant van 4.1.1943<br />
12 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
een in Zwolle zeer bekende vroedvrouw. Er moeten<br />
nog veel Zwollenaren zijn, die door haar op de<br />
wereld zijn geholpen. Haar laatst bekende adres<br />
was Rodetorenplein 9. Zij is nog in 1939 getrouwd<br />
met David Bilderbeek.<br />
Hendrina Broekman<br />
9. 4.1889 Zwolle - 3. 9.1943 Auschwitz<br />
Hendrina Broekman was pianolerares. Ze woonde<br />
eerst in de Kamperstraat op nummer 8, boven de<br />
zaak van Olland. Later gaf ze lessen in haar huis<br />
Ter Pelkwijkpark nr. 5. Zij was een ongetrouwde,<br />
statige, beetje dikke dame 'met prachtig haar'.<br />
Haar twee broers hadden een veilinghuis: 'De<br />
Witte Roos' op de Melkmarkt op nr. 20.<br />
Mirjam van Zwaanenburgh<br />
1.1.1943 Zwolle - 23. 7.1943 Sobibor<br />
Mirjam Chaja van Zwaanenburgh was de kleindochter<br />
van de laatste opperrabbijn, Samuel Juda<br />
Hirsch. Haar ouders waren Nathan van Zwaanenburgh<br />
en Jenny Hirsch. Haar vader was secretaris<br />
BURGERLIJKE STAN T D<br />
Ondertrouwd: 4 Jan F. W. Feith,<br />
van Rossumstraat 21 en M. de<br />
Jong. van Ittersumstraat 51<br />
Getrouwd: 4 Jan B. Flikken en<br />
N Talma, Sophiastraat 37.<br />
Geboren: 31 Dec Willem Marinus,<br />
z. van J. Zwart en E. van<br />
Wingerden Hattem — 1 Jan.<br />
Mirjam Chaia. d' van N. van<br />
Zwaanenburgh en J Hirsch,<br />
Schoutenstr 14. — 2 Jan. Rensje,<br />
d. van G. Beernink en L Dekker,<br />
Gennestraat 15. — Johanna Gerri-<br />
dina. d van D. Heidoorn en J.<br />
Bosch. Assendorperdijk 5 — Pieter<br />
Christiaan Wilhelm, z. van P. van<br />
den Akker en W van der Horst,<br />
Molenweg 125. — Marrigie d. van<br />
K. Vis en J. Souwman, Vollenhove.<br />
— Hendrik je d. van G van het<br />
Hul en A Popping. Thomas a<br />
Kempisstraat 31. — 3 Jan. Lambertus.<br />
z. van K Huisman en A.<br />
Grevelink. Lindestraat 75 — Hendrika<br />
Maria Francisca. d van A.<br />
Th Overmars en M Visscher,<br />
Achterom 140.— Hendrik, z. van M.<br />
Riesebosch en J. Withaar, Molenwes<br />
90 — 4 Jan. Maria Agatha<br />
Elisabeth. d van J. H Basseijn en<br />
van de Zwolse joodse gemeente. Het gezin woonde<br />
in de Schoutenstraat op nr. 14, naast de synagoge.<br />
Mirjam is een halfjaar oud geworden.<br />
Ik heb de stellige indruk dat de Mirjam van<br />
Zwaanenburghstraat de enige straat in Nederland<br />
is, die naar een baby is vernoemd...<br />
Noten<br />
1. Zie ook W. Cornelissen, Izak Os (1870-1943), in:<br />
Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift 2 (1992) 47-50.<br />
2. Tien volwassen mannen, een minimum aantal dat<br />
aanwezig moet zijn om dienst te kunnen houden.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Johann Carl Röhner (1774-1837)<br />
Een muzikant met hartstocht<br />
Sinds de laatste restauratie wordt de Zwolse<br />
Broerenkerk met enige regelmaat gebruikt<br />
voor concertuitvoeringen. Daarmee is een<br />
oude traditie in ere hersteld. In het begin van de<br />
vorige eeuw kon de burgerij in dezelfde omgeving<br />
namelijk kennis maken met 'het alom beroemde<br />
Meesterstuk van den grootsten der Toonkunstenaren',<br />
Joseph Haydn's 'Schöpfung'. De première<br />
vond plaats op 2 december 1803 en had zoveel succes,<br />
dat een herhaling volgde in maart 1804.' De<br />
leiding berustte bij de Kamper organist en<br />
'muziekdirecteur' Cornelis Berghuijs, die de in<br />
1801 in Amsterdam geïntroduceerde Nederlands-<br />
talige versie van Johannes Kinker gebruikte. 2<br />
Behalve de dirigent kwam ook een deel van de instrumentalisten<br />
(en vocalisten) van buiten Zwolle;<br />
het Deventer muziekgezelschap 'Unis par les sons<br />
de la musique' had in 1803 natuurlijk niet zonder<br />
bedoeling de partituur van Haydn's oratorium<br />
aangeschaft. 3 Trouwens, ook de enkele jaren eerder<br />
overleden Zwolse 'primarius' Johann Gottlieb<br />
Nicolai had deze muziek in zijn bezit. 4<br />
Naast de Broerenkerk werden ook de Bethlehemse<br />
Kerk en de Grote Kerk voor uitvoeringen<br />
in grote bezetting gebruikt, terwijl de Nieuwe<br />
Concertzaal in de Bloemendalstraat geschikt was<br />
Frits David Zeiler<br />
Interieur van de Grote<br />
Kerk te Zwolle. Houtgravure,<br />
gesigneerd<br />
W.B., eerste helft 19de<br />
eeuw. Provinciaal<br />
<strong>Overijssel</strong>s Museum<br />
(inv.nr. 1989), Zwolle.<br />
Foto: Provinciaal <strong>Overijssel</strong>s<br />
museum.
''érf/*»"P%<br />
Autograaf van de cantate<br />
'Het Onweder' op<br />
tekst van Rhijnvis Feith.<br />
Toonkunst-Bibliotheek,<br />
Amsterdam. Foto: F.D.<br />
Zeiler.<br />
Eigenhandig geschreven<br />
titelblad van de cantate<br />
'Het Onweder', 1806.<br />
Toonkunst-Bibliotheek,<br />
Amsterdam. Foto: F.D.<br />
Zeiler.<br />
voor kamermuziek en vocale muziek, waaronder<br />
opera, van wat bescheidener omvang. Al met al<br />
komt een beeld naar voren van een tamelijk levendig<br />
muziekleven in de <strong>Overijssel</strong>se hoofdstad kort<br />
na 1800. 5 Een man vooral zou er gedurende bijna<br />
twintig jaar zijn stempel op drukken: Johann Carl<br />
Röhner.<br />
Een nieuwe 'muzijk-directeur'<br />
Johann Carl Röhner werd op 18 juni 1774 geboren<br />
in Coburg als oudste zoon van de boekdrukker<br />
Johann Moritz Röhner en Catharina Johanna<br />
Ostertag. 'Carl', zoals zijn roepnaam luidde, volg-<br />
ir.,<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
de het spoor van zovele musicerende landgenoten<br />
en kwam in Nederland terecht (zijn broer Georg<br />
Wilhelm zou hem een jaar of tien later volgen).<br />
Begin 1797 vinden we hem in dienst van de Bataafse<br />
Republiek als 'Musicant by de tweede halve Brigade<br />
Infantery', die in Arnhem in garnizoen lag.<br />
Daar had hij de 'jongedochter' Anna (ook: Johanna)<br />
Maria Bergman leren kennen, die hij op 19<br />
februari 1797 huwde. Zij kregen vier kinderen, van<br />
wie Johann Ludwig Moritz (1798) en Carolina Elisabetha<br />
(1800) in Arnhem, Friederica Amalia<br />
(1803) en Georg Wilhelm (1806) in Zwolle werden<br />
geboren. De beide zoons zouden net als hun vader<br />
beroepsmuzikant worden. 6<br />
Een musicus was in die tijd een generalist. Hij<br />
moest niet slechts één instrument beheersen,<br />
maar naast het 'klavier' (orgel, clavecimbel en<br />
spoedig ook fortepiano) ook tenminste de viool<br />
kunnen bespelen, liefst de fluit, daarbij goed kunnen<br />
zingen, improviseren en ensemblespelen. 7<br />
Muziektheoretische kennis, vaardigheid met directie<br />
en enige compositorische gaven strekten tot<br />
aanbeveling. Röhner beheerste het allemaal, toen<br />
ej9 r££.>?% preoZ<br />
/ur
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
hij in 1801 op de vacature-Nicolai solliciteerde, en<br />
zal met hoge verwachtingen in Zwolle zijn binnengehaald.<br />
8<br />
De nieuwe 'muzijk-directeur' kon voortbouwen<br />
op de basis, die onder zijn voorganger voor<br />
het Zwolse muziekleven was gelegd. Hoe de contacten<br />
met zijn Kamper collega Berghuijs waren, is<br />
niet bekend, maar de indruk bestaat dat pas na<br />
diens overstap naar Deventer Röhners activiteiten<br />
tot hun volle ontplooiing konden komen. De<br />
Zwolsche Courant maakt begin 1803 voor het eerst<br />
melding daarvan: op 11 januari zou de organist in<br />
de Nieuwe Concertzaal 'een vocaal en instrumentaal<br />
concert geven, met eigen composities voor<br />
viool, clarinet en pianoforte'. Daarna zou Röhner<br />
vele seizoenen lang niet meer ontbreken, noch in<br />
de reeksen in de concertzaal (waar in 180618 voorstellingen<br />
werden gegeven), noch bij muzikale<br />
manifestaties elders in de stad. 9<br />
Dat de lijst na 1810 grote lacunes vertoont, is<br />
vermoedelijk te wijten aan onze bron. We moeten<br />
er trouwens rekening mee houden, dat de vermelding<br />
van musici en te spelen werken lang niet<br />
M ü % IJ K A A L<br />
ZAK-WOORDENBOEK.<br />
VERKLARING < » BESCHRIJVING)<br />
VOCALE IK INSTRUMENTALE TOONKUNST<br />
IN O&SltUftt ZIJNDE,<br />
KUNSTTERM&N EN INSTRUMENTEN.<br />
si an al In<br />
jnsx en unpnsmmmt<br />
der Hlu/.IJK locgcivyd.<br />
D O O R<br />
J. C. Ji Ó JJ N £ II,<br />
XomipenJtnt dtr ^itrie Kim f* cm è*t Kanttt*<br />
tijk Ntd*rlmn4Ctbc tttftituut, Ut»iijh~ Oi' te~<br />
tuur $* Orgfitt it Z&otti.<br />
re Z mi 1 E,<br />
•v D i m VAM S r È o s i<br />
1, 8 2 o.<br />
altijd volledig is, zodat Röhner waarschijnlijk bij<br />
veel meer uitvoeringen betrokken is geweest dan<br />
we uit de aankondigingen kunnen opmaken.<br />
Tot de belangrijkste werken die onder Röhners<br />
leiding in Zwolle tot klinken werden gebracht<br />
behoorden Haydn's 'Jahreszeiten', vermoedelijk<br />
opnieuw in een Nederlandse vertaling, in 1805 in<br />
de Bethlehemse kerk, en Mozarts 'Zauberflöte' in<br />
1806 in de Nieuwe Concertzaal. De laatste uitvoering<br />
betrof niet de gehele opera, doch wel de<br />
'voornaamste stukken' daaruit. In 1808 waren<br />
opnieuw hoogtepunten uit 'De Schepping der<br />
Waereld' te horen. Bij dezelfde gelegenheid bespeelde<br />
Röhner 'het nieuw uitgevonden instrument<br />
het Melodium'.<br />
Röhner als componist 10<br />
Regelmatig ook kon de Zwolse burgerij kennis<br />
nemen van composities van zijn muziekdirecteur<br />
zelf. We zagen al, hoe hij in 1803 kamermuziek van<br />
eigen hand ten gehore bracht. Begin 1805 volgde<br />
de opera 'De Storm of het betooverde eiland', in<br />
maart 1807 de cantate 'Het Onweder' op tekst van<br />
Rhijnvis Feith (herhaald op 25 juli d.a.v. en in<br />
maart 1809), begin 1810 de opera 'Meifort en Clare',<br />
eveneens op tekst van Feith, op 1 april 1817 de<br />
opera 'Het kleine Duimpje en de Reus Fayel' en op<br />
6 april 1819 de wederom door Feith berijmde cantate<br />
'De verlossing van Nederland'. Gemiddeld<br />
eens in de drie jaar leverde Röhner dus een groot<br />
vocaal werk af, terwijl hij in dezelfde periode nog<br />
een drietal missen moet hebben gecomponeerd<br />
(waarvan de nos. 1 en 3 bewaard zijn) alsmede<br />
tientallen liederen. De meeste daarvan zijn in druk<br />
verschenen bij J.B. Nolting in Amsterdam; het<br />
Haags Gemeentemuseum bezit 22 nummers van<br />
deze uitgever, met titels als 'A ma lyre', 'Verlangen'<br />
en 'Abendlied', het laatste met opdracht aan<br />
Georg Wilhelm. Helaas zijn maar weinig werken<br />
gedateerd of van een opusnummer voorzien. Dat<br />
geldt evenzeer voor de instrumentale werken, met<br />
uitzondering van de 'Simphonie a grand orchestre'<br />
(in D) opus 3 uit 1802, de 'Musique militaire<br />
pour Ie piano' uit 1820 en de 'Potpourri pour flüte<br />
principale' uit 1821. Van Rohner's versie van 'Het<br />
Onweder' is de autograaf bewaard gebleven, die<br />
via het genootschap Felix Meritis bij de Maat-<br />
Titelblad van Röhners<br />
'Muzijkaal Zak- Woordenboek',<br />
1820. Particuliere<br />
collectie. Foto: F.D.<br />
Zeiler.
Uit de liederencyclus<br />
'Fanny' van Röhner en<br />
Feith, 1808. Toonkunst-<br />
Bibliotheek, Amsterdam.<br />
Foto's: F.D. Zeiler.<br />
16<br />
schappij tot Bevordering der Toonkunst terecht is<br />
gekomen.'' Opvallend is de dubbele bezetting van<br />
een groot aantal instrumentgroepen (waaronder<br />
de altviolen) en de vooraanstaande rol van de blazers,<br />
die het natuurgeweld in deze half geestelijke,<br />
half op een pastorale lijkende cantate zo krachtig<br />
mogelijk moeten oproepen. Op de keerzijde van<br />
het titelblad heeft Röhner geschreven: 'De inleiding<br />
stelt eenen schonen zomerschen dag voor.<br />
Dann spoedig zwellen donkere onweerswolken te<br />
zamen en bedekken den gezichtseinder. Reeds<br />
rollt van verre de donder en van lieverlee nadert<br />
het onweer. Bliksems doorkruisen zich, de stormwind<br />
huilt en de donder ratelt. Van langzamerhand<br />
trekt het onweder over; de Bliksems worden<br />
flaauwer, de donder bromt in de verte en de Wind<br />
gaat liggen. Vrolijk verheldert zich de hemel en<br />
alles gevoelt nieuw leven en juicht van vreugde in<br />
de opnieuw bezielde natuur. J.C. Röhner.' (Volgt<br />
eenzelfde tekst in het Duits.)<br />
R\.\'NÏ 01' II KT (ll'.AI' VAX ElM'Allll .<br />
SS» A».-/f, .stf,,miam,--:/rhMll/ir<br />
*ir.ir m/b, t/7ft.è wmtr een /u.rA 1 fijt „•&**.* vanJ* trim/ Jfn ?*,i£ .. H<br />
hlirt Jhtrrtn fiAr. f 9Cwftil/ il Met i/e. Htti/ti<br />
ü<br />
pil *> üicr Je<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
tï.* fc. V V<br />
HII|JN\ IS V KITII:<br />
\v *B? ; IH0 cd ! IHH<br />
S"S' A X!' I1I,W(!KVj A% \'<br />
V . HOÏfXF.<br />
tl' il S i" \jl<br />
\irï.<br />
Uit het feit, dat 'Het Onweder' meer dan een<br />
keer is opgevoerd (en in 1827 nogmaals in een<br />
Duitstalige versie in première is gegaan), kunnen<br />
we opmaken dat het werk in de smaak is gevallen.<br />
Het was in elk geval een langer leven beschoren<br />
dan de toonzetting door Röhners voorganger<br />
Nicolai, waarvan we slechts een vermelding over<br />
hebben. Vooral de dichter zal er tevreden mee zijn<br />
geweest. De samenwerking tussen Feith en Röhner<br />
was trouwens over de hele linie hecht en<br />
vruchtbaar. Hierboven noemden we al de opera<br />
'Meifort en Clare' uit 1805 en de cantate 'De verlossing<br />
van Nederland' uit 1819. Daarnaast dient<br />
nog vermelding de liederencyclus 'Fanny', gedrukt<br />
in 1808 te Amsterdam.' 2<br />
Het dramatische jaar 1820<br />
Aan waardering zal het Röhner niet hebben ont-
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 17<br />
broken. 'Unis' bijvoorbeeld schafte zijn symfonie<br />
in D al een jaar na verschijning aan, tegelijk met<br />
werken van o.a. Berwald en Fodor. 13 Het is een<br />
opgewekt, goed uitgewerkt stuk dat de invloed van<br />
Haydn verraadt zonder tot namaak te vervallen.<br />
Röhners muzikale jargon is in het algemeen trouwens<br />
levenslustig te noemen, zelfs al zijn de<br />
onderwerpen droef-romantisch. 14<br />
Wat dat betreft was hij een typische overgangsfiguur<br />
tussen classicisme en romantiek,<br />
waarop ook zijn werken vol storm, onweer en<br />
sprookjesfiguren wijzen. Overigens was de muzikale<br />
uitbeelding van onweer of 'batailles' geen typisch<br />
verschijnsel van de romantiek; de orgelvirtuoos<br />
Abt Vogler had in 1786 al eens een demonstratie<br />
daarvan in de Grote Kerk ten beste gegeven.<br />
15<br />
De Belgische musicoloog Gregoir vermeldt in<br />
zijn lexicon uit 1864 16 drie werken van Röhner: het<br />
populaire lied Corine a Oswald, het in 1820 te<br />
Zwolle uitgegeven 'Muzijkaal Zak-Woordenboek'<br />
17 en de in hetzelfde jaar ingezonden cantate<br />
'De verlossing van Nederland'. 18 Deze werd door<br />
de jury van het Koninklijk Instituut als volgt<br />
beoordeeld: 'Dat de klasse den welverdienden lof<br />
aan de samenstelling dezer cantate niet mogt weigeren,<br />
en dezelve alleszins waardig keurde in<br />
tegenwoordigheid van Zyne Majesteit, en hoogst<br />
deszelfs huis te worden uitgevoerd, ofschoon men<br />
misschien niet zonder grond, zou kunnen aanmerken,<br />
dat dezelve met de hedendaagsche kompositien<br />
niet overal gelijken zang houdt, en vooral<br />
verscheidene aria's in een' eenigzins verouderden<br />
stijl geschreven zijn, waartoe de woonplaats van<br />
den kunstenaar en de mindere gelegenheid om<br />
goede nieuwe muzijk te hooren welligt aanleiding<br />
geven, dat echter vele stukken die vol vuur en<br />
kracht zijn en waaronder men vooral de meeste<br />
kooren mag rekenen, wanneer zij wel werden uitgevoerd,<br />
de aandacht des kunstenaars op eene<br />
waardige wijze zouden bezighouden, en vaderlandsch<br />
gevoel bij het kunstminnend publiek zouden<br />
opwekken en ontvonken.' Was getekend:<br />
Fodor, Wilms en De Vos, de eerste twee de meest<br />
vooraanstaande componisten van hun tijd, de<br />
laatste behalve amateurmusicus ook een invloedrijk<br />
criticus te Amsterdam. Behalve lof van de jury<br />
w^<br />
;*3 2. J'k .È. XZ XJ Jt<br />
(//'?/ML (.'./'c/li'+ii/'t<br />
f ( '*c,^c •/. ^ M
Berichten uitdeZwolsche<br />
Courant over Röhners<br />
muzikale activiteiten:<br />
Haydns 'Jahreszeiten'<br />
(1805) en de in<br />
samenwerking met<br />
Feith geschreven cantate<br />
'Het Onweder' (1809)<br />
en opera 'Meifort en<br />
Clare' (1810). Gemeentearchief<br />
Zwolle. Foto's:<br />
T. Rudolphij.<br />
18 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
verwierf Röhner met dit werk ook een koninklijke<br />
onderscheiding in de orde van de Nederlandse<br />
Leeuw en het correspondentschap van het<br />
Koninklijk Instituut.<br />
Deze nationale bekendheid viel hem ten deel<br />
op het moment, dat zijn persoonlijk leven een<br />
dramatische wending had genomen. Bij brief van<br />
24 augustus 1820, verzonden vanuit Den Haag,<br />
had hij ontslag genomen als stadsmusicus. 19 Wat<br />
bewoog hem, om een behoorlijk betaalde positie 20<br />
in een plaats, waar hij als uitvoerend musicus,<br />
componist en pedagoog zeer werd gewaardeerd,<br />
zomaar op te geven? Het antwoord is even eenvoudig<br />
als menselijk: zijn liefde voor Sophie. 21<br />
Anna Sophia Thorbecke was het tweede kind<br />
van Jan Everhard Hendrik Thorbecke (1756-1825)<br />
en Johanna Geertruyda Ritberg (1758-1805) en als<br />
zodanig een nichtje van Johan Rudolf, de latere<br />
staatsman. Zij werd geboren op 8 januari 1785 en<br />
was dus bij de komst van Röhner naar Zwolle 16<br />
jaar oud. Waarschijnlijk heeft zij les genomen bij<br />
de nieuwe 'muzijk-meester'; van haar muzikale<br />
gave getuigt de enige van haar bekende afbeelding,<br />
waarop zij in het ouderlijk huis aan de Dijk haar<br />
broers en zuster met klavierspel onderhoudt. 22 In<br />
1812 wordt zij 'rentenierse' genoemd; zij is dan<br />
ongehuwd. 23<br />
De relatie tussen Carl en Sophie moet zowel in<br />
de stad als in familiekring een schandaal hebben<br />
veroorzaakt. Weliswaar past een dergelijke getuigenis<br />
van 'Sturm und Drang' in ons beeld van de<br />
romantiek, maar in de brave Biedermeiertijd was<br />
verbeelding natuurlijk iets heel anders dan de<br />
dagelijkse werkelijkheid. De eigentijdse bronnen<br />
zijn merkwaardig stil over de zaak en latere<br />
geschiedschrijvers, zoals Van Apeldoorn, gaan na<br />
een niet erg ter zake doende anecdote maar snel<br />
over naar Röhners opvolgers. 24 We zullen echter<br />
proberen de bij het drama betrokkenen na meer<br />
dan anderhalve eeuw enig recht te doen.<br />
Vrijplaats Freiburg<br />
Na de nodige omzwervingen kwamen Carl en<br />
Sophie in het Zuidduitse Freiburg terecht. Daar<br />
verwierf de gewezen 'muzijk-directeur' zich een<br />
goede positie bij het stadstheater. Vanaf het seizoen<br />
1825-26 was hij 'Kapellmeister' van het<br />
theaterorkest, een functie die met enkele onderbrekingen<br />
tot 1834-35 werd voortgezet en die in<br />
laatstgenoemd jaar werd gecombineerd met die<br />
van algemeen muziekdirecteur. Alle toen bekende<br />
opera's stonden in Freiburg op het repertoire;<br />
Röhner dirigeerde er onder meer Webers 'Freischütz'<br />
en Rossini's 'Tancredi' en 'Othello'. Ook<br />
voor enig eigen werk was nog plaats. Zo gingen<br />
Duitstalige versies van de opera 'De Storm of het<br />
J. C, RBHNK&, Jtujj HJyficui en Otftntit, ruift! by'<br />
deteb bekend, iu oodet JJDC directie, en «et de tdüfentic<br />
*«neen gtoote metltt»LJ«fhehbeM «Ibler,op Dlnürdttdcn 9<br />
de«r dei «»ond> ow 5 naren, in de feihtetUfttfciie Ker*,<br />
?»} wotdeo uitgev*«n htt gtoote eo beroemd» ,G»< //«•<br />
fitt/ttk «in dnjgrooifttD der Toontutficuirtii J HAVDN,<br />
j g f ,<br />
De ewft* Mm» t* ft * 41® ét twetdt u<br />
Die plttMM gtMevea (• bef>tcfctn vetvtrtfMi ttehop Moedig<br />
den gfte 4èt mfcWtfi vut s tot . ftitft, ca moot fco^togenyróide Orftslat opMu.<br />
fiek febricttt. . , ,<br />
Be Eotre vóór dés «rite p^sto ii . ƒ1:4:0<br />
Voor de Tweede p)«»u . . , /o : 14 : •<br />
. En voot & D«rle pint» , . . . / o .- » 8 o<br />
De Biilet.ee ïjfo te bfkwnto teo Holte T* J.<br />
*o 00* bjr M Etm.. ,<br />
Kerk vetvoefea, iÉttt berttende 3 ftoivtrt dur voor.<br />
De mgtfli ii 0^ * Markt by «e Hoof^rtgr.<br />
NB. |Ut»nt)>ry)2tldeHcet<br />
RoBMER.Mflick Directeur eo Otgttiit ilbici, decei hek<br />
tau EEN G&OüT VOCAL co 1NSTROMENTAL<br />
CONCE&T, Op de Nüuwta Ceaetrizwl te geveo, ia<br />
Bet wei W üe Opera Milferi eo C!m»% v«n tiea Heeic R.<br />
Fiith, eo door tjoveflftooemde o/f MuStk geb)t|t, tal ua.<br />
fAOerd d wfltdeO- deO *<br />
Het Entr< voo« Uder Perfooo ia. / r — 4 —<br />
De Billetteo 1¥P ft «ekutma, lea bulse va f. e.<br />
aer, «o by dm Ê«t«.<br />
Den unvu| u te o uun
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 19<br />
betooverde eiland' ('Der Sturm') en de cantate<br />
'Het Onweder' ('Das Ungewitter') in 1827 resp.<br />
1828 in het Freiburger Theater in premiere. 25 Van<br />
verdere compositorische activiteit vernemen we<br />
nauwelijks iets, al blijkt uit een brief van Sophie<br />
uit 1843 dat er na Carls dood veel 'mooije heerlijke<br />
Compositionen' onuitgegeven zijn blijven liggen.<br />
26<br />
Johann Carl Röhner stierf in Freiburg op 24<br />
september 1837 na een slopende ziekte, die hem 14<br />
weken aan het bed gekluisterd had gehouden. In<br />
de laatste maanden van zijn leven heeft hij<br />
getracht zich met zijn familie te verzoenen. Hoe de<br />
verhouding met zijn kinderen was, en of hij met<br />
hen nog contact heeft gehad, is niet meer te achterhalen.<br />
Dat het niet boterde tussen Sophie en de<br />
in Zwolle achtergebleven eerste vrouw van Carl,<br />
van wie hij nooit officieel gescheiden is, valt te<br />
begrijpen; beiden noemen zich naderhand 'de<br />
weduwe Röhner'. 27 'Leeft dan die Ahrnemsche<br />
nog, gy verstaat my wel, wie ik meene', schrijft<br />
Sophie in 1843 aan haar zwager in Deventer. Met<br />
deze Georg Wilhelm was een moeizaam hernieuwd<br />
contact tot stand gekomen. Naast het<br />
familieschandaal moeten ook de botsende karakters<br />
van de beide muzikale broers de verhouding<br />
hebben vertroebeld. Of was de een jaloers op het<br />
onmiskenbaar grotere talent van de ander? In<br />
Carls hekeldicht 'Der Bruder' wordt G.W. als<br />
egoïst neergezet:<br />
'Doch diese Bruder hegte<br />
nicht gleichen Bruder Sinn.<br />
Er liebte nur sich Selbsten,<br />
Sein Wahlspruch hiess: Gewinn.<br />
Leichtsinnig brach er immer<br />
was heilig er versprach,<br />
kam seinen Worten nimmer<br />
so wie er sollte nach.'<br />
Desondanks verzekert Sophie haar zwager keer op<br />
keer, dat Carl hem zeer was toegenegen: 'Want<br />
heeft ooit een Broeder met Liefde aan een Broeder<br />
gehangen, dan is 't gewis, myn Dierbare Zalige<br />
Röhner...' Zij is ontroostbaar door zijn dood:'...<br />
troosteloos laufe ich hin und her, eenzaam en verlaaten,<br />
want wy.waren ja een Hart en e e n e Ziel<br />
... ik overleeve zijn Dood niet lange, bald lieber<br />
theurer Carl bin ich bey Dir ..." Toch zou zij hem<br />
nog meer dan twintig jaar overleven. Ze stierf in<br />
Freiburg in 1859. Misschien kunnen we haar en<br />
haar talentvolle Röhner na al die jaren toch de eer<br />
bewijzen die hen toekomt, en uit 'die mooije heerlijke<br />
Compositionen' weer eens iets in Zwolle tot<br />
klinken brengen.<br />
Noten<br />
1. Zwolsche Courant, 26 november 1803 en 17 maart<br />
1804. Vgl. Th.M. van Mierlo en J.C. Streng, 'Kerk en<br />
klooster na de hervorming', in: A.J. Gevers en A.J.<br />
Mensema (red.), De Broerenkerk te Zwolle (Zwolle<br />
1989) 37-76, i.h.b. 53.<br />
2. Johannes Kinker (Nieuwer-Amstel 1764 - Amsterdam<br />
1845) was dichter, taalkundige en filosoof; in de<br />
laatste hoedanigheid een tegenstander van de opvattingen<br />
van Rhijnvis Feith.<br />
Cornelis Berghuijs (Kampen 1762 - Alkmaar 1816)<br />
was werkzaam in Apeldoorn, IJsselstein, Kampen,<br />
Deventer en Alkmaar. Over hem: F.D. Zeiler, 'Cornelis<br />
Berghuijs (1762-1816), stadsorganist van Kampen<br />
en Deventer', in: J. Folkerts et al., <strong>Overijssel</strong>se<br />
biografieën 2 (Meppel/Amsterdam 1992) 17-20.<br />
3. GA Deventer, Archief'Unis par les sons de la musique'<br />
1, Catalogue van Musicq Werken gehoorende<br />
aan dit Musicq-College, jaar 1803.<br />
Sophie Thorbecke als<br />
ongeveer vijftienjarige<br />
aan de piano in het huis<br />
op de Dijk. Particuliere<br />
collectie. Foto: J.P. de<br />
Koning, Gemeentelijke<br />
Fo todienst Zwolle.
20 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Over hem: H.C.J. Wullink en F.D. Zeiler, 'J.G. Nicolai,<br />
stadsmusicus en organist', in: Zwo/s <strong>Historisch</strong><br />
Tijdschrift^ (1992) 94-104.<br />
J.G.A. ten Bokum, Muziek in de IJsselsteden. Beschrijving<br />
van het muziekleven in Deventer, Zutphen, Zwolle<br />
en Kampen in de 19de en het begin van de 20ste<br />
eeuw met bijzondere aandacht voor de familie Brandts<br />
Buys. (Utrecht/Antwerpen 1988).<br />
F.D. Zeiler, 'Door de klanken der muziek vereend.'<br />
Muziekleven in <strong>Overijssel</strong> 1740-1810. Zwolle, Tentoonstellingsdienst<br />
<strong>Overijssel</strong> 1991.<br />
De huwelijksakte is te vinden in GA Arnhem, Retroacta<br />
BS 170, Huwelijken 1796-1800. De ondertrouw<br />
is geschied op 3 februari, het eerste, tweede en derde<br />
gebod zijn van resp. 5,12 en 19 februari 1797. Tegelijk<br />
met Carl trad zijn collega Johan Hierschwig, afkomstig<br />
uit Wenen, in het huwelijk met de zuster van<br />
Anna Maria, Johanna Sabina Bergman.<br />
De beide oudste kinderen zijn gedoopt in de Evangelisch<br />
Lutherse kerk te Arnhem (GAA Retroacta BS<br />
9 f<br />
rfcr
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 21<br />
OVtrA£i.'<br />
SH<br />
mrt. 1809; 16 jan. 1810; 10 apr. 1810; 28 mrt. 1817; 30<br />
mrt. 1819; 4 en 8 feb. 1820.<br />
10. Zie bijlage: Composities van Johann Carl Röhner.<br />
11. Toonkunst-Bibliotheek Amsterdam T 3959/Ms-<br />
Roe-i.<br />
12. De eerste druk van 'Fanny' dateert overigens al van<br />
1787. Persoonlijke mededeling van R. de Bree, Zwolle.<br />
13. Als noot 3.<br />
14. Bij een zeldzame uitvoering van de liederencyclus<br />
'Fanny' in 1974 in Zwolle viel het de toehoorders op,<br />
'dat de tekst zo droevig, maar de muziek zo vrolijk<br />
was'. Persoonlijke mededeling van H.J.H. Knoester,<br />
Zwolle.<br />
15. GAZ, Resoluties S. en R., 30 dec. 1785. Ten Bokum,<br />
16.<br />
16. GJ. Gregoir, Biographie des artistes-musiciens néerlandais<br />
des XVIIIe et XlXe sièdes, et des artistes étrangers,<br />
résidents ou ayant résidés en Néerlande a la même<br />
époque, (Anvers 1864) 151-152. Het citaat uit het jury-<br />
rapport van 1820 is uit dit biografisch woordenboek<br />
afkomstig.<br />
17. Een exemplaar hiervan bevindt zich in FA Röhner 13.<br />
Bij brief van 3 oktober 1819 droeg Röhner de rechten<br />
op zijn 'Toonkunst- woordenboek' over op de boekverkoper<br />
D. van Stegeren te Zwolle; in 1855 gingen<br />
deze weer over op de Erven J.J. Tijl (GAZ BA 026,<br />
Archief Tijl, doos 1).<br />
18. De autograaf van dit werk is bewaard gebleven in de<br />
bibliotheek van de Koninklijke Nederlandse Akademie<br />
van Wetenschappen, de opvolger van het<br />
Koninklijk Instituut. Onder het nummer W 277<br />
bevindt zich zowel een band met partituur (406<br />
bladzijden, 3 delen, 18 'nommers') als een grote bundel<br />
partijen. Op een achttal zangpartijen staan de<br />
namen van de solisten genoteerd, waaronder Ramaer,<br />
Schaapman, Doijer en Helmich.<br />
19. GAZ AAZ02-00053, Resoluties B & W, 16 sept. 1820;<br />
GAZ KA017-009, Acten van de Kerkeraad, fol. 396,<br />
20 sept. 1820.<br />
Dichtbundel van Röhner,<br />
1802, Provinciaal<br />
<strong>Overijssel</strong>s Museum,<br />
Zwolle.<br />
De tekeningen zijn alle<br />
gesigneerd metA. Bergman;<br />
zij was Röhners<br />
eerste echtgenote.<br />
a. Titelblad.<br />
b. Gedicht op Röhners<br />
eerste symfonie, waarschijnlijk<br />
de in 1802 verschenen<br />
symfonie in D.<br />
c. Een der vele gedichten,<br />
gewijd aan de belevenissen<br />
aan boord van<br />
het marineschip 'Haarlem'.<br />
d. Tekeningen van A.<br />
Bergman bij het gedicht<br />
'Der gehobene Schatz'.<br />
Foto's: F.D. Zeiler.
Autograaf van de cantate<br />
'De verlossing van<br />
Nederland' op tekst van<br />
Feith, waarmee Röhner<br />
in 1820 een prijs verwierf<br />
van het Koninklijk<br />
Instituut van Wetenschappen,<br />
Letterkunde<br />
en Schoone Kunsten.<br />
Bibliotheek KNAW,<br />
Amsterdam. Foto's:<br />
F.D. Zeiler.<br />
22 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
20.GAZ KA017-413, Lijst van tractementen van het kerkelijk<br />
personeel, 1810. Röhner staat voor f500 op de<br />
loonlijst (hij was in 1801 begonnen met f450). Vgl.<br />
GAZ AAZ02-00010, Resoluties Gemeenteraad, 134-<br />
135, 12 sept. 1818, waarbij Röhner een extra vergoeding<br />
krijgt toegezegd voor het stemmen en spelen ter<br />
gelegenheid van het uitdelen van prijzen aan de leerlingen<br />
van de Latijnse school.<br />
21. Biografische gegevens uit: GAZ, fiches op achternamen<br />
1800-1899; FA Röhner; Genealogie Thorbecke.<br />
Nederlands Patriciaat. Genealogieën van bekende<br />
geslachtenjo (1986), 340-367.<br />
22. De kinderen Thorbecke in het huis aan de Dijk, ca.<br />
1800 (de gebruikelijke datering, ca. 1810, is gezien de<br />
leeftijd van de kinderen onwaarschijnlijk). Afgebeeld<br />
zijn v.l.n.r. Sophie, Lubbertus, Friedrich Wilhelm,<br />
Franz Heinrich en Katharine. Part. coll., kopie<br />
aanwezig in GAZ, neg.nr. 72RO38.D.<br />
23. GAZ AAZ01-06039, Register van alle huizen, 1812,<br />
fol. 133-134. Röhner wordt hierin op fol. 42-43 vermeld,<br />
inwonend bij horlogemaker Frederik de Haen<br />
in de Waterstraat.<br />
24. J.C. van Apeldoorn, Het orgel in de Groote- of St.<br />
Michielskerk te Zwolle (Zwolle 1896) 28. Vgl. ook<br />
noot 17.<br />
De Zwolsche Courant maakt van het ontslag geen<br />
melding.<br />
25. W. Schlang & O. Ritter von Maurer, Das Freiburger<br />
Theater (Freiburg 1910) 41,53,119-120.<br />
26. FA Röhner 34, Brief van J.C. aan G.W. Röhner, 1837.<br />
Ibid. 35, Afscheidsgedicht 'Der Bruder', 1837. Ibid.<br />
36, Brieven van A.S. Thorbecke aan G.W. Röhner,<br />
1838,1842-43. Stadtarchiv Freiburg, Bestand Hinterlassenschaftsakten<br />
H 2762.<br />
27. GAZ Overlijdensakten 1846 no. 479, 30 nov. 1846:<br />
Johanna Maria Bergman, oud 71 jaar, geboren te<br />
Arnhem, dochter van Johan Lodewijk Bergman en<br />
Johanna Elisabeth Franken, zonder beroep, weduwe<br />
van Karel Röhner, overleden 26 nov. te 22.30 uur in<br />
de Papenstraat te Zwolle. Het bestand echtscheidings-procedures<br />
1813-1838 uit het archief der Rechtbank<br />
van eersten aanleg te Zwolle (RAO, inv.nr. 79)<br />
bevat geen materiaal over een eventueel door haar of<br />
Röhner begonnen procedure.<br />
Bijlage<br />
Composities van Johann Carl Röhner (Coburg 18 juni<br />
1774 - Freiburg 24 september 1837)<br />
Instrumentale muziek<br />
Het eerste werk aanwezig bij TA en RAU; de overige in<br />
GM<br />
- Simphonie a grand orchestre (in D) opus 3. Hummel,<br />
Berlin / Grand Magasin de Musique, Amsterdam<br />
1802<br />
- Air favori varié pour Ie violon principal avec accompagnement<br />
de deux violons, viola et violoncelle.<br />
Nolting, Amsterdam z.j.<br />
- Caprice et variations pour flüte principale avec<br />
accompagnement de deux violons, alto et basse.<br />
Steup, Amsterdam z.j., no. 205<br />
- Musique militaire pour Ie piano; contenant une<br />
marche, 3 pas redoubles et une valse. Steup, Amsterdam<br />
1820<br />
- Ouverture a grand orchestre. Simrock, Bonn /<br />
Cologne z.j., no. 1514<br />
- Potpourri pour flüte principale avec accompagnement<br />
de deux violons, deux hautbois, deux cors, alto<br />
et basse. Steup, Amsterdam 1821<br />
- Potpourri pour la flüte avec accompagnement de<br />
pianoforte. Steup, Amsterdam z.j.<br />
- Sonate pour Ie pianoforte avec accompagnement<br />
d'un violon. Nolting, Amsterdam z.j.<br />
- Marche pour la flüte de St. Jean (voor piano). Steup,<br />
Amsterdam z.j.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Liederen, uitgegeven bijf.B. Nolting te Amsterdam<br />
Alle in druk aanwezig in GM; de nrs. 28 en 30 tevens bij<br />
TA, de nrs. 33 en 48 in FA Röhner<br />
28 L'Absence uitgave nr. 239<br />
29 L'Attente 240<br />
30 Corine a Oswald 241<br />
31 Mon dernier mot... si! 242<br />
32 La pensee 248<br />
33 Mesadieux 249<br />
35 Un jour dans unegrotte obscure 253<br />
36 Regrets d'une mère sur la mort de son<br />
jeune enfant 254<br />
37 Atoi 255<br />
38 Souvenir 256<br />
39 Amalyre 257<br />
40 La malheureuse 258<br />
2 Verlangen 265 (1819)<br />
43 L'amitié 267<br />
44 Le vaucluse 268<br />
45 Que Ie jour me dure 269<br />
46 Les quatres saisons 270<br />
48 L'enseignement mutuel 280<br />
48 Ma philosophie 287<br />
4 Abendlied (tekst van Cramer, opgedragen aan<br />
G.W. Röhner) 289<br />
5 Minnesold 290<br />
6 DieErscheinung 291<br />
Liederen, uitgegeven bij anderen<br />
Alle aanwezig in GM; 'Fanny' tevens bij TA, UBA en<br />
POM<br />
- Aan Nederland (volkslied, tekst L. Rietberg). Steup,<br />
Amsterdam z.j.<br />
- Wiegenlied. Vermaazen, Amsterdam z.j.<br />
- Fanny (liederencyclus, tekst Rhijnvis Feith). Allart,<br />
Amsterdam 1808<br />
Overige vocale muziek<br />
De eerste drie werken aanwezig bij TA; 'Het Onweder'<br />
in afschrift in RAO; de cantate 'De verlossing van<br />
Nederland' in bibliotheek KNAW; de opera 'Het kleine<br />
Duimpje' in UBA; van de overige werken slechts vermeldingen<br />
aangetroffen<br />
- Het Onweder, cantate op tekst van Rhijnvis Feith.<br />
Autograaf, 1806. In 1827 in Duitstalige versie 'Das<br />
Ungewitter' in Freiburg opgevoerd.<br />
- Missa no. 1. Handschrift (niet van Röhner) z.j.,<br />
afkomstig uit de Mozes en Aaronkerk te Amsterdam.<br />
- Missa no. 3. Handschrift, 1847, herkomst als no. 1.<br />
- De verlossing van Nederland, cantate op tekst van<br />
Rhijnvis Feith. Autograaf, ca. 1819.<br />
- De Storm of het betooverde eiland. Opera, 1805. Vermeld<br />
in ZC; in 1826 in Duitstalige versie 'Der Sturm'<br />
in Freiburg opgevoerd.<br />
- Meifort en Clare. Opera, tekst Rhijnvis Feith, 1810.<br />
Vermeld in ZC.<br />
- Het kleine Duimpje en de reus Fayel. Opera op tekst<br />
van Hendrik Kraijenstein, 1814. Vermeld in ZC.<br />
Diversen<br />
Aanwezig in POM, afdeling documenten<br />
- Gedichte von Joh. Ca. Röhner. Autograaf, met tekeningen<br />
van A. Bergman, Zwolle 1802<br />
Aanwezig in FA Röhner 13<br />
- Muzijkaal Zak-Woordenboek, bevattende eene<br />
beknopte verklaring en beschrijving der voornaamste,<br />
thans bij de vocale en instrumentale toonkunst<br />
in gebruik zijnde, kunsttermen en instrumenten.<br />
Dirk van Stegeren, Zwolle 1820.<br />
Afkortingen:<br />
KNAW Koninklijke Nederlandse Akademie van<br />
Wetenschappen, Amsterdam<br />
TA Toonkunst-Bibliotheek, Amsterdam<br />
UBA Universiteitsbibliotheek, Amsterdam<br />
GM Haags Gemeentemuseum, Den Haag<br />
FA Familie-archief Röhner, Utrecht<br />
RAO Rijksarchief <strong>Overijssel</strong>, Zwolle<br />
RAU Rijksarchief in Utrecht, Utrecht<br />
POM Provinciaal <strong>Overijssel</strong>s Museum, Zwolle<br />
ZC Zwolsche Courant (aanwezig in Gemeentearchief<br />
Zwolle en Rijksarchief in <strong>Overijssel</strong>,<br />
Zwolle)<br />
restant bijschrift pagina<br />
22:<br />
a. Begin van het eerste<br />
koor. c. Partij voor altstem,<br />
blijkens het<br />
opschrift gezongen door<br />
'juffrouw Ramaer'<br />
(mogelijk familie van<br />
een in Zwolle woonachtige<br />
arts).
Aafje Lem<br />
Op deze manier komt<br />
de naam voor in een<br />
charter van 2 mei 1415:<br />
Gherardus Vollenhoe.<br />
Zwolse fraters/3<br />
De geschiedenis van de moderne devotie in<br />
Zwolle is ons onder meer in de kroniek<br />
van het Zwolse fraterhuis overgeleverd. '<br />
De periode van bijna een eeuw die volgt op de<br />
stichting van het Zwolse huis rond 1384, wordt in<br />
deze kroniek uitgebreid beschreven, met als leidraad<br />
de levensgeschiedenissen (vitae) van de in<br />
die tijd in het huis verblijvende fraters. Sommige<br />
van deze fraters zijn slechts in een enkele zin of<br />
korte paragraaf vertegenwoordigd in de kroniek;<br />
andere hebben door hun levenslange toewijding<br />
een stempel gedrukt op de geschiedenis van het<br />
huis.<br />
In de beide voorgaande artikeltjes over de Zwolse<br />
fraters 2 is steeds sprake geweest van fraters en<br />
andere personen uit die eerste groep: mannen die<br />
slechts zijdelings hebben bijgedragen aan de ontwikkeling<br />
van het fraterhuis: Tilmannus Honf bijvoorbeeld,<br />
die een groot deel van zijn leven niet in<br />
het Zwolse, maar in het Harderwijkse fraterhuis<br />
heeft doorbracht; Wessel Gansfort, die nooit deel<br />
heeft uitgemaakt van het fraterhuis, maar door<br />
zijn karakter en levenswijze een stempel heeft<br />
gedrukt op de periode waarin hij leefde en de<br />
mensen die met hem in contact kwamen.<br />
Daarnaast zijn er de fraters uit de tweede groep: zij<br />
duiken in allerlei verhalen in de kroniek telkens<br />
weer op. Gedurende tientallen jaren verrichtten<br />
zij vele functies zowel in als buiten het fraterhuis<br />
en hebben zo diens geschiedenis mede bepaald.<br />
Een van deze fraters is al eens kort ter sprake<br />
geweest, maar zijn leven verdient meer dan een<br />
terloopse vermelding.<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Het gaat om Gerardus (Gheert) van Vollenhoe,<br />
die in de ruim 40 jaar dat hij deel uitmaakte van de<br />
communiteit, zijn sporen heeft nagelaten. Gerardus<br />
bezocht eerst de Zwolse school. Zijn schooltijd<br />
moet gevallen zijn aan het begin van de vijftiende<br />
eeuw, want toen er in 1415 statuten werden<br />
gemaakt voor het fraterhuis, was hij al toegetreden<br />
tot de broederschap; uit de stukken blijkt dat hij<br />
een van de medebepalers van deze huisregels was. 3<br />
Aan het eind van het jaar 1458 overleed hij in datzelfde<br />
huis nadat hij er het grootste deel van zijn<br />
leven had doorgebracht.<br />
Toen Gerardus al ruim 10 jaar in het fraterhuis<br />
woonde, werd hij samen met zijn medebroeders<br />
door de stedelijke overheid gedwongen de stad te<br />
verlaten. De landen van het Oversticht hadden<br />
namelijk geweigerd de nieuw benoemde bisschop<br />
Zweder van Culemborg te accepteren als landsheer<br />
en geestelijk leider, maar hielden vast aan de<br />
in eerste instantie gekozen Rudolf van Diepholt.<br />
Zweder sprak als gevolg daarvan het Interdict uit<br />
over de gebieden die hem weigerden te erkennen.<br />
Hierdoor ontstond een conflict tussen de steden<br />
en de religieuzen, die zich wensten te onderwerpen<br />
aan de gevolgen van het over hen uitgesproken<br />
Interdict, namelijk het verbod op uitoefening<br />
van alle religieuze oefeningen. In 1426 verlieten de<br />
fraters de stad en vertrokken naar het fraterhuis<br />
Hieronymusberg bij Hattem en van daaruit naar<br />
Doesburg waar ze een nieuw fraterhuis stichtten.<br />
Pas in 1432 loste de nieuwe Paus de situatie op en<br />
hief het Interdict op. Alhoewel dit niet direct het<br />
einde betekende van het zogenaamde 'Utrechtse<br />
Schisma', werd het weer mogelijk de godsdienstige<br />
oefeningen in de streek uit te voeren. 4 Om die<br />
reden keerden de fraters, die toen ruim 6 jaar buiten<br />
Zwolle hadden doorgebracht, in de nazomer<br />
van 1432 terug in de stad. Gerardus was een van de<br />
twee priesters, die tezamen met nog tenminste
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
dertien fraters terugkeerde in het fraterhuis.<br />
Rond diezelfde tijd had Gerardus ook de zielzorg<br />
voor de zusters van twee huizen in de stad; hij<br />
was biechtvader in het Olde Convent en in het<br />
Kadenetersconvent. De Zwolse fraters vervulden<br />
naast deze functie vrijwel altijd ook de bestuurlijke<br />
taken in de zusterhuizen in de stad. Gerardus<br />
deelde zijn taak als biechtvader in het Olde Convent<br />
met de rector Dirc van Herxen. Na verloop<br />
van tijd, waarschijnlijk rond 1435, werd deze verantwoordelijkheid<br />
op verzoek van de rectrix in het<br />
Olde Convent overgedragen aan Liefardus (Lephart)<br />
van Ulzen, een telg uit een invloedrijk Zwols<br />
geslacht en familie van de genoemde rectrix. In de<br />
loop van de tijd verwierf Liefardus uiteindelijk de<br />
zorg voor alle zusterhuizen. Hij zou de fraters later<br />
nog veel moeilijkheden gaan opleveren, omdat het<br />
heel moeilijk bleek hem uit zijn functies te ontzetten<br />
toen hij het niet zo nauw meer nam met de<br />
belofte van kuisheid en daarmee alle Zwolse fraters<br />
in opspraak bracht. 5<br />
Gerardus van Vollenhoe heeft ook zijn sporen<br />
nagelaten in de voor en door de fraters opgestelde<br />
oorkonden. Gedurende ruim twintig jaar, tot aan<br />
zijn dood in 1458, werd hij met name genoemd<br />
wanneer het fraterhuis rechtshandelingen op<br />
schrift liet stellen. Dit is een indicatie voor zijn<br />
positie binnen de communiteit, want de in de oorkonden<br />
bij naam genoemde fraters vervullen<br />
steeds een belangrijke functie in het fraterhuis. Zo<br />
is de eerste van de genoemde fraters altijd de rector.<br />
De functie van de tweede persoon wisselt,<br />
soms is het de procurator van een van de huizen,<br />
soms de librarius.<br />
Waarschijnlijk werd de volgorde waarin de<br />
personen genoemd werden in de oorkonden<br />
mede bepaald door de ouderdom van de persoon;<br />
in 1435 bijvoorbeeld werd Geert van Vollenhoe<br />
nog als derde genoemd na de rector Dirc van Herxen<br />
en de procurator Lephart van Ulzen, terwijl<br />
hij in 1453 de tweede plaats innam voor de procurator<br />
van het Domus Pauperum, Albertus Kalkar,<br />
en de procurator van het fraterhuis, Henric Zwarte.<br />
6 Hieruit blijkt dat Gerardus de functie van librarius<br />
vervulde, een taak die hij volgens de kroniekschrijver<br />
heel lang vervulde. 7 Dat deze functie<br />
in het fraterhuis een zeer belangrijke was, blijkt uit<br />
de regels van het huis, de zogenaamde 'consuetudines'.<br />
Hierin is de taakomschrijving van de librarius<br />
de derde in de rij na de rector en de procurator,<br />
die de zorg hadden voor het huis en zijn bewoners.<br />
De bibliothecaris droeg zorg voor de belangrijkste<br />
bron van inkomsten: het scriptorium. De precieze<br />
inhoud van de taak van de librarius zal in een volgend<br />
artikel onderwerp van bespreking zijn.<br />
Gerardus van Vollenhoe overleed een jaar na<br />
Dirc van Herxen, de rector onder wiens gezag hij<br />
zijn leven in Zwolle had doorgebracht. Dat hij niet<br />
vergeten werd in het fraterhuis blijkt uit de kroniek:<br />
toen de schrijver van de kroniek veertig jaar<br />
later zijn tekst opstelde, wisten sommige broeders<br />
van deze librarius te vertellen dat één kar niet<br />
genoeg zou zijn om alles wat hij had geschreven op<br />
te laden en dat hij ondanks zijn bijna volledige<br />
blindheid stug doorschreef, waardoor uiteindelijk<br />
de vingers die hij gebruikte om mee te schrijven<br />
volkomen waren vergroeid. 8<br />
Noten<br />
1. M. Schoengen (ed.) Jacobus Traiecti alias de Voecht,<br />
Narratio de inchoatione domus clericorum in Zwollis<br />
... Werken uitgegeven door het <strong>Historisch</strong> Genootschap,<br />
3e serie nr 13 (Amsterdam 1908).<br />
2. 'Zwolse fraters/i' en 'Zwolse fraters/2.' respectievelijk<br />
in: Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift 1 (1992) 4-6 en<br />
(1992)4117-119.<br />
3. Schoengen, 274-278.<br />
4. H. van Gelderen, '"Gi sult uuter stat trecken..."<br />
godsdienstige gevolgen van het Utrechtse schisma<br />
(1423-1449) en de houding van de bevolking.'in:<br />
Jaarboek Oud-Utrecht 1980, p. 26-42.<br />
5. Schoengen, 108-111.<br />
6. Ibidem, 329, nr 54 en 344, nr 75.<br />
7. Ibidem, 95: 'Longo tempore librarius fuit sollicitus<br />
usque ad mortem, ut fratres haberent requisita ad<br />
opus suum.'<br />
8. Ibidem, 95: 'Solent de eo fratres dicere, quod carruca<br />
non possent vehi libri, quos scripsit ipse. Postquam<br />
ergo senuit et vix per berillum videre poterat, ut pennam<br />
temperaret, tamen non cessabat ab opere scribendi,<br />
ita quod ex longo usu scribendi, dum extenderet<br />
manus, digiti sui componebantur ultro, quasi<br />
haberet pennam ad usum scribendi.'
Lydie van Dijk<br />
De tamme spreeuw, op<br />
doek geschilderd door<br />
Pieter van Noort, 80 x<br />
95 cm (foto: Provinciaal<br />
<strong>Overijssel</strong>s Museum)<br />
26 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
De tamme spreeuw, Pieter van Noort<br />
(1621-1672)<br />
Het schilderij 'De tamme spreeuw' van<br />
Pieter van Noort werd in 1957 door het<br />
Provinciaal <strong>Overijssel</strong>s Museum (POM)<br />
verworven. Over de ware identiteit van de schilder<br />
bestond lange tijd onzekerheid, zoals blijkt uit de<br />
vermelding in de catalogus van de tentoonstelling<br />
Tot Lering en Vermaak, die in 1976 in het Rijksmuseum<br />
in Amsterdam werd gehouden. Daarin<br />
wordt gesteld dat dit schilderij 'waarschijnlijk niet<br />
is van de bekende schilder van visstillevens Pieter<br />
van Noort (werkzaam i626(?)-i648 te Leiden,<br />
daarna waarschijnlijk te Zwolle), maar van een<br />
andere jongere schilder van die naam (misschien<br />
zijn zoon), die in 1621 te Leiden werd geboren.' In<br />
het enkele maanden geleden verschenen boekje<br />
'Schilders in Zwolle' wordt een ander schilderij<br />
van Van Noort uit de collectie van het POM<br />
beschreven en zijn doopceel gelicht, die hier verkort<br />
volgt. Volgens gegevens in het archief van de<br />
gemeente Leiden zijn in de eerste helft van de 17de<br />
eeuw twee kinderen geboren met de naam Pieter<br />
van Noort: de eerste op 19 december 1621, de twee-
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
de op 24 mei 1634. De schilder was in 1648 lid van<br />
het Leidse St. Lucasgilde, hetgeen een geboortedatum<br />
in 1634 uitsluit. In 1652 ging hij in ondertrouw<br />
in Leiden. Hij woonde toen al in Zwolle. Zijn<br />
bruid was eveneens in Leiden geboren, maar<br />
woonde op dat moment in Rotterdam. Uit dit<br />
huwelijk werden vijf kinderen geboren, van wie er<br />
twee na enkele jaren overleden. In 1659 woonden<br />
zij in de Sassenstraat. Pieter van Noort overleed in<br />
Zwolle in 1672.<br />
Zijn werk bestaat voornamelijk uit vis- en<br />
jachtstillevens. Deze schilderijen bevinden zich in<br />
de Lakenhal in Leiden, in het Catharinagasthuis in<br />
Gouda en in het Rijksmuseum in Amsterdam. Een<br />
paar jaar geleden kwam bij Sotheby's in Amsterdam<br />
een groot stilleven met vissen en een visser<br />
onder de hamer. Helaas had het POM niet voldoende<br />
geld om dit werk aan te kopen.<br />
Het onderwerp van het hierbij afgebeelde schilderij<br />
vormt een uitzondering op het door hem<br />
beoefende genre. Het laat een jonge spreeuw zien,<br />
die door een jongen uit zijn kooi gelokt wordt.<br />
Deze kooi wordt door een jong meisje vastgehouden.<br />
Dit 'realistische' onderwerp heeft een symbolische<br />
betekenis. Hoewel het de laatste jaren een<br />
trend is om allerlei zaken op zgn. realistische schilderijen<br />
uit de zeventiende eeuw een betekenis te<br />
geven, die naar mijn idee ook wel eens wat te ver<br />
gezocht is, is hier geen twijfel mogelijk. Het thema<br />
is te verklaren met behulp van Cats' embleem over<br />
de verloren maagdelijkheid in 'Sinne- en Minnebeelden'.<br />
Dit boek verscheen voor het eerst in 1618<br />
en kende vele herdrukken. De minnebeelden<br />
dienden bij Cats om de lezer te begeleiden naar de<br />
religieuze zinnebeelden.<br />
Ook moet bij de verklaring van dit onderwerp het<br />
i7de-eeuwse Nederlands betrokken worden:<br />
Vogelen' was behalve een synoniem voor vogelvangen,<br />
ook de meest gangbare uitdrukking voor<br />
de coitus. Een 'vogelaer' was niet alleen een koppelaar<br />
of hoerenbaas, maar ook degene met wie<br />
men de liefde bedreef.<br />
Het embleem uit Cats' boek heeft als thema 'reperire,<br />
perire est' ('t vlucht, krijgt het lucht). Hierbij<br />
staat het volgende vers:<br />
Waer dat den Maeghdom leyt ginck Els haer<br />
voester vraghen,<br />
De min dacht, segg' ick 't niet, sy mocht daer van<br />
gewagen<br />
Aen Ritsaert, dat 's een boef, die soud' haer doen<br />
bescheyt;<br />
Die sprack sy, neemt dees doos, hier in de Maeghdom<br />
leyt:<br />
(Int doosken sat een vink.) De min was nau vertoghen,<br />
De doos was op-ghedaen, de voghel was ontvloghen.<br />
Ach Maeghdoms teer ghewas! dat ons soo licht<br />
ontglijt<br />
Met soecken jaecht-men 't wegh, met vinden<br />
wert-men 't quijt.<br />
RRPMURE.. PtfRlRR EST.<br />
Een Ritsaert is een ritsige, d.w.z. geile man. In 17de<br />
eeuwse kluchten komt men ook een dergelijk type<br />
tegen. De man op dit schilderij is zo'n type. Hij<br />
draagt hij een jakje, waarvan de mouwen doorsneden<br />
zijn. Het doet voor de tijd waarin het geschilderd<br />
is, wat ouderwets aan. Mogelijk is het frivool<br />
bedoeld.<br />
Literatuur<br />
E. de Jongh, Zinne- en minnebeelden in de schilderkunst<br />
van de zeventiende eeuw, Amsterdam 1967<br />
Illustratie uit: Alle<br />
Wercken van Jacob Cats<br />
bezorgd door Dr. J. van<br />
Vloten, met ruim 400<br />
platen op staal gebracht<br />
door]. W. Kaiser, uitgever<br />
Erven J.J. Tijl,<br />
Zwolle 1862.
Bob Erdtsieck<br />
28<br />
Een rouwbord in de Grote Kerk<br />
Toen na de hervorming de kerken ontdaan<br />
werden van hun heiligenbeelden, kwam<br />
direct daarna het verschijnsel van de rouwborden<br />
op. Wanneer een voornaam persoon<br />
gestorven was, bevestigde men een bord met het<br />
familiewapen en gegevens van de overledene enige<br />
tijd aan het huis, waarna het, als herinnering, een<br />
plaats kreeg in de kerk. Het rouwbord is een uitdrukking<br />
van een tijdsbeeld waarin de mens<br />
belangrijker werd. Met de komst van de Fransen<br />
in 1795 werden ze bijna allemaal verwijderd. Ook<br />
dat is weer een tijdsbeeld: bij gelijkheid en broederschap<br />
paste geen onderscheid. Een van de oudste<br />
Nederlandse rouwborden bevindt zich in het<br />
kerkje van Helium (Groningen) en dateert van<br />
1568. In de zeventiende en achttiende eeuw was er<br />
nauwelijks een kerk zonder rouwborden. Op de<br />
schilderijen met kerkinterieurs van Saenredam is<br />
dit duidelijk te zien.<br />
Het rouwbord in het koor<br />
In 1912 vermeldt F.A. Hoefer in zijn boek 'Wandelingen<br />
door Zwolle' een rouwbord in het 'choor'<br />
van de Grote Kerk met het opschrift: 'De Heer<br />
Iohannes van de Linden eerste Oppercoopman en<br />
capitain van de comp. pennisten van 't Castel.<br />
Geboren tot Batavia anno 1707 den 5 Februari].<br />
Overleden tot Batavia Ao 1742 den 15 October.'<br />
Het bord verdween daarna om onnaspeurlijke<br />
redenen, maar enkele jaren geleden werd het in<br />
een kast van het kerkelijk bureau van de Hervormde<br />
Kerk teruggevonden. De voorzitter van de<br />
kerkvoogdij, B. Veldman, liet het bord restaureren<br />
en herplaatsing wacht nu op betere tijden voor de<br />
Grote Kerk.<br />
Hoe is echter een rouwbord van iemand die in<br />
Batavia geboren en gestorven was in de Grote<br />
Kerk in Zwolle terecht gekomen? Vijf zilveren<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
avondmaalsschotels met het opschrift: 'Legaat van<br />
Mejufvrouw Suzanna Catharina van de Linde', die<br />
ook al door Hoefer worden vermeld, helpen ons<br />
verder.<br />
Opperkoopman op Java<br />
Op 15 oktober 1742 overleed opperkoopman<br />
Johannes van de Linde op de jeugdige leeftijd van<br />
35 jaar. Johannes was op Java geboren, zijn vader<br />
moet dus reeds naar Indië zijn gekomen. Opperkoopman<br />
was een hoge ambtelijke functie bij de<br />
Verenigde Oostindische Compagnie, die echter<br />
slecht betaalde. Bovendien werd de helft van het<br />
salaris in Nederland uitgekeerd. Ambtsmisbruik<br />
om het inkomen iets te verhogen kwam dan ook<br />
veel voor. Johannes en zijn vader hadden een flink<br />
kapitaal bijeenvergaard.<br />
Johannes was gehuwd en had een tweejarig<br />
zoontje, Johannes Christiaan, die in 1740 was<br />
geboren. Waarschijnlijk is de jonge weduwe met<br />
haar kind spoedig na de begrafenis naar Nederland<br />
vertrokken. Opvoeding en schoolopleiding<br />
heeft Johannes Christiaan in ieder geval in Nederland<br />
gehad. In 1758 deed hij in Amsterdam belijdenis<br />
in de hervormde kerk. In hetzelfde jaar stond<br />
hij als student rechten ingeschreven.<br />
Toen Johannes Christiaan in 1765 trouwde was<br />
zijn moeder reeds overleden.<br />
Bruid was de 28-jarige Suzanna de Veer. De<br />
adressen van beiden geven aan dat ze vermogend<br />
waren, ze woonden respectievelijk aan de Reguliersgracht<br />
en aan de Keizersgracht. De ondertrouw<br />
vond plaats op vrijdag 16 augustus. Het<br />
huwelijk (dat in die tijd alleen maar kerkelijk was)<br />
werd voltrokken in Muiderberg op 1 september<br />
1765.<br />
Johannes Christiaan naar Zwolle<br />
Mr. Johannes Christiaan van de Linden bleef
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
voorlopig als advocaat in Amsterdam, hoewel hij<br />
de inkomsten niet nodig gehad zal hebben. Hij<br />
kreeg in Amsterdam vier kinderen: Johannes Justus,<br />
gedoopt op 20 juli 1767 in de Zuiderkerk; Justus<br />
Christiaan, gedoopt op 17 april 1768 in de<br />
Nieuwe Kerk; Anna Maria, gedoopt op 12 januari<br />
1772 in de Oude Kerk; en Suzanna Catharina (die<br />
van het avondmaalszilver), gedoopt op woensdag<br />
30 augustus 1775 door dominee P. Noordbeek in<br />
de Noorderkerk. Johannes Christiaan verhuisde<br />
in augustus 1778 met zijn gezin naar Vollenhove<br />
en kwam vandaar in 1788 naar Zwolle. Het rouwbord<br />
van vader is waarschijnlijk vanuit een<br />
Amsterdamse kerk door de familie meegenomen<br />
naar Vollenhove en Zwolle.<br />
Advocaat Van de Linden woonde in de Voorstraat.<br />
Hier werden de kinderen groot. Justus<br />
Christiaan vertrok in 1791 naar Leiden, waar-<br />
msm<br />
schijnlijk om te studeren. Suzanna Catharina deed<br />
op maandag 16 december 1793 belijdenis bij ds.<br />
G.W. Carp. Haar zuster Anna Maria had dit al in<br />
1789 gedaan. Johannes Christiaan stierfin 1795 op<br />
55-jarige leeftijd en werd op 20 februari van dat<br />
jaar in de Grote Kerk begraven. Dat kon omdat ze<br />
rijk waren. Voor 55 gulden - een behoorlijk bedrag<br />
in die tijd - werd de klok geluid.<br />
Rijke familie<br />
De twee zusje en een broer Van de Linden bleven<br />
gedurende de Franse tijd in Zwolle een hechte<br />
band houden. De, ongehuwde, oudste broer,<br />
Johannes Justus, was ontvanger in Zwolle. Hij<br />
bezat het klein burgerrecht en was vanaf 1807 tijdelijk<br />
directeur van de Grote Sociëteit aan de Koestraat.<br />
In 1802 stond hij borg voor de Engelse wijnkoopman<br />
William Jackson, die op 30 oktober van<br />
Rouwbord van Johannes<br />
van de Linden
Voorstraat 29-31, anno<br />
1972. Op nr. 29 woonde<br />
Suzanna C. van de Linde<br />
na terugkeer uit<br />
Deventer in 1833.<br />
het erop volgende jaar met zijn zuster Anna Maria<br />
zou trouwen. Suzanna Catharina zou nooit trouwen,<br />
maar financiële problemen leverde dat niet<br />
op, want de familie was rijk. In 1809 konden de<br />
vier kinderen Van de Linden met een gerust hart<br />
afstand doen van de erfenis van tante Hendrina<br />
ten gunste van hun moeder, die het schijnbaar<br />
beter kon gebruiken.<br />
In 1810 verhuisden Anna Maria en William<br />
vanuit Zwolle naar Amsterdam en vandaaruit<br />
wellicht verder. Suzanna Catharina vertrok in 1815<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
naar Den Haag. In 1833 kwamen ze tegelijk, via<br />
Deventer, weer terug. De 58-jarige Suzanna ging<br />
wonen in de Voorstraat en daar overleed ze ook<br />
op 20 juni 1849,74 jaar oud.<br />
De erfenis<br />
Suzanna Catharina liet heel veel geld na, en het<br />
meeste ging naar de hervormde kerk. Op 2 juli<br />
1849 werden de precieze bepalingen in haar testament<br />
door notaris Royer bekend gemaakt.<br />
1. De eerste dienstbode kreeg, zolang zij leefde,<br />
een jaarlijkse uitkering van 200 gulden en enkele<br />
meubels.<br />
2. De tweede dienstbode kreeg een bepaald<br />
bedrag.<br />
3. Enkele meubels gingen naar Jkvr. van Berckel.<br />
4. De rest van nalatenschap was voor de Hervormde<br />
Gemeente onder de volgende bepalingen:<br />
a. Duizend gulden moest opzij worden gelegd om<br />
zilveren schotels te maken voor het H. Avondmaal.<br />
b. Wat er over bleef moest worden belegd in aandelen<br />
NWS en de rente hiervan diende om de<br />
twee oudste predikanten in dienstjaren een<br />
jaarlijkse toelage te geven. In 1849 hadden ds.<br />
Van Senden en ds. Bleyenberg er baat bij.<br />
c. De executeur testamentair kreeg 400 gulden.<br />
Waar kwam nu al dit geld vandaan? Suzanna Catharina<br />
bezat vijf-achtste van het pakhuis De Palm<br />
aan de Prinsengracht in Amsterdam, waarde<br />
ƒ 4.500,-; obligaties en effecten ter waarde van<br />
ƒ 15.000,-; en meubels ter waarde van ƒ 1.800,-. In<br />
totaal was er ƒ 21.093,- aan activa.<br />
De kerkvoogdij aanvaardde de erfenis gaarne,<br />
maar moest eerst toestemming aan de koning<br />
vragen. De kerkbestuurders schreven de koning<br />
zeer ingenomen te zijn met de toelage, te meer<br />
omdat het domineessalaris - van staatswege - van<br />
1500 gulden per jaar eigenlijk veel te laag was.<br />
Toch was dat traktement niet zo laag - een arbeider<br />
verdiende slechts 300 gulden - maar wellicht<br />
waren de dominees aan hun stand verplicht er een<br />
grote staat op na te houden. Ondanks de kritische<br />
woorden kwam de goedkeuring van de koning af<br />
en kon worden uitgerekend wat er precies voor de
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
hervormde kerk overbleef. Na aftrek van de giften<br />
aan onder anderen de dienstmeisjes en de successierechten<br />
was er ƒ 11.680,- beschikbaar. Nu zou<br />
dat zo'n 800.000 gulden zijn. De kerkvoogdij<br />
plaatste al het geld op de inkomstenstaat van 1849,<br />
maar beloofde jaarlijks twee predikanten een toelage<br />
te geven. Tevens werd aan een zilversmid<br />
opdracht gegeven vijf zilveren avondmaalsschotels<br />
te maken met het opschrift: 'Legaat van<br />
Mejufvrouw Suzanna Catharina van de Linde'. De<br />
jaarlijkse uitkering aan de twee oudst dienende<br />
dominees is tot in de jaren zestig uitgekeerd.<br />
Het rouwbord<br />
Het rouwbord met als familiewapen twee lindebomen<br />
en twee springende herten van Suzanna's<br />
grootvader hing bij haar overlijden nog steeds in<br />
de Grote Kerk. Het zal na het bekend maken van<br />
de erfenis zeker piëteitsvol zijn behandeld. Van de<br />
Lindens waren er op zeker moment niet meer om<br />
er voor te zorgen; in 1881 staan ze niet in het adresboek<br />
van Zwolle. Misschien heeft Justus Christiaan,<br />
de broer die naar Leiden ging om te studeren,<br />
nakomelingen.<br />
Bronnen<br />
F.A. Hoefer, Wandelingen door oud-Zwolle (Zwolle<br />
1912) 98 en 99.<br />
dr. L. de Jong, Nederland in de Tweede Wereldoorlog,<br />
deel 11a, 32 en 33.<br />
Gemeentearchief Zwolle (GAZ), Kerkelijk Archief (KA)<br />
017, Lidmatenboek 5,167.<br />
Idem, Lidmatenboek 6,204.<br />
Idem, Notulenboek Kerkvoogdij, 1849.<br />
Idem, Ondertrouwboek 801,130-134.<br />
Begraafboek Grote Kerk Zwolle, RBSO 745,289.<br />
Gemeentearchief Amsterdam, Doopboek, nr. 102 fo.<br />
135-<br />
Idem, nr. 56 fo. 187.<br />
Idem, nr. 84 fo. 16.<br />
Idem, Ondertrouwboek, nr. 610 fo. 156.<br />
Rijksarchief in <strong>Overijssel</strong>, Lidmatenboek van Vollenhove,<br />
nr. 314 en 315.<br />
GAZ Recognitiën 25 februari 1809, inv.nr. RA001-00017,<br />
p. 61-62<br />
Wijkboek i-e wijk Voorstraat 1832-1849, B. Wiegman,<br />
inv.nr. AAZ01-00438<br />
Literatuur<br />
F.C. Berkenvelder en W.A. Huijsmans, Maandrekening<br />
van Zwolle 1445. Zwolle (Gemeentearchief)<br />
1993.<br />
Gitte Clemens, Kim Kooiman en Marjolein Schuman,<br />
Nut of vermaak: motieven van de stichters<br />
van schouwburg Odeon te Zwolle. Amsterdam<br />
1993-<br />
Martin Coers, Ja ik wil.... Utrecht (Universiteit<br />
Utrecht) 1993.<br />
Een onderzoek naar de overeenkomsten en<br />
verschillen tussen het huwelijksrecht van de<br />
stad Zwolle aan het eind van de achttiende<br />
eeuw en het heden ten dage geldende huwelijksrecht<br />
in Nederland.<br />
B.J. Kam, De b(o)uren van de O.L.M. Zwolle<br />
(Geert Groote) 1993.<br />
Aart Lensink, 'Het mysterie van de Zwolse zonnekalender',<br />
in: Panorama (1993) december 24-27.<br />
Aranka Meijerink-Wijnbeek, Zwolle in contrast,<br />
Zwolle (Rotary) 1993<br />
Danny Stemvers e.a., De eerste zet in Zwolle: Timman<br />
- Karpov, wereldkampioenschap schaken<br />
1993. Zwolle 1993.<br />
Serie krantenartikelen over het wereldkampioenschap<br />
schaken gehouden in Zwolle.<br />
Bomen in Zwolle, Zwolle (Sector Groen, Sport en<br />
Recreatie) 1993.<br />
175 Jaar tot het algemeen nut van de Zwollenaren.<br />
Zwolle (SNS bank) 1993.
Agenda<br />
Tentoonstellingen<br />
in het Provinciaal <strong>Overijssel</strong>s Museum<br />
12 maart t/m 30 april <strong>1994</strong><br />
GOUDEN KROON: Vestingwerken in <strong>Overijssel</strong><br />
DROSTENHUIS: Zwolse persfoto's 1993<br />
7 mei t/m eind juni <strong>1994</strong><br />
GOUDEN KROON en DROSTENHUIS: ïoo jaar Brandweer<br />
Serviceverlening Rijksarchief uitgebreid<br />
Het Rijksarchief in <strong>Overijssel</strong> is met zijn goed toegankelijke<br />
7,5 strekkende kilometer archieven,<br />
12.000 kaarten en 55.000 historische foto's een<br />
belangrijk informatiecentrum voor de geschiedenis<br />
van <strong>Overijssel</strong>. Iedereen kan dit historisch<br />
materiaal gratis inzien.<br />
Sinds oktober 1993 is het Rijksarchief ook op<br />
zaterdag voor het publiek geopend. De openingstijden<br />
zijn van 10.00 uur 's ochtends tot 16.00 uur<br />
's middags. Op zaterdag wordt dezelfde service<br />
geboden als op doordeweekse dagen. In de zomermaanden<br />
juni, juli en augustus is er geen zaterdagopenstelling.<br />
Met deze verruiming van de openstelling komt<br />
het Rijksarchief tegemoet aan een dikwijls door<br />
bezoekers uitgesproken wens. <strong>Historisch</strong> geïnteresseerden<br />
met een baan tijdens kantooruren door<br />
de week krijgen nu ook de kans het Rijksarchief te<br />
bezoeken zonder daarvoor een vrije dag te hoeven<br />
opnemen.<br />
Educatieve activiteiten maken een bezoek op<br />
zaterdag juist voor familie-onderzoekers extra<br />
aantrekkelijk.<br />
De openingstijden, maandagmiddag van 13.30<br />
tot 17.00 uur en dinsdag tot en met vrijdag van<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
9.00 tot 17.00 uur, blijven gehandhaafd.<br />
Het Rijksarchief is gevestigd aan de Eikenstraat<br />
20, 8021 wx te Zwolle, telefoon 038-540722. Er is<br />
voldoende eigen parkeergelegenheid.<br />
Studiedag archeologie en publiek<br />
Op zaterdag 19 maart a.s. wordt in Deventer een<br />
studiedag over archeologie en publiek gehouden.<br />
Diverse sprekers zullen ingaan op de presentatie<br />
van archeologische vondsten, de publieksbegeleiding<br />
en contacten met de media. Allereerst komt<br />
de inrichting van tijdelijke tentoonstellingen aan<br />
bod. Ook wordt aandacht besteed aan verschillende<br />
manieren om informatie aan bezoekers over te<br />
dragen. Tenslotte wordt de public relations van<br />
archeologische verenigingen en werkgroepen<br />
behandeld. De studiedag wordt afgesloten met een<br />
archeologische excursie in Deventer.<br />
Opgave: Culturele Raad <strong>Overijssel</strong>, Jacob Catsstraat<br />
25,8023 AE Zwolle, telefoon 038-537527.<br />
Contactdag Platform Middeleeuwse<br />
geschiedenis NWO <strong>1994</strong><br />
Op 22 april <strong>1994</strong> organiseert het bestuur van het<br />
Platform Middeleeuwse Geschiedenis van NWO<br />
een contactdag in het Refter te Zwolle een contactdag<br />
in het Refter te Zwolle. Twee thema's zullen<br />
deze dag centraal staan:<br />
1. Hagiografische bronnen en de historicus<br />
Sprekers: mevrouw dr. A.B. Mulder-Bakker<br />
(tevens inleiding), mevrouw drs. M. Carasso-<br />
Kok en mevrouw drs. R.I.A. Nip.<br />
2. Stichting en begunstiging van geestelijke instellingen<br />
in het middeleeuwse bisdom Utrecht,<br />
drie voorbeelden
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 33<br />
Sprekers: mevrouw drs. C.J.C. Broer, dr. B.J.P.<br />
van Bavel, drs. B.R. de Melker, inleiding<br />
prof.dr. C. Dekker.<br />
Belangstellenden voor deze dag kunnen zich aanmelden<br />
bij het secretariaat van de SHW (voorheen<br />
SHO), Postbus 93138, 2509 AC Den Haag, onder<br />
vermelding: contactdag Platform Middeleeuwse<br />
Geschiedenis <strong>1994</strong>. Zij ontvangen dan een uitvoerig<br />
programma en inschrijvingsformulier.<br />
Gezichten op Steenwijk, Blokzijl en de Kuynderschans,<br />
met vestingwerken, getekend door Johannes<br />
Peeters, gegraveerd door Gaspar Bouttats, Antwerpen<br />
1674.<br />
•^^ètataU^at^mnVJl^ll^^i^t^^^^T 6^ H ^^ H £"t*r***^'*toï*iti.^l^J,UM«U,
34<br />
Auteurs Colofon<br />
Wil Cornelissen (1928) was werkzaam bij het<br />
onderwijs, laatstelijk als adjunct-directeur van<br />
de Ambelt te Zwolle. Hij houdt zich momenteel<br />
onder andere bezig met de locale geschiedenis.<br />
Vooral de periode rond de Tweede<br />
Wereldoorlog heeft zijn belangstelling.<br />
drs. Lydie van Dijk (1945) is kunsthistorica en als<br />
conservator verbonden aan het Provinciaal<br />
<strong>Overijssel</strong>s Museum.<br />
Bob Erdtsieck (1921) studeerde aan de Sociale<br />
Academie en aan de Rijksuniversiteit Groningen<br />
(andragologie). Hij was achtereenvolgens<br />
catecheet/jeugdwerker van de Hervormde Gemeente<br />
Zwolle, hulp-prediker te Eerbeek, regionaal<br />
jeugdwerkleider in Groningen/Drente<br />
en bedrijfsmaatschappelijk werker in Zwolle.<br />
Dick Hogenkamp (1949) is arbeidsdeskundige bij<br />
de Gemeenschappelijke Medische Dienst. Hij is<br />
verknocht aan Zwolle en geeft regelmatig diavoorstellingen<br />
over oud en nieuw Zwolle.<br />
drs. Aafje Lem (1965) studeerde mediaevistiek aan<br />
de Rijksuniversiteit van Groningen. Momenteel<br />
is zij als AIO verbonden aan diezelfde universiteit.<br />
Willem van der Veen (1932) is oud-kunstredacteur<br />
van de Zwolse Courant en de Pers Unie.<br />
Hij speelde gedurende 21 jaar in het eerste elftal<br />
van de ZMHC.<br />
drs. Frits David Zeiler (1949) is historicus. Hij<br />
organiseert tentoonstellingen en publiceert op<br />
het gebied van de (vooral Oost-Nederlandse)<br />
geschiedenis en archeologie.<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift is een uitgave van de<br />
Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging en verschijnt viermaal<br />
per jaar. Leden van de vereniging krijgen het tijdschrift<br />
gratis toegezonden.<br />
Bestuur Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
J. Hagedoorn, voorzitter<br />
Tyassenbelt 28,8014 NW Zwolle<br />
E. Tijssen, secretaris<br />
David Spanjarstraat 4,8017 DD Zwolle<br />
H. Brassien, penningmeester<br />
Thorbeckegracht 3c, 8011 VL Zwolle<br />
A. Bootsma-van Hulten, B.J. Kam, I. Wormgoor, leden<br />
Secretariaat/ledenadministratie<br />
Postbus 1448,8001 BK Zwolle, telefoon: 038-656784<br />
Financiën: girorekening Postbank: 5570775<br />
t.n.v. Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
Tarieven lidmaatschap:<br />
65+ (wonendbinnen Zwolle), jeugdleden<br />
en studenten ƒ 25,00/jaar<br />
overige leden ƒ 35,00/jaar<br />
huisleden ƒ 7,50/jaar<br />
Redactie Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />
W. Cornelissen, E.A. van Dijk, J. ten Hove, W.A. Huijsmans,<br />
M. van der Laan, I. Wormgoor.<br />
Adviseur: N. Lettinck<br />
Redactie-adres: Westerstraat 17,8011 CD Zwolle<br />
Vormgeving: Rob van den Elzen biMO, Culemborg<br />
Fotografie: tenzij anders vermeld zijn de foto's<br />
afkomstig van de Gemeentelijke Fotodienst Zwolle<br />
(J.P. de Koning)<br />
Druk: Hoekman Genemuiden<br />
ISSN 0926-7476 © Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/<br />
of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie,<br />
microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande<br />
schriftelijke toestemming van de uitgever.
Errata<br />
behorend bij 100 Jaar Zwolse Brandweer,<br />
Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift <strong>1994</strong> nr. 2<br />
pagina 39 de afbeelding is in spiegelbeeld<br />
afgedrukt<br />
pagina 51 en 58 de foto's zijn verwisseld: op pagina 51 is<br />
de autospuit van Zwollerkerspel te zien<br />
en op pagina 58 de mechanische ladder<br />
pagina 76 kader 2e regel: "Op 21 januari" i.p.v. "Op drie<br />
januari"
Historisc<br />
AAR ZWOLS<br />
I<br />
I»<br />
11E J A A R G A N G 1 9 9 4 N U M M E R 2
Omslag<br />
Brand aan deAssendorperlure<br />
bij Van der<br />
Horst op 13 augustus<br />
1973-<br />
De Zwolse brandweer in 1894<br />
D<br />
eze foto is gemaakt in de tuin van de Buitensociëteit<br />
ter gelegenheid van het afscheid<br />
van opperbrandmeester B. Muijderman<br />
in 1894. Muijderman had die functie 22<br />
jaar bekleed en hij nam afscheid toen de brandweerorganisatie<br />
grondig werd veranderd.<br />
Op de foto zit hij als vijfde van links op de<br />
voorste rij, naast zijn opvolger J. de Vries Hzn. Bei-<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
den dragen de zogenoemde brandmeesterspet. De<br />
man links, die de brandmeestersstok met het cijfer<br />
6 vasthoudt, is J.J. Hardon H.Jzn. Achter de slangenwagen<br />
staat F.A. Hilgen. Hij werd in 1922 opperbrandmeester<br />
en nam in 1938 eervol afscheid<br />
na ruim 40 jaar dienst bij de brandweer.<br />
In tegenstelling tot de foto die in <strong>1994</strong> is gemaakt<br />
(zie pagina 77), zijn hier alleen de hoofdlieden<br />
afgebeeld.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 37<br />
Voorwoord Inhoud<br />
Het voor u liggende nummer van het<br />
Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift is geheel en<br />
al gewijd aan één onderwerp: de Zwolse<br />
brandweer. Op 22 oktober van dit jaar zal het precies<br />
honderd jaar geleden zijn dat de Zwolse gemeenteraad<br />
een nieuwe brandweerverordening<br />
goedkeurde. De veranderingen die door die nieuwe<br />
verordening teweeg werden gebracht, waren<br />
zo groot dat de Zwolse brandweer 22 oktober 1894<br />
als begindatum van haar bestaan beschouwt.<br />
Het honderdjarig bestaan wordt onder andere<br />
gevierd met een tentoonstelling in het Provinciaal<br />
<strong>Overijssel</strong>s Museum en met de uitgave van dit<br />
themanummer.<br />
Voor mij als auteur van dit themanummer is<br />
het een plezierige taak om alle leden van de<br />
brandweer die op een of andere wijze hebben bijgedragen<br />
aan de totstandkoming van dit tijdschrift,<br />
te bedanken. Ik denk daarbij met name<br />
aan de heren J. Dop en B. Klink die bereid waren<br />
de tekst kritisch door te lezen en van commentaar<br />
te voorzien; aan de heren B. Varenkamp en J. Linsen<br />
die hebben geholpen met het zoeken naar illustraties;<br />
aan de heren R. Krijtenburg en P. Kappel<br />
die bereid waren mondelinge informatie te verschaffen<br />
en vooral aan de heer R. Schouten die<br />
optrad als coördinator en die op alle bovengenoemde<br />
terreinen behulpzaam was.<br />
Uiteraard was het onmogelijk aandacht te besteden<br />
aan alle aspecten van de brandweer. Zo komen<br />
bijvoorbeeld de technische ontwikkelingen<br />
nauwelijks aan de orde, omdat het daarbij vooral<br />
om niet-specifiek Zwolse ontwikkelingen gaat.<br />
Ook datgene wat de brandweer zo spectaculair<br />
maakt - brand - komt slechts terloops ter sprake.<br />
Het was namelijk niet de bedoeling een opsomming<br />
te geven van calamiteiten, maar om een<br />
beeld te schetsen van de organisatie in Zwolle die<br />
zich bezighoudt met een van de meest elementai-<br />
Brandbestijding door de eeuwen heen<br />
1324: Stadsbrand<br />
1669: St. Michaëlskerk<br />
De afgelopen 100 jaar<br />
l 933'- Dominicanenklooster<br />
Huisvesting<br />
1973: Van der Horst<br />
Melding en alarmering<br />
Brandmeldingen<br />
Brandweerpersoneel<br />
Hulpverleningen<br />
1992: Diezerstraat 109<br />
Noten<br />
Auteur<br />
re overheidstaken: het leveren van een aandeel in<br />
de veiligheidsbehoefte van de burger. Wanneer ik<br />
hierboven dank heb gebracht aan personen die<br />
mij geholpen hebben, dan moet die waardering<br />
ook uitgaan naar al die niet genoemden die hun<br />
bijdrage hebben geleverd aan die veiligheid in<br />
Zwolle. Het is goed dat bij het lezen van dit tijdschrift<br />
onder ogen te zien.<br />
Ingrid Wormgoor<br />
38<br />
44<br />
63<br />
68<br />
73<br />
79<br />
80
Werkzaamheden op<br />
een ladder tijdens de<br />
brand in de toren van<br />
de St. Michaëlskerk,<br />
1669. Detail van een<br />
schilderij van Jan Grasdorp<br />
(foto: collectie<br />
Waanders).<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Brandbestrijding door de eeuwen heen<br />
elijk het geval is met zoovele zaken, is<br />
, ook op 't gebied van de brandweer het<br />
tegenwoordige slechts eene voortzetting<br />
en verbetering van wat vroegere geslachten hebben<br />
tot stand gebracht.' 1<br />
Uit deze opmerking van de Zwolse historicus J.<br />
Geesink spreekt een groot gevoel voor de continuïteit<br />
van de geschiedenis. Tegenwoordig zullen echter<br />
nog maar weinig mensen grote overeenkomsten<br />
zien tussen een modern uitgeruste brandweerauto<br />
met geoefende brandweerlieden en de chaoti-<br />
sche taferelen op oude prenten waarop een brand is<br />
afgebeeld. Toch heeft Geesink gedeeltelijk wel gelijk:<br />
de huidige brandweerorganisatie in Zwolle is<br />
stap voor stap tot stand gekomen en brand en<br />
brandbestrijding hebben van oudsher aandacht gekregen<br />
van stadsbesturen. Telkens werden relatief<br />
kleine dingen veranderd. Daarbij gingen technische<br />
en organisatorische ontwikkelingen vaak<br />
hand in hand.<br />
Slechts één keer - naar aanleiding van de aanleg<br />
van het waterleidingnet in de stad - kwam een<br />
grootschalige reorganisatie tot stand. Deze reorganisatie<br />
was zo ingrijpend, dat we kunnen stellen dat<br />
de huidige brandweerorganisatie op de schouders<br />
staat van de brandweer, zoals die in 1894 tot stand<br />
kwam. Die aanleg van het waterleidingnet was voor<br />
het Zwolse gemeentebestuur - evenals voor gemeentebesturen<br />
overal elders in het land - aanleiding<br />
om een nieuwe brandweerverordening vast te<br />
stellen. Dat gebeurde op 22 oktober 1894. Over die<br />
nieuw-georganiseerde brandweer gaat het grootste<br />
deel van dit tijdschrift. Voorafgaat een korte inleiding<br />
over de voorgeschiedenis van de brandbestrijding<br />
in de stad.<br />
Oudste bepalingen<br />
Al in de oudst bekende 'gemeentewet' van Zwolle,<br />
het zogenoemde eerste stadboek, dat waarschijnlijk<br />
is samengesteld kort na 1324, staan enkele bepalingen<br />
over brand. Zo was iedereen verplicht, op<br />
straffe van een zware boete, melding te maken van<br />
brand. Buren waren, eveneens op straffe van een<br />
zware boete, verplicht hulp te verlenen wanneer<br />
brand was uitgebroken. Vechten onderweg naar en<br />
van de brand was streng verboden. Verder was<br />
men verplicht zijn huis te laten afbreken om uitbreiding<br />
van brand tegen te gaan. De stad moest in<br />
zo'n geval de schade vergoeden. 2<br />
Uit een stadsregister uit de vijftiende eeuw Ie-
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 39<br />
ren we met welk materiaal men de vlammen te lijf<br />
moest gaan. De Zwollenaren waren verplicht samen<br />
met een aantal van hun buren de beschikking<br />
te hebben over een brandladder van minstens 24<br />
voet lang en drie leren emmers. Bij een brand<br />
moest water met de emmers uit de gracht gehaald<br />
worden. De emmertjes werden met de hand doorgegeven<br />
tot op de plaats van de brand. Zo nodig<br />
werden de ladders tegen de muur gezet en daar<br />
vandaan werden de emmertjes water op het vuur<br />
geworpen. Veel effect zal het allemaal niet gehad<br />
hebben: het was noodzakelijk om dicht bij de<br />
brand te komen maar dat zal door de hitte niet altijd<br />
mogelijk zijn geweest. Bovendien ging veel water<br />
onderweg al verloren omdat het nu eenmaal<br />
moeilijk was de emmertjes rustig en rechtop door<br />
te geven.<br />
Voor deze manier van blussen - en vooral om<br />
ervoor te zorgen dat er water uit de gracht bij de<br />
brand kwam - waren veel mensen nodig. Een<br />
wachter op de toren van de St. Michaëlskerk had<br />
dan ook tot taak bij brand alarm te slaan. Alle in-<br />
Brand in de St. Michaëlskerk<br />
in 1669. Dit schilderij<br />
van Jan Grasdorp is<br />
aanwezig in het gemeentehuis<br />
(foto: Provinciaal<br />
<strong>Overijssel</strong>s Museum).
Tijdens het blussen van<br />
de brand in de toren<br />
van de St. Michaëlskerk<br />
was het een drukte van<br />
belang. Detail van een<br />
schilderij van Jan Grasdorp<br />
(foto: collectie<br />
Waanders).<br />
40<br />
»VF • n 'M .** 'f<br />
' - f *#7 «
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
plaatst worden. De ketel moest met emmers worden<br />
gevuld. De lange rijen mensen die elkaar emmertjes<br />
water doorgaven vanaf de gracht tot de<br />
plaats van de brand behoorden dus nog niet tot het<br />
verleden.<br />
Gebroeders Van der Heiden<br />
De broers Jan en Nicolaas van der Heiden brachten<br />
twee belangrijke verbeteringen aan op de brandspuiten.<br />
Zij ontwikkelden de slangbrandspuit. De<br />
eerste verandering was dat de korte koperen straalpijp<br />
van de bestaande brandspuiten werd vervangen<br />
door een slang van leer of zeildoek. Het water<br />
kon zo veel dichter bij het vuur gebracht worden.<br />
De volgende verbetering betrof de aanvoer van<br />
het water. In verschillende stappen kwamen zij ertoe<br />
het bluswater uit de gracht op te pompen, zodat<br />
het water niet meer met emmertjes naar de spuit<br />
gebracht hoefde te worden. De vergaarbak met water<br />
en de pomp hoefden nu niet meer zo dicht bij<br />
de brand te staan, maar konden vlak bij het water<br />
neergezet worden. Het water werd via een slang<br />
van de vergaarbak naar de spuit gevoerd. Amsterdam,<br />
waar de gebroeders Van der Heiden woonden<br />
en werkten, kocht in 1672 de eerste slangbrandspuiten.<br />
Zwolle volgde in 1691 met de aanschaf van twee<br />
grote slangbrandspuiten. In de loop der jaren volgden<br />
nog enkele andere spuiten. Het onderhoud<br />
van de spuiten werd verricht in opdracht en voor<br />
rekening van de stad.<br />
Gelijk ook later meermalen het geval zou zijn,<br />
werd de bestaande ordonnantie aangepast aan de<br />
nieuwe technische ontwikkelingen. In de ordonnantie<br />
van 1691 - opgesteld na de aankoop van de<br />
brandspuiten - staat uitvoerig beschreven hoe men<br />
te werk moest gaan. In geval van brand moesten de<br />
brandmeesters en alle andere personen die bij een<br />
spuit hoorden zich zo snel mogelijk naar de brand<br />
begeven. Van deze personen 'zullen eenige wezen<br />
afgezonden om de spuit-pyp te voeren en 't water<br />
in den brand te stieren. Anderen om te pompen en<br />
wederom anderen om 't water te scheppen en in de<br />
zak te brengen.' Bij de brand aangekomen moesten<br />
de waterscheppers direct de waterzak met de slangbak<br />
van de spuit afnemen en deze met de ladders en<br />
emmers naar het dichtstbijzijnde water brengen.<br />
Bij de oude brandspuit (links) is de korte straalpijp<br />
duidelijk te zien. Het nieuwe model slangbrandspuit<br />
van Jan van der Heiden (rechts) heefteen lange<br />
slang waarmee men vlak bij het vuur kan komen.<br />
Tekening in 'Beschryving der niewlyks uitgevonden<br />
en geoctrojeerde slag-brand-spuit', Jan van der<br />
Heiden (Amsterdam 1/35; ie druk 1690).
1669: St. Michaëlskerk<br />
Ze moesten dan direct beginnen met waterscheppen,<br />
terwijl twee van hen met de slangbak terugliepen<br />
naar de spuit en de slang lieten uitrollen. Zodra<br />
het water in de zak gegoten werd, moest één van<br />
hen langs de slang lopen om te controleren of het<br />
water ongehinderd kon doorstromen. Alle vrouwen<br />
en kinderen moesten daarentegen bij hun huizen<br />
blijven. De burgers mochten geen vrouwspersonen<br />
naar de brand doorlaten. 3<br />
Op 7 juni 1669 sloeg de bliksem in in de toren van de St. Michaëlskerk.<br />
Spoedig begon het al sterker en sterker te roken,<br />
vooral nadat iemand het venster in de torenspits had geopend.<br />
Door de wind begon het houtwerk te branden. Er ontstond 'groote<br />
angst en benauwtheid onder 't volk. Men hield datelyk raad, hoe<br />
men de brand zoude stillen, en verdere ongelukken voorkomen;<br />
daar wierd besloten dat men dese houten spitse een weinig boven<br />
het muurwerk soude afzagen; men gaat terstont te werk, en men<br />
begint te zagen: dog dit gelukte niet (...) Daar na bragt men ettelyke<br />
schuiten met water in de Kerk, op dat men 't dak van de selve, so<br />
het vuur daar in kwam,nog konde lesschen. De kerk na het enge<br />
steegjen was wel twe maal in brand; maar het wierd door de grote<br />
vlyt der Burgeren gelescht. Ten laasten verbrandede de geheele<br />
spitse, drie klokken van het speelwerk smolten van hitte, en in een<br />
vierde quam een gat. (...) Ondertusschen was dese brand schrikkelyk<br />
om te sien, staande dit werk van sulken ongemeene en wonderlyken<br />
hoogte midden in en boven de Stad, synde de wind Noorden<br />
enredelykfel.' 1<br />
De stad begon nog wel met het herstel van de torenspits, maar besloot<br />
tot een afdekking met een lage kap. De toren had echter door<br />
de brand (en door twee eerdere branden) zodanig te leiden gehad,<br />
dat de muur scheuren begon te vertonen. In 1682 begaf de toren het<br />
volledig en stortte tijdens een storm gedeeltelijk in. Een tweede<br />
storm deed de rest. Alleen een klein stukje muur moest nog op kosten<br />
van het stadsbestuur afgebroken worden; een roemloos einde<br />
voor wat mogelijk de hoogste kerktoren van Nederland was geweest.<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Brandspuithuisjes<br />
De aanschaf van de grote brandspuiten maakte het<br />
noodzakelijk de huisvesting voor het materieel aan<br />
te passen. De spuiten werden in verschillende wijken<br />
van de stad geplaatst. In de loop der tijd ontstonden<br />
zo op verschillende plaatsen brandspuithuisjes.<br />
Hier werden de spuiten en het overige<br />
blusmaterieel bewaard. Wanneer een extra spuit<br />
werd gekocht, moest ook een nieuwe bewaarplaats<br />
gevonden worden. In het begin van de achttiende<br />
eeuw waren er onder andere bewaarplaatsen aan de<br />
Stadswaag (het huidige Gasthuisplein), op het<br />
Broerenkerkhof, bij het Pestengasthuis, in de Binnen<br />
Sassenpoort en in de Binnen Diezerpoort. In<br />
de loop van de negentiende eeuw groeide het aantal<br />
brandspuithuisjes tot tien. Herhaaldelijk moesten<br />
ze verbouwd, verplaatst of vergroot worden.<br />
Behalve in de brandspuithuisjes werd ook op<br />
andere plaatsen materieel bewaard. Een in 1865<br />
aangeschafte grote aanjager 4 stond in een speciaal<br />
aangepast brandspuithuisje in de Grote Kerk, onder<br />
de consistoriekamer. Brandladders en brandhaken<br />
werden bewaard in de stadswerkplaats (vanaf<br />
1875) en in de Hoofdwacht werden sinds 1885<br />
reddingstoestellen en een vangzeil opgeslagen.<br />
De aanschaf van steeds beter materieel leverde<br />
telkens opnieuw huisvestingsproblemen op. Met<br />
een zekere regelmaat werden hierover lange discussies<br />
in de gemeenteraad gevoerd. Zo werd in<br />
1890 een mechanische ladderwagen gekocht. Een<br />
jarenlange discussie in de Tweede Raadscommissie<br />
leverde uiteindelijk op dat het apparaat zou blijven<br />
staan op de aanvankelijk als tijdelijk omschreven<br />
plaats, namelijk het voormalige kantoor van de gemeente-architect<br />
op de Friese Wal.<br />
Brandspuitmeesters en spuitgasten<br />
Voor iedere spuit beschikte Zwolle over twee<br />
brandspuitmeesters, twee fakkeldragers en een<br />
aantal spuitgasten — geen van allen was 'beroeps'.<br />
Bij brand moesten alle personen die bij een bepaalde<br />
spuit hoorden, naar de bewaarplaats van die<br />
spuit gaan, de spuit naar de plaats van de brand<br />
brengen en haar in werking stellen. Voor de bediening<br />
van de mechanische brandladder bestond een<br />
aparte regeling. Deze werd bediend door zestien leden<br />
van de Zwolsche Gymnastiekvereeniging. Het
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 43<br />
gemeentebestuur had in 1891 verheugd gereageerd<br />
op hun aanbod deze ladder te bedienen omdat,<br />
'van hen met grond verwacht mag worden dat zij<br />
met genoemd werktuig weten om te gaan op<br />
zoodanige wijze dat dit aan zijn doel beantwoordt.'<br />
Als onderscheidingsteken hadden zij een penning<br />
waarop in de rand 'vrijwillige brandweer' en in het<br />
midden de letters 'Z.G.V.' stonden. 5<br />
De brandmeesters, die tot taak hadden toezicht<br />
te houden op de gang van zaken, hadden een beschilderde<br />
stok ter onderscheiding van hun ambt.<br />
De opkomst van de spuitgasten liet echter nogal<br />
eens te wensen over. Om hun ijver aan te wakkeren,<br />
loofde het stadsbestuur premies uit voor die<br />
spuiten die als eerste of tweede bij de brand waren.<br />
De premie moest verdeeld worden onder de spuitgasten<br />
die op tijd aanwezig waren geweest. Spuitgasten<br />
die pas kwamen opdagen wanneer de brand<br />
al geblust was, kregen een boete. Om het tijdstip<br />
van opkomst te kunnen controleren, hadden alle<br />
spuitgasten een penning die zij aan de brandmeester<br />
moesten geven zodra zij bij een brand aanwezig<br />
waren. Op zo'n penning stond het stadswapen afgebeeld,<br />
het nummer van de wijk en het nummer<br />
van de spuitgast.<br />
Gemeentewet 1851<br />
De nationale overheid heeft zich heel lang niet met<br />
de brandweerorganisatie bemoeid. Pas in 1851<br />
kwam een begin van regelgeving tot stand. In de<br />
zogenoemde 'Gemeentewet 1851' werd vastgelegd<br />
dat burgemeester en wethouders belast werden<br />
met het toezicht op de brandblusmiddelen en bevoegd<br />
waren brandmeesters te ontslaan (art. 179).<br />
Het opperbevel over de brandweer werd toegekend<br />
aan de burgemeester (art. 189).<br />
In feite is dit het begin van een gemeentelijke<br />
brandweer, maar in de praktijk veranderde niet<br />
veel: elke gemeente was en bleef voor zichzelf bezig<br />
een redelijk werkend brandweerapparaat te onderhouden<br />
en te voorzien van materieel. Die gemeentelijke<br />
autonomie leidde tot grote verschillen in organisatie,<br />
omvang en in de hoeveelheid en kwaliteit<br />
van het blusmaterieel. Het kwam daardoor regelmatig<br />
voor dat hulpverlening van het ene aan het<br />
andere brandweerkorps - noodzakelijk bij zeer<br />
grote branden - moeilijk was omdat het blusmaterieel<br />
niet gestandaardiseerd was.<br />
Grote veranderingen traden pas op tijdens en<br />
na de Tweede Wereldoorlog, toen de nationale<br />
overheid een meer gecentraliseerde organisatie bevorderde.<br />
Brandladder bediend<br />
door leden van de<br />
Zwolsche Gymnastiekvereeniging,<br />
1894.<br />
Petje van de Zwolsche<br />
Gymnastiekvereeniging<br />
(foto: collectie Waanden).
Brandweerhelm met<br />
het stadswapen van<br />
Zwolle (foto: collectie<br />
Waanders).<br />
Vaandel van de Zwolsche<br />
Brandweer (foto:<br />
collectie Waanders).<br />
44<br />
De afgelopen 100 jaar<br />
Waterleiding<br />
Een echt grote verandering voor de brandweer,<br />
zowel wat betreft het gebruikte materieel<br />
als wat betreft de organisatie, vond na<br />
1892 plaats. In dat jaar werd namelijk een begin gemaakt<br />
met de aanleg van een waterleiding in de<br />
stad. In datzelfde jaar werden ook voorbereidingen<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
getroffen om de brandweer te laten profiteren van<br />
de mogelijkheden die een waterleiding biedt: bij de<br />
begrotingsbehandeling voor 1893 werd een bedrag<br />
van ƒ 1000,- gereserveerd voor de aanschaf van<br />
nieuw materieel. Gezien de totale begroting van de<br />
brandweer, ƒ 2945,-, was dat een fors bedrag. Voor<br />
dit geld werden zogenoemde slangenwagentjes<br />
aangeschaft.<br />
Het gevolg van deze aanschaf was dat de hele<br />
organisatie van de brandweer aangepast moest<br />
worden en dat er een nieuwe brandweerverordening<br />
moest komen.<br />
De wijze van blussen veranderde grondig doordat<br />
er nu in principe altijd water in de buurt was. In<br />
het waterleidingnet waren om de 50 tot 100 meter<br />
brandkranen aangebracht. Hierop konden opzetstukken<br />
geschroefd worden en daar konden dan<br />
weer de slangen aan gekoppeld worden. Op die<br />
manier was het mogelijk zonder gebruik van pompen<br />
te blussen. De oude slangbrandspuiten en aanjagers<br />
waren niet meer nodig in die gebieden van<br />
de stad waar de waterleiding was aangelegd. (Het<br />
duurde nog een aantal jaren voordat ook alle buitenwijken<br />
van waterleiding waren voorzien.) Het<br />
nieuwe materiaal zou moeten bestaan uit slangenwagens<br />
met de nodige slangen en standpijpen om<br />
op de brandkranen aan te sluiten en straalpijpen<br />
om mee te spuiten. De oude brandspuiten bleven<br />
voorlopig dienst doen in de buitenwijken en als reservematerieel.<br />
Reorganisatie in 1894<br />
In 1894 kwam het college van Burgemeester en<br />
Wethouders met een voorstel voor een nieuwe organisatie.<br />
Na behandeling door de gemeenteraad<br />
en wat gekrakeel over de vraag of het voorstel al<br />
dan niet door het college van Brand- en Brandspuitmeesters<br />
moest worden bekeken, werd de<br />
nieuwe verordening op 22 oktober vastgesteld. De
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 45<br />
belangrijkste organisatorische veranderingen waren<br />
het aantal mensen dat betrokken was bij de<br />
brandweer en het instellen van een college van<br />
Brandmeesters.<br />
Het personeel van de brandweer zou in de toekomst<br />
bestaan uit een opperbrandmeester, een<br />
plaatsvervangend opperbrandmeester, zes brandmeesters<br />
en zes plaatsvervangend brandmeesters.<br />
Deze 14 man vormden samen het college van<br />
Brandmeesters. Daarnaast kwamen er 12 bedienaren<br />
der standpijpen, 18 fakkeldragers, 36 manschappen,<br />
een bode, 8 manschappen om de gewone<br />
brandladders te bedienen, een hoofd, een<br />
plaatsvervangend hoofd en 14 manschappen tot<br />
bediening van de mechanische brandladder. In totaal<br />
dus 104 man.<br />
In vergelijking met de vroegere situatie was dat<br />
een enorme vermindering. In 1891 waren namelijk<br />
niet minder dan 579 man nodig: een opperbrandmeester,<br />
een substituut-opperbrandmeester, 20<br />
brandmeesters, 20 brandspuitmeesters, 3 boden en<br />
534 spuitgasten. Op basis van deze aantallen konden<br />
B&W met een gerust hart voorstellen om de<br />
uurvergoedingen van de spuitgasten te verhogen.<br />
Zij wilden dat omdat ze het zeer wenselijk achtten<br />
'personen te kiezen van een ander gehalte en iets<br />
hooger op de maatschappelijke ladder staande dan<br />
zij, die tot dusver als spuitgasten werden gekozen.<br />
Ondanks het door ons voorgesteld hooger loon,<br />
zullen de kosten van brandblussching blijven beneden<br />
hetgeen ze tot dusver beliepen.'<br />
De leden van het nieuw ingestelde college van<br />
Brandmeesters - een college dat tot op de dag van<br />
vandaag is blijven bestaan - moesten het zonder<br />
persoonlijke vergoeding doen. Wel kreeg dit college<br />
een tegemoetkoming in de vergaderkosten. Ze<br />
In 1923 kocht de Zwolse<br />
brandweer deze motorspuit.<br />
Achterop is een<br />
zuigstang te zien die in<br />
open water wordt gehangen<br />
om water aan<br />
te zuigen.
Feestlied geschreven ter<br />
gelegenheid van het 25jarig<br />
bestaan van het<br />
college van Brandmeesters<br />
in 1919.<br />
46 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
kregen als taak het toezicht op het blusmaterieel.<br />
Er was dus nog steeds geen enkele beroepsbrandweerman.<br />
De vergoeding van de spuitgasten<br />
was een vergoeding voor gederfde inkomsten en de<br />
brandmeesters vervulden hun taak als een soort<br />
erefunctie.<br />
De stad werd in zes wijken opgesplitst en in elke<br />
wijk kwam een slangenwagen te staan. Daarnaast<br />
kreeg de politie één wagen en bleef één wagen in reserve.<br />
Bij elke slangenwagen behoorde het volgende<br />
materieel:<br />
1. lijst aangevende het aanwezige materiaal<br />
2. boekje aanduidende de plaats waar de brandkranen<br />
liggen<br />
3. ellemaat voor het opzoeken dier plaats<br />
4. lucifers<br />
5. lapzak met toebehoren<br />
6. standpijp<br />
7. twee straalpijpen met mondstukken<br />
8. twee reserve mondstukken<br />
9. sleutel voor het openen der brandkranen<br />
10. minstens 150 meter slang in koppelingen van 25<br />
meter<br />
11. 2 lantaarns<br />
12. een bijl<br />
13. 3 slangenhangers<br />
14. 3 slangenklemmers<br />
15. nijptang<br />
16. 2 pennen<br />
17. eenig poetskatoen, in olie gedrenkt.<br />
Tengevolge van de nieuwe regeling moest het<br />
bestaande college van Brand- en Brandspuitmeesters<br />
ontbonden worden. Alle hoofdlieden, onder<br />
wie opperbrandmeester B. Muijderman, werden<br />
onder dankbetuiging eervol ontslagen. In hun<br />
plaats werden J. de Vries Hz. en W. Schutte respectievelijk<br />
tot opperbrandmeester en plaatsvervangend<br />
opperbrandmeester benoemd. Bij de zes slangenwagens<br />
werden A.J. van der Linde, G.B. van der<br />
Linde, J. Meuleman, H. de Vries Hz., H.J. ter Horst<br />
jr. en J. Doorn benoemd tot brandmeesters. Ook<br />
een groot gedeelte van de spuitgasten moest vertrekken.<br />
Nergens werd daarover met een woord<br />
gerept, hoewel voor veel spuitgasten de premies<br />
een welkome bron van inkomsten waren geweest.<br />
Kort daarop werd besloten de brandmeesters<br />
en hun plaatsvervangers te voorzien van een prak-<br />
tischer onderscheidingsteken dan de aloude stok.<br />
Deze belemmerde de brandmeesters namelijk teveel<br />
in hun bewegingsvrijheid. Zij kregen daarom<br />
een pet met een gouden rand. De manschappen<br />
werden voorzien van een armband.<br />
In grote lijnen bleef de nu in het leven geroepen<br />
organisatie bestaan tot vandaag de dag. In details is<br />
echter in de loop der jaren veel veranderd, gereorganiseerd<br />
en vergaderd over de meest gewenste organisatievorm.<br />
Een telkens terugkerend discussiepunt<br />
was de wenselijkheid van het in dienst nemen<br />
van beroepsmensen. Verder waren de aanschaf van<br />
nieuw ontwikkeld, technisch hoogstaand materieel<br />
en de huisvesting aanleiding voor uitgebreide discussies<br />
in de gemeenteraad.<br />
Gemeente-architect of opperbrandmeester<br />
Naar aanleiding van een alarmerend rapport van<br />
het college van Brandmeesters in 1904 werden de<br />
taken en mogelijkheden van de brandweer weer ter<br />
FEESTLIED<br />
BIJ HET 25-JARIG BESTAAN<br />
VAN HET<br />
COLLEGE VAN BRANDMEESTERS TE ZWOLLE<br />
1894-1919 = =<br />
Wijze: „De lepe! in de brijpot".<br />
Als er eens brand was<br />
En er geen spuit was,<br />
Wat was dat toch naar;<br />
Het was bezwaarlijk<br />
Ia men was waarlijk<br />
In levensgevaar!<br />
Maar zoolang als de Brandweer nog in Zwol' is goed, I<br />
Spuiten wij met moed, Spuiten wij met moed. l<br />
Maar als er brand bomt.<br />
De telefoon bromt,<br />
Springt elk op de been.<br />
Men vliegt naar buiten,<br />
En haalt de spuiten,<br />
In huis blijft er geen!<br />
Want zoo lang als enz.<br />
Nu zoo maar voort gaan.<br />
Op onze bluschbaan.<br />
Altijd eensgezind.<br />
Eendracht maakt ons sterk,<br />
Ook in het bluschwerb,<br />
Zooals elk ondervind.<br />
Wanl zoolang als enz.<br />
Wil vroolijfc zingen<br />
U niet bedwingen,<br />
Dat staat ons wel aan;<br />
Kom laat ons klinken<br />
En daarbij drinken,<br />
Dan zal 't wel weer gaan.<br />
Want zoolang als de Brandweer aan een feestmaal doet,<br />
Drinken wij ook goed! Drinben wij oob goed! !
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 47<br />
discussie gesteld. Het college van Brandmeesters<br />
had namelijk geconstateerd dat de blusmogelijkheden<br />
in wijken zonder waterleiding en in die gevallen<br />
waar de waterleiding niet goed zou functioneren,<br />
volstrekt onvoldoende waren. Moest de<br />
brandweer op alle eventualiteiten kunnen reageren,<br />
was de vraag waar de gemeenteraad een antwoord<br />
op moest geven.<br />
Het college van B&W vond van niet. Zij steunde<br />
het voorstel van de brandmeesters, waarin om<br />
meer materiaal gevraagd werd niet, omdat zij de<br />
kosten te hoog vond. De gemeenteraad wilde echter<br />
meer gegevens om een goede afweging te kunnen<br />
maken.'<br />
Intussen bleek er meer aan de hand te zijn dan<br />
alleen een gebrek aan blusmateriaal. Ook de kwestie<br />
wie verantwoordelijk moest zijn voor de toestand<br />
van de blusmiddelen was in het geding, B&W<br />
stelden deze vraag in de zomer van 1905 aan de<br />
orde. Tot die tijd berustte die verantwoordelijkheid<br />
bij de gemeente-architect. In de praktijk leidde<br />
dat tot moeilijkheden, omdat de opperbrandmeester<br />
met materieel moest werken, terwijl hij<br />
geen toezicht had op het onderhoud ervan en hij<br />
ook geen stem had gehad bij aanschaf. Wijziging<br />
was daarom gewenst, B&W vonden het nodig dat<br />
een werkman onder de bevelen van de opperbrandmeester<br />
zou komen voor het onderhoud en<br />
controle van de blusmiddelen. De gemeenteraad<br />
kon hiermee instemmen. 2 Kort daarop kwam de<br />
eerste beambte-werkman, Dirk Lohman, in dienst.<br />
Het jaar daarop kwamen B&W met een voorstel<br />
om de brandweerverordening te wijzigen. Zij wilden<br />
niet ingaan op de voorstellen in het rapport uit<br />
1904 van het college van Brandmeesters. Nadere<br />
beschouwingen hadden geleid tot een beschouwing<br />
over wat wel en wat niet van de brandweer<br />
mocht worden verwacht.<br />
De vraag of de brandweer kon blijven bestaan<br />
als vrijwillige onbezoldigde brandweer, of dat de<br />
uitbreiding van taken, oefeningen en materieel<br />
moest leiden tot het aanstellen van bezoldigde<br />
brandmeesters kwam ter sprake. Een minderheid<br />
van het college was van mening dat een beroepsbrandweer<br />
niet nodig was. De meerderheid erkende<br />
dat de taken van de brandmeesters steeds zwaarder<br />
werden. De voorstellen gingen er echter van uit<br />
dat zij 'lust en tijd zullen hebben om in dezen de<br />
belangen der gemeente te dienen...' Verder werd<br />
geconstateerd dat een brandweer die zou voldoen<br />
aan de normen van de moderne tijd stoomspuiten<br />
zou moeten hebben en goed geoefend beroepspersoneel,<br />
maar 'Dat kost schatten gelds en wij vinden<br />
vooralsnog geen vrijheid voor te stellen tot een<br />
zoodanige uitbreiding over te gaan. Er zijn hier ter<br />
stede nog geen branden voorgekomen, welke de<br />
vrees deden ontstaan, dat de brandweer op den<br />
grondslag van hare tegenwoordige organisatie den<br />
brand niet meester kon worden.'<br />
In concreto werd voorgesteld zeven wijken te<br />
maken in plaats van zes (in verband met de uitbreiding<br />
van Assendorp) en om aan elke slangenwagen<br />
vijf personen te verbinden in plaats van elf. Dit<br />
aantal was bepaald met het oog op het contract met<br />
de telefoonmaatschappij, de firma Ribbink van<br />
Bork & Co. Volgens dit contract konden per wijk<br />
maximaal vijf brandweerlieden aangesloten worden<br />
op het telefoonnet. De inspecteur van de<br />
bouwpolitie en de gemeentepolitie zouden bepaalde<br />
verantwoordelijkheden moeten krijgen, gezien<br />
het veranderde karakter van de brandweer. Tevens<br />
werd voorgesteld een tweede beambte-werkman<br />
aan te stellen. 3<br />
Tijdens de behandeling van de ontwerp-verordening<br />
benadrukte de burgemeester nogmaals dat<br />
Deelnemers aan het<br />
jaarlijkse uitstapje georganiseerd<br />
door de<br />
personeelsvereniging<br />
De Spuitgast in 1933.
Wedstrijd op het veemarktterrein<br />
in 1950.<br />
48 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
het, ondanks de aanstelling van een tweede werkman,<br />
niet de bedoeling was een beroepsbrandweer<br />
in het leven te roepen. Men was daarentegen juist<br />
van plan met behoud van de huidige organisatie de<br />
regeling zo goed mogelijk te doen zijn.<br />
Min of meer overtuigd stemde de raad uiteindelijk<br />
in met de nieuwe verordening. 4<br />
'Wachten tot er brand uitbreekt'<br />
De sociale veranderingen gingen ook aan de<br />
brandweerorganisatie niet ongemerkt voorbij. De<br />
invoering van een acht-urige werkdag na de Eerste<br />
Wereldoorlog maakte het noodzakelijk ook hier<br />
maatregelen te treffen. De twee vaste brandwachten<br />
waren gedurende tien uur per dag aanwezig en<br />
dat was volgens de opperbrandmeester eigenlijk al<br />
te weinig. Hij wilde geen verantwoordelijkheid<br />
meer dragen wanneer een acht-urige werkdag zonder<br />
meer werd ingevoerd. Hij wilde daarom twee<br />
extra brandwachten aanstellen om zo tegelijk de<br />
doeltreffendheid te vergroten.<br />
Het college van B&W zag de redelijkheid van dit<br />
verlangen in en kwam met een voorstel van die<br />
strekking naar de gemeenteraad. Behalve de aanstelling<br />
van twee extra brandwachten zou reorganisatie<br />
van het losse personeel in overweging genomen<br />
moeten worden, omdat op de spuitgasten die<br />
tegen een geringe vergoeding hun diensten verlenen<br />
'- de goede niet te na gesproken - niet meer<br />
valt te rekenen in die mate als vroeger het geval<br />
was, toen alles werd geacht ondergeschikt te zijn<br />
aan de opkomst bij brand.' 5<br />
De gemeenteraad zag echter het nut van meer<br />
personeel absoluut niet in. De algemene opvatting<br />
was dat de brandwachten tijdens hun diensttijd<br />
niet veel meer deden dan 'wachten tot er brand uitbreekt'.<br />
De raad stemde daarom in 1920 in met het<br />
voorstel van het raadslid J.W. de Vent, die de reorganisatie<br />
van het brandweerpersoneel aan wilde<br />
houden. Een commissie uit de raad zou een grondige<br />
studie moeten verrichten naar een algehele reorganisatie<br />
van het brandweerpersoneel. De achturige<br />
werkdag moest alvast ingevoerd worden. 6<br />
Naar aanleiding van dit besluit meende de opperbrandmeester<br />
zijn betrekking te moeten neer-
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 49<br />
leggen. Hem werd eervol ontslag verleend.<br />
Intussen was de commissie, bestaande uit de<br />
heren E. Bredewout, Izaak Os en J.W. de Vent, aan<br />
het werk gegaan. Nadat ze advies hadden ingewonnen<br />
bij de Koninklijke Nederlandse Brandweer<br />
Vereniging en nadat een aantal andere steden bezocht<br />
was, kwam de commissie tot de conclusie dat<br />
Zwolle het niet zo gek deed: beter dan Almelo, Enschede<br />
en Apeldoorn en minstens even goed als<br />
Arnhem. Zwolle bleef wel achter 'in de harmonische<br />
geest tusschen opperbrandmeester (commandant),<br />
brandmeesters en personeel.' Nergens anders<br />
kon de opperbrandmeester alles regelen zonder<br />
de brandmeesters. Dit moest zijn weerslag vinden<br />
in een vrijwilligerskorps en aanleiding geven<br />
tot botsingen en in de opkomst van het personeel.<br />
Behalve enkele kleine verbeteringen (o.a. aanschaf<br />
van een verbandkist) behoefde alleen het reddingsmateriaal<br />
verbetering. Verder was de aanschaf van<br />
twee kleine motorspuiten, die door één of meer<br />
paarden getrokken konden worden, nodig; waren<br />
meerdere brandwachten voorlopig niet nodig; kon<br />
op het losse personeel goed gerekend worden wanneer<br />
de loonregeling werd verbeterd en moest de te<br />
benoemen opperbrandmeester uit het college van<br />
Brandmeesters komen. 7<br />
De bestaande commissie belastte zich daarop<br />
met het adviseren over de aanschaf van een motorspuit.<br />
Kort daarop kwam het advies een sproeiwagen<br />
van de gemeentereiniging om te bouwen - dat<br />
kon voor geringe kosten - zodat slechts één motorspuit<br />
gekocht hoefde te worden. Dit werd een spuit<br />
van de firma Van der Ploeg uit Apeldoorn, waarmee<br />
in maart 1923 een demonstratie werd gegeven<br />
door die firma.<br />
Politie-brandweer?<br />
Ondanks de aanschaf van nieuw materieel en de<br />
boven genoemde kleine wijzigingen, bleef de organisatievorm<br />
van de brandweer een telkens terugkerend<br />
discussiepunt. Vooral een eventuele uitbreiding<br />
van het beroepspersoneel bleef de gemoederen<br />
bezighouden. Eén van de oplossingen voor dit<br />
probleem werd gezocht in het samengaan van politie<br />
en brandweer. Zo stelde de burgemeester in 1927<br />
tijdens de algemene beschouwingen in de gemeenteraad<br />
dat op het politiebureau altijd personeel<br />
aanwezig was om per automobielspuit uit te rukken.<br />
Op die wijze zou personeel en spuit het snelst<br />
bij een brand aanwezig kunnen zijn. Dat was ook<br />
de ervaring in andere steden zoals Den Haag, Delft<br />
en Heerlen. De kosten bleven echter het grootste<br />
probleem. Weliswaar zou de exploitatie niet duurder<br />
zijn, maar de kosten voor een bergplaats voor<br />
automobielspuiten zouden hoog zijn.<br />
Na verloop van enkele jaren werd wel besloten<br />
tot de aanschaf van een automobielspuit (1930),<br />
maar de samenvoeging van politie en brandweer<br />
werd, met het oog op de verwachte onkosten, niet<br />
langer overwogen.<br />
Een nieuwe en betere huisvesting werd daarentegen<br />
op de lange baan geschoven met als argument<br />
dat er samenhang tussen reorganisatie en<br />
huisvesting moest bestaan. Het bleef daarom bij<br />
een opknapbeurt van de bestaande kazerne aan het<br />
Roode Torenplein. Met de uitbreiding van het materieel<br />
bleek deze kazerne echter steeds weer te<br />
klein: een in 1934 aangeschafte nieuwe mechanische<br />
ladder moest in een apart gehuurde garage geplaatst<br />
worden omdat in de kazerne geen ruimte<br />
was.<br />
Openbare Werken<br />
Uiteindelijk werd in 1939, dus na zeventien jaar discussie<br />
en onzekerheid, de knoop doorgehakt: de<br />
De aflevering van de<br />
eerste autospuit, 1930.
1933: Dominicanenklooster<br />
Op dinsdagavond 3 januari 1933 brak om enkele minuten voor<br />
zeven uur brand uit in het Dominicanenklooster. Direct<br />
werd daarvan melding gemaakt bij het politiebureau. Zoals gebruikelijk<br />
rukte de politie daarop uit met het beschikbare, zeer beperkte<br />
materiaal. Tegelijk had de politie de brandmelding moeten<br />
doorgeven aan de brandweer - dat was de gebruikelijke procedure<br />
in die tijd -. Het duurde echter enige tijd voordat de ernst van de situatie<br />
doordrong en de brandweer alsnog gewaarschuwd werd.<br />
Veel te laat kwamen de blussingswerkzaamheden op gang.<br />
Op het moment dat de brandweer arriveerde, zo tegen half acht,<br />
stond de rechtervleugel van het klooster al in brand. Het vuur<br />
greep zo snel om zich heen dat kort daarna de daken van alle drie<br />
vleugels vlam vatten.<br />
Ook het blusmateriaal van de brandweer was niet voldoende<br />
voor een brand van deze omvang. Er was één automotorspuit, één<br />
motorspuit en een mechanische ladder. Wat later stuurde de gemeente<br />
Zwollerkerspel ook haar motorspuit. Een eveneens gearriveerde<br />
motorspuit uit Dalfsen kwam te laat en werd niet meer ingezet.<br />
Met veel moeite kon de kerk behouden blijven, maar de rest van<br />
het klooster ging verloren.<br />
Dagenlang stonden de kranten vol van de kloosterbrand. De<br />
grote vraag was waarom het zo lang duurde voordat voldoende<br />
blusmaterieel ter plaatse was. Lag het aan de paters die te laat alarm<br />
sloegen, aan de politie die de ernst van de situatie verkeerd inschatte<br />
en de brandweer niet direct waarschuwde, aan de brandweer die<br />
te traag en slecht geoefend was, of aan de gemeente die al tijdenlang<br />
discussieerde over een reorganisatie bij de brandweer en wachtte<br />
met de aanschaf van nieuw materieel?<br />
Eén ding is zeker: minder dan een week na de brand kreeg de<br />
brandweer toestemming van de gemeenteraad om een tweede automotorspuit<br />
aan te schaffen. Bovendien kon kort daarop een<br />
nieuwe mechanische ladder aangeschaft worden. Reorganisatie liet<br />
echter nog enkele jaren op zich wachten, evenals een verbetering<br />
van het alarmeringssysteem.<br />
Brand in het Dominicanenklooster<br />
in 1933.<br />
Een autospuit en één<br />
brandladder waren niet<br />
voldoende om het<br />
klooster te redden.<br />
brandweer werd definitief niet samengevoegd met<br />
de politie maar met de dienst Openbare Werken.<br />
Deze nieuwe mogelijkheid werd vanaf 1937 verschillende<br />
malen besproken.<br />
Argumenten voor samenvoeging met deze<br />
dienst waren dat het karakter van een vrijwillige<br />
brandweer niet verloren zou gaan en dat bouw-<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
kundigen in de leiding van de brandweer vertegenwoordigd<br />
zouden blijven. Aanleiding om haast te<br />
maken met een samenvoeging, was het feit dat in<br />
1937 zowel de directeur van Bouw- en Woningtoezicht<br />
als opperbrandmeester F.A. Hilgen met pensioen<br />
zouden gaan. Een voorstel van het college<br />
van B&W om deze diensten met de dienst van Gemeentewerken<br />
samen te voegen tot een dienst van<br />
Openbare Werken, Volkshuisvesting en Brandweer<br />
werd goedgekeurd door de raad op 12 juli<br />
1937. Er werd echter toegezegd dat spoedig na de<br />
benoeming van de nieuwe politie-commissaris<br />
overleg gestart zou worden met hem, met de directeur<br />
van Openbare Werken en met het college van<br />
Brandmeesters over de vraag of politie en brandweer<br />
alsnog gecombineerd moesten worden.<br />
Voorlopig werd de brandweer dus samengevoegd
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
met de dienst Openbare Werken. De heer W.B.M.<br />
Beumer werd directeur bij die dienst en daarmee<br />
werd hij tegelijk (de eerste) commandant van de<br />
brandweer. De adjunct-directeur werd ondercommandant<br />
en werd belast met de dagelijkse leiding.<br />
Op 11 april 1939 werd uiteindelijk een rapport<br />
uitgebracht met als conclusie dat samenvoeging<br />
moest worden ontraden. Een belangrijke factor bij<br />
die beslissing was waarschijnlijk dat de nieuwe<br />
commissaris van politie, de heer Lettinck, niets<br />
voelde voor zo'n samenvoeging. De Zwolse Vrijwillige<br />
Brandweer vierde het voortbestaan met een<br />
gezellige bijeenkomst. 8<br />
Oorspronkelijk was het idee over samenvoegen<br />
van politie en brandweer ontstaan vanuit de gedachte<br />
dat op het politiebureau dag en nacht personeel<br />
beschikbaar was, dat op het eerste alarmsignaal<br />
kon uitrukken. In de praktijk werd echter al<br />
optimaal gebruik gemaakt van het politiepersoneel:<br />
bij brandalarm trokken altijd twee agenten uit<br />
met een standpijp en 100 meter brandslang. Om<br />
meer profijt van de politie te hebben zouden er<br />
meer politiemannen beschikbaar moeten komen.<br />
Bovendien beschikte de politie niet over personeel<br />
dat branddiensten kon verrichten bij toneel- of<br />
bioscoopvoorstellingen. Het lagere politiepersoneel<br />
zou dus uitgebreid moeten worden wanneer<br />
de brandweer deel zou gaan uitmaken van de politie.<br />
De werkzaamheden van ambtenaren van<br />
Openbare Werken sloten meer aan bij het werk van<br />
de brandweer. De zorg voor het materieel en de leiding<br />
bij bluswerkzaamheden moest berusten bij<br />
een technisch ambtenaar met bouwkundige kennis.<br />
Zo iemand zou echter geen volledige dagtaak<br />
hebben bij de brandweer, terwijl hij niet was voorbereid<br />
op werkzaamheden op politiegebied. Het<br />
was daarom beter dat de leiding van de brandweer<br />
in handen was van mensen die tegelijk belast waren<br />
met de zorg voor de naleving van bouw- en politieverordeningen<br />
die het brandgevaar moesten verminderen.<br />
Bovendien was politiepersoneel wel lichamelijk<br />
geschikt voor politiedienst, maar dat betekende<br />
nog niet 'dat het na eenige uitbreiding dier oefeningen<br />
in staat zal zijn het blusschingswerk op ladders,<br />
in dakgoten, enz. te verrichten.' 9<br />
De raad aanvaardde de conclusies van het rap-<br />
port en daarmee was een mogelijke politie-brandweer<br />
definitief van de baan.<br />
In afwachting van een formele regeling was de<br />
heer C. Koning, adjunct-directeur van de gecombineerde<br />
diensten, belast met de functie van opperbrandmeester,<br />
nadat Hilgen tegen 1 januari 1938<br />
met pensioen was gegaan.<br />
De Spuitgast<br />
Op 16 augustus 1939 vond in de bovenzaal van<br />
lunchroom Kleine aan de Luttekestraat de oprichtingsvergadering<br />
plaats van de Vereeniging van<br />
Zwolsche Spuitgasten. D. Dijkslag nam de taak van<br />
voorzitter op zich en A. Konkelaar werd de eerste<br />
secretaris.<br />
De nieuwe vereniging kreeg de naam De Spuitgast.<br />
Zij wilde de kameraadschappelijke omgang<br />
bevorderen en de belangen van de Zwolse spuitgasten<br />
behartigen. Voor 10 cent per week konden alle<br />
Zwolse spuitgasten lid worden van de vereniging.<br />
Personen of instellingen die belangstelling hadden<br />
voor de vereniging of voor de brandweer, konden<br />
toetreden als buitengewoon lid. Zij dienden ten<br />
minste één gulden per jaar te betalen.<br />
Gedurende de eerste paar jaar van haar bestaan<br />
was De Spuitgast tamelijk actief: zo werden snel<br />
achter elkaar vier ledenvergaderingen en vijf bestuursvergaderingen<br />
gehouden. De oorlog zette de<br />
activiteiten echter op een laag pitje en na de oorlog<br />
lukte het de vereniging niet veel leden op de been<br />
brengen. 10 Er werden nog wel een paar busreizen<br />
De mechanische ladder<br />
die in 1933 werd aangekocht,<br />
is nog aanwezig<br />
in de Zwolse kazerne<br />
(foto: M.N. van<br />
Saltbommel).
V. „1:_1_._..'_<br />
Kazernewacht aan het<br />
Roode Torenplein, 1933.<br />
georganiseerd, maar de opkomst was gering. Tijdens<br />
een ledenvergadering in 1951 verzuchtte de secretaris:<br />
'Ten slotte mag hierbij nog wel eens uitdrukkelijk<br />
opgemerkt worden, dat er steeds veel te<br />
weinig belangstelling voor onze ledenvergaderingen<br />
is. Dit is erg teleurstellend en erg ondankbaar<br />
tegenover het bestuur, die toch al het mogelijke<br />
doet wat goed voor onze vereniging is. Wij hopen<br />
dan ook, dat dit beter wordt en in het vervolg meer<br />
belangstelling voor onze ledenvergadering getoond<br />
wordt.' 11<br />
Lucht Beschermings Dienst<br />
In verband met de toenemende internationale<br />
spanningen en de snelle ontwikkelingen van de<br />
luchtvaart werd in 1936 de Lucht Beschermings<br />
Dienst (LBD) opgericht. Deze dienst was een gevolg<br />
van de in 1936 aangenomen Wet tot Bescherming<br />
van de Bevolking tegen Luchtaanvallen. Belangrijke<br />
bepalingen van deze wet waren dat na het afkondigen<br />
van de staat van paraatheid van de luchtbescherming,<br />
de gemeentelijke brandweren opgenomen<br />
zouden worden in de LBD. Ook zou het Rijk<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
zorgen voor extra materieel, waaronder kleine motorspuiten.<br />
Zwolle kreeg van het Rijk drie kleine motorspuiten,<br />
maar niet alles verliep even vlot. Zo meldde<br />
het college van Brandmeesters in 1936: 'Ingevolge<br />
een schriftelijke aanvraag van het hoofd van den<br />
Luchtbeschermingsdienst, inzake spoedige mededeeling<br />
van door de brandweer te nemen en voor te<br />
bereiden maatregelen bij oorlogsgevaar, heeft ons<br />
College reeds direct in November 1936 een uitvoerig<br />
rapport aan bovengenoemd Hoofd ingediend.<br />
Door ons College is daarop nog geen nader bericht<br />
ontvangen, zoodat zij niet weet of de voorgestelde<br />
maatregelen eventueel, al of niet in nader overleg<br />
gewijzigd, de goedkeuring van het Hoofd van den<br />
Luchtbeschermingsdienst kunnen wegdragen, reden<br />
waarom het ons College tot heden niet mogelijk<br />
is geweest iets te doen of voor te bereiden in<br />
deze, voor onze stad zoo belangrijke zaak.' 12 Toch<br />
kwam alles nog redelijk op z'n pootjes terecht en<br />
werd in de daarop volgende jaren veel tijd besteed<br />
aan oefeningen; vooral oefeningen met gasmaskers.<br />
De ervaringen tijdens de Eerste Wereldoorlog<br />
hadden namelijk tot grote angst voor gasaanvallen<br />
geleid.<br />
Tweede Wereldoorlog<br />
Op 10 mei 1940 vielen de Duitse troepen Nederland<br />
binnen en na enige tijd installeerden zij hun eigen<br />
bestuursapparaat. De Duitse behoefte aan orde en<br />
discipline leidde voor de brandweer tot een groot<br />
aantal veranderingen die na de oorlog niet teruggedraaid<br />
zouden worden: de Inspectie van het Brandweerwezen,<br />
uniformering van het brandweerpersoneel,<br />
een nieuw rangenstelsel, een strakkere manier<br />
van werken en normalisatie van materieel.<br />
Kortom, door de Duitse wetgeving kwam een meer<br />
gecentraliseerde organisatie tot stand.<br />
Met het Besluit Brandweerwezen kwam in<br />
maart 1941 een wettelijke regeling van de nieuwe situatie<br />
tot stand. Dit Besluit omvatte bepalingen<br />
voor de in 1940 ingestelde Inspectie van het Brandweerwezen<br />
en stelde de beroepsbrandweren (dus<br />
niet het Zwolse korps) onder direct toezicht van de<br />
hoofdinspecteur.<br />
Voor Zwolle leidde de instelling van de Rijksinspectie<br />
tot een extra uitgave van ƒ 20.000,- voor de
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 53<br />
aanschaf van meer materieel: in 1942 besloot de<br />
burgemeester op aandrang van de inspectie tot de<br />
aanschaf van een volledig uitgeruste motorspuit<br />
met bijbehorende trekker, die tevens ingericht was<br />
als manschappen'-materieel-auto, wat kleiner materieel<br />
en de ombouw van de oude vierwielige motorspuit<br />
tot een tweewielige motorspuit. 13<br />
Een jaar later werd de Verordening Organisatie<br />
Politie van kracht, waarmee de Nederlandse politie<br />
ingericht werd volgens het Duitse model. In Duitsland<br />
was echter de brandbestrijding en ook de<br />
luchtbescherming ondergebracht bij de politie. In<br />
Nederland werden als gevolg van die nieuwe verordening<br />
de brandweer en de LBD ondergebracht bij<br />
het directoraat-generaal van Politie van het departement<br />
van Justitie. De verschillende gemeentelijke<br />
beroepsbrandweren werden bij de gemeentepolitie<br />
ondergebracht en de vrijwillige brandweerkorpsen<br />
en bedrijfsbrandweren werden als hulptroepen van<br />
de politie aangeduid.<br />
Over de dagelijkse gang van zaken tijdens de<br />
oorlog is weinig bekend. Ook over een van de<br />
meest heikele punten - de houding van het brandweerkorps<br />
tegenover de bezetters - is in de archieven<br />
niets te vinden. Alleen is bekend dat in 1942 de<br />
joodse spuitgast J. Denneboom op last van de<br />
Duitsers is ontslagen. Na de oorlog is een van de<br />
brandmeesters op grond van het Zuiveringsbesluit<br />
1945 ontslagen wegens zijn gedrag tijdens de bezetting.<br />
Tijdelijk Brandweerbesluit<br />
In Londen werkte in de tussentijd de Nederlandse<br />
regering aan de wederopbouw. De koppeling tussen<br />
politie en brandweer moest zo snel mogelijk<br />
ongedaan gemaakt worden. In het Tijdelijk Brandweerbesluit<br />
dat in september 1944 werd afgekondigd,<br />
werd de brandweer weer aan de zorg van de<br />
gemeente toevertrouwd. Dit betekende overigens<br />
niet dat de vooroorlogse situatie van volkomen au-<br />
Afscheid van opperbrandmeester<br />
F.A. Hilgen<br />
op 21 december<br />
1937. Hilgen was al tijdens<br />
de oprichting in<br />
1894 bij de Zwolse<br />
brandweer.
Controle van de<br />
schouwburg door E.].<br />
Ketel, circa 1940.<br />
Van boven naar beneden:<br />
mouwdecoraties<br />
voor brandwacht,<br />
brandwacht eerste klasse<br />
en hoofdbrandwacht.<br />
54<br />
tonomie terugkeerde. De burgemeester werd alleen<br />
verantwoordelijk gemaakt voor 'de zorg voor<br />
de aanwezigheid, de doeltreffende verdeling en de<br />
goede staat van voldoende brandblusmiddelen' en<br />
voor het benoemen en ontslaan van het personeel.<br />
De minister van Binnenlandse Zaken kreeg de bevoegdheid<br />
een aantal voorschriften vast te stellen<br />
en aanwijzingen te geven. Hij zou daarin bijgestaan<br />
worden door de Inspectie voor het Brandweerwezen,<br />
zodat centrale controle gehandhaafd bleef.<br />
Het Tijdelijk Brandweerbesluit bleef gelden tot<br />
1952, toen de Brandweerwet in werking trad.<br />
Veranderingen<br />
Na de oorlog kon de brandweer weer energiek aan<br />
de slag. Toch was er ten opzichte van de vooroorlogse<br />
situatie wel het een en ander veranderd: vooral<br />
de richtlijnen vanuit het ministerie van Binnenlandse<br />
Zaken en van de inspectie lieten zich gelden.<br />
Zo werd in 1946 de uurvergoeding aangepast aan<br />
de landelijke richtlijnen. Dat was hard nodig ook,<br />
want de opkomst was, vooral bij de oefeningen,<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
niet bijster groot. Ook de opkomst bij brand was<br />
niet meer zo groot als voorheen. Volgens het college<br />
van Brandmeesters was dat voornamelijk te wijten<br />
aan de te lage uurvergoeding. 14 Dat zij dat goed<br />
hadden ingeschat, blijkt wel uit het feit dat enkele<br />
jaren later de opkomst als heel behoorlijk werd<br />
omschreven.<br />
In de daaropvolgende jaren deden nog veel<br />
meer nieuwe ontwikkelingen hun intrede. Veel<br />
daarvan hingen samen met de grotere invloed van<br />
de landelijke overheid. Zo werden brandweerwedstrijden<br />
georganiseerd, werd de benaming van de<br />
rangen aangepast, kwam de inspectie op bezoek,<br />
kwamen nieuwe wetten tot stand, werd de organisatie<br />
Bescherming Bevolking (BB) opgericht, werd<br />
meer aandacht besteed aan preventie en hulpverlening<br />
en werden telkens hogere eisen gesteld aan de<br />
opleiding van het personeel.<br />
Wedstrijden<br />
Direct na de oorlog deed een nieuw verschijnsel<br />
zijn intrede: de brandweerwedstrijden. De Vereeniging<br />
van Brandweercommandanten had in 1946<br />
Zwolle aangewezen tot het organiseren van de te
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 55<br />
houden wedstrijden voor de kring Zwolle. Twaalf<br />
Zwolse vrijwillige spuitgasten meldden zich voor<br />
deelneming. Voor de wedstrijden werd een aantal<br />
malen geoefend op het terrein van de Gemeentereiniging<br />
en op de Nieuwe Veemarkt. De wedstrijd<br />
werd gehouden op dinsdag 21 mei op de Nieuwe<br />
Veemarkt, van 's morgens 9 uur tot 's middags 15<br />
uur en werd bijgewoond door het voltallige college<br />
van Brandmeesters. De Zwolse ploeg kreeg pech<br />
door een ernstige valpartij. Desondanks wisten zij<br />
zich nog als vijfde te plaatsen, maar ze waren uitgeschakeld<br />
voor deelname aan de districts en landelijke<br />
wedstrijden.<br />
Ook in latere jaren organiseerde de Zwolse<br />
brandweer regelmatig wedstrijden. De ploegen namen<br />
met wisselend succes deel en in 1951 werd zelfs<br />
de eerste prijs behaald bij de districtswedstrijd.<br />
Wegens tijdgebrek door de vele BB-oefeningen,<br />
deed het Zwolse korps vanaf 1954 enige jaren niet<br />
mee. 15 Wel nam men toen aan wedstrijden van de<br />
BB deel en werden wedstrijden in eigen kring opgezet<br />
waaraan een groot deel van het korps deelnam.<br />
Vanaf het midden van de jaren zestig was het Zwolse<br />
korps weer aanwezig bij de brandweerwedstrijden.<br />
Rangen<br />
Verder werd met ingang van 1951 de benaming van<br />
de rangen aangepast aan de landelijke richtlijnen.<br />
Vooral met het oog op hulpverlening in andere gemeenten,<br />
achtte het ministerie van Binnenlandse<br />
Zaken een uniforme rangindeling noodzakelijk.<br />
De gemeenteraad keurde daartoe een verandering<br />
van de brandweerverordening van die strekking<br />
goed in augustus 1950. Het personeel van de brandweer<br />
bestond vanaf die tijd uit een commandant in<br />
de rang van hoofdbrandmeester ie klasse, een<br />
plaatsvervangend commandant in de rang van adjunct-hoofdbrandmeester<br />
ie klasse, een brandmeester<br />
ie klasse, ten hoogste 10 brandmeesters,<br />
ten hoogste 5 onderbrandmeesters en ten hoogste<br />
50 brandwachten in de rang van hoofdbrandwacht,<br />
brandwacht ie klasse, brandwacht 2e klasse, of aspirant-brandwacht.<br />
De directeur en de adjunct-directeur van de<br />
dienst Openbare Werken, Volkshuisvesting en<br />
Brandweer waren ambtshalve respectievelijk com-<br />
mandant en plaatsvervangend commandant.<br />
Daarnaast zouden er ten hoogste drie man beroepspersoneel<br />
zijn. 16 De oude rangen van opperbrandmeester<br />
en spuitgast verdwenen hiermee uit<br />
het brandweer-vocabulaire.<br />
REINISINSS- EN BR AN D WEERM ATERIEEL<br />
Hoofcitfürtegenwoordioster tier Maglrus Brandweer- en AutomoblellabrioKen, Ulm A/D.<br />
J 6EESINK & ZONEN<br />
Het grote probleem was nu hoe de spuitgasten<br />
ingedeeld moesten worden in de nieuwe rangen.<br />
Besloten werd alle sinds 1 januari 1948 in dienst<br />
zijnde spuitgasten automatisch de rang van brandwacht<br />
2e klasse te geven, 'terwijl bij uitzondering<br />
aan hen die door ijver en aantal dienstjaren zich belangrijk<br />
onderscheiden (hebben) de rang van<br />
brandwacht ie klasse zal worden toegekend.' Degenen<br />
die na 1 januari 1948 in dienst waren gekomen<br />
en nieuwe leden kregen de rang van aspirantbrandwacht.<br />
17 Om dat onderscheid te kunnen maken<br />
werd gebruik gemaakt van de prestatielijsten<br />
van oefeningen en van adviezen van het college van<br />
Brandmeesters. Verder werd een cursus voor<br />
brandwacht 2e klasse in het vooruitzicht gesteld,<br />
om te kunnen voldoen aan de door het ministerie<br />
Briefpapier van J. Geesink<br />
& zonen, leveranciers<br />
van de mechanische<br />
ladder in 1933.
Uitnodiging voor de<br />
feestavond op 2/ november<br />
1954.<br />
van Binnenlandse Zaken gestelde richtlijnen omtrent<br />
de eisen waaraan de verschillende brandwachten<br />
moesten voldoen.<br />
Brandweerwet 1952<br />
Op landelijk niveau was intussen hard gewerkt aan<br />
de totstandkoming van een nieuwe wetgeving als<br />
vervanging van het Tijdelijk Brandweerbesluit<br />
1944. Eigenlijk wilde niemand terug naar de vooroorlogse<br />
situatie, toen zeer weinig centraal geregeld<br />
was, maar aan de andere kant moest de invloed<br />
van de gemeente op de brandweerorganisatie<br />
gehandhaafd blijven. Er was dus een compromis<br />
nodig tussen centraal toezicht en plaatselijke zelfstandigheid.<br />
Een eerste wetsontwerp werd ingetrokken<br />
omdat leden van de Tweede Kamer vonden<br />
dat de gemeentelijke autonomie onvoldoende<br />
uit de verf kwam, maar in 1952 werd een nieuwe<br />
wet aanvaard.<br />
De belangrijkste veranderingen ten opzichte<br />
van de vooroorlogse situatie waren de verplichting<br />
van de gemeenteraad om de nodige verordeningen<br />
vast te stellen 'betreffende het voorkomen, beperken<br />
en bestrijden van brand, het beperken van<br />
brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen<br />
bij brand en al het geen daarmede verband<br />
houdt.' Ook moest de gemeenteraad binnen drie<br />
jaar een - aan de goedkeuring van Gedeputeerde<br />
Staten onderworpen - verordening vaststellen inzake<br />
de organisatie en het beheer van de brandweer.<br />
ïermede heb ik de eer U met Uw dame uit te nodigen tot<br />
bijwoning van de feestavond ter gelegenheid van het 60-jarig<br />
bestaan der Zwolse Vrijwillige Brandweer, welke op Zaterdag<br />
27 November a.s., om 20.00 uur in de Fo/er van de Buiten-<br />
sociëteit te Zwolle zal worden gehouden.<br />
Uw aanwezigheid zal ten zeerste worden gewaardeerd.<br />
Zwolle, Nov. 1954.<br />
De Commandant<br />
der Zwolse Vrijwillige Brandweer,<br />
Ir. S. v. d. Wal.<br />
VERZOEKE BELEEFD BIJGEVOEGDE KAART NA INVULLING TE WILLEN RETOURNEREN.<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
De gemeentelijk autonomie werd echter beperkt<br />
door de mogelijkheid om bij algemene maatregel<br />
van bestuur regels te geven inzake het voorkomen,<br />
beperken en bestrijden van brand, ten aanzien<br />
van 'brandgevaarlijke' gebouwen, alsmede eisen<br />
te stellen van deugdelijkheid, normalisatie en<br />
standaardisatie, waaraan brand- en reddingsmaterieel<br />
moest voldoen. Ook de rijksinspectie voor het<br />
brandweerwezen bleef bestaan. Inspectieambtenaren<br />
kregen de bevoegdheid tot de uitoefening van<br />
bepaalde controles, het nemen van monsters op, en<br />
het doen van proeven met brandweer- en reddingsmaterieel<br />
bij fabrikanten en handelaren. Tenslotte<br />
werd een Brandweerraad ingesteld als adviesorgaan<br />
van de minister van Binnenlandse Zaken.<br />
De centralistischer wetgeving die vanaf de<br />
Tweede Wereldoorlog tot stand was gekomen had<br />
vooral gevolgen voor de technische ontwikkelingen<br />
en voor de opleiding van het brandweerpersoneel.<br />
Het brandweer- en reddingsmaterieel werd<br />
meer gestandaardiseerd en genormaliseerd en<br />
overal werden dezelfde kwaliteitsnormen gehanteerd.<br />
Een bezoekje aan Zwolle door de districtinspecteur<br />
leidde direct tot resultaat. De inspecteur<br />
had er na controle van het brandweermaterieel op<br />
gewezen dat het aanwezige materieel niet voldeed<br />
aan de eisen die redelijkerwijze aan een stad als<br />
Zwolle gesteld mochten worden. Hij adviseerde de<br />
aanschaf van een nieuwe automotorbrandspuit,<br />
verbetering van de stalling van het materieel en<br />
meer beschermende kleding voor het personeel.<br />
De gemeenteraad reageerde geschrokken op<br />
zijn conclusies. Men was het erover eens dat de<br />
brandweer inderdaad stiefmoederlijk bedeeld was<br />
de laatste jaren. Ze gaf daarom toestemming een<br />
nieuw brandweervoertuig met mist-blusinstallatie<br />
18 te kopen. Verder konden waterdichte pantalons<br />
aangeschaft worden als aanvulling op de aanwezige<br />
overalls, duffeljoppers en rubber laarzen. ' 9<br />
In 1955 werd de verplichte nieuwe verordening<br />
vastgesteld. Eén van de nieuwe bepalingen behelsde<br />
dat de gemeente - en niet meer de commandant<br />
- het personeel moest aanstellen. Voor een aantal<br />
mensen betekende dit, dat hun aanstelling niet gecontinueerd<br />
werd: voor enkelen was de reden gele-
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 57<br />
Leoeq<br />
*
De brandweer van<br />
Zwollerkerspel beschikte<br />
eerder over een autospuit<br />
dan Zwolle. Nadat<br />
plannen voor gezamenlijke<br />
aanschaf van<br />
een autospuit op niets<br />
waren uitgelopen, kocht<br />
Zwollerkerspel deze<br />
Magyrus (foto: collectie<br />
Waanders).<br />
Preventie<br />
Hoewel het voorkomen van brand geen volledig<br />
nieuwe taak voor de brandweer was, besteedde zij<br />
hier vanaf de jaren zestig wel steeds meer tijd en<br />
aandacht aan. Voor de oorlog was preventie nog<br />
voornamelijk beperkt tot het houden van branddiensten<br />
bij openbare voorstellingen in Odeon, de<br />
Buitensociëteit, circusvoorstellingen en dergelijke.<br />
Ook stelde de brandweer met een zekere regelmaat<br />
rapporten op over de veiligheid in openbare gebouwen<br />
en bedrijven.<br />
Burgemeester Van Roijen had eveneens ingezien<br />
dat de brandweer zijn nut kon bewijzen door<br />
brandgevaarlijke situaties op te sporen. Hij verzocht<br />
daarom al aan het begin van deze eeuw aan<br />
de brandmeesters om 'zoo dikwijls door U dergelijke<br />
toestanden ontdekt of maatregelen gewenscht<br />
worden ter voorkoming van brandgevaar' dit aan<br />
hem door te geven om zo het brandgevaar in de<br />
stad te verminderen. 23<br />
Het college van Brandmeesters constateerde<br />
eveneens dat de brandweertaak niet meer uitsluitend<br />
uit blussen bestond. De administratieve taak<br />
werd steeds belangrijker. Zo werden in de loop der<br />
1<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
jaren meer en meer rapporten uitgebracht over het<br />
voorkomen van brand, en ook over voorschriften<br />
bij het houden van openbare voorstellingen en het<br />
bewaren van licht ontbrandbare stoffen.<br />
Pas veel later, toen de gemeente in 1965 een<br />
brandpreventieverordening vaststelde, kreeg deze<br />
taak een wettelijk kader. Weliswaar waren in verschillende<br />
wetten (o.a. de Woningwet, de Hinderwet,<br />
de Veiligheidswet 1934 en het Wetboek van<br />
Strafrecht) bepalingen over het voorkomen van<br />
brandgevaar opgenomen, maar die vormden geen<br />
samenhangend geheel. De bestaande verordeningen<br />
inzake brandpreventie waren opgenomen in<br />
de in 1927 vastgestelde, en herhaaldelijk aangevulde,<br />
algemene verordening van politie. In de praktijk<br />
bleken die verordeningen onvoldoende. Om<br />
aan de praktische bezwaren tegemoet te komen en<br />
te voldoen aan de verplichting van de gemeentewet,<br />
stelde de gemeenteraad op 26 juli 1965 een speciale<br />
verordening vast.<br />
In 52 artikelen werd de opslag en verwerking<br />
van brandgevaarlijke stoffen geregeld, evenals het<br />
voorkomen en beperken van brand en brandgevaar.<br />
Verder kwamen er bepalingen over voor publiek<br />
toegankelijke ruimten, brandmelding en<br />
brandbestrijding en ook strafbepalingen.<br />
Hulpverlening<br />
Net zoals met preventie het geval was, behoort de<br />
hulpverlening al sinds mensenheugenis tot de officieuze<br />
taken van de brandweer. Ook hier kwam in<br />
de jaren zestig de regelgeving op gang. Tegelijk<br />
werd het materieel aangepast. Zo besloot de gemeente<br />
in 1962 tot de aanschaf van een pomp die<br />
het bestrijden van wateroverlast kon vereenvoudigen.<br />
Gezien het grote aantal malen dat een beroep<br />
gedaan werd op de brandweer, waren B&W van mening<br />
'dat de onderhavige hulpverlening tot de zich<br />
uitbreidende taak van de brandweer is gaan behoren.'<br />
24 Twee jaar later kreeg de brandweer toestemming<br />
een (tweede-hands) kraanwagen te kopen<br />
om bijvoorbeeld auto's uit het water te kunnen halen<br />
en slachtoffers onder auto's te bevrijden.<br />
In de jaren zeventig werden op initiatief van de<br />
Inspectie speciale hulpverleningsvoertuigen ontwikkeld.<br />
Het Rijk had inmiddels laten weten financiële<br />
medeverantwoordelijkheid te aanvaarden
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 59<br />
voor de financiering van benodigdheden die de gemeentelijke<br />
behoeften te boven gingen. In dit kader<br />
werd in 1978 regionaal materieel gestald in<br />
Zwolle: een crash-tender (voor hulp bij ongevallen<br />
met gevaarlijke stoffen), verbindingsvoertuigen en<br />
een hulpverleningstoestel.<br />
Momenteel wordt de brandweer gezien als de<br />
kern van de hulpverlening. In 1981 is de wet Rampenplannen<br />
in werking getreden. Deze wet draagt<br />
aan gemeenten op een rampenplan vast te stellen,<br />
of op papier te zetten wat er moet gebeuren bij een<br />
(dreigende) ramp. De wet is een uitwerking van de<br />
ministeriële nota Hulpverlening bij Rampen en<br />
Ongevallen uit 1975, die op op haar beurt een nieuwe<br />
impuls gaf aan de regiovorming bij de brandweer<br />
(zie hieronder). De hulpverlening bij rampen<br />
werd immers als dermate veelomvattend gezien,<br />
dat een bundeling van krachten wenselijk leek.<br />
Ook in de Brandweerwet 1985 wordt ruime<br />
aandacht besteed aan de hulpverleningstaak van de<br />
brandweer.<br />
Zwolse Brandweer Vereniging<br />
Het sociale aspect van de Zwolse brandweer, dat de<br />
laatste jaren een beetje in de vergetelheid was geraakt<br />
doordat de bestaande personeelsvereniging<br />
De Spuitgast nog maar weinig enthousiasme kon<br />
opwekken, kreeg een nieuwe impuls met de oprichting<br />
van een nieuwe vereniging. Een aanloop<br />
daartoe was een contactavond die in oktober 1951<br />
door de nieuwe commandant, ir. J. Snijder, was belegd<br />
in Hotel Peters. Het voltallige korps was aanwezig<br />
en iedereen bleek de bijeenkomst op prijs te<br />
stellen.<br />
Korte tijd later vond een herhaling plaats in de<br />
vorm van een filmavond voor kader en personeel.<br />
Hierna achtte men de tijd rijp voor de oprichting<br />
van een nieuwe personeelsvereniging. S. van de<br />
Wal werd tot voorzitter gekozen en E.J. Ketel tot<br />
secretaris. Het doel van de nieuwe vereniging, die<br />
de naam Zwolse Brandweer Vereniging kreeg, was<br />
de saamhorigheid en de paraatheid op te voeren en<br />
een goede teamgeest te kweken. Door het organiseren<br />
van lezingen, films, bijeenkomsten, excursies<br />
en vergaderingen en door het beschikbaar stellen<br />
van tijdschriften moesten de doelstellingen van de<br />
vereniging verwezenlijkt worden.<br />
De gemeente was van mening dat de vereniging<br />
de belangen van de brandweer en derhalve ook van<br />
de gemeente diende. Zij besloot daarom een jaarlijkse<br />
subsidie ter beschikking te stellen. 25<br />
Eén van de eerste activiteiten van de vereniging<br />
was het afsluiten van een extra ongevallenverzekering<br />
naast de bestaande gemeentelijke regeling.<br />
Verder werd een breed scala aan bijeenkomsten<br />
met een sociaal of educatief programma opgezet:<br />
een klaverjascompetitie, voetbal, schieten, Sinterklaasbijeenkomsten<br />
voor de kinderen, in 1960 een<br />
bezoek aan de brandweertentoonstelling in Den<br />
Bosch, jaarlijkse feestavonden en filmavonden.<br />
Ook kregen de jubilea van de brandweer in 1954 en<br />
1969 en de opening van de nieuwe kazerne in 1988<br />
de nodige aandacht. Zo organiseerde een speciaal<br />
in het leven geroepen Jubileum Comité in 1969 o.a.<br />
een receptie, schoolbrandweerwedstrijden op het<br />
Veemarktterrein, een feestavond en een open huis<br />
voor de burgerij. Voor het 100-jarige jubileum dat<br />
dit jaar gevierd wordt, is ook weer een aparte werkgroep<br />
ingesteld, waar de vereniging deel van uitmaakt.<br />
Daarnaast gaf de vereniging een eigen blad uit.<br />
Het eerste blad De Peperbus leidde een kort en<br />
kwijnend bestaan: er bestond te weinig animo om<br />
kopij te leveren. Een tweede poging had aanvankelijk<br />
meer succes. Het vanaf 1956 verschijnende blad<br />
Sirene werd enthousiast ontvangen, maar verdween<br />
eveneens na enkele jaren. Momenteel wordt<br />
weer een blad, Nader Bericht, uitgegeven.<br />
Annexatie Zwollerkerspel<br />
Met ingang van 1 augustus 1967 werd de gemeente<br />
Zwollerkerspel door Zwolle geannexeerd. Zodra<br />
het besluit om de gemeente Zwollerkerspel op te<br />
heffen definitief was, werd door de brandweerkorpsen<br />
van Zwolle en Zwollerkerspel uitgebreid<br />
overleg gevoerd. De drie blusgroepen van Zwollerkerspel,<br />
gesitueerd in Berkum, Ittersum en Westenholte,<br />
wilden eigenlijk het liefst als aparte<br />
brandweer blijven bestaan, maar door de annexatie<br />
was dat niet mogelijk. Om enigszins aan het verlangen<br />
naar zelfstandigheid tegemoet te komen, werd<br />
besloten de drie blusgroepen en hun kazernes te laten<br />
bestaan. Ook al het rollend materieel bleef op<br />
de oude plaats staan.
Het huidige gebied van<br />
de Brandweer Regio<br />
IJssel-Vecht.<br />
6o<br />
De Zwolse brandweer kreeg uitbreiding met<br />
zo'n dertig vrijwilligers en vier beroepskrachten.<br />
De alarmering vond vanaf 1 augustus plaats vanuit<br />
de kazerne aan de Harm Smeengekade. Twee<br />
brandmeesters kwamen het Zwolse college van<br />
Brandmeesters versterken en de personeelsverenigingen<br />
van beide korpsen besloten gezamenlijk<br />
verder te gaan. In eerste instantie verliep de samenvoeging<br />
redelijk probleemloos. Sirene, het mededelingenblad<br />
van de Zwolse brandweer meldt dan<br />
ook in december 1967: 'Thans kunnen wij dan ook<br />
alweer terugzien op enkele maanden van samenwerking<br />
tussen beide corpsen. Ik meen te mogen<br />
zeggen, dat het eigenlijk allemaal best is mee gevallen<br />
en dat de afscheiding tussen beide corpsen<br />
steeds meer begint te vervagen. Hierbij denk ik o.a.<br />
aan de gemeenschappelijke oefeningen van de<br />
groep binnenstad en de groep Berkum, alwaar een<br />
zeer prettige samenwerking viel te constateren.'<br />
Later bleek dat toch niet alles pais en vree was.<br />
Naar aanleiding van een incident bij het blussen<br />
van een hooibrand door de blusgroep Ittersum,<br />
onstonden grote problemen die jaren doorsudderden.<br />
Zelfs leidde dit tot het vertrek van de<br />
brandmeester van Ittersum. Allerlei onderhuidse<br />
problemen kwamen in die tijd naar boven. Er<br />
bleek onvrede te bestaan over verschillende zaken<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
zoals oefeningen, alarmering en hiërarchische verhoudingen<br />
binnen het korps. De drie blusgroepen<br />
waren gewend veel zelfstandiger op te treden dan<br />
in de nieuwe constellatie mogelijk was en men<br />
voelde zich sinds de annexatie toch al enigszins<br />
ondergeschikt aan de binnenstad.<br />
Na ettelijke besprekingen, het invoeren van<br />
werkoverleg en door het geleidelijk vertrekken van<br />
de 'oude garde' konden de problemen langzamerhand<br />
verdwijnen. Het onderscheid is echter nog<br />
steeds niet volledig verdwenen.<br />
Regiovorming<br />
In het begin van de jaren zestig ontstond op landelijk<br />
niveau een discussie over de vraag of de gemeentelijke<br />
brandweren nog wel in staat waren alle<br />
maatschappelijke en technische ontwikkelingen bij<br />
te benen en een afdoende veiligheid te garanderen.<br />
Velen, waaronder de Brandweerraad, waren van<br />
mening dat goede brandweerzorg en hulpverlening<br />
alleen mogelijk waren bij regionale samenwerking.<br />
Tegelijkertijd werd gewerkt aan een reorganisatie<br />
van het binnenlands bestuur en in samenhang<br />
daarmee aan een reorganisatie van de brandweer.<br />
Diverse mogelijkheden passeerden de revue: aanvankelijk<br />
werd erover gedacht de brandweer onder<br />
te brengen bij gewesten en wat later wilde de regering<br />
de brandweer onderbrengen bij de 'provincies-nieuwe-stijl'.<br />
Vooral tegen dit laatste plan<br />
kwam zoveel weerstand - vooral van gemeentebesturen<br />
aan wie de bevoegdheid tot het oprichten en<br />
in stand houden van de brandweer ontnomen zou<br />
worden - dat het al snel van tafel verdween.<br />
De 'Amstelveengroep', genoemd naar de plaats<br />
van samenkomst, speelde een belangrijke voortrekkersrol<br />
in de discussie. Onder leiding van voorzitter<br />
D. Rijnders, tevens voorzitter van de Koninklijke<br />
Nederlandse Brandweer Vereniging, kwam<br />
deze groep tot de opvatting dat BB en brandweer<br />
moesten samensmelten tot een algemene hulpverleningsdienst.<br />
Uiteraard hadden de landelijke discussies gevolgen<br />
voor de korpsen van Zwolle en omgeving.<br />
In verschillende werkgroepen en commissies kwamen<br />
de nieuwe ontwikkelingen ter sprake. Vooral<br />
de taakomschrijving van de brandweer en de sa-
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 6l<br />
menwerking met de BB, leverden volop stof voor<br />
discussie. In brandweerkringen overheerste de<br />
vrees dat de BB de hulpverleningstaken van de<br />
brandweer zou overnemen. Andere hete hangijzers<br />
waren de bevoegdheid van de gemeentebesturen<br />
en de zelfstandigheid van de plaatselijke korpsen.<br />
In 1973 verscheen het rapport Regionalisatie<br />
van de Hulpverlening in Noord-<strong>Overijssel</strong> van de<br />
stuurgroep Regionalisatie Hulpverlening. Hierin<br />
werd geconcludeerd dat regionale samenwerking<br />
voor een goede behartiging van de gemeentelijke<br />
brandweerzorg noodzakelijk was, omdat verschillende<br />
gemeenten voor dezelfde problemen waren<br />
geplaatst, omdat veel gemeenten bij brand waren<br />
aangewezen op hulp van anderen en omdat veel<br />
gemeenten financieel niet in staat waren te voldoen<br />
aan de gestelde eisen.<br />
Hoewel vrijwel alle deelnemende gemeenten<br />
dit rapport aanvaardden, kwam de voorbereiding<br />
tot een geregionaliseerde brandweer in feite tot stilstand.<br />
Overigens was dat door de onduidelijkheid<br />
op nationaal niveau in het gehele land het geval.<br />
Pas na de ministeriële nota Hulpverlening bij<br />
ongevallen en rampen 1975 waarin staat dat brandweer<br />
de kern moest zijn van de organisatie voor de<br />
parate hulpverlening en de samensmelting van<br />
brandweer en BB afgewezen werd, werden opnieuw<br />
voorbereidingen gestart. In de nota verklaarde de<br />
minister van Binnenlandse Zaken bovendien<br />
mede-verantwoordelijkheid te aanvaarden voor de<br />
totstandkoming van regionale brandweren; hij was<br />
bereid daarvoor een deel van de financiële middelen<br />
te verschaffen.<br />
Werkgroep Geregionaliseerde Brandweer<br />
In 1976 kwam de Werkgroep Geregionaliseerde<br />
Brandweer in Noord-<strong>Overijssel</strong> in haar nieuwe samenstelling<br />
weer bijeen. Deze werkgroep, bestaand<br />
uit de heren drs. J.L.H.M. Berger, burgemeester<br />
van Heino en voorzitter, K. Bossenbroek, burgemeester<br />
van Genemuiden, mr. J. Drijber, burgemeester<br />
van Zwolle, mr. G. Loopstra, burgemeester<br />
van Noordoostpolder, J. Huisman, commandant<br />
brandweer Steenwijk, ir. R. Krijtenburg, commandant<br />
brandweer Zwolle, H.A.G. Flierhuis,<br />
commandant brandweer Dalfsen, J.P. van Hassel,<br />
districts-inspecteur voor het brandweerwezen, drs.<br />
H.S. van der Mark, secretariaat en mr. W.L.F.C.<br />
Ridder van Rappard, secretariaat, moest op korte<br />
termijn aan de betrokken gemeentebesturen voorstellen<br />
doen over het bestuurlijk kader, de financiële<br />
opzet en de brandweertechnische uitwerking.<br />
De werkgroep ging er vanuit dat de gemeentelijke<br />
korpsen volledig gehandhaafd zouden blijven.<br />
De geregionaliseerde brandweer zou slechts overkoepelend<br />
en coördinerend zijn, bijvoorbeeld op<br />
het gebied van brandpreventie, opleiding van personeel,<br />
centrale melding en alarmering, coördinatie<br />
bij brandbestrijding en centrale inkoop materieel.<br />
In augustus 1977 kwam de commissie met haar<br />
definitieve rapport naar buiten. Zij had daarin twee<br />
elementen uitgewerkt, te weten de bestuurlijke gevolgen<br />
van regionalisatie en de verhoging van het<br />
peil der voorzieningen.<br />
Zij stelde vast dat regionalisatie van de brandweer<br />
een doelmatige methode was om het peil der<br />
voorzieningen op het terrein van rampen en het<br />
verlenen van hulp, landelijk gezien, op een hoger<br />
niveau te brengen. De hulpverlening bij ongevallen<br />
en rampen had dringend behoefte aan een eigen<br />
Hulpverlening met de<br />
brandladder. Hier<br />
wordt een gevelsteen<br />
verwijderd op de Melkmarkt,<br />
1958.
62 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
organisatorische basis en de geregionaliseerde<br />
brandweer zou daarvan de kern moeten vormen.<br />
Binnen het gewest Zwolle moest de geregionaliseerde<br />
brandweer een organisatorische en administratieve<br />
eenheid gaan vormen.<br />
In de praktijk bracht dat een uitbreiding van de<br />
brandweertaken met zich mee. Tot die tijd had de<br />
brandweer tot taak het bestrijden van brand, het<br />
voorkomen en beperken van brand, het beperken<br />
van brandgevaar en het voorkomen en beperken<br />
van ongevallen bij brand. In overeenstemming<br />
met de ministeriële nota Hulpverlening uit 1975,<br />
kwam daar nu ook de bestrijding en hulpverlening<br />
bij rampen en ongevallen bij.<br />
Het voorzieningenniveau zou verhoogd worden<br />
met een goed communicatiesysteem. Voor alle<br />
deelnemende gemeenten zou een regionale alarmcentrale<br />
gevestigd worden in de Zwolse kazerne;<br />
daar zouden ook de gegevens over risicodragende<br />
objecten bijeengebracht worden. Verder bestond<br />
de mogelijkheid om met steun van het rijk twee<br />
preventie-functionarissen aan te stellen, naast de<br />
vier die al in de grotere gemeenten werkzaam waren.<br />
De zelfstandigheid van de gemeentelijke brandweerkorpsen<br />
zou voor de oude taken volledig blijven<br />
bestaan. Alleen de nieuwe, meer op hulpverlening<br />
gerichte taak werd ondergebracht bij de geregionaliseerde<br />
brandweer.<br />
Aan de dertien betrokken gemeenten (Brederwiede,<br />
Dalfsen, Genemuiden, Hasselt, Hattem,<br />
Heino, Kampen, Nieuwleusen, Steenwijk, IJsselham,<br />
IJsselmuiden, Zwartsluis en Zwolle) 26 werd<br />
verzocht voor 1 december 1977 een beslissing te nemen<br />
over deelname. Het was namelijk gewenst dat<br />
de Geregionaliseerde Brandweer spoedig tot stand<br />
kwam, om de regio ten volle te laten profiteren van<br />
de Interimregeling Rijksbijdragen Regionale<br />
Brandweren.<br />
Op 22 november kwam het rapport uitvoerig<br />
ter sprake in de Zwolse gemeenteraad. Alle sprekers<br />
lieten zich in lovende bewoordingen uit over<br />
het werk van de commissie Berger. Algemeen heerste<br />
het gevoel dat regionalisatie nuttig en nodig<br />
was. Het rapport werd dan ook zonder bezwaar<br />
aanvaard. Zodra ook de andere deelnemende ge-<br />
meenten het rapport aangenomen hadden, kon de<br />
opbouw van de Geregionaliseerde Brandweer van<br />
start. In april 1978 werd het college van Commandanten<br />
van de Geregionaliseerde Brandweer geïnstalleerd<br />
en daarmee was de samenwerking van de<br />
brandweerkorpsen van dertien gemeenten een feit.<br />
De Zwolse commandant trad op als regionaal<br />
coördinator.<br />
Brandweer zelfstandig<br />
Eén van de gevolgen voor de Zwolse brandweer<br />
van deelname aan de regiovorming was dat een<br />
full-time commandant en onder-commandant<br />
aangesteld werden. De commandant zou tevens regionaal<br />
coördinator van de geregionaliseerde<br />
brandweer moeten zijn. Dit was noodzakelijk omdat<br />
Zwolle, als regionale centrumgemeente, een<br />
belangrijke adviesfunctie kreeg toebedeeld. De<br />
functionerende commandant, die tegelijk directeur<br />
van de dienst Openbare Werken was, kon niet<br />
alle werkzaamheden combineren. Een aparte functionaris<br />
was dus noodzakelijk. Dit werd ing. P.Ph.<br />
Kappel. Kort na zijn benoeming tot commandant<br />
werd de brandweer organisatorisch losgemaakt<br />
van de dienst Openbare Werken: vanaf 1 januari<br />
1979 is het een zelfstandige dienst met een eigen begroting.<br />
In de daaropvolgende jaren kreeg de regionale<br />
samenwerking daadwerkelijk gestalte. De kazerne<br />
onderging een verbouwing om stallingsruimte te<br />
verkrijgen voor de regionale voertuigen en één<br />
voor één kregen de deelnemende gemeenten een<br />
aansluiting op de regionale alarmcentrale.<br />
Intussen krijgt de Geregionaliseerde Brandweer<br />
Noord <strong>Overijssel</strong> (vanaf 1981 brandweer Regio<br />
IJsseldelta geheten en vanaf 1988 Brandweer regio<br />
IJssel-Vecht) een steeds belangrijker rol te vervullen.<br />
Geprobeerd wordt een intensievere samenwerking<br />
tot stand te brengen tussen de diverse<br />
gemeentelijke korpsen. Tegelijk zou de regio meer<br />
bevoegdheden moeten krijgen. (Momenteel kunnen<br />
alleen beslissingen genomen worden wanneer<br />
alle deelnemers een besluit steunen.) Dit streven<br />
wordt - net zoals in de beginperiode - met enige<br />
argwaan bekeken. De angst voor aantasting van de<br />
gemeentelijke autonomie is nog onveranderd aanwezig.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Huisvesting<br />
Brandspuithuisjes<br />
De emmers, brandladders, brandhaken en<br />
andere eenvoudige blusmiddelen uit de<br />
periode voordat er echte brandspuiten<br />
waren, werden gewoon bij de mensen thuis bewaard.<br />
Pas toen het stadsbestuur aan het eind van<br />
de zeventiende eeuw de eerste brandspuit aankocht,<br />
was een andere oplossing noodzakelijk. De<br />
spuiten die de stad in de loop van de zeventiende<br />
eeuw en later kocht, werden in verschillende wijken<br />
geplaatst. Op die manier was altijd een spuit in<br />
de buurt wanneer ergens brand uitbrak. Dat was<br />
nodig omdat de spuiten met mankracht of met<br />
paarden naar de plaats des onheils gebracht moesten<br />
worden.<br />
Behalve de brandspuiten, waarvan meerdere<br />
exemplaren in brandspuithuisjes verspreid over de<br />
stad geplaatst waren (tien in de negentiende eeuw),<br />
waren er ook blusmiddelen die centraal bewaard<br />
werden. In de negentiende eeuw werd steeds meer<br />
en beter materieel aangeschaft, zoals een mechanische<br />
brandladder en een grote aanjager. Dit soort<br />
apparaten zou steeds meer huisvestingsproblemen<br />
gaan opleveren. Vooral de stalling van de mechanische<br />
brandladder leverde in de gemeenteraad veel<br />
stof tot discussie. Het zestien meter lange gevaarte<br />
was aanvankelijk ondergebracht in de Ruiterstallen<br />
op de Friese Wal. In 1905 verhuisde het naar een<br />
bergplaats onder de consistoriekamer van de St.<br />
Michaëlskerk.<br />
Roode Torenplein<br />
Eveneens in 1905 was sprake van de verbouw van<br />
het perceel Roode Torenplein 14 tot bewaarplaats<br />
van materieel, slangendrogerij, werkplaats en bergplaats<br />
voor reservematerieel. Wegens een ophanden<br />
zijnde reorganisatie van de brandweer werd<br />
echter gewacht met de verbouw en herinrichting<br />
van het pand. Het daaropvolgende jaar bleek dat de<br />
kosten voor verbouwing hoger zouden uitvallen<br />
dan begroot was, zodat uiteindelijk pas eind 1907<br />
de bouwvan een werkplaats en slangendrogerij een<br />
aanvang kon nemen.<br />
Het pand aan het Roode Torenplein was de eerste<br />
echte brandweerkazerne in Zwolle. In de loop<br />
der jaren is er veel aan opgeknapt en verbouwd.<br />
Het gebouw was slecht onderhouden en er moest<br />
dus nogal wat aan verbeterd worden. Bovendien<br />
vereiste het gebruik als kazerne ook de nodige aanpassingen.<br />
Zo moest een stevige vloer gemaakt<br />
worden en had het dak een algehele reconstructie<br />
nodig. De gemeenteraad accepteerde in 1910 de telkens<br />
terugkerende voorstellen tot verbeteringen<br />
De kazerne aan het<br />
Roode Torenplein. Op<br />
deze foto wordt een<br />
proef genomen met een<br />
Daevy-apparaat.
In 1956 wordt de kazerne<br />
aan de Harm<br />
Smeengekade officieel<br />
geopend. Tegelijk worden<br />
vier nieuwe wagens<br />
in gebruik genomen.<br />
64<br />
niet meer. Op voorstel van Van Oort besloot de<br />
raad eerst een volledig nieuw bestek te laten maken<br />
waarin alles opgenomen moest worden wat voor<br />
de gehele afwerking nodig was. l<br />
Herstel en vernieuwing zoals de opperbrandmeester<br />
dat nodig achtte zou ƒ 4200,- gaan kosten.<br />
Gezien de hoogte van dat bedrag werd eerst het advies<br />
van de Tweede Raadscommissie ingeroepen.<br />
Deze commissie vond de uitgaven onverantwoord<br />
omdat het gebouw toch gebreken zou blijven vertonen.<br />
Ze stelde voor alleen de allernoodzakelijkste<br />
verbeteringen uit te voeren en te overwegen of elders<br />
een geschikt gebouw kon worden verkregen.<br />
De gemeenteraad stemde met dit advies in. 2<br />
Twintig jaar later, in 1931, kwam het college van<br />
B&W met het voorstel het voormalige gymnastieklokaal<br />
aan de Jufferenwal aan te kopen. Door de<br />
aanschaf van nieuw materieel was de kazerne aan<br />
het Roode Torenplein te klein geworden. Bovendien<br />
moest met het oog op de bediening van de<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
nieuwe automobielspuiten het personeel in de kazerne<br />
wonen om zo spoedig mogelijk te kunnen<br />
uitrukken. De nieuwe kazerne kon beneden een<br />
garage met werkplaats krijgen, en boven woningen<br />
voor de vaste beambten. Hoewel het college van<br />
Brandmeesters aandrong op aankoop van deze<br />
nieuwe behuizing, besliste de raad anders. Zij vond<br />
de aankoopprijs van het terrein te hoog en wilde<br />
eerst duidelijkheid over de voorgenomen reorganisatie.<br />
De raad verwierp daarom het voorstel. 3<br />
In 1933 bleek dat een definitieve oplossing weer op<br />
de lange baan geschoven werd: er werd namelijk<br />
geld vrijgemaakt om de kazerne aan het Roode Torenplein<br />
te verbouwen zodat ook de tweede autospuit<br />
een plaatsje kon krijgen. Een nieuwe mechanische<br />
ladder moest daarentegen in een particuliere<br />
garage aan het Roode Torenplein gestald worden.<br />
4 Deze ruimte was bepaald niet ideaal, omdat<br />
bij gladheid van de straat de brandweer er bijna<br />
niet uit kon rijden door de sterke helling. 5<br />
ggffOfe^gVi- x
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 65<br />
Ook na de Tweede Wereldoorlog kwam niet direct<br />
een oplossing voor het huisvestingsprobleem. De<br />
enige, noodgedwongen, verandering was een verhuizing<br />
van de bergplaats onder de consistoriekamer<br />
van de St. Michaëlskerk, naar een pakhuisruimte<br />
van de vereniging Odeon aan de Praubstraat.<br />
De reden voor die verhuizing was dat de<br />
kerkvoogdij de huur opgezegd had.<br />
In 1952 werd nogmaals de noodzaak van een betere<br />
huisvesting onder de aandacht van de gemeenteraad<br />
gebracht. Het college van B&W bracht verslag<br />
uit van een bezoek van de districtsinspecteur<br />
voor het Brandweerwezen. Bij een inspectie van<br />
het brandweermaterieel bleek dat noch het materieel,<br />
noch de huisvesting, voldeed aan de eisen die<br />
redelijkerwijze aan een stad als Zwolle gesteld<br />
mochten worden. Het college stelde daarom voor<br />
om nieuw materieel aan te schaffen; een oplossing<br />
voor het huisvestingsprobleem konden ze echter<br />
nog niet bieden. 6<br />
Harm Smeengekade<br />
Twee jaar later kwam eindelijk een eind aan de<br />
huisvestingsperikelen. De heer H. Pieterman bood<br />
toen het pand Harm Smeengekade 13, waar hij een<br />
garagebedrijf uitoefende, te koop aan. Op 26 juli<br />
1954 stemde de gemeenteraad zonder hoofdelijke<br />
stemming in met die aankoop. Ieder was het erover<br />
eens dat de verspreid liggende gebouwen, die bovendien<br />
minder geschikt waren voor een doeltreffende<br />
berging van het materieel, de paraatheid<br />
van de brandweer in gevaar brachten. De ligging<br />
van het nieuwe pand was gunstig: bijna alle punten<br />
van de stad konden binnen vijf minuten worden<br />
bereikt. Het pand bevatte bovendien twee woningen<br />
die door het brandweerpersoneel gebruikt<br />
konden worden.<br />
Het gebouw bood verder ruimte aan al het rollend<br />
materieel van de brandweer en van de BB.<br />
Daarnaast was er ruimte voor een werkplaats, kantine,<br />
instructielokaal, slaapzaal, keuken en kantoor.<br />
Enige aanpassingen van het gebouw waren<br />
noodzakelijk, zoals het aanbrengen van een slangenwasgoot<br />
en een droogtoren met een slangenmagazijn.<br />
De totale kosten werden begroot op<br />
ƒ 296.800,-.<br />
1973: Van der Horst<br />
De firma Van der Horst Europe NV, een fabriek voor het verchromen<br />
van cilindervoeringen voor scheepsmodellen aan de Assendorperlure.<br />
De brand was ontstaan in de hal waar cilinders werden<br />
gereviseerd en breidde zich snel uit naar de nabij gelegen kantoren;<br />
zo snel dat het personeel nauwelijks tijd had om meer in veiligheid<br />
te brengen dan zichzelf.<br />
De brandweer probeerde met behulp van schuimblussers een<br />
gesloten schuimdek te realiseren. Dat mislukte echter doordat de<br />
temperatuur enorm steeg vanwege de aanwezigheid van een bepaald<br />
koelmiddel. De enige oplossing was toen om de olie te laten<br />
opbranden.<br />
Hoewel onduidelijkheid bestond over ontploffingsgevaar en<br />
niemand tijdens de brand een antwoord kon geven op de vraag of<br />
er giftige stoffen vrijkwamen, was de publieke belangstelling groot.<br />
Urenlang waren dikke zwarte rookwolken boven Schelle te zien.<br />
De schade aan machines en installaties werd geraamd op ƒ 4,5<br />
miljoen. Daarbij kwam nog een schade aan gebouwen van ƒ 1,25<br />
miljoen en de nodige bedrijfsschade.<br />
Nog in hetzelfde jaar werden de oude kazerne<br />
aan het Roode Torenplein en de andere gebouwen<br />
ontruimd. De slangenwagens en de nog aanwezige<br />
handbrandspuiten bleven in de bewaarplaatsen<br />
staan.<br />
Na de nodige verbouwingen en het aanleggen<br />
van onder andere een smeerkuil, slangenmagazijn,<br />
zend- en ontvangstapparatuur, instructielokaal,<br />
slaapzaal, dagverblijf, keuken, douche en omroepinstallatie,<br />
kon de nieuwe kazerne in 1956 officieel<br />
in gebruik worden genomen. In de woningen boven<br />
de kazerne kwamen twee beroepskaderleden te<br />
wonen, waarvan een continu aanwezig moest zijn.<br />
Groei<br />
Even leek het alsof alle huisvestingsproblemen waren<br />
opgelost. Dat optimisme duurde echter maar<br />
kort. Spoedig bleek ook de ruimte aan de Harm<br />
Smeengekade te klein. Al in 1960 meldde het college<br />
van Brandmeesters dat de beschikbare ruimte<br />
voor de brandweervoertuigen en de motorspuiten<br />
van de BB geleidelijk te klein werd. Binnen afzien-
De kazerne aan de<br />
Harm Smeengekade,<br />
anno <strong>1994</strong> (foto: M.N.<br />
van Saltbommel).<br />
Onder: De brandweerkazerne<br />
Harm Smeengekade<br />
13 voor de verbouwing.<br />
66 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
bare tijd zou een andere bergplaats voor het BB materieel<br />
gevonden moeten worden in de nabijheid<br />
van de kazerne. 7<br />
Door het toenemende aantal inwoners van de<br />
stad, de groeiende industrie, de annexatie van<br />
Zwollerkerspel en door het invoeren van een 24uurs<br />
dienst, werd het ruimtegebrek in de kazerne<br />
steeds manifester. In 1968 wees commandant ir. R.<br />
Krijtenburg op de behoefte aan een seinkamer,<br />
slaapkamers en een wasgelegenheid. Als oplossing<br />
stelde hij een uitbreiding van de kazerne voor met<br />
het pand Harm Smeengekade 12. Een andere oplossing<br />
was nieuwbouw samen met de BB, bijvoorbeeld<br />
aan de Schuttevaerkade. 8 Nieuwbouw behoorde<br />
echter voorlopig niet tot de mogelijkheden<br />
en daarom werd in de loop van 1969 de toenmalige<br />
keuken ingericht als seinkamer. Ook kwam geld<br />
beschikbaar voor de inrichting van een slaapkamer<br />
en voor meubilair.<br />
Drie-fasen-plan<br />
Door het opofferen van het instructielokaal ten behoeve<br />
van de alarmcentrale en door inschakeling<br />
van meer beroepskrachten in de 24-uurs diensten<br />
werd de kazerne, ondanks de aanpassingen te klein<br />
om de dienst ook in de komende jaren goed te laten<br />
functioneren. Toen nieuwbouw niet haalbaar
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
bleek besloot de gemeente in 1972 tot een aanpak in<br />
drie fasen. In de eerste fase werd de kazerne uitgebreid<br />
met een instructielokaal en slaapgelegenheid<br />
in het pand Harm Smeengekade 13b. De tweede en<br />
derde fase leverden in de jaren 1976-1978 vooral<br />
meer kantoorruimte op.<br />
Uitbreiding in de vorm van nieuwbouw bleef<br />
volgens de brandweer echter noodzakelijk. Met de<br />
komst van de geregionaliseerde brandweer zou immers<br />
extra ruimte nodig zijn.<br />
Diverse mogelijkheden passeerden de revue,<br />
maar direct kon geen afdoende oplossing gevonden<br />
worden. Telkens weer bleek een terrein om een<br />
of andere reden ongeschikt te zijn. Het RETHAMterrein<br />
aan de Grote Voort was weliswaar goedkoop,<br />
maar lag erg ongunstig: snel uitrukken was<br />
vanaf die plaats bijna onmogelijk. Het terrein op de<br />
hoek van de Rembrandtlaan en de Zamenhofsingel<br />
was te klein en het Oosterenkcomplex zou te veel<br />
onkosten met zich mee brengen.<br />
Nieuwbouw<br />
Geen van de mogelijkheden van verhuizing kon de<br />
toets der kritiek doorstaan. Het zoeken naar een<br />
andere vestigingsplaats werd gestaakt zodra de mogelijkheden<br />
van de zogenaamde terugploegregeling<br />
duidelijk werden. In het kader van die terugploegregeling<br />
konden langdurig werkloze bouwvakkers<br />
ingezet worden, waarbij het ministerie van<br />
Sociale Zaken en Werkgelegenheid subsidie verleende.<br />
Dat zou aardig in de onkosten schelen. Bovendien<br />
zou ook het ministerie van Binnenlandse<br />
Zaken subsidie verstrekken voor een schuilkelder,<br />
een openbare schuilgelegenheid voor het geval van<br />
oorlog of andere rampen. De totale kosten van de<br />
nieuwbouw (ƒ 8.850.000,-) werden door die subsidies<br />
teruggebracht met respectievelijk ƒ 700.000,en<br />
ƒ 1.250.000,-.<br />
In oktober 1984 werden de panden Harm<br />
Smeengekade 10 en 11 aangekocht om een forse<br />
vergroting van de kazerne mogelijk te maken.<br />
Twee jaar later kon ook nog Harm Smeengekade 9<br />
aangekocht worden.<br />
Na een zeer ingrijpende verbouwing - eigenlijk<br />
nieuwbouw want uiteindelijk bleven slechts twee<br />
muren bewaard - kon de vernieuwde kazerne op 8<br />
juni 1988 feestelijk geopend worden door de staatssecretaris<br />
van Binnenlandse zaken, mevrouw De<br />
Graaf-Nauta. De zeven brede uitrukdeuren aan de<br />
kant van de Harm Smeengekade springen het<br />
meest in het oog. Aan de andere zijde van het gebouw<br />
zijn de werkplaatsen te vinden. Op de eerste<br />
verdieping zijn de regionale alarmcentrale, tien<br />
slaapvertrekken en kantoren gevestigd. Op de<br />
tweede verdieping zijn instructielokalen en een recreatiezaal<br />
te vinden. Verder is er een 17 meter hoge<br />
slangetoren, waar de slangen kunnen drogen.<br />
Hoewel de gemeentelijke brandweer en de<br />
brandweer Regio IJssel-Vecht door de uitbreiding<br />
nu over flink wat meer ruimte beschikken, zal de<br />
discussie over huisvesting wel weer eens geopend<br />
worden. Door de uitbreiding van de stad, de toenemende<br />
taken van de regionale brandweer en de<br />
toegenomen taken op het gebied van preventie, zal<br />
immers steeds meer ruimte nodig zijn voor kantoren,<br />
slaapvertrekken en stalling van de voertuigen.<br />
Plattegrond van de kazerne<br />
aan de Harm<br />
Smeengekade in 1956.
De regionale alarmcentrale<br />
aan de Harm<br />
Smeengekade (foto:<br />
M.N. van Saltbommel).<br />
68 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Melding en alarmering<br />
Van torenklok tot telefoon<br />
Van oudsher was de kreet 'brand!' hèt middel<br />
om iedereen op de hoogte te stellen<br />
van het feit dat hulp nodig was. Om een<br />
groter bereik te hebben en de hele stadsbevolking<br />
op te roepen een handje te helpen, werd in veel steden<br />
de klok geluid, waren er kleppermannen of<br />
trompetters. Onbedoeld gevolg van deze alarmering<br />
was dat vele nieuwsgierigen als toeschouwers<br />
naar de plaats des onheus trokken en daar het blussen<br />
bemoeilijkten.<br />
Kort na de grootscheepse reorganisatie van<br />
1894, wilden B&W nogmaals profijt trekken van de<br />
technische vooruitgang. Zij stelden daarom in 1895<br />
voor gebruik te gaan maken van het telefoonnet<br />
voor de alarmering van de brandweerlieden. Dit<br />
zou de snelheid waarmee het personeel zich naar<br />
de brand kon begeven aanzienlijk bevorderen. De<br />
hoofdlieden zouden een telefoonaansluiting moeten<br />
hebben en in elke wijk zouden zeven van de elf<br />
manschappen een schel in huis krijgen. De andere<br />
vier moesten dan nog door hun kameraden ge-
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 69<br />
waarschuwd worden. Om de onvermijdelijke<br />
nachtdienst te bemannen, kon de functie van torenwachter<br />
opgeheven worden. De huidige torenwachter<br />
kon belast worden met de nachtdienst op<br />
het centraal telefoonbureau.<br />
Tijdens de discussie die de gemeenteraad op 25<br />
maart 1895 over dit voorstel voerde, bleken er meer<br />
tegenstanders dan voorstanders van het plan te<br />
zijn. Onder anderen de heer Hoven sprak zich uit<br />
tegen het geheel. Hij vond het te duur en stelde:<br />
'Onze plaats is niet zoo groot of de lui zijn bij brand<br />
spoedig bijeen. In dit opzicht komt het voorstel<br />
overdreven voor.' Anderen wilden het nog even<br />
bezien. Omdat de post onvoorzien op de begroting<br />
erg klein was, leek het een meerderheid in de gemeenteraad<br />
beter te wachten tot de eerstvolgende<br />
begroting.<br />
Dit was niet de eerste keer dat de gemeenteraad<br />
afwijzend reageerde op een voorstel gebruik te maken<br />
van de moderne techniek. In 1884 werd een<br />
voorstel om een telefonische verbinding te maken<br />
tussen het vertrek van de torenwachter op de grote<br />
toren en het lokaal van de politie in de hoofdwacht<br />
verworpen. De burgemeester vond toen aanleg<br />
overbodig gezien de wijze waarop de nachtelijke<br />
veiligheidsdienst was ingericht. Zijn opvatting<br />
werd gedeeld door de commissaris en de inspecteurs<br />
van politie en de torenwachter. Het was voldoende<br />
wanneer de torenwacht drie keer op de<br />
klok sloeg wanneer hij onraad bespeurde. Bovendien<br />
was het mogelijk door middel van een roeper<br />
met de torenwacht te spreken.'<br />
Torenwacht gewaardeerd<br />
De torenwacht werd nog enige jaren in ere gehouden.<br />
Nog in 1901 stelde een van de raadsleden de<br />
vraag of het juist was dat de torenwachter een<br />
brand als eerste had bespeurd. Na een bevestigend<br />
antwoord stelde hij tevreden vast dat wederom was<br />
gebleken 'dat het nuttig is, dat de gemeente dezen<br />
hooggeplaatsten ambtenaar nog bezit.' De burgemeester<br />
moest dat beamen. 2<br />
Toch kwam in het daaropvolgende jaar een<br />
nieuwe wijze van alarmering tot stand. Dit keer<br />
had het college van B&W de zaak tactischer aangepakt.<br />
Er was al een bedrag gereserveerd voor een<br />
alarminrichting en de raad had dus in principe al<br />
ingestemd. Discussies over de hoogte van het bedrag<br />
en de verhouding daarvan tot het aantal branden<br />
konden nu snel afgekapt worden.<br />
Het college wilde een machtiging van de gemeenteraad,<br />
zodat ze een overeenkomst kon aangaan<br />
met de algemene telefoonmaatschappij voor<br />
het tot stand brengen van een alarm-inrichting<br />
voor de brandweer en voor het aansluiten van de<br />
woningen der brandmeesters op het telefoonnet.<br />
De totale kosten van achttien telefoonaansluitingen<br />
en zeven kringen met alarmbellen zouden<br />
ƒ 640,- bedragen.<br />
De telefoonmaatschappij zou een nachtdienst<br />
invoeren, maar was alleen bereid die verplichting<br />
op zich te nemen ten behoeve van de brandweer,<br />
niet voor de abonnees. Wel was de maatschappij<br />
bereid de abonnees in de gelegenheid te stellen<br />
's nachts van de telefoon gebruik te maken, maar zij<br />
wilde zich daartoe niet binden. De voorzitter legde<br />
uit dat de gemeente zich in feite abonneerde, onder<br />
voorwaarde dat het publiek in de gelegenheid werd<br />
gesteld 's nachts van de telefoon gebruik te maken.<br />
Wanneer het daartoe niet op een behoorlijke wijze<br />
in de gelegenheid zou worden gesteld, stond het de<br />
gemeente vrij het abonnement weer op te zeggen. 3<br />
Hulpverleningsvoertuig<br />
HV-2, Mercedes Benz.<br />
De wagen kwam in<br />
1989 in dienst en heeft<br />
als 'roepnaam'773<br />
(foto: M.N. van Saltbommel).
Brandmeldingen 1<br />
27 februari 1963<br />
Melding ontvangen van een onbekende; brandend<br />
afval in de Korte Kamperstraat aan de<br />
achterzijde van Troostwijk. Ingerukt met wagen<br />
1.<br />
Uitgerukt om 23.17 uur Terug om 23.38 uur.<br />
28 februari 1963<br />
18.05 uur. Melding ontvangen van de boekhouder<br />
van Gebr. Schrijver, zakkenhandel Thorbeckegracht<br />
84. Deze zei: 'Wij hebben de hele<br />
boel in de brand staan', maar bij aankomst<br />
bleek dit nogal mee te vallen. Oorzaak van de<br />
brand was een partijtje jutezakken, dat tegen<br />
een brandende kachel was gevallen. Ongeveer<br />
vijftig zakken zijn verbrand.<br />
Uitgerukt met wagen 1; geblust met twee hogedruk<br />
stralen. Wagen in bleek niet nodig. Terug<br />
om 18.32 uur.<br />
6 april 1963<br />
Het kan vanavond niet op. Gerrit moest in<br />
etappen zijn brood opeten, want het was om<br />
10.25 uur weer raak. Nu was het een auto van de<br />
firma Kan die in brand stond op het Roode Torenplein;<br />
een vroegtijdig opruimen van oud<br />
papier. In opdracht van de commandant werd<br />
om 10.45 uur de Gemeentereinigingsdienst gebeld<br />
voor afvoer van de balen papier naar Westerwolde.<br />
De manschappen waren zeer tevreden;<br />
het werd volgens hun steeds beter.<br />
Terugkomst van wagen 1 om 11 uur. De melding<br />
kwam binnen van Spijker.<br />
22 april 1963<br />
01.30 uur. Vals alarm. Dronken vent met 'n<br />
lijstje telefoonnummers.<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
28 april 1963<br />
24.48 uur. Oliehaard was niet in orde. Mensen<br />
waren niet thuis. Melding ontvangen van de<br />
buren. Uitgerukt met de landrover. Door er<br />
een ruit te breken kon men binnen komen.<br />
Terug om 1.25 uur.<br />
9 mei 1963<br />
9.30 uur. Aan de Harm Smeengekade tegenover<br />
het O.L. Vrouwe Pension was een personenauto,<br />
merk V.W. te water geraakt. De bestuurder<br />
had de wagen, na geparkeerd te hebben,<br />
verlaten en niet op de handrem of in een<br />
versnelling gezet. De bestuurder stond nog<br />
maar nauwelijks op de stoep bij het O.L. Vrouwe<br />
Pension toen de wagen met een sierlijke<br />
duik in het zeer heldere water belandde. De<br />
auto bleef lange tijd drijven en zou gezonken<br />
zijn indien hij niet aan onze dreg was vastgezet.<br />
Met onze ouwe trouwe 'Jumbo' stond de drenkeling<br />
al weer vlug op het droge. Het voertuig is<br />
eigendom van de firma Batjes.<br />
Terug om 10.10 uur<br />
15 mei 1963<br />
Uitgerukt voor binnenbrand aan de P.C. Hooft -<br />
straat om 17.30 uur met wagen 1. Het bleek om<br />
een niet in gebruik zijnde slaapkamer te gaan.<br />
De brand bleek te zijn ontstaan tussen het aldaar<br />
aanwezige opgeklapte kantelbed en de<br />
muur. De bewoner/eigenaar verklaarde dat<br />
niemand op de kamer was geweest. Ra Ra en<br />
toch brand! Toch wel een gezellig brandje met<br />
al die kapok en kippeveren. Kan men zijn hart<br />
eens echt aan ophalen.<br />
Terug om 18.20 uur.<br />
15 februari 1964<br />
22.20 uur werd een uitslaande brand aan het<br />
Assiesplein gemeld bij de gasfabriek. Groot<br />
alarm geslagen; PTT gebeld; na tien minuten<br />
groot alarm herhaald. Daarna burgemeester<br />
gewaarschuwd. Helaas was er een dode te betreuren.<br />
Uitgerukt met 6 wagens. De laatste wagen<br />
was om ongeveer 2.30 uur terug.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Aanvankelijk waarschuwden beambten van het<br />
telefoonkantoor de brandmeesters, maar in 1927<br />
kwam daarin verandering. De brandmeesters<br />
moesten nu door de politie opgebeld worden. Het<br />
nadeel hiervan was dat het langer duurde. Vanuit<br />
het telefoonkantoor kon men namelijk de brandmeesters<br />
veel sneller waarschuwen, omdat de politie<br />
voor elke brandmeester een aparte aansluiting<br />
moest aanvragen, terwijl het personeel van het telefoonkantoor<br />
er enige tegelijk kon opbellen.<br />
Radiodistributie<br />
De derde fase in de alarmering - na torenklok en<br />
telefoon - begon in 1932, toen bij brandmelding en<br />
politiealarmering gebruik gemaakt werd van een<br />
nieuw fenomeen: radiodistributie. Zwolle liep bij<br />
deze ontwikkeling voorop en dat leverde enig financieel<br />
voordeel op.<br />
Bij de aanleg van het kabelnet voor het radiodistributiebedrijf<br />
was rekening gehouden met een<br />
mogelijk gebruik bij brandmelding en politiealarmering.<br />
Omdat een combinatie van radiodistributie<br />
en alarmering nog nergens anders toepassing<br />
had gevonden, was N.V. Asto bereid voor haar rekening<br />
een aantal openbare brand- en politiemelders<br />
op het hoofdkabelnet aan te sluiten en de<br />
daarbij behorende alarmcentrale in het politiebureau<br />
te plaatsen. In de toekomst zou het door uitbreiding<br />
van die centrale mogelijk worden in particuliere<br />
gebouwen brand- en politiemelders te<br />
plaatsen. Er was al gebleken dat daarvoor belangstelling<br />
bestond. 4<br />
Door deze verandering werd het mogelijk dat<br />
mensen via openbare brandmelders, die op verschillende<br />
plaatsen in de stad geplaatst werden, een<br />
brand doorgaven aan de politie. De politie rukte<br />
dan zelf als eerste uit en moest tegelijk het brandweerpersoneel<br />
nog oproepen. De brandmeesters<br />
werden zoals vanouds opgebeld en de spuitgasten<br />
werden door middel van een schel gealarmeerd.<br />
Het doorgeven dat er ergens een brand was,<br />
kon nu in principe snel gebeuren. Daarna moesten<br />
echter de brandweerlieden nog per telefoon of<br />
alarmbel opgeroepen worden. Dat liep niet altijd<br />
even vlekkeloos. In verschillende steden was dat<br />
anders geregeld en daarom nodigde de burgemeester<br />
het college van Brandmeesters uit om tot een<br />
betere alarmering te komen. Hij wees daarbij op<br />
het systeem dat in Dordrecht en Haarlem werd gebruikt.<br />
De burgemeester deed dit omdat hij twijfelde<br />
aan de deugdelijkheid van het bestaande systeem.<br />
Onlangs was namelijk bij een brand gebleken<br />
dat zowel de dienst Openbare Werken als de substituut-opperbrandmeester<br />
pas een kwartier nadat<br />
de brand op de kazerne was gemeld, op de hoogte<br />
waren gesteld van de brand. 5 Na een periode van<br />
zoeken en praten kwam in 1941 ook de oproep van<br />
het personeel via radiodistributie tot stand.<br />
Voor die tijd werden de brandmeesters, zoals<br />
gezegd, per telefoon gealarmeerd en het overige<br />
personeel door elektrische schellen. Met de nieuwe<br />
alarmeringsinrichting konden aan iedereen tegelijkertijd<br />
mondelinge boodschappen meegedeeld<br />
worden. Het werkte dus sneller en zekerder dan het<br />
bestaande systeem. Bovendien zou het nieuwe systeem<br />
uiteindelijk tot een besparing leiden, omdat<br />
na afschrijving van de aanlegkosten het jaarlijkse<br />
De belangstelling voor<br />
het werk van de brandweer<br />
is altijd groot. Zo<br />
ook bij de brand in de<br />
Havezathe op 28 maart<br />
1974-
Embleem van de<br />
brandweer.<br />
bedrag lager zou zijn dan het bedrag dat tot die tijd<br />
aan telefoonkosten betaald werd.<br />
Centrale melding en alarmering<br />
In verband met ontwikkelingen bij de PTT en door<br />
de uitbreiding van de stad bleek het in 1954 noodzakelijk<br />
op een ander alarmeringssysteem over te<br />
gaan. De PTT had namelijk besloten in het vervolg<br />
gebruik te maken van een ander soort kabels, waardoor<br />
in nieuwe wijken geen aansluitingen op het<br />
alarmeringsnet tot stand gebracht konden worden.<br />
Wijzigingen van bestaande aansluitingen zou alleen<br />
mogelijk zijn door het leggen van afzonderlijke<br />
kabels en dat zou hoge kosten met zich meebrengen.<br />
Verscheidene brandweerlieden hadden al<br />
geen rechtstreekse aansluiting meer op het alarmeringssysteem.<br />
Een centrale meldings- en alarmeringspost, onder<br />
te brengen in de seinkamer van de brandweerkazerne,<br />
zou de oplossing kunnen brengen. Deze<br />
centrale post kwam in rechtstreekse verbinding te<br />
staan met een aantal telefoon- en brandwekkerkringen.<br />
Elke kring had minimaal tien aansluitingen<br />
aan een telefoontoestel met een wekker of aan een<br />
brandwekker. Het werd hiermee mogelijk zowel het<br />
gehele korps als één of enkele groepen tegelijk te<br />
alarmeren. De totale kosten van de nieuwe installatie<br />
werden begroot op ƒ 11.700,-, terwijl de jaarlijkse<br />
vergoeding aan de PTT ƒ 2434,80 zou bedragen. 6<br />
Kort daarna werd besloten tot het opruimen<br />
van de oude openbare brandmelders in de stad.<br />
Aanleiding hiervoor was, behalve een noodzakelijke<br />
algehele revisie, het vandalisme. Het bleek namelijk<br />
dat die apparaten meer misbruikt dan gebruikt<br />
werden. Regelmatig waren ruitjes vernield,<br />
werden de melders als speelgoed gebruikt en kwamen<br />
valse meldingen binnen. Een van de raadsleden,<br />
de heer Jalving, constateerde dat dat eigenlijk<br />
verschrikkelijk was. Volgens hem was het met de<br />
beschaving in de stad niet bijster gesteld wanneer<br />
dit in een openbaar stuk neergeschreven moest<br />
worden. 7<br />
Het melden van een brand kon vanaf nu telefonisch<br />
geschieden. Dat kon zo langzamerhand ook<br />
wel, omdat het aantal telefoontoestellen gestaag<br />
was toegenomen.<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Uitbreiding<br />
Aangezien de nieuw aangeschafte installatie met<br />
het oog op de kosten bij aankoop al enigszins verouderd<br />
was, was het vrij snel (in 1969) noodzakelijk<br />
iets nieuws aan te schaffen. Met de oude installatie<br />
was het bovendien niet mogelijk rechtstreekse<br />
brandmeldingen van bedrijven door te geven naar<br />
de kazerne. Ook was geen rekening gehouden met<br />
de annexatie van Zwollerkerspel, waardoor er in<br />
één klap zo'n veertig vrijwillige brandweerlieden<br />
bij waren gekomen. 8<br />
Uitbreiding en vernieuwing bleef aan de orde<br />
van de dag. Het aantal lijnen voor directe brandmelding<br />
werd uitgebreid, omdat steeds meer bedrijven<br />
en andere instellingen, zoals bejaardentehuizen,<br />
een directe brandmelding wilden hebben.<br />
Verder werden sprinklerinstallaties 9 aangelegd in<br />
bedrijven en moesten sprinklermeldlijnen aangelegd<br />
worden.<br />
Een algehele vernieuwing en modernisering<br />
van de meldkamer kwam tot stand in samenhang<br />
met de regionalisering van de brandweer. Alle deelnemende<br />
gemeenten werden aangesloten op de regionale<br />
alarmcentrale in de Zwolse kazerne. Tegelijk<br />
werden daar alle gegevens over risicodragende<br />
objecten bijeengebracht.<br />
Draagbare alarmering<br />
Het oproepen van het brandweerpersoneel per telefoon<br />
begon na verloop van tijd problematisch te<br />
worden. In de praktijk bleek namelijk dat men<br />
steeds vaker niet thuis was, waardoor het onmogelijk<br />
was gehoor te geven aan een oproep. Aanvankelijk<br />
was men ervan uitgegaan dat aan zo'n 50%<br />
van de oproepen gehoor werd gegeven, maar dat<br />
percentage zakte gestaag. Over het algemeen zijn<br />
mensen minder vaak thuis bereikbaar dan vroeger<br />
en dat geldt uiteraard ook voor brandweerlieden.<br />
Het sociale leven eiste wat dat betreft zijn tol.<br />
De bereikbaarheid was dan ook een belangrijke<br />
reden om omstreeks 1980 over te stappen op een<br />
ander oproepsysteem: iedereen kreeg een draadloze<br />
oproepontvanger, waardoor hij/zij in principe<br />
24 uur per dag bereikbaar was. In dit systeem is tot<br />
op heden geen verandering gekomen.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 73<br />
Brandweerpersoneel<br />
Rond de persoon van de brandweerman - en<br />
vanaf 1989 ook de brandweervrouw - zijn<br />
verschillende mythen te weven. Enerzijds<br />
hebben zij een heldhaftig imago: ze trotseren de<br />
vlammen en redden met gevaar voor eigen leven<br />
slachtoffers uit de vuurzee. Dit beeld komt veelvuldig<br />
voor in kinderboeken en is aanleiding voor het<br />
verlangen van veel kleine jongetjes om brandweerman<br />
te worden. Aan de andere kant bestaat het<br />
beeld van mensen die - ten minste een beetje - aanleg<br />
hebben voor pyromaan en van mensen die gedurende<br />
hun werktijd niet veel anders doen dan<br />
wachten tot ergens brand uitbreekt.<br />
Of brandweerlieden gelukkig zijn met deze<br />
voorstelling, mag betwijfeld worden. In elk geval<br />
vragen zij zichzelf wel met enige regelmaat af wat<br />
hun motivatie is. De Peperbus, het blad dat de<br />
Zwolse Vrijwillige Brandweervereniging korte tijd<br />
heeft uitgegeven, wijdt de nodige aandacht aan dit<br />
probleem: 'Wat is er toch zo vraag ik mij af met die<br />
vrijwillige brandweren gaande. Als wij rekenen dat<br />
thans in Nederland 22.000 vrijwilligers klaar staan<br />
om hun diensten bijna vrijwillig aan de Gemeenschap<br />
te geven. Er schijnt een soort toverkracht van<br />
het woord Brandweer uit te gaan, die als hij zijn<br />
slachtoffers eenmaal in zijn klauwen heeft nooit<br />
meer los laat. Dat geldt niet alleen voor de vrijwilligers,<br />
maar ook voor de beroepsman in soms nog<br />
De eerste mensen die in<br />
dienst van de brandweer<br />
waren, moesten<br />
zorgen voor het onderhoud<br />
van het materieel.
Cursus voor het brandweerpersoneel<br />
(foto:<br />
M.N. van Saltbommel).<br />
74<br />
grotere mate.' Vervolgens constateert het blad dat<br />
menigeen waarschijnlijk niet eens weet waarom hij<br />
bij de brandweer is gegaan. Als meest voor de hand<br />
liggende motieven noemt het blad een natuurlijke<br />
drang om de elementen te bestrijden, de echte burgerzin<br />
om in nood verkerende burgers te helpen,<br />
het sportieve element waardoor de een voetbalt en<br />
de ander zwemt of biljart, de zucht naar avontuur,<br />
of om als een held te worden gezien en tenslotte zakelijke<br />
of financiële motieven. Maar, zo gaat het<br />
blad verder: 'diegene die als avontuur of uit financieel<br />
oogpunt deze taak vervult zal niet tot offers<br />
bereid zijn en spoedig een andere meer lonende<br />
liefhebberij gaan opzoeken.' 1<br />
De tendensen van de laatste jaren, die neigen<br />
naar grootschaliger, professioneler en bureaucratischer<br />
organisaties, worden over het algemeen gezien<br />
als de grootste gevaren voor de motivatie van<br />
de vrijwilliger. Dat was ook de reden waarom de regionalisatie<br />
met enig wantrouwen tegemoet werd<br />
gezien. De angst bestond dat de kameraadschappelijke<br />
sfeer, die essentieel is voor paraatheid, niet gehandhaafd<br />
zou blijven in een regionaal of provinciaal<br />
georganiseerd korps. Voor de gemeentelijke<br />
brandweerkorpsen is het dan ook zeer belangrijk<br />
dat uiteindelijk besloten is de 'oude' brandweertaken<br />
uit te laten voeren door de plaatselijke korpsen,<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
terwijl alleen de nieuwe, op hulpverlening gerichte<br />
taken in regionaal verband worden verricht.<br />
Toch is er wel het een en ander veranderd. Zo<br />
constateert brandmeester Gerrit Ridder bij zijn afscheid<br />
in 1981 (na dertig jaar brandweer), dat er<br />
veel meer deskundigen rondlopen en dat alles wat<br />
ambtelijker en minder sfeervol is geworden. 'Het is<br />
nu veel professioneler opgezet, veel beter georganiseerd<br />
ook. Ik vind dat verheugend, maar ik vind het<br />
jammer dat de vrijwilligers steeds minder aan bod<br />
komen omdat de beroepskrachten het tegenwoordig<br />
vaak zelf wel af kunnen. De binding van die<br />
vrijwilligers met de brandweer wordt steeds slechter<br />
en dat terwijl ze heus niet altijd minder zijn dan<br />
de beroepskrachten.' 2<br />
Hulpverleningen 1<br />
- kelders leegpompen 7<br />
- buitendeuren openen 10<br />
- stormschade TV-masten 5<br />
- stormschade bomen 2<br />
- omvallende schoorsteen 1<br />
- bepaling koolmonoxyde 5<br />
- dieren en vogels bevrijden 4<br />
- oliehaard 1<br />
- auto's wegslepen voor<br />
gemeentepolitie 9<br />
- auto-ongevallen 2<br />
- hulpverlening met ladderauto;<br />
diversen 15<br />
- hulpverlening met takelauto; diversen 3<br />
- TOTAAL 104<br />
Tevens hulp verleend bij:<br />
- plaatsen van standbeeld op Stationsplein<br />
en Sassenstraat<br />
- plaatsen van shermantank op Bethlehemskerkplein<br />
(V3 tentoonstelling)<br />
- bergen van vliegtuigwrak aan de Rieteweg<br />
- vervoer van leden Recreatieplan<br />
- rooien van bomen aan het Gasthuisplein<br />
- wateroverlast in december
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 75<br />
Professionalisering<br />
Wat dan ook de precieze motivatie moge zijn, feit is<br />
dat er momenteel in Nederland zo'n 22.550 vrijwillige<br />
brandweerlieden zijn, waarvan 71 in Zwolle.<br />
Daarnaast zijn er 3835 beroepsbrandweerlieden,<br />
waarvan 31 in Zwolle.<br />
Zwolle is één van de 166 gemeenten met een gemengd<br />
korps. Dat betekent dat er zowel beroepsbrandweerlieden<br />
als vrijwilligers werken. In 454<br />
Nederlandse gemeenten zijn alleen vrijwilligers,<br />
terwijl in acht gemeenten alleen beroepsbrandweerlieden<br />
zijn. In achttien gemeenten wordt de<br />
brandweertaak door omliggende gemeente(n) verzorgd.<br />
3<br />
Tot 1905 bestond de Zwolse brandweer volledig<br />
uit vrijwilligers. In dat jaar kwam een beambtewerkman,<br />
die voor het onderhoud van het materieel<br />
moest zorgen. Kort daarop kwam een tweede<br />
beambte-werkman en daar bleef het lange tijd bij.<br />
De gemeente was, voornamelijk vanwege de hoge<br />
kosten, zeer huiverig voor het invoeren van een beroepsbrandweer.<br />
Pas toen de brandweer bij de dienst Openbare<br />
Werken werd gevoegd, kwam in zekere zin een uitbreiding<br />
van het beroepspersoneel: de directeur en<br />
adjunct-directeur van die dienst waren ambtshalve<br />
commandant en ondercommandant van de brandweer.<br />
Voor een echte uitbreiding van het aantal<br />
professionele krachten moest Zwolle wachten tot<br />
de jaren vijftig: in 1957 waren er naast de commandant<br />
acht beroepskrachten.<br />
De volgende uitbreiding van het beroepspersoneel<br />
viel samen met de annexatie van Zwollerkerspel:<br />
in 1967 kwamen er vier beroepskrachten bij<br />
zodat het totale aantal op twaalf kwam (naast 82<br />
vrijwilligers). Daarna groeide het aantal beroeps<br />
geleidelijk tot de huidige 30 formatieplaatsen.<br />
Opleiding<br />
De professionalisering hangt voor een groot deel<br />
samen met de steeds hogere eisen die aan de opleiding<br />
van de brandweerlieden gesteld worden. Voor<br />
de oorlog was nauwelijks sprake van enige opleiding,<br />
maar daar kwam in een rap tempo verandering<br />
in. Evenals op andere gebieden het geval was,<br />
kwamen ook hier landelijke richtlijnen.<br />
In Amsterdam bestond korte tijd een Rijks-<br />
brandweerschool (1946-1947), waar officieren een<br />
opleiding ontvingen. Na 1947 vond de opleiding<br />
van officieren plaats in verschillende grote steden.<br />
In de kleinere plaatsen waren cursussen voor het<br />
midden- en lagere personeel.<br />
In 1948 werd voor het eerst een cursus gehouden<br />
voor bevelvoerenden van vrijwillige brandweren<br />
in district in (Gelderland en <strong>Overijssel</strong>). Veel<br />
gemeenten hadden hun vertegenwoordigers gestuurd.<br />
Zwolle was met drie deelnemers aanwezig<br />
waaronder de opperbrandmeester. De cursus, die<br />
uit negen bijeenkomsten bestond, werd gegeven<br />
door een instructeur van de Rijksinspectie. Het jaar<br />
daarop werden op verzoek van de Rijksinspectie<br />
van het Brandweerwezen cursussen gegeven aan<br />
het brandweerpersoneel in Zwartsluis, Ommen,<br />
Hasselt, Kampen, Avereest, Zwollerkerspel en Dedemsvaart.<br />
Deze cursussen werden regelmatig herhaald.<br />
Vanaf de jaren vijftig<br />
wordt perslucht gebruikt<br />
voor adembescherming.<br />
Op deze<br />
foto, die genomen is tijdens<br />
de brand in de<br />
Tijlspassage op 4 november<br />
1971, zijn de cilinders<br />
met samengeperste<br />
lucht goed te<br />
zien.
1992: Diezerstraat 109<br />
Op drie januari 1992 brandde het historische winkelpand Diezerstraat<br />
109 geheel uit. De brand was 's morgens vroeg ontstaan<br />
door kortsluiting en oververhitting van een kachel. Toen men de<br />
felle uitslaande brand onder controle leek te hebben, werd begonnen<br />
met de sloop van een deel van de voorgevel. Tijdens het<br />
nablussen stortte plotseling het middenstuk van het pand in. Drie<br />
brandweerlieden werden onder het puin bedolven. Twee van<br />
hen, Bernhard Offenberg en Frans Kroes, overleden en een raakte<br />
gewond. Voor de Zwolse brandweer was dit de eerste keer dat<br />
brandweermannen omkwamen tijdens blussingswerkzaamheden.<br />
Hun dood leidde tot grote verslagenheid. Op een persconferentie<br />
ging burgemeester Hermans niet in op vragen over mogelijke<br />
oorzaken van het ongeval. Hij kon alleen meedelen dat een<br />
onderzoek zou worden ingesteld.<br />
Uit dit onderzoek van de arbeidsinspectie en de Zwolse recherche<br />
bleek dat voor de brandweer niet viel waar te nemen dat<br />
instortingsgevaar bestond. De verantwoordelijke bevelvoering<br />
had alle benodigde veiligheidsmaatregelen getroffen. Een landelijk<br />
onderzoek dat verricht werd in opdracht van de minister van<br />
Binnenlandse Zaken bevestigde dat.<br />
Kortom, het personeel moest zowel zelf opleidingen<br />
volgen als elders cursussen verzorgen. Die<br />
cursussen bleven niet beperkt tot andere brandweerkorpsen.<br />
Ook werden cursussen gegeven aan<br />
groepen padvinders voor het behalen van het<br />
brandweerinsigne. Vanaf de jaren vijftig kwamen<br />
daar nog de bedrijfsbrandweren bij: werknemers<br />
van Philips, de Spoorwegen, Van Gend en Loos en<br />
de PTT behoorden tot de eersten die instructies<br />
ontvingen en examens voor brandwacht 2e klasse<br />
of ie klasse aflegden. Tenslotte werden nog de nodige<br />
opleidingen in het kader van de BB verzorgd.<br />
De opleidingen werden steeds serieuzer ter<br />
hand genomen. Nadat eerst alleen getuigschriften<br />
werden uitgereikt, werden na enige jaren ook officiële<br />
examens afgenomen. Ook werd het cursusaanbod<br />
steeds groter, zowel op theoretisch als op<br />
praktisch gebied: EHBO, instructies voor brandblusapparatuur<br />
en demonstraties van nieuwe tech-<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
nieken en blusmethoden kwamen aan bod. Om tegemoet<br />
te kunnen komen aan die opleidingsbehoefte<br />
werd in 1952 in de kazerne een nieuwe instructieruimte<br />
in gebruik genomen.<br />
Door de voortgaande technische ontwikkelingen<br />
bij blusmaterieel èn door het uitbreiden van<br />
het takenpakket, werden opleidingen nog meer<br />
noodzakelijk.<br />
De behoefte aan een landelijk instituut leidde<br />
in 1960 tot de oprichting van de Stichting brandweeropleiding<br />
in Nederland (SBOIN). Deze stichting<br />
zorgde ervoor dat opleidingsofficieren vertrouwd<br />
werden gemaakt met nieuwe instructiemethoden.<br />
Op hun beurt konden die hoofdinstructeurs<br />
vanaf 1968 overal in het land instructeurs<br />
opleiden. Verder kwam in 1962 een officiersopleiding<br />
tot stand in Den Haag en later in Bennekom.<br />
In 1981 bekrachtigde de minister van Binnenlandse<br />
Zaken de instelling van een Rijksbrandweeracademie<br />
in Arnhem voor de opleiding van officieren.<br />
Al die ontwikkelingen gingen uiteraard het<br />
Zwolse korps niet ongemerkt voorbij. Alle vrijwilligers<br />
zijn verplicht gedurende een jaar de opleiding<br />
tot brandwacht te volgen voordat ze daadwerkelijk<br />
mee mogen blussen. Daarna zijn ze verplicht<br />
een of meerdere vervolgcursussen te volgen. Deze<br />
opleidingen zijn hetzelfde als de opleidingen voor<br />
de beroepskrachten. Voor een deel vinden de opleidingen<br />
plaats in Zwolle. In de kazerne is daarvoor<br />
een aantal instructielokalen ingericht en bij de<br />
kazerne in Zwolle Zuid is een oefenterrein waar de<br />
leerstof in praktijk kan worden gebracht.<br />
Ondanks al deze eisen bestaat veel belangstelling<br />
voor een plaats als vrijwilliger. Velen komen<br />
door vrienden of kennissen in aanraking met de<br />
brandweer en krijgen op die manier interesse. Een<br />
andere mogelijkheid is dat iemand vanuit de<br />
jeugdbrandweer doorstroomt en op die manier<br />
zijn jeugddroom verwezenlijkt.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 77<br />
De Zwolse brandweer in <strong>1994</strong><br />
Zie pagina 78
Zie pagina 77 Stoelen eerste rij van<br />
links naar rechts:<br />
De Zwolse brandweer in <strong>1994</strong><br />
H. Teerds<br />
R.A. Datema<br />
G. Euverman<br />
E. Versluis<br />
J. Linssen<br />
L.M.L.H.A. Hermans<br />
P.Ph. Kappel<br />
R.H.A.M. Schouten<br />
H.M.vanMoll<br />
T.P. Verlaan<br />
P. Jongenelis<br />
links zittend:<br />
M.J.A. Zunnebeld<br />
I. Zeylan<br />
tweede rij van links<br />
naar rechts:<br />
C. Schuiling<br />
G. de Wilde<br />
J.J.C, van Blijswijk<br />
J. Kwakernaak<br />
P.T. Visser<br />
J.W. Oostenga<br />
E.T. van Vilsteren<br />
P.J.C. Althof<br />
J.W. Leferink<br />
I.M. van Zon<br />
M. Huisman<br />
H. Lie-Fong<br />
E. Bril<br />
B.J.M. Meienhorst<br />
M. Huisman<br />
derde rij van links naar<br />
rechts:<br />
J.H. Wittendorp<br />
A.C.F. Milani<br />
P.J. Borgman<br />
DJ. Westrik<br />
H.Kok<br />
H. Vruggink<br />
J.W.H, van Dijk<br />
L.T. Kok<br />
W.H. Snel<br />
H.G. Oosterhuis<br />
A. van Dijk<br />
T.R. van Pieterson<br />
R.C.M. Martens<br />
vierde rij van links naar<br />
rechts:<br />
S.J. Roelofs<br />
G. Voors<br />
H. Leertouwer<br />
H.P. Havers<br />
G.J. van Aefst<br />
R.H. Korendijk<br />
H.J. Visser<br />
B.J. Bouwhuis<br />
M. Herenius<br />
J. de Groot<br />
H.G. Stoevelaar<br />
A.A.M, de Munnink<br />
A. Oosterhof<br />
B.G.J.teLoo<br />
B.G.H.M.L. Klink<br />
JJ. Stappenbeld<br />
L.E.J.M. Bergman<br />
vijfde rij van links naar<br />
rechts:<br />
D. Postma<br />
B. Varenkamp<br />
L. Boere<br />
Th.L. Kuyper<br />
H.J. Schunselaar<br />
J.J. Heijenk<br />
J.J.Dop<br />
Y.H. Mulder<br />
A.Bos<br />
R.J.W. Meyer<br />
A.P. Bloemert<br />
J.F. Konkelaar<br />
R. Schipper<br />
M.J. Kasper<br />
zesde rij van links naar<br />
rechts:<br />
J.A.H. Zunnebeld<br />
J. PLette<br />
R.J.A. Zunnebeld<br />
J. Smilde<br />
H.M. Inkelaar<br />
R.J. Bongers<br />
G.H. Neijensteijn<br />
R.E. Schipper<br />
H.W. van Gijssel<br />
E. Ebbelink<br />
F.Bor<br />
zevende rij van links<br />
naar rechts:<br />
J.W. van Vilsteren<br />
T.G.H. Schunselaar<br />
R.P. Eshuis<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
A. Otten<br />
R.P.H, van Wort<br />
J.P. Schunselaar<br />
F. Horst<br />
G.J. Grafhorst<br />
N. van Prooijen<br />
H. van Gerner<br />
W.H. Dingerink<br />
achtste rij van links<br />
naar rechts:<br />
P. van Oosten<br />
J. Fokkert<br />
J.Bos<br />
R.A. van Burkum<br />
P. Koelma<br />
P.B. Broekhart<br />
M.A. de Ruyter<br />
J. Poel<br />
J.M.W. van Been<br />
G.J. Mestebeld<br />
D.S.H. Elzinga<br />
P.E. Beumer<br />
G.M. Mulder<br />
M.P. van der Berg
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 79<br />
Brandbestrijding door de eeuwen heen<br />
1. ƒ. Geesink, 'Enkele mededeelingen betreffende de<br />
Zwolsche brandweer in vroegere dagen', in: Verslagen<br />
en Mededeelingen van de Vereeniging tot Beoefening<br />
van <strong>Overijssel</strong>sen Regt en Geschiedenis 26e stuk,<br />
2e reeks 2e stuk (1910) 49-94, 49. De gegevens over<br />
de brandweer tot de negentiende eeuw zijn grotendeels<br />
ontleend aan dit artikel. Tenzij anders vermeld<br />
zijn ook citaten uit resoluties e.d. hier te vinden.<br />
2. Telting, 14-15.<br />
3. Ordonnantie uit 1691. (Gemeentearchief Zwolle<br />
(GAZ) ZB574).<br />
4. Een aanjager is een drukverhogende pomp, waardoor<br />
het water over een grotere afstand gespoten<br />
kon worden.<br />
5. Notulen gemeenteraad 5 en 26 januari 1891. De<br />
gymnastiekvereniging bleef de ladder bedienen tot<br />
1895.<br />
De afgelopen 100 jaar<br />
1. Notulen gemeenteraad 6 september 1904.<br />
2. Notulen gemeenteraad van 22 mei en 19 juni 1905.<br />
3. Notulen gemeenteraad 17 december 1906.<br />
4. Notulen gemeenteraad 30 september 1907.<br />
5. Notulen gemeenteraad 27 september 1920.<br />
6. Notulen gemeenteraad 8 november 1920.<br />
7. Notulen gemeenteraad 21 augustus 1921.<br />
8. Jaarverslag 1939; in GAZ archiefdoos met opschrift<br />
'Historie Brandweer'; stuk met opschrift 'Jaarverslagen<br />
van de Zwolse Brandweer'.<br />
9. Rapport van het college van B&W. Notulen gemeenteraad<br />
28 maart 1939.<br />
10. In het notulenboek is als laatste een bijeenkomst<br />
van 4 juli 1941 vermeld. Direct daarna staat het verslag<br />
van een bijeenkomst op 23 april 1947. (GAZ.<br />
DA024 doos met opschrift 'Zwolse Vrijwillige<br />
Brandweervereniging 1952-1983').'<br />
11. Notulenboek van De Spuitgast 1951.<br />
12. Verslag van den toestand der gemeente Zwolle over<br />
het jaar 1936 door Burgemeester en Wethouders<br />
aan den raad der gemeente uitgebracht.<br />
13. Notulen gemeenteraad 10 september 1942.<br />
14. GAZ, doos met opschrift 'Historie brandweer' Jaarverslag<br />
van het college van brandmeesters 1946. Het<br />
verhogen van de uurvergoeding wierp zijn vruchten<br />
af: een paar jaar later werd de opkomst behoorlijkgenoemd.<br />
15. GAZ doos met opschrift 'Historie brandweer' jaarverslag<br />
van college van brandmeesters 1954.<br />
16. Notulen gemeenteraad 18 juli en 7 augustus 1950.<br />
17. Brief d.d. 17 oktober 1950. Archief brandweer: dossier<br />
zonder opschrift.<br />
18. Hoge druk spuit. Met een hoge druk spuit wordt<br />
minder water gebruikt waardoor de waterschade<br />
beperkt wordt.<br />
19. Notulen gemeenteraad 25 november en 22 december<br />
1952.<br />
20. Jaarverslag 1955 van de Zwolse Vrijwillige Brandweervereniging<br />
(GAZ DA024 doos met opschrift<br />
'Zwolse Vrijwillige brandweervereniging).<br />
21. Brief Snijder d.d. 18-2-1953. (GAZ DA024 doos met<br />
opschrift 'Vrijwillige Brandweer Vereniging').<br />
22. Jaarverslag 1958 college van brandmeesters. (GAZ<br />
DA024 doos met opschrift 'Historie brandweer').<br />
23. Brief burgemeester aan brandmeesters d.d. 4-8-<br />
1904. In: Archief brandweer: dossier ontslag en aanstelling<br />
kader brandweer.<br />
24. Notulen gemeenteraad 27 februari en 12 maart 1962.<br />
25. Notulen gemeenteraad 12 mei 1952.<br />
26. Inmiddels is de regio uitgebreid met de gemeenten<br />
Avereest, Gramsbergen, Hardenberg, Ommen,<br />
Staphorst en Wijhe.<br />
Huisvesting<br />
1. Notulen gemeenteraad 8 augustus 1910.<br />
2. Notulen gemeenteraad 11 augustus 1911.<br />
3. Notulen gemeenteraad 9 november 1931.<br />
4. Notulen gemeenteraad 9 januari en 28 december<br />
1933.<br />
5. Verslag van den toestand der gemeente Zwolle over<br />
het jaar 1936 door Burgemeester en Wethouders<br />
aan den raad der gemeente uitgebracht, vi, 2.<br />
6. Notulen gemeenteraad 25 november 1952.<br />
7. GAZ DA024 doos met opschrift 'Historie brandweer'<br />
verslag college van Brandmeesters 1960.<br />
8. Gemeentehuis dossiernr. vm 07.354 gebouwen terreinen<br />
dossiernr 9016.<br />
Melding en alarmering<br />
1. 27 oktober 1884.<br />
2. 15 april 1901.<br />
3. 7 april 1902.<br />
4. Op 30 mei 1932 werd het voorstel van B&W om het<br />
krediet, verleend voor de aanleg van een radiodistributienet<br />
met ƒ10000,- te verhogen, aangenomen.<br />
5. Brief van de burgemeester aan het college van<br />
Brandmeesters d.d. 29 augustus 1938. (Gemeentehuis,<br />
vm 07.35 Verordening regelende de brandweer;<br />
dossiernr. 12523).<br />
6. Het voorstel werd op 13 september 1954 aanvaard in<br />
de gemeenteraad.<br />
7. Notulen gemeenteraad 17 januari 1955.<br />
8. Gemeentehuis dossiernr. vm 07.353.26 Signalering-Alarmering.<br />
9. Een sprinkler-installatie bevat een soort zekering
8o ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
die reageert op temperatuur. Wanneer de zekering<br />
gesprongen is, begint de blusinstallatie te werken.<br />
Brandweerpersoneel<br />
1. De Peperbus, ie jaargang (1952). Aanwezig in GAZ<br />
DA024....<br />
2. Zwolse Courant 23 juli 1981.<br />
3. Cijfers over Zwolle golden op 31 december 1993. De<br />
landelijke gegevens zijn ontleend aan Statistiek der<br />
branden Voorburg/Heerlen (Centraal Bureau voor<br />
de Statistiek) september 1993.<br />
Kadertekst op pagina 42 (Brand St. Michaëlskerk)<br />
1. Beschrijving van een tijdgenoot; in: B.J. van Hattum,<br />
Geschiedenissen der stad Zwolle dl.v. Zwolle<br />
(Waanders) 1975,72-73.<br />
Kadertekst op pagina 70 (Brandmeldingen)<br />
1. Rapportenboek. In GAZ, DA024, doos met opschrift<br />
'Brandweer geschiedenis'.<br />
Kadertekst op pagina 74 (Hulpverlening)<br />
1. Jaarverslag 1965. In GAZ, DA024, doos 37.<br />
Auteur<br />
drs. Ingrid Wormgoor (1956) studeerde geschiedenis in<br />
Groningen. Zij werkte enkele jaren als museumconsulent<br />
van <strong>Overijssel</strong> en is momenteel free-lance historicus<br />
/museummedewerker.<br />
Colofon<br />
Het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift is een uitgave van de<br />
Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging en verschijnt viermaal<br />
per jaar. Leden van de vereniging krijgen het tijdschrift<br />
gratis toegezonden.<br />
Bestuur Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
R. Salet, voorzitter<br />
E. Tijssen, secretaris<br />
David Spanjarstraat 4,8017 DD Zwolle<br />
M.M.H, van Ulsen, penningmeester<br />
A. Bootsma-van Hulten, B.J. Kam, I. Wormgoor, leden<br />
Secretariaat/ledenadministratie<br />
Postbus 1448, 8001 BK Zwolle, telefoon: 038-656784<br />
Financiën: girorekening Postbank: 5570775<br />
t.n.v. Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
Tarieven lidmaatschap:<br />
65+ (wonend binnen Zwolle), jeugdleden<br />
en studenten /25,oo/jaar<br />
overige leden /35,oo/jaar<br />
huisleden ƒ 7,50/jaar<br />
Redactie Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />
W. Cornelissen, E.A. van Dijk, J. ten Hove, W.A. Huijsmans,<br />
M. van der Laan, I. Wormgoor.<br />
Adviseur: N. Lettinck<br />
Redactie-adres: Westerstraat 17, 8011 CD Zwolle<br />
Vormgeving: Rob van den Elzen bNO<br />
Fotografie: tenzij anders vermeld zijn de foto's<br />
afkomstig van de Gemeentelijke Fotodienst Zwolle<br />
(J.P. de Koning)<br />
Druk: Hoekman Genemuiden<br />
ISSN 0926-7476 © Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/<br />
of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie,<br />
microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande<br />
schriftelijke toestemming van de uitgever.
P R I J S F 9 , 5 O
Boven: Veemarktterrein<br />
in 1931.<br />
Onder: Veemarkthal,<br />
huidige situatie<br />
(foto: D. Hogenkamp).<br />
82 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Door de eeuwen heen is Zwolle een centrum<br />
geweest voor de veehandel. Dat kwam<br />
vooral omdat verordonneerd was, dat alle<br />
dieren binnen de stad verkocht moesten worden.<br />
De handel in vee vond plaats op verschillende<br />
locaties in de stad. De meest bekende zijn de beestenmarkt<br />
aan de Harm Smeengekade, waar het<br />
Zwolle vroeger en nu<br />
D. Hogenkamp<br />
rundvee werd verhandeld, de varkensmarkt op de<br />
Pannenkoekendijk en de paardemarkt op de<br />
Brink. Pluimvee en konijnen werden verhandeld<br />
aan de Vijfhoek bij het Gasthuisplein.<br />
Omdat de handel in rundvee en varkens zich<br />
strek uitbreidde, werd de in 1852 in gebruik genomen<br />
beestenmarkt op 1 mei 1931 verplaatst naar<br />
het huidige veemarktterrein, gelegen achter de<br />
Emmastraat in het gebied dat Blalo heette.<br />
Door de steeds groeiende markt werd in 1964<br />
het veemarktterrein vergroot. Helaas verzuimde<br />
de gemeente goede laad- en losplaatsen aan te leggen,<br />
zodat de uitbreiding pas in 1965 gebruikt kon<br />
worden.<br />
Om de concurrentie van andere markten voor<br />
te blijven, werd in 1972 een veemarkthal gebouwd:<br />
de IJsselhal. In deze hal verkochten de handelaren<br />
vooral varkens, schapen en jongvee.<br />
In 1984 werd de hal vergroot. In 1990 werd de<br />
hal opnieuw vergroot, hetgeen op de nieuwe foto<br />
goed te zien is. Al het vee wordt nu binnen verhandeld.<br />
Wonderbaarlijk genoeg was aanvankelijk<br />
opnieuw verzuimd om goede laad- en losperrons<br />
aan te leggen. Ook was het terrein onvoldoende<br />
beveiligd om te voorkomen dat losgebroken vee<br />
de stad in kon gaan.<br />
Behalve voor de veehandel, werd de hal ook<br />
gebruikt voor vele sporten zoals zaalkorfbal, zaalvoetbal<br />
en handbal. Tegenwoordig sport men er<br />
niet meer. Wel vinden er allerlei manifestaties,<br />
tentoonstellingen en optredens plaats. Zo traden<br />
hier onder meer het orkest van James Last en Fats<br />
Domino op.<br />
Op de oude foto, als prentbriefkaart uitgegeven<br />
ter ere van de opening van de 'nieuwe' Veemarkt<br />
staan de gebouwtjes van de keuringsdienst,<br />
de administratie en de controleurs. Helemaal links<br />
is de weegbrug te zien.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Redactioneel Inhoud<br />
Hoewel het begrip milieuvervuiling in de<br />
negentiende eeuw nog onbekend was,<br />
wist de overheid ook in die tijd heel goed<br />
dat sommige bedrijven een bedreiging vormden<br />
voor de volksgezondheid. Ook werd toezicht gehouden<br />
op de bereiding van voedsel en genotmiddelen.<br />
De Commissie van Geneeskundig Onderzoek<br />
en Toevoorzigt adviseerde het Zwolse gemeentebestuur<br />
over dit soort zaken in de periode<br />
van 1805 tot 1865. F. Jansen onderzocht wat voor<br />
adviezen deze commissie gaf en of het gemeentebestuur<br />
de adviezen opvolgde. Zijn conclusie is<br />
dat de commissie zeker nuttig werk verrichtte.<br />
Enkele jaren later, in 1894, werd in gebouw De<br />
Atlas, gelegen aan de Ossenmarkt, de SDAP opgericht.<br />
Wat was dit voor gebouw? De een spreekt<br />
van een 'hyperproletarisch lokaal' terwijl een ander<br />
het een 'danshuis met niet zo'n beste reputatie'<br />
noemt. F. Zeiler heeft geprobeerd na te gaan welke<br />
rol dit gebouw in Zwolle speelde, voordat het landelijke<br />
bekendheid verkreeg doordat hier een landelijke<br />
politieke partij zijn oorsprong vond.<br />
Naast archiefonderzoek spelen ook herinneringen<br />
een belangrijke rol in het beeld dat iemand<br />
van het verleden krijgt. Willem Boxma kwam als<br />
kleine jongen uit het verre Friesland naar Zwolle.<br />
In dit tijdschriftnummer vertelt hij over zijn jeugd<br />
tijdens de crisis van de jaren dertig.<br />
Tenslotte neemt Lydie van Dijk weer een voorwerp<br />
van het Provinciaal <strong>Overijssel</strong>s Museum onder<br />
de loep: dit keer de fraaie zilveren gildebeker<br />
van het Zwolse hoedenmakers- en bontwerkersgilde.<br />
Zwolle vroeger en nu D. Hogenkamp 82<br />
Toezicht op de gezondheidszorg, 1805-1865 F.Th.J. Jansen 84<br />
'De Atlas' omstreeks 1894: danshuis of socialistenhol? 92<br />
Frits David Zeiler<br />
Een gewone jongen in Zwolle Willem Boxma 100<br />
Een gildebeker van het Zwolse hoedenmakers- en bontwerkersgilde 111<br />
Lydie van Dijk<br />
Literatuur 113<br />
Boekbespreking 114<br />
Auteurs 115<br />
Omslag: Midden vorige eeuw was de aanwezigheid van koper (en van andere<br />
metalen) in wijnazijn een groot probleem. De fabrikant van deze vloeistof, Heerkens<br />
en Schaepman aan het Groot Weezenland, kreeg daarom het advies voorzichtig<br />
te zijn met koperen voorwerpen tijdens de bereiding. De foto met de<br />
bewaarkuipen van de azijn werd gemaakt in 1914.
F.Th.J. Jansen<br />
Koekvergulden. Tekening<br />
van Jo Spier. Illustratie<br />
bij het verhaal<br />
'De familie Kegge' uit<br />
de Camera obscura van<br />
Hildebrand.<br />
84<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Toezicht op de gezondheidszorg, 1805-1865<br />
Verontreiniging van bodem, water, lucht en<br />
voedsel vormt vandaag de dag een ernstige<br />
bedreiging voor mens, dier en plant. Maar<br />
hoewel het woord milieuvervuiling in de eerste<br />
helft van de negentiende eeuw onbekend was, stelde<br />
de overheid ook toen - weliswaar bescheiden -<br />
eisen aan bedrijven die de leefomgeving dreigden<br />
aan te tasten. Ook oefende men wel degelijk toezicht<br />
uit op de bereiding van voedsel en genotmiddelen.<br />
Evenzeer wist de bevolking zuiver water<br />
en schone lucht te waarderen. Over vervuiling<br />
van de bodem maakte men zich echter nog geen<br />
zorgen!<br />
In het archief van de Commissie van Geneeskundig<br />
Onderzoek en Toevoorzigt van de stad<br />
Zwolle, een commissie die van 1805 tot 1865 werkzaam<br />
was, zijn de adviezen te vinden die zij aan het<br />
gemeentebestuur gaf om de stad leefbaar te houden.<br />
1<br />
Het ontstaan<br />
In de Bataafs-Franse tijd kwam in Nederland verandering<br />
in de structuur van de gezondheidszorg.<br />
Aan de eeuwenoude supervisie van de chirurgijnsgilden<br />
op dit gebied kwam een einde. In 1804<br />
bepaalde de landelijke overheid dat provinciale en<br />
plaatselijke Commissies van Geneeskundig Onderzoek<br />
en Toevoorzigt die taak moesten overnemen.<br />
2 Onder koning Willem I werd de door de<br />
Fransen ingestelde structuur bevestigd en konden<br />
de commissies hun werk voortzetten. 3 Plaatselijke<br />
commissies waren er in <strong>Overijssel</strong> in Deventer,<br />
Kampen en Zwolle. In de provinciehoofdstad<br />
zetelde aanvankelijk ook de Provinciale Commissie<br />
van <strong>Overijssel</strong> en Drenthe, totdat deze in 1824<br />
naar Assen verhuisde.<br />
De plaatselijke gezondheidscommissie was<br />
samengesteld uit de beide stadsmedici, de stadschirurgijn<br />
en een apotheker. In de Zwolse com-<br />
missie, die op 11 december 1805 voor het eerst bijeenkwam,<br />
waren de stadsmedici G.A. Ramaer en<br />
F.A. Nilant respectievelijk voorzitter en secretaris,<br />
terwijl de stadschirurgijn J. Veldkamp en de apotheker<br />
V.G.C. Metelerkamp het college completeerden.<br />
4 De heren vergaderden een keer per<br />
maand in de zogenoemde Geestelijke Kamer in<br />
het stadhuis. Deze ruimte was eerder gebruikt<br />
voor 'Artzenijmengkunde'. De leden van de commissie<br />
deden hun werk pro deo, maar kregen wel<br />
75 gulden per jaar om een bode, papier en inkt en<br />
brandstof voor licht en vuur en te betalen.<br />
Zij moesten toezicht houden op alle takken<br />
van de geneeskunde en eventuele misbruiken signaleren<br />
aan het stadsbestuur. Ook controleerden<br />
ze de geneesmiddelen en moesten ze kwakzalverij<br />
bestrijden. Daarnaast werd van hen verwacht dat
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
ze middelen aangaven om epidemieën te stuiten.<br />
Jaarlijks brachten ze een verslag uit aan de Provinciale<br />
Commissie van Geneeskundig Onderzoek en<br />
Toevoorzigt.<br />
Voedsel en genotmiddelen<br />
De commissie gaf adviezen over de meest uiteenlopende<br />
voedings- en genotmiddelen als vis,<br />
brood, tabak, aardappelen en vlees. Zelfs het St.<br />
Nicolaassnoep werd onderzocht; niets lieten de<br />
Zwolse bewakers van de gezondheid aan het toeval<br />
over. Zo stelde de commissie tijdens de 'geweldige<br />
hitte' in de zomer van 1819 de burgemeester<br />
voor de verkoop van rotte vis tegen te gaan. 5 Ook<br />
werd het brood van de plaatselijke bakkers in 1829<br />
onderzocht op de aanwezigheid van blauwe vitriool.<br />
6<br />
De kwaliteit van de tabak bij sigarenfabrikant<br />
Steven de Goey en zijn sigarenmakers leverde<br />
eveneens problemen op. 7 De rookwaar op zolder<br />
van de fabriek was oud, nat en hevig rottend. De<br />
tabak verspreidde een ondraaglijke stank, zodat<br />
een jongen bijna flauwviel. Vooral lieden die 'vatbaar<br />
zijn of voorbeschikt tot zenuwkoortsen' hadden<br />
er volgens de commissie last van. Maar ook<br />
het werkvolk en de baas zelf kwamen op 16 juni<br />
1832 met hevige hoofdpijn thuis en bleven vervolgens<br />
ziek. Na twaalf dagen vroeg het gemeentebestuur<br />
of de gezondheidscommissie eens bij de heer<br />
De Goey wilde gaan kijken. Men was bang dat de<br />
ziekte iets te maken had met de cholera die de<br />
stadsgrenzen naderde. Dat bleek echter niet het<br />
geval te zijn. Wel liet de commissie de rottende<br />
tabak verwijderen; wat droog was werd verbrand,<br />
De Thorbeckegracht<br />
was vanouds een straat<br />
waar veel kleine bedrijfjes<br />
waren gevestigd. De<br />
commissie hield nauwlettend<br />
in de gaten of<br />
daarbij de volksgezondheid<br />
niet werd bedreigd.<br />
Deze foto is omstreeks<br />
1880 gemaakt.
Midden vorige eeuw<br />
was de aanwezigheid<br />
van koper (en van<br />
andere metalen) in<br />
wijnazijn een groot probleem.<br />
De fabrikant van<br />
deze vloeistof, Heerkens<br />
en Schaepman aan het<br />
Groot Weezenland,<br />
kreeg daarom het advies<br />
voorzichtig te zijn met<br />
koperen voorwerpen tijdens<br />
de bereiding. De<br />
foto met de bewaarkuipen<br />
van de azijn werd<br />
gemaakt in 1914.<br />
86<br />
de natte tabak werd in de grond begraven. De zolder<br />
werd met chloorkalk gereinigd.<br />
In 1845 werd Nederland geteisterd door een<br />
ziekte onder de aardappelen, die tot misoogsten<br />
en voedselgebrek leidde. Vooral voor de armen<br />
leverde dit een gevaar voor de gezondheid op,<br />
omdat zij afhankelijk waren van de bedorven<br />
aardappelen. 8 Toen dan ook in november van dat<br />
jaar bij de ruiterstal van de heer Wijgmans aan de<br />
tegenwoordige Thorbeckegracht bij de Diezerpoortenplas<br />
een partij stinkende aardappelen<br />
werd aangetroffen, trad de commissie direct op. 9<br />
De politie kwam er aan te pas om de voor menselijke<br />
consumptie ongeschikte en goedkope aardappelen<br />
te scheiden van de betere exemplaren. De<br />
laatste mochten alleen als veevoer worden verkocht<br />
en de verrotte exemplaren moesten van het<br />
erf worden verwijderd.<br />
Een net geslachte koe van slager Levy Salomon<br />
Cohen uit de Diezerstraat leverde in dezelfde<br />
maand problemen op. 10 Mogelijk was het beest<br />
besmet met longziekte. Hoewel de koe door een<br />
veearts en twee keurmeesters was goedgekeurd,<br />
vertrouwde het gemeentebestuur de zaak niet en<br />
liet de commissie nog dezelfde dag het vlees keuren.<br />
Het wantrouwen was onterecht, want het<br />
vlees bleek goed te zijn.<br />
Het keuren van het tijdens Sinterklaas gegeten<br />
snoepgoed hield de commissieleden in 1851 heel<br />
wat langer bezig. Het stadsbestuur was gealarmeerd<br />
door een krantebericht uit Arnhem. Volgens<br />
de courant zou het goud, dat gebruikt werd<br />
om het St. Nicolaasgoed te versieren, voor het<br />
grootste gedeelte uit koper bestaan en dus schadelijk<br />
zijn voor de gezondheid van de consument. 11<br />
Na een gedegen scheikundig onderzoek kwam de<br />
commissie in september 1853 tot dezelfde conclusie:<br />
het bladgoud op het snoepgoed bestond bijna<br />
geheel uit koper. 12 Vooral het chromaatgeel dat<br />
voor de kleur werd gebruikt was erg ongezond.<br />
De commissie adviseerde het gemeentebestuur<br />
de verkoop van St. Nicolaasgoed maar helemaal<br />
te verbieden om het gebruik van schadelijke<br />
verfstoffen te vermijden. Of de Zwolse kindertjes<br />
in het vervolg met Sinterklaas niet meer mochten<br />
snoepen, vermeldt de historie niet.<br />
Het gebruik van koper in voedingsmiddelen<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
had in 1817 ook al schadelijke gevolgen gehad. Uit<br />
Amsterdam werd gemeld dat het metaal aangetroffen<br />
was in wijnazijn. Een inwoner van de stad<br />
had na gebruik ervan hevige krampen in zijn buik<br />
gekregen 13 De gezondheidscommissie in Zwolle<br />
drukte de plaatselijke azijnfabrieken op het hart<br />
vooral voorzichtig te zijn met koperen voorwerpen.<br />
Eigenlijk was de waarschuwing voornamelijk<br />
bedoeld voor azijnfabriek De Ster van Heerkens<br />
en Schaepman die in 1805 was opgericht.<br />
Met nimmer aflatende ijver bemoeide de commissie<br />
zich ook met kruiden en in het wild groeiende<br />
heesters, die de gezondheid van de Zwollenaren<br />
bedreigden. Zo wilde ze in 1853 een giftige<br />
jeneverbes, de sabina juniperus, laten uitroeien. 14<br />
De bes groeide in het Engelse Werk en in de<br />
standswandelingen bij de Diezerpoort. Vermoedelijk<br />
was men bang dat deze giftige jeneverbesstruik<br />
gebruikt zou worden als vruchtafdrijvend<br />
middel. In grote hoeveelheid ingenomen kan het<br />
dodelijk werken op nieren en hersenen.<br />
Vier jaar later wees de commissie op de schadelijkheid<br />
van moederkoren. Dit kwam als vervuiling<br />
voor in granen. Het toezicht op de graanmarkt<br />
moest dan ook verscherpt worden. Moederkoren<br />
wordt als secabe cornutum in de verlos-
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
kunde gebruikt als bloedstelpend middel. 15 Een<br />
overdosering geeft echter vaatkrampen en kan<br />
zelfs afsterving van lichaamsdelen veroorzaken.<br />
De demping van de Aa's<br />
1849 was een rampjaar voor Zwolle, waarin onder<br />
meer de cholera in alle hevigheid toesloeg. 16 In<br />
1832 was de stad ook al geteisterd door een cholera-epidemie,<br />
die 45 slachtoffers eiste. Zeventien<br />
jaar later waren er 562 lijders (op een bevolking<br />
van 18.168 inwoners), waarvan 284 overleden. 17<br />
Op economisch gebied ging het slecht, waarbij<br />
met name de armste bevolkingsgroep getroffen<br />
werd. Vooral de na 1844 voorkomende aardappeloogsten<br />
leidden tot veel gebrek. Het was dan ook<br />
geen wonder dat juist de armen getroffen werden<br />
door de epidemie.<br />
In de voormalige infirmerie aan de Praubstraat<br />
richtte men een cholera-hospitaal in. De<br />
plaatselijke geneesheren namen met veel inzet de<br />
verzorging op zich. Veel hielp het niet: van de 115<br />
opgenomen personen overleden er 66. In 1854<br />
vond het hospitaal onderdak in het stadstimmerhuis<br />
aan de Friese Wal. Daar bestond de inventaris<br />
onder andere uit: 30 strozakken, 12 slaapmutsen, 2<br />
badkuipen, 2 stilletjes met potten en 1 bedpan, 4<br />
kachels met toebehoren en 1 pond zeep van 20<br />
cent.<br />
Waar de cholera door ontstond of werd overgebracht,<br />
wisten de heren doktoren in die tijd nog<br />
niet. De cholera-bacterie, de vibrio comma, werd<br />
pas later ontdekt. Men dacht dat schadelijke dampen<br />
een belangrijke rol bij de overbrenging speelden.<br />
Vaak werden dan ook teerbossen verbrand<br />
om de lucht te zuiveren.<br />
Wel zagen medici het belang in van een goede<br />
hygiëne en een goede voeding om ziektes te voorkomen.<br />
In mei 1850 adviseerde de commissie de<br />
gemeenteraad, de politie en de armbesturen dan<br />
ook om vooral in de zomer toe te zien op de zindelijkheid<br />
van straten, goten, riolen en het interieur<br />
van de kleine huisjes van de armen. De gezagsdragers<br />
moesten de 'mindere klasse' zien te overtuigen<br />
van de noodzakelijkheid van lichamelijke zindelijkheid,<br />
'zonder evenwel bij hen de vrees voor<br />
aanstekelijke ziektes op te wekken'.<br />
De meeste slachtoffers van de cholera vielen in<br />
De cholera-epidemieën in de vorige eeuw hielden vooral huis in het gebied rond<br />
de Kleine Aa. De cholerabacil tierde welig in het veelal stilstaande water. De<br />
omstandigheden verslechterden nog wanneer het watertje overstroomde; en dat<br />
gebeurde nogal eens. Deze foto van de onder water staande Waterstraat werd<br />
omstreeks 1940 gemaakt.
De cholera-epidemie<br />
van 1886 was een van de<br />
zwaarste in Zwolle. Een<br />
van de mensen die zich<br />
zeer had ingezet voor de<br />
lijders was dr. S.P. Kros.<br />
De gemeente was hem<br />
zo dankbaar dat ze hem<br />
een zilveren beker aanbood<br />
die ze had laten<br />
maken bij de firma Van<br />
Kempen en Zoon in<br />
Voorschoten. De Griekse<br />
god van de geneeskunde<br />
Asclepios, siert<br />
het deksel. Op de beker<br />
staat te lezen: 'Erkenning<br />
voor bewezen<br />
diensten gedurende de<br />
Cholera-epidemie in<br />
1866' (foto: Provinciaal<br />
<strong>Overijssel</strong>s Museum).<br />
88 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
de buurt het Slurink in de binnenstad. Hierlangs<br />
liep een smal, stinkend riviertje, de Kleine Aa. Het<br />
stroomde vanuit de stadsgracht bij het Kerkbrugje<br />
langs het Eiland, het Broerenkerkplein en de<br />
Waterstraat en kwam tussen Rodetorenplein en<br />
Buitenkant weer de stadsgracht in. 18<br />
De commissie was dit ook opgevallen en weet<br />
het verschijnsel aan de Kleine Aa, 'wier verpestende<br />
luchtsoorten, welke zich uit dezelve (vooral des<br />
zomers bij een aanhoudende hitte en een lage<br />
waterstand) ontwikkelen, niet anders dan een<br />
uiterst nadelige invloed op de gezondheid aan de<br />
in deszelfs omtrek wonende bevolking moet uitoefenen'.<br />
19 Door de lage waterstand in de stadsgrachten<br />
konden de riolen, die allemaal loosden<br />
op de Aa, hun afval niet kwijt. In mei 1850 wezen<br />
de geneeskundigen van de commissie de gemeenteraad<br />
erop, dat het geen zin had de Kleine Aa in<br />
de zomermaanden te laten uitbaggeren, maar dat<br />
het grachtje geheel moest worden gedempt en vervangen<br />
door een riool. B&W lieten direct weten<br />
dat ze deze suggestie ter harte namen en de straten<br />
in het buurtje zo schoon mogelijk zouden houden.<br />
Het dempen van de Aa vond men echter nog<br />
te ingrijpend.<br />
Het duurde vijfjaar voordat er schot in de zaak<br />
kwam. Ondertussen was in oktober 1854 in Blokzijl,<br />
Vollenhove en Zwartsluis opnieuw cholera<br />
uitgebroken en vielen ook in Zwolle zes slachtoffers.<br />
20 Het jaar erop was in Zwolle weer sprake<br />
van een zware epidemie. Eenderde van de choleragevallen<br />
deed zich voor in de omgeving van de<br />
Kleine Aa. Er waren in totaal 116 zieken, waarvan<br />
61 overleden. De commissie deed alles om de Kleine<br />
Aa gedempt te krijgen.<br />
Waarom talmde Zwolle zo lang? Had de stad<br />
geen geld? Waarschijnlijk vond het stadsbestuur<br />
dat de kosten niet opwogen tegen het te verwachten<br />
resultaat. Hoe krenterig de raad in het algemeen<br />
was wanneer het de gezondheidszorg betrof,<br />
werd duidelijk toen in 1855 de beheerder van het<br />
cholerahospitaal aan de Friese Wal, de chirurgijn<br />
J. Metelerkamp, uit eigen zak de betaling van het<br />
personeel moest voorschieten. Ook moest hij een<br />
nadelig saldo van ƒ 51,60 aanvullen. 21<br />
Maar nu was eindelijk dan de kogel door de<br />
kerk. Eind 1855 stelde de raad op de begroting voor<br />
het volgende jaar geld beschikbaar voor het dempen<br />
van de Kleine Aa. 22 De Commissie van<br />
Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt reageerde<br />
juichend. 'Alzoo is eene belangrijke schrede<br />
gedaan tot bevordering van het wezenlijk welzijn<br />
van Zwolle's inwoners', schreef ze aan de net<br />
opgerichte Afdeling van de Koninklijke Nederlandsche<br />
Maatschappij tot Bevordering der<br />
Geneeskunst. 23 Toch zou het nog drie jaar duren<br />
voordat de gemeente aan dat karwei begon. Tijdens<br />
warme zomers stonk de Kleine Aa nog even<br />
erg als altijd.<br />
Intussen was men in 1857 wel begonnen met de<br />
demping van de Grote Aa en de aanleg van een<br />
gemetseld riool ter vervanging. De Grote Aa kwam<br />
de stad binnen ongeveer op de plek waar nu het<br />
verzetsmonument in het Ter Pelkwijkpark staat,<br />
liep naar het Gasthuisplein en langs de noordzijde<br />
van de Oude Vismarkt, waar het aan de huizen
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 89<br />
grensde, ging ondergronds over de Grote Markt,<br />
liep midden over de Melkmarkt en mondde op het<br />
Rodetorenplein weer in de stadsgracht uit. Natuurlijk<br />
werd het gebruikt als open riool, maar ook<br />
werd er in platte schuiten turf aangevoerd voor de<br />
aanwonenden. Het eerste stuk dat werd gedempt<br />
lag tussen de Blauwhandse brug, ongeveer aan de<br />
oostkant van het Gasthuisplein en de Gasthuisbrug<br />
die de Wolverstraat verbond met de Gasthuissteeg.<br />
Het duurde tot 1861 voordat de gemeentewerkers<br />
tot aan het Rodetorenplein gevorderd waren. In<br />
1859 werd de Kleine Aa gedempt en voor die 'sloot'<br />
had men maar een jaar nodig. Op de gemeentebegroting<br />
stond voor demping een bedrag van<br />
ƒ 45.000,-. Voor het dempen van de beide Aa's<br />
moest in totaal ƒ 62.000,- geleend worden. 24<br />
Of de vervanging van de Aa's door een riool<br />
nieuwe cholera-gevallen heeft voorkomen, is niet<br />
helemaal zeker. Vaak doen epidemieën zich voor<br />
in golven en komt de genezing op natuurlijke wijze<br />
tot stand. In 1866 brak in Zwolle een van de<br />
zwaarste cholera-epidemieè'n van de eeuw uit,<br />
waarbij 204 doden vielen. Of er in de buurt van de<br />
gedempte Aa geen slachtoffers waren, is onbekend.<br />
Maar in ieder geval was het leefklimaat van<br />
de omwonenden sterk verbeterd. Ze waren eindelijk<br />
verlost van de smerige stank tijdens warme<br />
zomerdagen. Alhoewel ... Op 25 februari 1864<br />
kreeg de commissie een brief van de stadsarchitect,<br />
waarin hij klaagde over de stank die door de<br />
nieuw aangelegde riolen zou worden verspreid. 25<br />
Industrie en milieu<br />
De medische commissie werd pas in de laatste vijf-<br />
Gerritjan Krol kreeg in<br />
1856, na advies van de<br />
commissie, toestemmingvan<br />
de gemeente<br />
om aan de Holterbroekerdijk<br />
een fabriek 'voor<br />
beenzwart en chemicaliën'op<br />
te richten. In<br />
1914 liet deze fabriek<br />
trots een aantal foto's<br />
afdrukken in het boekje<br />
'Zwolle industriestad'.
tien jaar van haar bestaan geconfronteerd met<br />
gezondheid bedreigende zaken ten gevolge van de<br />
industrialisatie. Het waren toen vooral de 'kwalijke<br />
dampen' en de verontreiniging van het water,<br />
die de aandacht vroegen. In de eerste helft van de<br />
negentiende eeuw was er nauwelijks sprake van<br />
industriële ontwikkeling in Zwolle. Daardoor ontstond<br />
er ook geen verontreiniging van water en<br />
lucht. Toen de industrialisatie na 1850 ook in<br />
Zwolle op gang kwam, kreeg de commissie voor<br />
het eerst te maken met de verontreiniging van de<br />
leefomgeving.<br />
In 1851 kaartte het college van B&W de watervervuiling<br />
aan, echter om te betogen dat er van<br />
gevaar voor de volksgezondheid geen sprake was.<br />
Sinds jaar en dag was het verboden dat de ververijen<br />
hun spullen spoelden in de stadsgracht aan<br />
steigers waar ook drinkwater werd geschept. 26<br />
B&W vroegen zich af of deze voorzichtigheid niet<br />
al te overdreven was. Er waren immers nooit<br />
klachten binnengekomen. Vuil en mest kwamen<br />
toch ook via de riolen en secreten in de grachten<br />
terecht? En de gemeente wilde vooral 'de nijverheid<br />
niet nodeloos belemmeren'. De commissie<br />
hielp het bestuur vlot uit de droom. Door het<br />
spoelen werden allerhande zware vergiften, zoals<br />
kopergroen en argurum, met het water vermengd.<br />
Het moest toch wel duidelijk zijn dat zulk water<br />
sterk verontreinigd was en niet als drinkwater<br />
gebruikt kon worden. De commissie stelde voor<br />
slechts bepaalde steigers aan de stadsgracht aan te<br />
wijzen voor het spoelen van geverfde goederen.<br />
Het jaar erop was het gemeentebestuur toch<br />
voorzichtiger. Fabrikant H. Baarslag was van plan<br />
een oliekokerij en lakstokerij op te richten op een<br />
stuk land bij de brug aan de Deventerstraatweg.<br />
Een aantal inwoners van het prille Assendorp,<br />
onder wie J.W. Maarssen, tekende protest aan. Ze<br />
hadden geen zin 'tussen twee zodanige fabrieken'<br />
in te wonen. Het gemeentebestuur vroeg nu de<br />
commissie te onderzoeken of een dergelijke onderneming<br />
schadelijk voor de gezondheid zou<br />
zijn. De commissie kon het eens zijn met de indieners<br />
van het bezwaarschrift. De ontledingsprodukten<br />
van olie ontwikkelden door bijvoeging van<br />
verschillende loodoxyden een zeer onaangename<br />
lucht, die voor 'borstorganen' hinderlijk was. 27<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
In 1852 mocht de commissie eveneens advies<br />
geven over de vraag of E. en M.A. Jacobs een bergblauwfabriek<br />
mochten stichten. 28 Volgens haar<br />
konden ze hun gang gaan: er was geen brandgevaar,<br />
er kwamen geen nadelige dampen vrij en<br />
bovendien was er geen risico dat regenwater vuil<br />
werd. Het laatste was beweerd in advertenties<br />
tegen de oprichting van de fabriek.<br />
Voor J.A. Godschalk waren de leden van de<br />
commissie strenger. Sinds 1852 had hij een beenderkokerij<br />
in zijn pakhuis aan de Friese Wal. Twee<br />
jaar later vond de commissie toch dat zo'n fabriek<br />
binnen de stadsgracht niet hoorde. 29 De reden was<br />
waarschijnlijk water- en luchtverontreiniging in<br />
de binnenstad. Op een halfuur afstand van de stad<br />
was zo'n fabriek wel toegestaan. B&W namen in<br />
ieder geval het advies ter harte. Twee dagen later<br />
trokken ze de vergunning van Godschalk in.<br />
In het voorjaar van 1856 wilde de firma Kroll<br />
en Co. 'eener fabriek van beenzwart en chemicaliën'<br />
oprichten aan de Holtenbroekerdijk 30 De<br />
commissie boog zich over het vestigingsverzoek<br />
en trad hierover ook in overleg met de rijksveearts.<br />
De vraag was om wat voor soort chemicaliën<br />
het ging en welke bijprodukten er vrijkwamen. De<br />
uitwatering van de fabriek op de stilstaande sloten<br />
van de polder van Holtenbroek zou gevaarlijk<br />
kunnen zijn voor mens en dier. De commissie<br />
beval de gemeente daarom aan slechts uitwatering<br />
'in het stroomende Zwarte Water' toe te staan.<br />
Verder bestond geen bezwaar tegen de oprichting<br />
van de fabriek, omdat er geen sprake was van<br />
schadelijk afval. De door Gerrit Jan Kroll opgerichte<br />
fabriek produceerde beenzwart voor het<br />
ontkleuren van suikersappen bij de raffinage van<br />
suiker. In de volksmond werd het bedrijf de 'bottenfabriek'<br />
genoemd. Ze bestaat nog steeds.<br />
Ook coulant was de commissie in het geval van<br />
dr. S.J. van Roijen. Hij wilde een fabriek van Berlijnsch<br />
blauw en sol ammoniae stichten. 31 Bij de<br />
bereiding van de preparaten kwamen voor de<br />
gezondheid gevaarlijke stoffen vrij. De commissie<br />
vond dat deze dienden 'ter verkrijging van het<br />
fabrikaat, zodat het in het belang van den fabrikant<br />
zelven is, daarmee hoogst omzichtig en alles<br />
ter nutte aan te wenden'. Van Roijen kon zijn gang<br />
gaan. Er kwamen echter allerlei bezwaarschriften
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
binnen en ook het gemeentebestuur was niet zo'n<br />
voorstander van de fabriek. Uiteindelijk kwam de<br />
onderneming er niet. De gemeenteraad gaf geen<br />
toestemming voor vestiging, omdat de produktie<br />
teveel stankoverlast zou geven. Schone lucht was<br />
voor haar dus belangrijker dan economisch gewin!<br />
Voor zover na te gaan is dit een van de weinige<br />
keren dat de raad het advies van de medische<br />
commissie niet heeft opgevolgd.<br />
Epiloog<br />
Had het nut om de commissie in te schakelen?<br />
Was de gezondheid in Zwolle echt bedreigd?<br />
Gaven de commissieleden verstandige adviezen?<br />
En werden die door het gemeentebestuur opgevolgd?<br />
Aan de hand van 22 onderzochte adviezen<br />
tussen 1805 en 1865 kunnen bij deze vragen enige<br />
opmerkingen worden geplaatst. In bijna tweederde<br />
van de gevallen bleek dat men terecht bang was<br />
geweest voor nadelige gevolgen voor de volksgezondheid.<br />
Conclusie: het inschakelen van de commissie<br />
was juist en bewees haar nut! Minstens<br />
zeven keer werd het advies van de commissie door<br />
de raad opgevolgd; in veertien gevallen is dat<br />
onbekend. Slechts eenmaal legde de raad een<br />
(positief) advies naast zich neer en mocht een<br />
industrie niet opgestart worden.<br />
De commissie werkte tot volle tevredenheid<br />
van de gemeenteraad. In 1856 stelde het ministerie<br />
van Binnenlandse Zaken voor een tweede gezondheidscommissie<br />
op te richten. 32 Een raadscommissie<br />
vond dat niet nodig: de plaatselijke Commissie<br />
van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt<br />
functioneerde prima en en had 'te allen tijde<br />
getoond [... ] hare roeping te begrijpen'.<br />
Op 1 november 1865 trad een nieuwe wet in<br />
werking: 'Staatstoezicht op de Volksgezondheid'.<br />
Deze is heden nog van kracht. De plaatselijke<br />
Commissie van Geneeskundig Onderzoek en<br />
Toevoorzigt had geen bestaansrecht meer. Ze had<br />
gedurende zestig jaar de vinger aan de pols van het<br />
stadsbestuur gehouden. Nadien zou dat gebeuren<br />
door andere instellingen.<br />
Met veel dank aan de medewerkers van het gemeentearchief,<br />
de heren Admiraal, Huijsmans en<br />
Knoester.<br />
Noten<br />
1. Gemeente-archief Zwolle (GAZ), CA004, 1805-1865<br />
(4 delen).<br />
2. GAZ, AAZ01-06027,1804.<br />
3. Staatsblad nr. 16,12 maart 1818, art. i, pag. 2.<br />
4. GAZ, CA004, pakket 1, nr. 1 en 2.<br />
5. Ibidem, 1805-1820, pakket 13, nr. 3.<br />
6. Ibidem, 1821-1832, pakket 22, nr. 5.<br />
7. Ibidem, 1832, pakket 25, nrs. 3 en 5.<br />
8. Ibidem, 1843-1854, pakket 38, nr. 7.<br />
9. Ibidem, 1845, pakket 38, nrs. 11,12 en 14.<br />
10. Ibidem, pakket 38, nr. 18.<br />
11. Ibidem, 1851, pakket 44, nr. 20.<br />
12. Ibidem, 1852, pakket 45, nr. 27.<br />
13. Ibidem, 1805-1820,1817, pakket 10, nr. 2.<br />
14. Ibidem, 1843-1854,1852, pakket 45, nr. 31.<br />
15. Ibidem, register 1857, nrs. 98-102.<br />
16. P.J. Lettinga, 'Cholera in Zwolle in de 19e eeuw', in:<br />
Zwols <strong>Historisch</strong> Jaarboek 1984,42-69.<br />
17. GAZ, CA004,1843-1854,1850, pakket 43, nr. 4.<br />
18. Ibidem, 1851, pakket 44, nr. 5.<br />
19. Ibidem, 1850, pakket 43, nr. 11.<br />
20. Ibidem, 1855-1859,1855, pakket 48, nr. 41.<br />
21. Ibidem, nr. 59.<br />
22. Ibidem, nr. 64.<br />
23. Ibidem, nr. 66.<br />
24. GAZ, AAZ02-02290, begroting 1859; AAZ02-00995a,<br />
raadsvergadering 8 februari 1859. In één van de volgende<br />
nummers van het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />
zal ik nader ingaan op het dempen van de<br />
Aa's.<br />
25. GAZ, CA004, register 1864, nr. 13.<br />
26. Ibidem, 1843-1854,1851, pakket 44, nrs. 15 en 16.<br />
27. Ibidem, 1852, pakket 45, nrs. 12 en 13.<br />
28. Ibidem, nr. 14.<br />
29. Ibidem, pakket 47, nrs. 3 en 5.<br />
30. Ibidem, 1855-1859,1856, pakket 49, nrs. 82, 87 en 88.<br />
31. Ibidem, nrs. nr90,91,9iAen9iB.<br />
32. GAZ, AAZ02-01051, bijlagen notulen raad, nr. 375.
Frits David Zeiler<br />
Aankondiging van de<br />
opening van het 'lokaal<br />
Atlas' in de Zwolsche<br />
Courant van 31 december<br />
1883.<br />
92 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
c De Atlas' omstreeks 1894: danshuis of<br />
socialistenhol?<br />
D<br />
eze zomer is het honderd jaar geleden, dat<br />
in gebouw De Atlas, Ossenmarkt 9 te<br />
Zwolle, de Sociaal Demokratische Arbeiderspartij<br />
in Nederland (SDAP) werd opgericht.<br />
Geschiedschrijvers van de sociaaldemocratie in<br />
Nederland geven het historische gebouw zeer uiteenlopende<br />
kwalificaties mee. W.H. Vliegen, een<br />
der zogenoemde Twaalf Apostelen van 1894,<br />
noemt het in zijn overzicht van de eerste tien jaren<br />
der partij een 'hyperproletarisch lokaal'. J. Perry,<br />
co-auteur van het meest recente gedenkboek,<br />
spreekt van een 'danshuis met niet zo'n beste<br />
reputatie'. 1 Wie heeft er gelijk?<br />
De herkomst van Perry's kwalificatie is snel<br />
gevonden. Ze is, al dan niet indirect, ontleend aan<br />
het tweede deel van Thom. de Vries' Geschiedenis<br />
van Zwolle. 2 De stadshistoricus lijkt haar bijna terloops<br />
te geven, wanneer hij het (ook in de negentiende<br />
eeuw al heersende) zalentekort onder de<br />
loep neemt. Het is evenwel een zeer persoonlijke<br />
noot. In een andere passage ontpopt De Vries zich<br />
namelijk als een regelrechte socialistenvreter, die<br />
ieder lokaal waar Troelstra ooit een voet heeft<br />
gezet, tot verdoemde plaats bestempelt. 3 Bovendien<br />
goochelt hij behoorlijk met de chronologie:<br />
niet alleen waar het de stichting van de verschillende<br />
zalen betreft, maar ook waar het gaat om<br />
alles wat zich voor 1894 in de socialistische beweging<br />
heeft afgespeeld. Al met al moet de historische<br />
betrouwbaarheid van zijn werk op dit punt<br />
dus gering worden geacht. Natuurlijk, De Atlas<br />
was (zoals De Vries schrijft) 'een soort danshuis',<br />
maar dat waren alle zalen. Dansen was een geliefd<br />
tijdverdrijf voor jong en oud van alle gezindten,<br />
net als kermis, variété en later film. Pas het<br />
'beschavingsoffensief der rechtzinnigen zette de<br />
danslustigen letterlijk in het verdomhoekje.<br />
Omstreeks 1890 brak die nieuwe fatsoensnorm in<br />
veel provinciesteden door. In Zwolle bijvoorbeeld,<br />
kan men het in 1889 gedane verzoek tot<br />
afschaffing van de zomerkermis, afkomstig van de<br />
Christelijke Jongelingsvereeniging De Heer is<br />
onze Banier, als een teken des tijds beschouwen -<br />
ook al werd dat (nog) niet gehonoreerd. 4<br />
Geen slechte reputatie dus, maar wat dan wel?<br />
Ook Vliegens karakteristiek klinkt wel erg eenzijdig.<br />
We zullen proberen na te gaan welke rol De<br />
Atlas in de Zwolse samenleving speelde, voordat<br />
het gebouw zich door die simpele gebeurtenis in<br />
1894 landelijke bekendheid zou verwerven.<br />
'Eene groote verbetering' aan de Ossenmarkt<br />
Anders dan De Vries suggereert, stamt het huidige<br />
gebouw De Atlas pas uit 1883. Zowel de aanvraag<br />
als de vergunning en de bouwtekening zijn<br />
bewaard gebleven. 5 Het ontwerp, een dubbel pand<br />
in eclectische stijl, was van de Zwolse timmermanaannemer<br />
T. Disselhof, die ook als aanvrager optrad.<br />
Zijn opdrachtgever was procureur M.<br />
Oppenheimer, aan wie Disselhof het perceel kort<br />
tevoren had verkocht. Het vormde nu weer één<br />
eigendom met het pand Voorstraat 17, zoals ook<br />
tussen 1853 en 1861 het geval was geweest. 6 Het<br />
plan voorzag in het afbreken van een drietal<br />
bestaande percelen aan de Ossenmarkt, waarvan<br />
het meest westelijke blijkens de kadastrale kaart<br />
een soort achter- of koetshuis van het pand in de<br />
Voorstraat moet zijn geweest. Gemeente-architect<br />
J.L. van Essen achtte Disselhof s ontwerp 'eene<br />
groote verbetering' van de situatie ter plekke en<br />
adviseerde B&W derhalve positief. De sloop moet<br />
Opening Atlas.<br />
Het nieuwe lokaal aan de Ossenmarkt wordt<br />
voor hét publiek geopend Zondag 30 December.<br />
Het lokaal wordt afgestaan voor partyen en<br />
bijeenkomsten.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 93<br />
spoedig daarna ter hand zijn genomen en ook de<br />
bouw is vlot geschied. Op zondag 30 december<br />
1883 kon het nieuwe lokaal in gebruik worden<br />
genomen en vanaf dat moment zou het zich een<br />
plaats verwerven naast De Harmonie, Van Hille<br />
(op de Beestenmarkt), lokaal Aa-plein, De Zangschool<br />
(op het Eiland) en andere. 7<br />
Waaraan de nieuwe zaal zijn naam ontleende,<br />
is niet duidelijk. Misschien stond er ergens in of<br />
op het pand een beeld van Atlas. Dit zou dan ver-<br />
gelijkbaar zijn met het beeld van Mercurius, dat<br />
zijn naam verleent aan het pand de De Mercuur<br />
op de hoek van de Luttekestraat en de Korte Luttekestraat.<br />
8 In geen geval was de naam op de gevel<br />
aangebracht; de bekende foto, die dit suggereert, is<br />
met pen bijgewerkt. Overigens is de bewering, dat<br />
het etablissement pas na de fameuze bijeenkomst<br />
van 26 augustus 1894 zijn vaste benaming zou hebben<br />
gekregen, al evenmin juist. De gangbare aanduiding<br />
was vanaf het eerste begin 'lokaal Atlas',<br />
Ontwerptekening voor<br />
nieuwbouw op de<br />
Ossenmarkt door<br />
T. Disselhof, 1883<br />
(Gemeentearchief<br />
Zwolle).
Aankondiging van een<br />
optreden van F. Domela<br />
Nieuwenhuis in De<br />
Atlas in de Zwolsche<br />
Courant van 20 november<br />
1884.<br />
94<br />
hoewel het ook als koffiehuis, logement en hotel<br />
werd gepresenteerd. 9<br />
Uiterlijk komt het gebouw op de zojuist<br />
genoemde foto vrijwel exact overeen met de ontwerptekening<br />
van Disselhof; alleen de sierbogen<br />
boven de ramen en vooral boven de beide ingangen<br />
zijn wat ronder uitgevallen dan voorzien.<br />
Deze ingangspartijen dienden volgens de bouwvergunning<br />
binnen de rooilijn te worden uitgevoerd.<br />
Ook de stoepen, die nodig waren vanwege<br />
de enigszins verhoogde ligging van de benedenverdieping,<br />
waren dus inpandig gehouden. De<br />
aldus ontstane bei-etage werd vrijwel geheel in<br />
beslag genomen door de zaal, waarin zich een<br />
toneel bevond. Een latere (ver)bouwtekening<br />
toont een toegangsdeur aan de rechterzijde. 10 Het<br />
feit dat de twee SDAP-ers van het eerste uur, Van<br />
der Vegt en Os, zich op meergenoemde foto bij de<br />
linkeringang (nu 9b) hebben geposteerd, doet<br />
evenwel vermoeden dat de officiële ingang tot het<br />
lokaal zich oorspronkelijk aan die zijde bevond.<br />
Volgens de advertenties uit januari 1884 was het<br />
overigens ook via de Voorstraat te bereiken. Achter<br />
beide portalen lag de opgang naar de eerste<br />
verdieping, waar de kamers van het logement<br />
waren gesitueerd, en naar de zolder. De twee (of<br />
drie?) personen die op de foto rechtsboven uit het<br />
raam hangen om te zien waarvoor de fotograaf in<br />
actie is gekomen, horen wellicht tot de kostgangers<br />
uit die jaren. Vaste bewoners waren in de<br />
jaren-1890 onder meer de handelsagent M. Hartog<br />
op 9a en de weduwe Daams-de Rooy op 9b. n<br />
Neringdoenden en heilsoldaten<br />
Wie maakten er zoal gebruik van het nieuwe<br />
lokaal? Het was volgens de eerste advertenties<br />
geschikt voor 'partijen en bijeenkomsten' en werd<br />
'voor bijzondere gelegenheden ... vrij afgestaan'.<br />
Dat laatste betekende waarschijnlijk, dat de<br />
exploitant van de consumpties hoopte rond te<br />
komen en geen zaalhuur in rekening bracht. Dat<br />
was natuurlijk anders, wanneer er voorstellingen<br />
te zien waren, waarvoor entree moest worden<br />
betaald. Deze lagen, net als die in andere kleine<br />
zalen, vooral in de sfeer van het variété en het<br />
volkse amusement. Als eerste vonden we op 23<br />
januari 1884 'de wereldberoemde ZOELOES' ver-<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
meld, die later dat jaar onder meer gevolgd zouden<br />
worden door 'de man zonder armen' en de<br />
jongleurs van het Grand Matinee Gezelschap<br />
Henry Roos. Dit Amsterdamse gezelschap had<br />
blijkbaar zo'n succes, dat het verscheidene jaren<br />
achtereen is teruggekomen. 12 De eerste politieke<br />
bijeenkomst was het optreden van niemand min-<br />
Openbare voordracht<br />
VAN<br />
F. DOMELA NIEUWENHUIS,<br />
uit 's Oravenhage,<br />
op Zaterdag 22 November, des avonds om 8 uur,<br />
in het lokaal Atlas aan de Ossenmarkt.<br />
Onderwerp: Werkeloosheid en •welvaart.<br />
Vrije discussie.<br />
Toegang 5 cent, tot dekking der kosten.<br />
der dan de socialistische voorman F. Domela<br />
Nieuwenhuis op 22 november 1884. Dat lijkt de<br />
kwalificatie die Vliegen later aan het lokaal zou<br />
meegeven al direct te rechtvaardigen. Dat wordt<br />
nog versterkt door het feit dat behalve Domela<br />
ook geestverwanten als J.A. Fortuyn, A.H. Gerhard<br />
en W.P.G. Helsdingen een of meer keren in<br />
De Atlas hebben gesproken. 13 Toch was het lokaal<br />
aan de Ossenmarkt geen stamkroeg van de socialisten;<br />
enerzijds traden bijvoorbeeld P.J. Troelstra<br />
en de voorvechtster voor vrouwenrechten W.<br />
Drucker op in de Buitensocieteit, anderzijds was<br />
de progressieve liberaal B.H. Heldt enkele malen<br />
te gast aan de Ossenmarkt. Behoudender liberalen<br />
en partijgangers van Christelijken huize, zoals L.<br />
Schaepman, zochten bij voorkeur Schouwburg<br />
Odeon op. 14 Op 30 juli 1892 werd door de Sociaal<br />
Democratische Bond trouwens een eigen gebouw<br />
in gebruik genomen, De Dageraad aan de Molenweg.<br />
Weer was Domela van de partij, vergezeld<br />
door J.A. Fortuyn en L.M. Hermans. Als er een<br />
lokaal 'hyperproletarisch' was in Zwolle, dan moet<br />
het dat wel zijn geweest. 15<br />
Al betrekkelijk snel na de opening, werd De<br />
Atlas de vaste vergaderplaats voor een aantal<br />
Zwolse verenigingen. Daaronder waren de Coöperatieve<br />
Zwolsche Winkelvereeniging, de Veree-
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 95<br />
niging tot Bevordering der belangen van de Handel<br />
en Neringdoenden Stand in Zwolle (opgericht<br />
begin 1883), het Algemeen Zwolsch Werkliedenverbond<br />
en de Werkliedenvereeniging Werkmans-Eer.<br />
Het AZWV gold als de Zwolse afdeling<br />
van het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond,<br />
een in 1871 gesticht vakverbond van liberale<br />
snit. Het stamde zelf uit 1874 en telde op zijn hoogtepunt<br />
zo'n vierhonderd leden, ongeveer 12,5%<br />
van het landelijke ledental. Eveneens van 1874 was<br />
Werkmans-Eer, dat blijkens de aankondigingen<br />
van toneelavonden vooral het karakter had van<br />
een gezelligheidsvereniging; het had zich afzonderlijk<br />
bij het ANWV aangesloten. 16 Bij deze politiek<br />
gematigde clubs voegden zich al spoedig twee<br />
stromingen van een meer uitgesproken karakter,<br />
namelijk de drankbestrijding en de beweging voor<br />
algemeen kiesrecht. De Nederlandse Bond voor<br />
Algemeen Kies- en Stemrecht, afdeling Zwolle,<br />
kwam op 25 februari 1885 voor het eerst in De Atlas<br />
bijeen, waarbij ds. D. Pekelharing het woord voerde.<br />
Het was niet de eerste kiesrechtmanifestatie en<br />
het zou ook lang niet de laatste zijn. 17 De Volksbond<br />
tegen Drankmisbruik kreeg in het vroege<br />
voorjaar van 1889 een Zwolse afdeling, terwijl op<br />
hetzelfde moment pogingen werden gedaan de<br />
Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van<br />
Sterken Drank ter plaatse te reactiveren. De Volksbond<br />
had als brede beweging het meeste succes en<br />
wist binnen enkele jaren een volksleeszaal annex<br />
koffiehuis te realiseren, gevestigd in De Atlas. 18<br />
Omstreeks 1890 ontstonden ook de Zwolse<br />
afdeling van het Leger des Heils, een Comité voor<br />
de Middernachtzending (een beweging die ageerde<br />
tegen de prostitutie) en een radicale Arbeidersbond;<br />
zij kozen alle het lokaal aan de Ossenmarkt<br />
voor hun bijeenkomsten. 19 Er bleef dus een breed<br />
spectrum aan maatschappelijke groeperingen van<br />
De Atlas gebruik maken, en het enige wat men kan<br />
zeggen is, dat zij wel een zekere sociale inslag<br />
gemeen hadden. De reden om juist hier in 1894 de<br />
oprichtingsvergadering van een nieuwe sociaaldemocratische<br />
partij te houden, lag echter, zoals<br />
nu wel duidelijk is, niet in het door Vliegen veronderstelde<br />
hyperproletarische karakter. Misschien<br />
speelde wel de omstandigheid, dat zeker vijf van<br />
de twaalf mannen van het eerste uur het gebouw<br />
van binnen kenden, een zekere rol. 20 Veel belangrijker<br />
echter zal de symboliek geweest zijn van<br />
deze plaats, waar in het afgelopen decennium in<br />
een - zwaar bevochten - vrijheid en openheid<br />
zoveel ideeën over een betere toekomst waren uitgewisseld.<br />
De Dageraad daarentegen, kon uitsluitend<br />
worden vereenzelvigd met de Sociaal-Demo-<br />
Hotel „ATLAS."<br />
GROOTE ZAAL VOOR PARTIJEN<br />
MET TOONEEL.<br />
H. J. Levie, Voorstaat, Zwolle.<br />
cratische Bond. Hoewel de meeste SDAp'ers van<br />
het eerste uur als 'Bonders' waren begonnen, leidde<br />
de principieel anti-parlementaire houding,<br />
waartoe Domela en de zijnen in 1893 hadden<br />
besloten, tot een scheiding der geesten. De initiatiefnemers<br />
voor de 'nieuwe bond' wensten zich<br />
juist nadrukkelijk te distantiëren van afglijden<br />
naar het pure anarchisme. De ironie der geschiedenis<br />
wil, dat nog geen drie maanden na de<br />
oprichting van de SDAP het lokaal aan de Molenweg<br />
door de Christelijken werd overgenomen. 21<br />
De klop op de Zwolsche deur<br />
Zo troffen dus op zondagochtend 26 augustus<br />
1894 de 'Twaalf apostelen' elkaar aan de Ossenmarkt.<br />
Voor de loop van de gebeurtenissen volgen<br />
we hier de beschrijving door een van hen, de<br />
Zwolse onderwijzer H.J. van der Vegt. 22<br />
'Voor deze bijeenkomst kon men toegang krijgen<br />
door het teekenen van de volgende verklaring:<br />
'Vergadering tot regeling der organisatie van alle<br />
democratische socialisten, d.w.z. van diegenen,<br />
die zoowel op politiek als op economisch gebied<br />
het gemeenschappelijk bezit der productiemiddelen<br />
nastreven en die dus ook het kiesrecht willen<br />
veroveren en gebruiken als wapen in den klassenstrijd.'<br />
Deze formule werd door 54 personen, uit<br />
Advertentie in het<br />
Adresboek voor Zwolle<br />
van 1891.
Ontwerptekening voor<br />
de verbouw tot garage<br />
doorH. deNie, 1920.<br />
(Gemeentearchief<br />
Zwolle).<br />
96 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
alle deelen van ons land afkomstig, geteekend en<br />
met dit groepje personen zag de SDAP het licht.<br />
Op deze vergadering presideerde Vliegen.<br />
Twaalf jaren had hij in de oude SDB meegestreden:<br />
'Dan kost het moeite u los te scheuren. Maar nu<br />
dat eenmaal is gebeurd, dienen de handen aan het<br />
werk geslagen, om ons te redden uit het moeras<br />
van begripsverwarring en onzekerheid, waarin we<br />
zijn verzeild geraakt.' Een bestuur werd gekozen<br />
en een programcommissie benoemd. Toen Vliegen<br />
de vergadering sloot gingen de aanwezige<br />
mannen overeind en hieven het oude vrijheidslied<br />
aan. Met nieuwe moed bezield verlieten de aanwezigen<br />
lokaal Atlas.<br />
De reacties op de geboorte van de nieuwe partij<br />
waren zeer divers. De oude strijdmakkers van<br />
de SDB spraken er smalend over - van hen is de<br />
spotnaam 'De Twaalf Apostelen' afkomstig, die al<br />
spoedig een geuzennaam werd -. Zij verspreidden<br />
naderhand het gerucht dat een deel van de kersverse<br />
SDAp'ers zich na afloop van de constituante<br />
in hotel De Zon op de Grote Markt aan drank te<br />
buiten was gegaan. En dat in kringen waarin de<br />
onthouding een der meest heilige principes was en<br />
waar men overigens - zoals Van der Vegt schrijft -<br />
zich op bijeenkomsten slechts de goedkoopste<br />
drank kon permitteren: melk. Voor een stuiver<br />
het glas. Opmerkelijk veel aandacht besteedde de
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 97<br />
Provinciale <strong>Overijssel</strong>sche en Zwolsche Courant<br />
aan de zaak. Dat gold zowel de oprichting als de<br />
daaropvolgende manifestatie voor afschaffing van<br />
het privé-bezit, waarmee de Twaalf hun initiatief<br />
hadden weten de combineren. Ook de plaatselijke<br />
afdeling, die nog dezelfde dag tot stand kwam en<br />
zijn eerste openbare vergadering op 3 september<br />
d.a.v. hield, kon rekenen op een zekere welwillende<br />
aandacht. 23 Daarmee was men er uiteraard nog<br />
lang niet. De Zwolse SDAp'ers van het eerste uur -<br />
onder wie behalve Van der Vegt ook medeoprichter<br />
Levie Cohen en de 'dertiende apostel'<br />
Izaak Os - zouden tot na de eeuwwisseling kampen<br />
met organisatorische, financiële en politieke<br />
problemen. Onder de laatste was zeker het lange<br />
uitblijven van de kiesrechthervorming. Pas in 1903<br />
werd de eerste SDAp'er in de gemeenteraad gekozen,<br />
de spoorman Klaas Admiraal, die na de<br />
rampzalig verlopen Spoorwegstaking zijn baan en<br />
zijn zetel kwijtraakte. In 1907 kwam Henk Sneevliet<br />
in de raad. Later zou deze als communist en<br />
verzetsstrijder internationale bekendheid verwerven.<br />
24<br />
Hoe het De Atlas verder verging<br />
Tijdens de staking van 1903 moet De Atlas als een<br />
soort permanent vergadercentrum hebben gefungeerd.<br />
25 Weinigen binnen de socialistische beweging<br />
hadden toen kunnen bevroeden, wat voor<br />
bestemming het twintig jaar later zou krijgen. 26<br />
Nadat het door de eerste eigenaar, M. Oppenheimer,<br />
van de hand was gedaan, werd het verbouwd<br />
tot garage. Daarbij werd de houten vloer weggebroken<br />
en het niveau met een meter verlaagd, terwijl<br />
de gietijzeren kolommen waarop de verdieping<br />
rustte werden vervangen door stalen<br />
dragers. 27 De bovenwoningen werden gehandhaafd;<br />
zij werden toen al geruime tijd bewoond<br />
door de handelsbediende G. Meijer en de kunstschilder<br />
J.W. Meijer. 28 In 1934 vinden we het complex<br />
in handen van de Onze-Lieve-Vrouweparochie,<br />
die het als verenigingsgebouw in gebruik<br />
heeft genomen. Het is de hoogtij van de verzuiling;<br />
de dan veertigjarige SDAP-afdeling beschikt<br />
eveneens over een eigen gebouw, Palvu, op de<br />
Eekwal. Aan deze naam is geen hang naar de klassieke<br />
oudheid of poëtische toekomstverwachting<br />
meer af te lezen - ze is eenvoudig een afkorting<br />
van de leuze 'Proletariërs aller landen, verenigt u!'<br />
Weer een halve eeuw later zijn de meeste zuilen<br />
omgevallen of afgebrokkeld en heeft ook het<br />
aloude lokaal op de Ossenmarkt een nieuwe,<br />
bedrijfsmatige bestemming gekregen. De huidige<br />
eigenaar, de markiezenfabrikant Runhaar, verleende<br />
in 1984 echter gaarne zijn medewerking tot<br />
plaatsing van een gedenksteen. Hopelijk brengt<br />
deze de voorbijganger tot het besef, dat Zwolle<br />
niet alleen de stad is van de patriotten en de liberalen,<br />
maar ook van die andere belangrijke politieke<br />
stroming in de geschiedenis van onze democratie.<br />
De op 25 augustus 1984<br />
geplaatste gedenksteen,<br />
ontworpen door<br />
de Zwolse beeldhouwer<br />
Walraed Cremers (foto:<br />
F.D. Zeiler).
98 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Noten<br />
1. 1894-1904, Gedenkboek bij het tien-jarig bestaan der<br />
SDAP (Amsterdam 1904) 71.<br />
Jos Perry, 'De jaren 1894-1919' in: M. Brinkman e.a.<br />
(red.)> Honderd jaar sociaal-democratie in Neder-<br />
land 1894-<strong>1994</strong> (Amsterdam <strong>1994</strong>) 10.<br />
2. Thom. J. de Vries, Geschiedenis van Zwolle 77 (Zwolle<br />
1961) 265. Vgl. P. Sprenger, De SDAP in Zwolle, 1894-<br />
1914; een onderzoek naar het socialisme in 'de provin-<br />
cie (Scriptie UvA, Amsterdam 1979) 4 en noot 17.<br />
3. De Vries, 261-262.<br />
4. Provinciale <strong>Overijssel</strong>sche en Zwolsche Courant, 18<br />
juni 1889. Als voorbeeld van een recente studie over<br />
deze omslag van liberaal naar verzuild-confessio-<br />
neel noemen we: DJ. Wolffram, Bezwaarden en ver-<br />
lichten. Verzuiling in een Gelderse provinciestad.<br />
Harderwijk 1850-1925 (Amsterdam 1993).<br />
5. GAZ AAZ02-01555, Ingekomen stukken B&W, nos.<br />
1788 en 1821,1 en 8 sept. 1883.<br />
6. Een en ander blijkt uit de kadastrale gegevens, in<br />
afschrift aanwezig op het Gemeentearchief Zwolle;<br />
[sectie F no. 1513] was in 1832 eigendom van J.M. van<br />
Rhijn, griffier der Staten, op wiens naam vanaf 1854<br />
ook Ossenmarkt 9 [sectie F no. 1514] stond. Marcus<br />
Oppenheimer, die elders in de Voorstraat op no. 35<br />
woonde, verwierf no. 17 in 1878 van de weduwe van<br />
Van Rhijn, E. Nilant. De transactie tussen Disselhof<br />
en Oppenheimer, die in 1883 moet hebben plaatsge-<br />
vonden, is voorzover we konden nagaan niet nota-<br />
rieel vastgelegd (althans niet in Zwolle). Zoals<br />
gebruikelijk vermelden de kadastrale leggers de slo-<br />
ping pas in 1884 en de opbouw in 1885, d.w.z. naar<br />
de (officiële) toestand van het voorafgaande jaar.<br />
7. POZC, 31 dec. 1883; ibid. 5, 7-12 en 14 jan. 1884, alle<br />
advertenties onder de kop 'Opening Atlas'.<br />
8. Het ook voor die tijd opmerkelijke pand wordt<br />
genoemd in de Geïllustreerde Gids voor Zwolle en<br />
omstreken (Zwolle 1895) 35.<br />
9. Het met de pen bijwerken is vastgesteld door N.<br />
Holzscherer aan de hand van het origineel van de<br />
foto (IISG, Arch. Schaper 2). Uit de POZC (noot 7)<br />
blijkt duidelijk, dat de naam van den beginne af is<br />
gebezigd. Vanaf 15 jan. 1884 wordt het etablissement<br />
in advertenties echter tevens aangeprezen als<br />
'Hotel-Café Atlas.' Ook een advertentie in het<br />
Adresboek Zwolle van 1891 (adv.pag. I) spreekt van<br />
'Hotel Atlas.'<br />
10. GAZ, Bouwtekeningen uit het archief van Bouw- en<br />
Woningtoezicht, Ossenmarkt 9, augustus 1920.<br />
11. Adresboek 1891, Wijk A nos. 122 en 122a; Adresboek<br />
1896, Wijk A 122a (hierin m.b.t. A 122 mogelijk een<br />
verwisseling met een ander etablissement). In 1896<br />
wordt het pand Voorstraat 17 geëxploiteerd door<br />
A.M. Goene onder de naam 'Hotel Café Centraal'<br />
(adv. t.o. pag. 149).<br />
12. POZC 23 jan., 20 mrt. en 4 aug. 1884; 15, 22 en 23 sep.<br />
1886; 30 juli 1887.<br />
13. We vonden de volgende vermeldingen in de index<br />
op de POZC [BC = Buitensocieteit; DA = De Atlas;<br />
DD = De Dageraad; NW = Nieuwe Werk; Od =<br />
Odeon; po = plaats onbekend]:<br />
Vitus Bruinsma: 7 mei 1889 [DA]; 20 mrt. 1893<br />
[DD].<br />
F. Domela Nieuwenhuis: 20/25 nov. 1884 [DA];<br />
29/30 juni 1885 ('Recht op arbeid of niet') [DA]; 30<br />
juli/2 aug. 1892 [DD].<br />
W. Drucker: 3/6 oct. 1891 [BS].<br />
J.A. Fortuyn: 20/26 aug. 1885 [DA]; 30 juli/2 aug.<br />
1892 [DD].<br />
J.A. Geel: 8 sept. 1892 ('over zijn gevangenschap en<br />
over socialisme') [DD].<br />
A.H. Gerhard: 8 jan. 1891 [DA]; 23 apr./2 juni 1891<br />
[BS].<br />
W.P.G. Helsdingen: 14 nov. 1891 [DA]; 13/16 feb.<br />
1892 ('over Christendom en Socialisme') [DA]; 25<br />
apr.i893[NW].<br />
L.M. Hermans: 30 juli en 2 aug. 1892 [DD].<br />
H.H. van Kol: 14 juni en 21/25 juli ^93 [DD].<br />
P.J. Troelstra: 5 sept. 1891 [BS]; 25 apr. 1893 [NW].<br />
S. van Veen, Christen-socialist: 16 jan. 1892 [DA].<br />
14. Als noot 13:<br />
F. van Gheel Gildemeester: 7 feb. 1890 ('Het streven<br />
der socialisten') [Od].<br />
H. Goeman Borgesius: 16 jan. 1888 ('over socialis-<br />
me') [Nut]; 16 feb. 1889 [Od].<br />
B.H. Heldt: 11/19 nov. 1889 [DA]; 28 nov. 1892 [DA].<br />
H. Schaepman: 12/16/17 jan. 1885 [Od]; 13 jan. 1886<br />
('over Socialisme') [po].<br />
15. POZC 30 juli/2 aug. 1892. De Vries (als noot 2), 261-<br />
262 geeft er echter een wel heel weinig vleiende<br />
beschrijving van. Vgl. Sprenger par. 2 noot 10, waar-<br />
in hij suggereert, dat zaalhouders Domela na 1884<br />
niet meer wilden toelaten. Deze bewering is ver-<br />
moedelijk ontleend aan de memoires van H.J. van
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 99<br />
der Vegt, De Klop op de Zwolsche deur, afl. 2 (zie verder<br />
noot 22). Deze boycot zal - gezien de leemte in<br />
de in noot 13 weergegeven sprekerslijst - vooral in<br />
de jaren 1886 tot en met 1888 hebben gespeeld.<br />
16. Sprenger par. 2 geeft een helder overzicht van de<br />
voorlopers van de moderne vakbeweging en hun<br />
Zwolse afdelingen.<br />
Coöperatieve: POZC 19 apr. 1886 (eerst vermelde vergadering<br />
in De Atlas.<br />
Ver. tot Bevordering: POZC 6 jan. 1883 (oprichting),<br />
10 mei 1886 (eerste vergadering in De Atlas).<br />
AZWV vergadert aanvankelijk bij Van Hille (POZC 11<br />
nov. 1886), besluit in 1887 voortaan in De Atlas bijeen<br />
te komen (POZC 12 sept. 1887).<br />
De eerste vermelding van een toneelavond onder<br />
auspiciën van de AZWB vonden we in de POZC van<br />
18 mrt. 1890, de eerste aankondiging van Werkmans-Eer<br />
(met bal na!) op 29 jan. 1891. Over het 20jarig<br />
bestaan: POZC 27 aug. 1894. Ook de toneelvereniging<br />
Onderling Genoegen had overigens zijn uitvoeringen<br />
in De Atlas (bv. POZC 4 nov. 1890).<br />
17. POZC 25 feb. 1885; vgl. ibid. 8 sept. 1884, verslag van<br />
een 'volksvergadering voor algemeen stemrecht', de<br />
dag daarvoor gehouden in de zomertent van café<br />
Van Hille aan de Beestenmarkt. Voor deze vereniging<br />
sprak W.P.G. Helsdingen op 13 februari 1892<br />
(zie noot 13). De oprichtingsdatum stemt niet overeen<br />
met de door Van der Vegt, 'De klop...' afl. 2<br />
vermelde feiten (zomer 1889).<br />
18. POZC 3 mei 1886; ibid. 16/18/22 feb., 9 mrt., 8 juni en<br />
4 sept. 1889. De eerste vermelding van een bijeenkomst<br />
in De Atlas is van 14 feb. 1890. De Vereniging<br />
tot Afschaffing bleef overigens bestaan (POZC 22<br />
aug. 1891), terwijl zich als derde drankbestrijder de<br />
Nationale Christelijke Geheelonthoudersvereeniging<br />
aandiende (POZC 6 nov. 1891). De vestiging van<br />
de leeszaal en het bier- en koffiehuis (bier werd niet<br />
als sterke drank beschouwd) wordt vermeld in de<br />
POZC van 29 mrt. en 11 apr. 1892; vgl. 17 oct. 1892. Uit<br />
een bericht van 9 jan. 1893 blijkt, dat men hier ook<br />
'volksvoordrachten' hield.<br />
19. Oprichting Leger des Heils: POZC 8 mrt. 1890; zondagavond-bijeenkomsten<br />
in De Atlas: ibid. 19 apr.<br />
1890.<br />
Oprichting Middernachtzending: pozc 5 sept. 1891;<br />
bijeenkomst in De Atlas: ibid. 23 juli 1892.<br />
Oprichting Zwolsche Arbeidersbond: POZC 8 jan.<br />
1891; voor deze bond sprak later dat jaar Wilhelmina<br />
Drucker (zie noot 13).<br />
20. Fortuyn, Gerhard en Helsdingen hadden er gesproken<br />
(zie noot 13); Troelstra en Van Kol waren elders<br />
in Zwolle opgetreden.<br />
De Zwollenaren Cohen en Van der Vegt kenden het<br />
lokaal uiteraard vanouds. De overige vijf oprichters<br />
waren F. van der Goes, H. Polak, J.H. Schaper, H.<br />
Spiekman en W.H. Vliegen.<br />
21. POZC 13 oct. 1894.<br />
22. H.J. van der Vegt, 'De Klop op de Zwolsche Deur.<br />
De Zwolsche arbeidersbeweging in het laatst der<br />
19de en het begin der 20ste eeuw', Zwolsch Nieuwsen<br />
Advertentieblad 10 oct. 1931 - na 8 sept. 1932, 25<br />
afl. Aanwezig op het IISG te Amsterdam, Kleine<br />
Persoonlijke Archieven z.nr. Met dank aan B. Hijma<br />
voor het terugvinden van dit voor Zwolle zeer<br />
interessante ego-document.<br />
23. POZC, 28 aug. en 6 sep. 1894.<br />
24. Van de meeste pioniers in SDB en SDAP zijn levensbeschrijvingen<br />
opgenomen in het Biografisch woordenboek<br />
van het socialisme en de arbeidersbeweging<br />
in Nederlandl-V (Amsterdam 1986-1992). Wij noemen:<br />
Levie Cohen (1864-1933), I 28-30 [B. Reinalda];<br />
Helmig Jan van der Vegt (1864-1944), II161-163<br />
[C. van Dijk]; Hendricus Josephus Franciscus<br />
Marie Sneevliet (1883-1942), I 111-119 [F. Tichelman].<br />
Over Klaas Admiraal: Sprenger, 11-15. Over<br />
Izak Os: W. Cornelissen, Izak Os (1870-1943). Zwols<br />
<strong>Historisch</strong> Tijdschrift^ (1992) 47-50.<br />
25. Van der Vegt, De Klop... afl. 15 [=16].<br />
26. Kadastrale gegevens, als noot 6.<br />
27. Als noot 10. Eigenaar was toen H.A.H. Derksen, die<br />
het tesamen met de panden Voorstraat 13-15 had<br />
verworven. In 1934 vinden we echter weer de combinatie<br />
met Voorstraat 17.<br />
28. Adresboek 1903 en 1919.
Willem Boxma<br />
Willem Boxma als back<br />
(links van de keeper) in het<br />
PEC-junioren elftal, dat in<br />
1936 in een onderlinge<br />
competitie kampioen werd<br />
(foto: Willem Boxma).<br />
100 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Een gewone jongen in Zwolle<br />
Als ik na aankomst op station Zwolle via de<br />
Groeneweg de Verenigingstraat ben ingewandeld,<br />
schijnt mij niets veranderd sinds<br />
de dag in 1928 toen ik als kleine jongen inwoner<br />
van de stad werd. Het verrast me de straat geplaveid<br />
te zien met hetzelfde onberispelijke mozaïek<br />
van grijsblauwe waaltjes van toen; alleen was het<br />
trottoir ook met die klinkertjes belegd. Staande<br />
voor de woning met het rijtjesnummer 33 probeer<br />
ik heimelijk een blik naar binnen te werpen. Aanbellen<br />
durf ik niet. Moet ik tegen de bewoner zeggen:<br />
'Vijfenzestig jaar geleden heb ik hier gewoond,<br />
mag ik nog eens binnen komen kijken?'.<br />
Hij zal me zien aankomen! Ik neem daarom maar<br />
aan, dat de alkoof tussen voor- en achterkamer,<br />
die tegelijk diende als slaapkamer voor een logé<br />
die komen mocht en als bergkamer voor alles-ennog-wat,<br />
wel bij de aanliggende kamers getrokken<br />
zal zijn. En de keuken heeft natuurlijk ook een<br />
heel ander aanzien dan destijds. Toen we er kwamen<br />
wonen deugde het granito aanrechtblad niet.<br />
Vader vroeg een granietwerker om raad. Die verscheen<br />
en bleek een Italiaan te zijn met een imposant<br />
stuk gereedschap onder de arm. Met de<br />
moker gaf hij een zodanig fikse dreun op het aanrecht,<br />
dat er een boeiend lijnenspel aan scheuren<br />
te bewonderen viel. 'Elemale nikse waard', was<br />
zijn conclusie, 'moete nuwe gemaak wor'. Een<br />
oplossing die zelfs voor mij voor de hand lag.<br />
Voor hij aan het karwei begon, bond hij bij wijze<br />
van schort een cementzak om zijn middel en zijn<br />
vriendelijke zuidelijke oogjes in mijn richting<br />
wendend, zei hij: 'Ikke net diensmeissie'.<br />
Het primitieve 'huuske', zoals wij het bleven<br />
noemen, is nu ongetwijfeld omgebouwd tot een<br />
keurig betegelde ruimte waarin de bank met het<br />
gatdeksel en het eronder geschoven tonnetje door<br />
een modern watercloset zijn vervangen. Dat volle<br />
tonnetje werd op gezette tijden door personeel<br />
van de gemeentereiniging gehaald en tegen een<br />
lege omgewisseld. De tonnetjesmannen kwamen<br />
daartoe met paard en wagen voorrijden. Op een<br />
van hun schouders rustte een leren zadel, dat met<br />
een riem over borst en rug op z'n plaats werd<br />
gehouden. Ze slingerden de ton met inhoud op<br />
dat zadel, droegen die met één arm rechtop houdend,<br />
via keuken, kamer, gang en voordeur<br />
behoedzaam naar de wagen om vervolgens, met<br />
eenzelfde manoeuvre een leeg exemplaar terug te<br />
plaatsen. Een keer heb ik het mis zien gaan. Bij de<br />
buren nog wel. De stakker - mijn god, je zult maar<br />
gebukt onder tonnen met stront je schrale dagelijkse<br />
boterham moeten verdienen! - de stakker<br />
dus gleed uit over een gangmatje en de toninhoud<br />
spatte uiteen op de vloer en tegen de wanden. Het<br />
zou je maar gebeuren! Of je bewoner was of tonnetjesman,<br />
't was voor beiden even erg. Wie de<br />
troep heeft opgeruimd, weet ik niet. 't Lijkt me een
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
taak voor diezelfde gemeentereinigingsdienst te<br />
zijn geweest.<br />
Vader was bij de spoorwegen en - zoals bij dat<br />
bedrijf niet ongebruikelijk - overgeplaatst van ons<br />
vertrouwde Heerenveen naar Zwolle. Wij, en<br />
vooral mijn moeder en ik, voelden ons vreemdelingen<br />
toen we onze intrek namen in het rijtjespand<br />
nummer 33 in de Verenigingstraat. Mijn<br />
ouders hadden het huis gehuurd, nadat een<br />
opdringerige 'makelaar' hen half Zwolle had<br />
rondgeleid met als doel bezichtiging van woningen<br />
met een aan de deurpost getimmerd bordje 'te<br />
koop ofte huur'. Er moet weinig keus in de kleine<br />
provinciestad zijn geweest en het moest natuurlijk<br />
ook van een vast spoorsalaris betaalbaar zijn. En<br />
zo was uiteindelijk genoegen genomen met Verenigingstraat<br />
33.<br />
Al op de dag van aankomst - de inboedel<br />
kwam met een spoorwagon na - realiseerden we<br />
ons dat wij ons als Friese plattelanders aan het<br />
Zwolse stadsleven zouden moeten gewennen.<br />
Vader sprak redelijk Hollands - 'Hooghaarlem-<br />
merdijks' werd in Friesland spottend gezegd -<br />
moeder sprak gemengd, ofwel veel Fries en weinig<br />
Hollands en ik had nooit anders dan Fries gesproken.<br />
Tijdens het gedoe van het verhuizen vonden<br />
we gelukkig aanspraak bij het gezin van een collega<br />
van vader die verderop in de straat woonde.<br />
Ook Friezen. Volgens moeder moet ik daar al zeer<br />
vroegtijdig het verlangen naar het vertrouwde<br />
Heerenveen terug te keren kenbaar hebben gemaakt.<br />
Verscholen onder de eettafel zou ik hartstochtelijk<br />
mijn en moeders wens hebben uitgesproken:<br />
"k Wol wer nei myn ald hüs werom'.<br />
Waarop zij mij troostte met het advies 'myn<br />
duumke' maar in de mond te steken.<br />
Later bleek er nog een baken in de Verenigingstraat<br />
te bestaan. Op de hoek met de Groeneweg<br />
dreef Brandsma een kruidenierswinkeltje. Brandsma,<br />
de naam zegt het al, was ook een Friese immigrant,<br />
nota bene afkomstig van Heerenveen. Of het<br />
zo zijn moest! Brandsma's winkel was voor ons wat<br />
nu de winkel van een Turk voor Turkse landgenoten<br />
betekent, 't Was niet alleen voor boodschappen<br />
dat moeder bij Brandsma binnenging.<br />
löl<br />
Aan initiatieven om iets te<br />
verdienen was in de crisisjaren<br />
geen gebrek. Hier<br />
heeft een fotograaf die met<br />
een paardje rondtrok, een<br />
foto gemaakt in de Papaverstraat,<br />
op de hoek met<br />
de Goudsbloemstraat<br />
(foto: Willem Boxma).
102 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Vader meende dat wij ons aan de gewijzigde<br />
onmstandigheden moesten aanpassen. Hij vond<br />
dat zulks gemakkelijker zou verlopen, als wij ons<br />
best zouden doen ons, in elk geval buiten de deur,<br />
zoveel mogelijk in het Hollands uit te drukken.<br />
Integreren dus! Hij vond het, geloof ik, een beetje<br />
gênant als wij hem op straat in ons 'boerentaaltje'<br />
aanspraken. Dat advies gold vanzelfsprekend niet<br />
bij ontmoetingen met eigen landslui. In dat geval<br />
kon hij geen Hollands woord over de lippen krijgen.<br />
Toch moesten mijn broer en ik voortaan<br />
'vader' tegen hem zeggen in plaats van het ingeroeste<br />
'heit'. Hij kreeg maar voor de helft zijn zin:<br />
hij kon de aanspreektitel 'Va' krijgen en verder<br />
gingen we niet. En wat onze moeder betreft, het<br />
ons nietszeggende 'moeder' kregen we helemaal<br />
niet door onze kelen. We weigerden ook concessies<br />
tot aan de helft te doen. Dus ook geen 'moe'.<br />
Ze bleef voor ons haar leven lang 'Mem', jawel met<br />
een hoofdletter.<br />
Mem heeft zich in Zwolle nooit thuis gevoeld. De<br />
Zwolse sfeer bleef haar vreemd en dat niet alleen<br />
vanwege het dialect, dat toen nog algemeen in de<br />
stad en daaromheen werd gehoord. We waren<br />
gewend geweest, dat familie, buren, kennissen en<br />
leveranciers en ander goed volk vrijelijk door de<br />
achterdeur binnenkwam. Hier was het anders.<br />
Hier was achterom gaan niet mogelijk. Moest je<br />
bij iemand zijn, dan hoorde je aan de voordeurbel<br />
te trekken of op een knopje te drukken en te wachten<br />
tot er iemand in de deuropening verscheen.<br />
Mem vond het echt erg, als op het bellen of schellen<br />
niet eens de deur geopend werd en zij via een<br />
piepklein luikje dat ook nog eens beveiligd was<br />
met kruiselings traliewerk, waarachter het gelaat<br />
van de bewoner of bewoonster ternauwernood<br />
zichtbaar was, te woord werd gestaan. Ze voelde<br />
zich dan zo ongeveer als een non die haar bezoek<br />
niet verder mocht toelaten dan tot de kloosterpoort.<br />
In zo'n situatie - zij soms bij regen en kou<br />
op de stoep, vóór het luikje, en de ander beschut<br />
achter het traliewerkje - kon de conversatie soms<br />
lange tijd in beslag nemen.<br />
Het lieve mens heeft naar 'Fryske groun'<br />
terugverlangd zolang ze in de hoofdstad van <strong>Overijssel</strong><br />
heeft gewoond, voortdurend levend in de<br />
hoop dat ze eens naar het Heitelan kon terugkeren.<br />
Het is er nooit van gekomen. In 1956 werd ze<br />
zwaar ziek overgebracht naar een specialistisch<br />
ziekenhuis in Amsterdam. Ze stierfin die veel grotere<br />
stad. Een stad waarin ze tijdens haar leven<br />
nooit een stap heeft gezet.<br />
Wij kinderen, waren soepel genoeg om ons bij het<br />
Zwolse leven en het daarbijbehorende 'taoltien' en<br />
bij de kinderen in de straat en op school aan te<br />
passen. We speelden voetbal op straat. Ja, wat<br />
speelden we op straat niet? We hoepelden, we hinkelden,<br />
we tolden, we reden auto met het onderstel<br />
van een afgedankte kinderwagen.<br />
Voetballen op straat deden we als er geen 'tute'<br />
in zicht was, want 't was verboden. Je moest dus<br />
wel op je qui-vive zijn. De bal was self-made, een<br />
prop van samengeperste kranten, bijeengehouden<br />
door een strakgespannen touwtje of rekbare ringetjes<br />
geknipt uit een afgedane binnenband van<br />
een fiets. Het nadeel was dat de nepbal niet stuiten<br />
kon, niet weerbestendig was en maar een beperkte<br />
gebruiksduur had. Waarom geen echte bal? Die<br />
waren toen misschien nog niet te koop en als dat<br />
wel het geval was, waren ze hoogstwaarschijnlijk<br />
te duur voor ons gewone jongens.<br />
Voetballen met een 'echte' bal, dat wil zeggen<br />
een die van leer was, kon je alleen doen door je bij<br />
een voetbalclub aan te sluiten. Je kon kiezen tussen<br />
PEC, ZAC en Zwolsche Boys, tussen welke aanhangers<br />
een danige rivaliteit heerste. Mijn broer<br />
en ik waren voor PEC, dat in de eerste klasse van de<br />
competitie speelde. Was het lot een seizoen lang<br />
PEC onwelgevallig geweest en was de club veroordeeld<br />
tot degradatie naar de tweede klas, dan kon<br />
je er op rekenen dat de jeugdige fans van ZAC en<br />
Zwolse Boys je de dag na de rampzalige zondag,<br />
niet zonder leedvermaak, nazongen:<br />
P.E.C., daar ga je<br />
Naar de tweede klas,<br />
Omdat er in de e-e-e-r-s-t-e<br />
Geen plaats meer voor je was!<br />
Voetballen was niet onze enige favoriete sport. Zo<br />
nu en dan gingen we naar de wielerbaan achter<br />
café-uitspanning Urbana aan de Almelose straatweg.<br />
Ik heb er het succesvolle koppel Pijnenburg-<br />
Wals, winnaars van de Zesdaagse, nog rondjes
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 103<br />
zien trappen. De exploitatie kon waarschijnlijk op<br />
den duur niet uit. Na een niet al te lang bestaan<br />
werd de kostbare velodroom dan ook afgebroken.<br />
Met het begin van de jaren dertig was de alom<br />
gevreesde crisis doorgebroken en menigeen ging<br />
de gevolgen aan den lijve ondervinden. Het aantal<br />
stempelaars groeide. Veel werklozen probeerden<br />
een centje extra te verdienen. Dat diende met<br />
voorzichtigheid te gebeuren, want het moest<br />
natuurlijk meestal buiten 'de steun' en de werkverschaffing<br />
om. De controle op het onwettig bijverdienen<br />
was streng en onberekenbaar. Velen<br />
werden gedwongen tot arbeid waarvoor ze helemaal<br />
de opleiding niet hadden of waarvoor ze<br />
altijd de neus hadden opgehaald.<br />
En wie bijvoorbeeld muziek in het openbaar<br />
ten gehore wilde brengen, had daarvoor bovendien<br />
een gemeentevergunning nodig. Nog zie ik<br />
die stumperd van de Assendorperstraat de Verenigingstraat<br />
binnenkomen. Hij was als keurig burgerman<br />
gekleed en moet, neem ik nu aan, kantoorbediende<br />
zijn geweest. Maar hij kan even goed<br />
een werkloos musicus geweest zijn. Dat was zelfs<br />
waarschijnlijker, ook al bespeelde hij een simpele<br />
blikken fluit en beperkte hij zich tot de populaire<br />
melodietjes van die dagen. Onrustig hield hij,<br />
onderwijl schelle tonen uit zijn instrument blazend,<br />
de blik op de huisdeuren en straathoeken<br />
gericht. Af en toe onderbrak hij het spelen om de<br />
toegeworpen munten - meestal centen en een<br />
enkele keer een twee-en-halve-cents-stuk - van de<br />
straat te rapen. Op een dag was de fluitspeler nauwelijks<br />
de eerste huizen gepasseerd, had hij amper<br />
de eerste regels van het volgende nummer verwerkt,<br />
of daar bewoog de straatagent zich statig en<br />
vooral autoritair op zijn rijwiel de straat iri en verraste<br />
de fluitist in zijn muzikale activiteit. Deze<br />
onderkende bliksemsnel het aankomend onheil<br />
en terwijl een verlate cent aan zijn voeten voortrolde,<br />
staakte hij zonder omhaal zijn recital, liet<br />
het instrument onder zijn jas verdwijnen en liep<br />
onverschillig door alsof hij doodgewoon een wandelingetje<br />
maakte. Jammer, vergeefs. De hooggezeten<br />
'tute' van de Zwolse politie haalde hem in.<br />
Even verwachte ik nog, dat het mededogen het<br />
van het plichtsbesef zou winnen. Maar nee, de tragedie<br />
moest zijn loop hebben. Het gezag, zetelend<br />
op het rijwielzadel, één voet op de stoeprand, de<br />
ander steunend op een pedaal, graaide tergend<br />
langzaam een boekje uit de binnenzak van het<br />
uniform. Heeft meneer een vergunning om<br />
muziek in het openbaar ten gehore te brengen?<br />
Nee, meneer kan geen vergunning tonen. Spijtig,<br />
maar dan is meneer in overtreding. Zou de<br />
opbrengst van een dag clandestien fluiten de boete<br />
gedekt hebben? En zou er iets zijn overgebleven<br />
voor vrouw en kindertjes? Merkwaardig dat die<br />
vraag mij zestig jaar later nog kan bezighouden.<br />
Uiteraard kwamen er ook muzikanten door onze<br />
straat die wel over een openbare speelvergunning<br />
beschikten en dus door de surveillerende agenten<br />
na controle ongemoeid werden gelaten. Ze hadden<br />
alvorens het begeerde papiertje in ontvangst<br />
te mogen nemen op het politiebureau voorgespeeld.<br />
Het hing dan èf van hun muzikale talent öf<br />
van het auditieve vermogen van de dienstdoende<br />
diender af, of ze de stad met hun klanken mochten<br />
opluisteren.<br />
De vader van Willem Boxma<br />
leerteen neefje fietsen<br />
voor het huis in de Papaverstraat<br />
(foto: Willem<br />
Boxma).
Willem Boxma in korte<br />
broek en hoge veterschoenen,<br />
staand voor de deur<br />
van school X aan de<br />
Molenweg. Op de lei staat<br />
'Herinnering aan mijn<br />
schooljaren 1932-1933'<br />
(foto: Willem Boxma).<br />
104 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Bekend en vooral geliefd bij kinderen was<br />
Ome Keessie, al of niet genoemd naar een populaire<br />
radiofiguur. Hij droeg een gitaar bij zich met<br />
aan de hals van het instrument een omhoogstekende<br />
spaak. Aan het eind daarvan was een mondharmonika<br />
geklemd, zo hoog dat die precies de<br />
mond van de speelman bereikte. Op die manier<br />
kon Ome Keessie, van wie de burgerlijke standnaam<br />
mij nooit bekend is geworden, tegelijk blazen<br />
en pingelen. Kinderen zagen hem graag<br />
komen en hij genoot zichtbaar als hij, ietwat gebogen<br />
naar het grut, zijn melodietjes liet horen; vaak<br />
waren het kinderliedjes die volop werden meegezongen.<br />
Nog milder werd zijn glimlach als vertederde<br />
moeders van hun waardering voor het<br />
geboden tafereel in klinkende munt deden blijken.<br />
Was alles van de straat geraapt, dan zwaaide hij<br />
zijn hoed ten afscheid en trok verder met een stoet<br />
kinderen achter zich aan, gelijk de rattenvanger<br />
van Hameln.<br />
Een meer zeldzame figuur in het muzikale straatwerk<br />
was de zonderling die langs kwam met een<br />
kleinschalig orkest aan zijn lijf. Op zijn hoofd<br />
droeg hij een metaalachtige punthoed waarop in<br />
drie omgangen belletjes waren gemonteerd. Op<br />
zijn rug torste hij een grote trom waarvan het slaghout<br />
met een koord met een van zijn hielen was<br />
verbonden. Tussen beide handen drukte hij een<br />
trekharmonika open en dicht. Zijn hoofd schuddend,<br />
zijn voet zo nu en dan naar voren schoppend<br />
en met zijn vingers de knoppen van de harmonika<br />
beroerend, ontstond - achteraf bezien verbazingwekkend<br />
- een op elkaar afgestemd samenspel. En<br />
dan presteerde de man het ook nog erbij te zingen.<br />
Als iemand op een openbare speelvergunning aanspraak<br />
mocht maken, was hij het wel.<br />
Een echte band was die van het groepje Volendammers.<br />
Nou, Volendammers? Ze droegen in<br />
elk geval Volendamse kostuums. Twee mannen<br />
sleepten een drumstel met zich voort. Met de<br />
haast vanzelfsprekende accordeon, soms twee of<br />
drie, een trompet, vaak nog een viool of een ander<br />
instrument erbij, stelde het straatorkest zich op<br />
rond het drumstel op de stoep en begon zijn<br />
muzikale kunnen ten beste te geven. Eén hunner<br />
zong door de spreektrompet de bekende liedjes<br />
van die jaren -je zag zijn mond aan de binnenkant<br />
achteraan open en dicht gaan -, terwijl een Volendams<br />
vrouwtje compleet in witte klompjes met de<br />
mand langs deuren en omstanders ging.<br />
De kleine muziekkunst is van de straten verdwenen;<br />
om van de individuele straatzanger niet<br />
te spreken. Zelfs het gekras van de ratel waarmee<br />
de vuilnisman de komst van de afvalkar aankondigde,<br />
wordt niet meer gehoord.<br />
Wie had geld in de magere dagen van de jaren dertig?<br />
Menigeen kwam in de schulden: huurschuld,<br />
huurkoopachterstand, onbetaalde rekeningen. In<br />
de stad reed een man op een fiets rond. Hij was in<br />
dienst van een kantoor dat het innen van achterstallige<br />
betalingen op zich had genomen. De invorderaar<br />
stond in de stad spoedig bekend als 'de man<br />
met de rode pet', naar het hoofddeksel dat hij
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 105<br />
droeg. De rode pet gaf letterlijk kleur aan zijn<br />
functie. Waar de rode pet verscheen wist iedereen<br />
de schade en schande van hem of haar die ook na<br />
herhaalde aanmaningen in gebreke bleef te betalen.<br />
En wie nog niet op de lijst van de rode pet<br />
stond, kon zich gewaarschuwd achten en zien hoe<br />
zo iemand werd aangepakt.<br />
Op zekere dag - schrijven we 1934 of daaromtrent?<br />
- kwam de man met de rode pet de Verenigingstraat<br />
in rijden. Wij jongens, maar zeker de<br />
ouderen zagen hem, over wie al zoveel gerucht<br />
vooruit was gegaan, komen. Iedereen vroeg zich af<br />
wie in onze straat het fenomeen op zijn orderbriefje<br />
had. Hij stapte af bij de woning van twee<br />
samenwonende oudere dames en trok aan de<br />
koperen deurbelknop. Toen er niet gereageerd<br />
werd, deed hij dat nog eens en nog eens. Toen<br />
zagen wij, de buurtgenoten, die in een kring de<br />
loop van de gebeurtenis volgden, boven een raam<br />
openschuiven. Een arm stak naar buiten, de hand<br />
eraan omvatte een pot met geranium. Gejoel ging<br />
op uit de omstanders die begrepen wat ging<br />
gebeuren. De hand liet de pot met plant los en die<br />
kwam welgericht op de argeloos wachtende rode<br />
pet terecht. Uit die richting hoefde hij beslist geen<br />
betaling, en zeker niet in natura, te verwachten.<br />
Nadat hij zijn petje had afgeklopt, pakte hij vliegensvlug<br />
zijn fiets en verdween naar een volgende<br />
klant.<br />
Na enkele jaren Verenigingstraat verhuisden we<br />
naar de Papaverstraat. We waren de eerste bewoners<br />
van een gloednieuw huis, nummer 14. We<br />
konden ons geluk en ons comfort niet op. Een<br />
huis zonder tonnetjesprobleem, maar met een<br />
'huuske' dat je met gerechtvaardigde ijdelheid een<br />
De tweede of derde klas<br />
van de lagere school aan de<br />
Molenweg, omstreeks 1933.<br />
Achter in de klas staat juffrouw<br />
Viehof (foto: Willem<br />
Boxma).
io6 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
'toilet' mocht noemen. Op de dag van verhuizing<br />
instrueerde vader ons de werking. Als je je, als jongen<br />
zijnde, tot een kleine beperkte, deed je de zitting<br />
- een bril heette dat - omhoog, bij een grote<br />
kon die op z'n plaats blijven. Als je klaar was, zo<br />
sprak vader, trok je aan het touw met de knop aan<br />
het eind en dan gebeurde het wonder. Reutelend<br />
kwam water te voorschijn dat de hele santekraam<br />
in een krachtige stroom wegspoelde. Een wonder<br />
van techniek dat ik nooit tevoren had beleefd. En<br />
het wonder werd bovenwonder toen ik hoorde dat<br />
de bak boven de pijp zich helemaal uit zichzelf<br />
weer met water vulde. Klaar voor een volgende<br />
reiniging, 't Was niet te geloven. We voelden ons<br />
opeens tot de elite behoren in dat huis met het<br />
watercloset, de grote ramen aan de straatkant,<br />
liefst vier slaapkamers en een tuin voor en achter.<br />
Zelfs moeder begon iets goeds te zien in Zwolle!<br />
Van de vriendjes in de Papaverstraat herinner<br />
ik mij alleen Henkie. Hij woonde in het huis recht<br />
tegenover het onze. Henkie's ouders waren katholiek.<br />
Zeg maar rustig: ze waren roomser dan de<br />
Paus. Tegenwoordig kom je dat nog maar zelden<br />
tegen. Ga maar na. Zie je in Zwolle's straten nog<br />
de paters Dominicanen lopen, twee aan twee, voeten<br />
in sandalen en de handen gevouwen onder<br />
hun zwart-op-witte pijen? Nee toch? En de zwart<br />
gecamoufleerde nonnen, het gelaat spiedend<br />
onder witte hardgesteven kappen, vele malen<br />
meer afgeschermd van de wereld dan een merrie<br />
met oogkleppen. Tegenwoordig kun je niet eens<br />
meer zien dat het paters en nonnen zijn. Een specifiek<br />
beeld gaf het wel aan de stad.<br />
Terug naar Henkie, van wie ik zei dat het gezin<br />
waartoe hij behoorde, het goede roomse leven<br />
leefde. Zijn vader deed altijd gedwee zijn hoedje af<br />
als hij, te voet of op de fiets, de deur van een<br />
katholieke kerk voorbij ging; een eerbetoon aan<br />
hetgeen achter de zware deur was opgesteld.<br />
Henkie had bij mij thuis mijn boeken gezien.<br />
Boeken die hem enorm boeiden, temeer omdat<br />
die bij hem thuis niet werden getolereerd. Ze werden<br />
trouwens ook geweerd uit het bibliotheekje<br />
van onze lagere school. De gezapige Dik Tromboeken<br />
konden er mee door, maar avonturen van<br />
schalkjes als Pietje Bell bepaald niet; die zouden<br />
ons op het verkeerde pad brengen. Henkie ver-<br />
slond dan ook de schelmenstreken van Pietje Bell<br />
en consorten op mijn kamertje. Omdat hij de verschillende<br />
uitgaven bij mij thuis onmogelijk kon<br />
uitlezen, smokkelde hij ze verstopt onder zijn<br />
bloes zijn ouderlijk huis binnen. Eens beloofde hij<br />
mij spannende lectuur aan mij te zullen uitlenen.<br />
Wat Henkie mij enkele dagen later tot lering<br />
en vermaak bezorgde, ging mijn pril religieus<br />
voorstellingsvermogen ver te boven. Er was weinig<br />
tekst in te verteren: illustraties destemeer.<br />
Prentjes waarop Onze Lieve Heer stond, getooid<br />
met een weelderige diepzwarte baard, reikend tot<br />
onderaan een smetteloos glanzende jurk. En in<br />
zijn nabijheid natuurlijk altijd de jongensachtige<br />
Jezus met vleugels op de rug van wat ik als een<br />
nachtjapon zag, de handjes gevouwen en de nimbus<br />
flonkerend achter een wildbehaard hoofd.<br />
Om hem heen fladderden engeltjes, gezegend met<br />
dikke billetjes en doorvoede buikjes. Ik vroeg me<br />
af hoe die tere vleugeltjes zulke bovengewichtse<br />
kindertjes in de lucht, en nog hoger tot in de<br />
hemel, konden houden. De bijschriften waren<br />
kennelijk bedoeld om de met verleiding bedreigde<br />
jeugd op het kuise pad te houden, tot aan de dag<br />
waarop ze in gezelschap van de twee heilige figuren<br />
zich met hun hapgrage billetjes en rijstbuikjes<br />
onder twee vlerken in een eeuwig leven mochten<br />
laten voortwiegen.<br />
Ik heb de boekjes netjes aan Henkie teruggeven.<br />
Ik had ze heel mooi gevonden, zei ik maar.<br />
Henkie vroeg of hij mijn boeken nog even mocht<br />
houden. Er was niet zoveel gelegenheid tot rustig<br />
lezen, zei hij. Doordat we later opnieuw verhuisden,<br />
verloor ik Henkie uit het oog. Jaren later, op<br />
de dag van Zwolles bevrijding in april 1945, zag ik<br />
hem plotseling terug. Hij droeg een blauwe overall<br />
en om één van zijn armen een band waarop de letters<br />
BS, Binnenlandse Strijdkrachten dus. Over<br />
zijn schouder bungelde wat onwenning een stengun.<br />
Dat mijn Pietje Bells tot Henkies onmiskenbare<br />
moed zouden hebben bijgedragen, lijkt me<br />
overdreven. Maar toen hij mij van onder een voor<br />
zijn hoofd iets te grote helm herkende en amicaal<br />
een hand tegen me opstak, drong een onweerstaanbare<br />
gedachte zich aan mij op: 'Verrek, hij<br />
heeft altijd mijn Pietje Bells nog'.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 107<br />
Een van mijn loopjes door Zwolle leidt bijna<br />
steeds door de Molenweg, waaraan mijn goede<br />
oude lagere school gelegen is. Het gebouw doet<br />
weer dienst als school. Binnen zal wel een en ander<br />
zijn aangepast. De twee zwart geverfde traliehekwerken<br />
aan weerszij van het schoolgebouw die<br />
vroeger de beide speelterreinen van de straat afsloten<br />
- links voor de kleintjes en rechts voor de<br />
hogere klassen - zijn blijven staan.<br />
Op mijn tenen door de hoge vensters glurend,<br />
verwacht ik de houten schoolbanken ordelijk in<br />
de afgemeten rij te zien. Een ijdele hoop. Dat meubilair<br />
van toen, doelmatig voorzien van een gleuf<br />
voor potlood en kroontjespen en het metalen<br />
schuifje waaronder het inktpotje was verborgen, is<br />
natuurlijk als ouderwets opgeruimd. De robuuste<br />
met kachelglans opgepoetste kachel - 's winters in<br />
de vroegte door de werkster opgestookt - waarboven<br />
we onze handen warmden en de wanten<br />
droogden, heeft zijn plaats moeten afstaan aan een<br />
radiator van de centrale verwarming. De schoolborden,<br />
toen zo bijdetijds omdat ze aan de wand<br />
toegeklapt en omhoog en naar beneden getrokken<br />
konden worden, zijn weg.<br />
En waar is de grote kaart van Nederland gebleven?<br />
Die met elke provincie in een eigen kleur.<br />
Waarom Friesland met zijn weilanden en Limburg<br />
zijn heuvels in lila waren gekleurd en het met<br />
heide bedekte Drente juist weer in groen is mij<br />
nog altijd duister. En wat had ik graag de indrukwekkende<br />
platen met Jetses' visie op 'De inname<br />
van Dorestad door de Noormannen' en zeker 'De<br />
schandalige moord door de ontrouwe edelen op<br />
Floris de Vijfde' nogmaals aandachtig bekeken. Ze<br />
hangen er niet meer. Dat 'Een pasar op Java in<br />
Nederlandsch Oost-Indië' er niet meer prijkt,<br />
daar kan ik vree mee hebben. Want Indië, ons<br />
Indië welteverstaan, ligt verder weg dan ooit, ook<br />
al is de reisduur korter geworden.<br />
Hoe dicht de kolonie, dichterlijk de 'gordel<br />
van smaragd' genoemd, vroeger bij ons lag, was te<br />
vernemen in de zangles. Vaderlandsgevoelige liederen<br />
als 'Hoe zachtkens glijdt ons bootje' en 'Op<br />
de grote stille heide' werden aan de hand van een<br />
bekend zangbundeltje afgewisseld met droefgeestige<br />
melodieën afkomstig uit 'onze kolonie',<br />
bijvoorbeeld over een oude waringin in de scha-<br />
duw waarvan kolonialen en planters zich het verlaten<br />
mistige Nederland herinnerden. Sterker nog:<br />
we zongen in het Maleis nota bene! Er staan me<br />
klanken bij als 'kasian si pato-ka-an' en 'teran<br />
boelan'. Ik weet niet meer hoe je ze schrijven<br />
moet. En wat ze precies beduidden? Ik betwijfel of<br />
zelfs mijn goede meester De Mik er iets van<br />
begreep.<br />
Officieel heette de school aan de Molenweg<br />
School Tien, geschreven als School X. De X stond<br />
voor de tiende plaats in de nummering die de<br />
gemeente aanhield. Nooit sprak iemand van<br />
School Tien; je zag dat alleen op de rapporten<br />
staan. In de dagelijkse omgang werden lagere<br />
scholen genoemd naar het hoofd der school ofwel<br />
de hoofdonderwijzer, de autoriteit in de ogen van<br />
kind en ouders. Aldus werd altijd gesproken van<br />
de Willingschool, het kan ook Wielingschool<br />
geweest zijn. Ik heb meester Willing of Wieling<br />
nooit gekend. Hij was gepensioneerd of dood toen<br />
ik op School X als leerling werd ingeschreven.<br />
Namen en gewoontes hebben een taai leven.<br />
Meester Willing - ik houd het verder maar op<br />
Willing - was jarenlang aan de school verbonden<br />
geweest. En al was zijn plaats sinds jaren ingenomen<br />
door een boom van een onderwijzer met de<br />
naam Haarsma: het was en bleef de Willingschool.<br />
Eigenlijk omvatte het gebouw twee scholen.<br />
Het voorste deel - dat ook als het achterste gezien<br />
kan worden, grenzend aan de Molenweg - was de<br />
Willingschool. Het andere deel dat aan de Assen-<br />
Even uitblazen tijdens een<br />
schoolreisje in 1936. Onder<br />
toeziend oog van meester<br />
De Mik word genoten van<br />
ranja meteen rietje (foto:<br />
Willem Boxma).
De zevende klas van de<br />
lagere school op schoolreisje<br />
in 1937. Rechts op de foto<br />
staat meester Haarsma<br />
(foto: Willem Boxma),<br />
io8 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
dorperstraat lag, was een andere school en heette<br />
Nijdamschool. De grote speelplaats naast het<br />
gebouw, begrensd door Molenweg en Assendorperstraat,<br />
was terwille van orde en scheiding met<br />
een zwart puntig hek in tweeën verdeeld. Elke<br />
school zijn eigen territorium. Wat dacht u!<br />
Mijn onderwijzeres in de eerste drie klassen<br />
was 'juf Viehof. Ze was gehuwd, al wat ouder en<br />
heel lief voor ons kindertjes. Ze kon tegen de tijd<br />
van 5 december op het bord gemoedelijke Sinterklazen<br />
en grijnzende Pieten tekenen in vele kleuren<br />
pijpjeskrijt. Op een klassefoto van die dagen<br />
staat ze - als altijd innemend glimlachend - achter<br />
in het lokaal: liefdevol ons overziend die opgesloten<br />
zitten in de houten banken waarop lei, griffelen<br />
sponzedoos op gebruik wachten. Ikzelf zit<br />
overdreven rechtop, de armen over elkaar geslagen<br />
zoals destijds betamelijk was, alsof ik het nageslacht<br />
toch vooral wil laten zien hoe netjes, oppassend<br />
en gehoorzaam ik ben.<br />
Een onvergetelijke periode op de Willingschool<br />
begon, denk ik, toen ik overging naar de<br />
vierde klas en onder de leerzame hoede kwam van<br />
meester De Mik. 'Meester' zeiden we tegen de<br />
onderwijzer en niet 'meneer' en we haalden het<br />
niet in ons hoofd hem met Jan of Piet aan te spreken,<br />
zoals ik dat kinderen tegenwoordig hoor<br />
doen. De kinderen in mijn klas kwamen voor het<br />
merendeel uit de — mag ik het nog zeggen? — arbeidersklasse.<br />
De vaders waren of werkzaam in eenvoudige<br />
beroepen of werkloos. Ze woonden in de<br />
straten in en rond de Molenweg: de beide Weidjesstraten,<br />
de Lindestraat, de Tulpstraat, de Verenigingstraat<br />
en zo meer. Ik herinner mij slechts<br />
enkele namen: Jan, Maarten, Hennie, Luutje. En<br />
een Jaap, wiens vader visventer was en die elke dag<br />
naar haring stonk. Geen wonder als je voor en na<br />
schooltijd vis voor papa's kar schoonmaken<br />
moest! Dan had je nog Sjors, die ik nog voor de<br />
klas zie voorlezen en die het alsmaar over 'onjeklonje'<br />
had omdat hij met het Franse woord geen<br />
raad wist. Totdat zijn zenuwen het begaven en hij<br />
door de broekspijpen zijn plas liet lopen - 't was<br />
geloof ik toevallig ook nog op het moment dat hij<br />
het woordje 'onjeklonje' uitsprak.<br />
We kregen meester De Mik mee in de vierde, vijfde<br />
en zesde klas. De laatste klas, de zevende, de<br />
springklas naar een hogere opleiding was voorbehouden<br />
aan de hoofdonderwijzer, meester Haarsma<br />
dus. Voor meester De Mik voel ik in mijn binnenste<br />
altijd nog een warm plekje, hoewel hij een<br />
respect afdwingend, driftig, opvliegend opduveltje<br />
was. Hij was ook nog jong toen hij geroepen werd<br />
een twintigtal kinderen kennis en wijsheid bij te<br />
brengen en hij kwam, dacht ik, uit Zuid-Holland<br />
waar kinderen misschien hemelsbreed verschillen<br />
van Zwolse.<br />
Ik zat in de voorste bank, naast mijn boezemvriend<br />
Maarten, een wat gezette jongen, een Dik<br />
Trommetje en een ras-echt Zwollenaartje, dat mij<br />
elke morgen van huis haalde om samen naar<br />
school te gaan. Hij deed gewoonlijk de klep voor<br />
de briefopening in de voordeur met een klap<br />
omhoog en riep met zijn mond dicht ervoor luid:<br />
'Wimpie, kom ie met naor skoele?' Als de schooltijd<br />
voorbij was, riep hij mij in dezelfde opstelling<br />
'Wimpie, kom ie speul'n?' om mij naar buiten te<br />
lokken. Maarten was een energieke jongen, een<br />
knaap met initiatief, dat dient gezegd.<br />
Vermeld moet worden dat ik het Zwols min of<br />
meer onder de knie had gekregen, in elk geval<br />
voor extern gebruik. De meeste kinderen met wie<br />
ik omging, spraken immers Zwols! Het leven is<br />
een kwestie van aanpassen, nietwaar! Tenminste...<br />
als je ergens bij wilt horen. Nou, helemaal<br />
goed Zwols kon het natuurlijk niet worden, maar<br />
ik behielp me behoorlijk zonder al te zeer op te
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 109<br />
laten vallen dat mijn wieg in Friesland had gestaan.<br />
Toen ik eens bij De Gruijter aan de Assendorperstraat<br />
aan het winkeljufje om "n sakkien<br />
sangsaod' vroeg, ervoer ik tot mijn opluchting en<br />
vreugde dat ze me uitstekend begreep en me rap<br />
antwoordde: 'Jochien, mu'j vanaovond soms<br />
sing'n?'<br />
Terug naar de klas; naar de voorste bank waarin<br />
Maarten en ik onze plaatsen hadden. Wat de aanleiding<br />
is geweest, blijft voor mij een open vraag.<br />
Maarten moet iets hebben uitgevreten wat meester<br />
De Mik niet had behaagd. Want plotseling<br />
schoot des meesters hand uit en kreeg mijn vriend<br />
een watjekouw van jewelste tegen het linkeroor.<br />
Het scheen mij of de echo van de klap door zijn<br />
rechteroor het hoofd verliet. De Miks ogen schoten<br />
vuur. Hij was vuurrood geworden en hij liep<br />
ontdaan terug naar het onderwijzerstafeltje, alsof<br />
hij zelf van het effect van zijn omhaal was geschrokken.<br />
. 'Voor het bord', commandeerde hij mijn<br />
vriendje, 't Kwam mij voor dat zijn stem onzeker<br />
was, 'en pak 't krijt'. Maarten schoof de bank uit<br />
en zocht positie voor het uitdagende zwarte vlak.<br />
'Teken Friesland', beval meester. Maarten scheen<br />
even te twijfelen aan Frieslands model. Of hij kon<br />
niet besluiten waar te beginnen, aan zee- of landzijde.<br />
Dan ging zijn hand met het krijtje tussen de<br />
bevende vingers omhoog en een ononderbroken<br />
lijn tekende zich wit af tegen de zwarte ondergrond.<br />
En waarachtig, 't leek of het vertoonde ontwerp<br />
inderdaad Friesland was, de provincie waar<br />
ik mij zo verwant mee voelde. En wie zou in de<br />
klas beter over de kaart kunnen oordelen dan ik?<br />
Mij werd niets gevraagd! En toch, en toch er was<br />
iets in de geboden cartografie wat mij niet beviel.<br />
Van Staveren uit strekte zich een buitengewoon<br />
omvangrijk, haast angstwekkend schiereiland uit<br />
dat reikte tot bijna aan Terschelling en vandaar<br />
terugliep naar Frieslands kust, bij Workum, Makkum,<br />
Hindelopen of daaromtrent. Meester bevestigde<br />
mijn vermoedens. Er was iets mis. 'Zit er een<br />
slurf aan Friesland?', vroeg hij geïrriteerd. Ook<br />
Maarten begreep dat er geen overeenkomst tussen<br />
Friesland en een olifant kon bestaan. Aarzelend<br />
dook hij het borsteltje uit het krijtbakje op en wis-<br />
te de helft van het schiereiland, terwijl hij zijn blik<br />
wanhopig vragend op meester gericht hield. Frieslands<br />
kaart had nu iets van een varkenskop gekregen,<br />
vond ik. Toevallig vond meester dat ook. 'Ga<br />
maar zitten', ordonneerde hij Maarten. 'Wim, jij<br />
naar voren!' Met knikkende knieën trad ik voor de<br />
varkenskop in krijt. Ik wist niet goed raad met<br />
deze wel heel bijzondere weergave. Had Friesland<br />
nu wel of niet bij Staveren of Workum een uitwas?<br />
Een minuut verstreek. Toen sprak meester.<br />
'Hangt er zo'n bult aan?', vroeg hij. Korzelig klonk<br />
zijn stem nog wel, maar toch ook rustiger, milder.<br />
Toen begreep ik, dat de fout in die varkenssnuit<br />
zat die meester voor een bult aanzag. Bevrijd van<br />
angst en onzekerheid pakte ik de bordborstel en<br />
veegde resoluut Friesland in model, met een vrije<br />
zee voor Staveren, Workum, Makkum en Hindelopen.<br />
Enkele maanden later vertrok Maarten. Naar<br />
Tilburg. Omdat zijn vader die op de Centrale<br />
Werkplaats van de Spoorwegen werkte, daarheen<br />
was overgeplaatst. Eerst in 1965 ontmoette ik hem<br />
weer; bij toeval, nadat ik in de krant over hem<br />
gelezen had. Maarten was burgemeester geworden,<br />
op dat moment de jongste burgervader van<br />
Nederland! Van Roden en dat dorp ligt niet ver<br />
van dat vermaledijde Friesland.<br />
In de laatste klas, de zevende van School X, deelde<br />
meester Haarsma de lakens uit. Hij stoomde mij<br />
klaar voor het toelatingsexamen voor de Rijks<br />
Hogere Burgerschool. Ik heb mij in dat ene jaar<br />
minder gelukkig gevoeld dan in de drie jaar bij<br />
meester De Mik. Ik had wat tegen meester Haarsma<br />
en omgekeerd had ik het gevoel dat 'het hoofd<br />
der school' iets tegen mij had. Hij was fors van<br />
postuur en uit zijn opvallend grote hoofd kon hij<br />
een donderend geluid laten horen. Kortom, hij<br />
was een man die ontzag inboezemde, 's Morgens<br />
arriveerde hij bij de school op een rijwiel - met<br />
recht een rijwiel en geen fiets - dat helemaal op<br />
zijn figuur en methode van op- en afstappen vervaardigd<br />
scheen.<br />
Meester Haarsma presenteerde zich in de klas<br />
in twee functies, te weten die van onderwijzer, wat<br />
normaal was, en die van reserve-officier, wat irrelevant<br />
was. Als zich maar even een gelegenheid
110 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
voordeed, meestal het laatste lesuur op zaterdag,<br />
werden wij geïnformeerd over militaire rangen, de<br />
landweer waarbij hij was ingedeeld, schietposities<br />
en trouw aan koningin en vaderland.<br />
Er moet natuurlijk een verklaring zijn voor de<br />
spanning tussen mij als onderdanige schooljongen<br />
en de overheersende hoofdonderwijzer. Midden<br />
jaren dertig, en van die tijd spreek ik, verwierf<br />
Louis Davids algemene bekendheid. Zijn revues<br />
werden druk bezocht en ook ik ontkwam niet aan<br />
een zekere verering voor de zanger met zijn<br />
typisch Amsterdams accent en zijn liedjes over de<br />
gewone man - jawel, die met dat confectiepakkie<br />
an bijvoorbeeld. Ook zijn radio-optredens trokken<br />
duizenden luisteraars. Hij zong zijn populaire<br />
liedjes met wat hese stem. Iedereen kende ze, zo<br />
niet de hele tekst dan wel de eerste regels.<br />
De indruk die de humorist op mij maakte, was<br />
zo diep dat ik hem ging imiteren. Ik dacht zelfs dat<br />
ik daarin bijzonder slaagde. Op mijn gehoor afgaande<br />
meende ik, hoe arrogant voor een kleine<br />
jongen, praktisch geen verschil te horen tussen het<br />
zangtalent van Davids en dat van mij, voorzover je<br />
natuurlijk van talent kon spreken. Ik kende de teksten<br />
van al zijn succesnummers. Uit het hoofd<br />
geleerd uit een liederenbundeltje dat in die dagen<br />
op de markt voor een dubbeltje werd verkocht.<br />
Niet alleen liedjes van Davids stonden er in, ook<br />
nummers van Willy Derby, Kees Pruis, Louis Noiret<br />
en Louis Bandy en wie maar meer via de luidspreker<br />
op ons insprak en -zong. Een imitator<br />
vraagt om publiek en op het schoolplein was ik<br />
dan ook spoedig de gevierde jongen, die met de<br />
dag ijdeler werd en zichzelf al de plaats van Davids<br />
op het toneel en achter de microfoon zag innemen.<br />
Mijn imitatietalent droeg echter bij tot een<br />
verslechterende relatie tussen meester Haarsma<br />
en mij. Dat kwam zo. Een snotneus, enkele banken<br />
achter mij, was een keer zo leuk om de vinger<br />
omhoog te steken. 'Wat is er Japie?'. Ik noem hem<br />
maar Japie, want ik weet zijn naam niet meer.<br />
'Wimpie kan zo mooi Louis Davids nadoen,<br />
meester'. 'Is dat zo Wim, laat dan eens horen jongen'.<br />
En daar zat ik, niet wetend hoe te kijken.<br />
Radeloos. Verbolgen keek ik naar de knaap die mij<br />
zonder voorafgaand overleg had aangebracht.<br />
Helaas, meesters ogen deden mij beseffen dat er<br />
geen ontkomen aan was. Met trillende stem, die<br />
niets meer van Louis Davids weg had, zong ik van<br />
de bollen waarvan je sprakeloos geniet als je al die<br />
mooie kleuren ziet. Bleef het daar maar bij. Een<br />
paar weken later wees Haarsma mij weer aan.<br />
'Laat Davids nog eens horen, Wim' en dan draaide<br />
ik de olieman weer eens af of het gedoe met koffie<br />
en broodjes op het strand van Zandvoort aan Zee.<br />
De terugkerende vraag ontaardde op den duur in<br />
een bevel waar ik maar gevolg aan diende te geven.<br />
Totdat ik het vertikte om ook nog maar één<br />
nummer van Davids' repertoire weg te geven. De<br />
bollen, de olieman en de broodjes met koffie en de<br />
hele verdere santenkraam van Davids kwamen<br />
mijn strot niet meer uit. Toen liet de hoofdmeester<br />
zich kennen. Hoofden der school en reserveofficieren<br />
hebben kinderachtige karaktertrekken.<br />
Misschien komt dat doordat ze beiden te maken<br />
hebben met jongens die ze naar hun hand kunnen<br />
zetten. Dat dacht ik toen en dat denk ik nog.<br />
Meester Haarsma ging me pakken. Als op mijn<br />
school- of huiswerk of op mijn gedrag ook maar<br />
iets aan te merken viel, dreef hij de spot met mijn<br />
imitatietalent. 'Hou jij je maar bij je bollen', zei hij<br />
dan, 'of bij je olieman.' Waarna hij op zijn manier<br />
Davids nadeed, meestal peuterend in zijn neus.<br />
Dat was zo zijn gewoonte. Hij kende echter de<br />
woorden van de liedjes niet en zong in de plaats<br />
daarvan honend van 'jè-jè-jè'. Flauwe kerel!
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 111<br />
Een gildebeker van het Zwolse hoedenmakersen<br />
bontwerkersgilde<br />
Het Provinciaal <strong>Overijssel</strong>s Museum bezit<br />
slechts weinig voorwerpen die te maken<br />
hebben met de Zwolse gilden. In de vorig<br />
jaar ingerichte semi-permanente expositie 'Zwolle<br />
in bedrijf zijn deze geëxposeerd. Het gaat om een<br />
met leer overtrokken kistje van het St. Lucasgilde,<br />
enkele draagtekens van het timmermansgilde, het<br />
kramersgilde en mogelijk het schuttersgilde, een<br />
staf van het tappersgilde, een groot aantal gildepenningen,<br />
voornamelijk van het glazenmakersgilde,<br />
de koperen platen, waarin de merken van de<br />
Zwolse zilversmeden zijn geslagen, en een gildebeker.<br />
Deze laatste beker is de enige gildebeker in de<br />
collectie van het museum. 1 Hij is vervaardigd<br />
door de zilversmid Dionisius van Hensboom voor<br />
het hoedenmakers- en bontwerkersgilde in 1726.<br />
Dit laatste blijkt niet alleen uit de inscriptie op de<br />
kelk: 'Hoedemakers En Bontwerckers Gilden<br />
Beker aangelegd A 1726', maar ook uit de jaarletter,<br />
die in het voorwerp is geslagen, een L met een 1<br />
erboven.<br />
De beker was geëxposeerd op de Geschiedkundige-<strong>Overijssel</strong>sche<br />
Tentoonstelling, die in 1882<br />
ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de<br />
Vereeniging tot Beoefening van <strong>Overijssel</strong>sch Regt<br />
en Geschiedenis in het Gouvernementsgebouw in<br />
de Diezerstraat werd gehouden. Dit stuk is eigendom<br />
van de gemeente Zwolle en bevindt zich<br />
sinds eind 1886 in het museum.<br />
Doordat zilversmid Van Hensboom voorwerpen<br />
die door beide beroepsgroepen werden vervaardigd,<br />
in de beker heeft verwerkt, doet de vorm<br />
in eerste instantie wat vreemd aan. De voet heeft<br />
de vorm van een breed gerande hoed. Deze rand is<br />
in drieën omhoog geslagen. De steel wordt onderbroken<br />
door een liggende cylinder, die een polsmof<br />
van bont voorstelt. De achthoekige verdikking<br />
van de balustervormige steel is een typerende<br />
vorm voor de eerste helft van de 18de eeuw. De<br />
kelk loopt iets uit en is, op de inscriptie na, glad.<br />
Aan de buitenzijde van de kelk zijn namen van<br />
gildeleden gegraveerd, waarschijnlijk met het jaartal<br />
waarin zij toetraden tot het gilde. Deze namen<br />
zijn, verdeeld over drie regels:<br />
Ber.Blijdenstein 1693 . Pet.V.Delden 1699 .<br />
Kor.Troost 1712. G.V.Delden 1720<br />
Her.V.Delden 1727. Ja.Go.V.Delden 1727.<br />
Da.Breethooft 1728 . Hend.V.Delden 1731.<br />
Hend.Hoijer 1731. Hend.J.V.Delden 1731.<br />
Lydie van Dijk<br />
De beker van het Zwolse<br />
hoedenmakers- en<br />
bontwerkersgilde (foto:<br />
Westerink, Zwolle).
112 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Ja.Fra.V.Delden 1731.<br />
Op de voet staat de inscriptie: Joost van Delden<br />
1756.<br />
Aangezien de bovenste regel op de kelk 'Hoedemakers<br />
En Bontwerckers Gilden Beker aangelegd<br />
A 1726' uit andersoortige letters bestaat dan de<br />
drie volgende regels en de letters van deze laatste<br />
bovendien nauwkeurig tussen horizontale lijntjes<br />
gegraveerd zijn, ligt het voor de hand aan te<br />
nemen dat deze inscripties niet gelijktijdig zijn<br />
aangebracht. De eerste regel zou direkt na het vervaardigen<br />
van de beker kunnen zijn aangebracht,<br />
de volgende drie regels in 1731 of later en de naam<br />
van Joost van Delden, voluit in tegenstelling tot de<br />
andere namen, in 1756.<br />
Van het gilde zelf, zijn geen archiefstukken<br />
bewaard. De beroepen van de vermelde personen<br />
blijken uit trouwregisters en begraafboeken. Daaruit<br />
zijn de volgende gegevens te destilleren.<br />
Berent Blijdestein<br />
beroep: hoedenmaker; trouwde in 1696, vertrok<br />
in 1732 van Zwolle naar Groningen.<br />
Peter van Delden<br />
beroep: hoedenmaker; trouwde in 1699, overleed<br />
in 1761 de namen van twee van zijn kinderen<br />
komen ook op de beker voor: Hermannus<br />
en Jan Goosen.<br />
Kornelis Troost<br />
beroep: niet bekend; trouwde in 1713 voor de<br />
tweede maal, overleed in 1740.<br />
Gerrit van Delden<br />
In het begin van de achttiende eeuw komen<br />
veel personen met deze naam voor, zonder<br />
toevoeging van beroep. Wie de op de beker<br />
vermelde persoon is, is dus niet na te gaan.<br />
Hermannus van Delden<br />
beroep: hoedenmaker; zoon van Peter van<br />
Delden, geboren in 1702, overleden in 1763<br />
Joost van Delden is zijn zoon.<br />
Jan Goosen van Delden<br />
beroep: niet bekend; zoon van Peter van Delden,<br />
geboren in 1701, overleden in 1743.<br />
David Breethooft<br />
beroep: bontwerker; hij kreeg in 1728 het kleine<br />
burgerschap.<br />
Hendrik van Delden<br />
Dit kunnen twee verschillende personen zijn:<br />
Hendrik geboren in 1704 of Hendrik geboren<br />
in 1708.<br />
Hendrik Hoyer<br />
beroep: hoedenmaker; hij kreeg in 1731 het<br />
kleine burgerschap.<br />
Hendrik Jan van Delden<br />
beroep: onbekend; geboren in 1710, vertrok in<br />
1752 naar Alkmaar.<br />
Jan Francis van Delden<br />
beroep: hoedenmaker; trouwde in 1731, overleden<br />
in 1758.<br />
Joost van Delden<br />
beroep: hoedenmaker; zoon van Hermannus<br />
van Delden, geboren in 1738, overleden in 1797.<br />
De data van de inscriptie op de kelk en het feit dat<br />
de naam op de voet voluit is geschreven, roepen<br />
een aantal vragen op. Bij vergelijking met de data<br />
uit de archiefstukken ligt het voor de hand aan te<br />
nemen dat de vermelde jaartallen het jaar weergeven<br />
waarin men lid werd van het gilde. De naam<br />
Joost van Delden springt eruit omdat hij op een<br />
andere plaats is gegraveerd en omdat hij voluit is<br />
geschreven. Werd Joost in 1756, op 18-jarige leeftijd,<br />
al lid van het gilde? Een lidmaatschap op zo'n<br />
jeugdige leeftijd is niet onmogelijk gezien het feit<br />
dat zijn vader en grootvader hetzelfde beroep uitoefenden.<br />
Zijn er tussen 1731 en 1756 geen nieuwe<br />
leden tot het gilde toegelaten? Of was het een<br />
slechte tijd voor deze beide beroepsgroepen: Kornelis<br />
Troost en Jan Francis van Delden werden<br />
respectievelijk in 1740 en 1758 'van de armen'<br />
begraven, Berent Blijdestein vertrok in 1732 naar<br />
Groningen, Hendrik Jan van Delden in 1752 naar<br />
Alkmaar. Wanneer Joost van Delden in 1756 zijn<br />
naam in de beker laat graveren, zijn, voor zover<br />
traceerbaar in de archiefstukken, alleen zijn grootvader<br />
Peter, zijn vader Hermannus en Jan Francis<br />
van Delden nog in leven.<br />
Uit de weinige archiefstukken die gevonden<br />
zijn, zijn deze vragen (nog) niet te beantwoorden.<br />
Noot<br />
1. Een andere beker is ooit als gildebeker aangezien:<br />
een Seychellennoot op zilveren voet. Zie: Zwols <strong>Historisch</strong><br />
Tijdschrift 1992,51-52.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 113<br />
Literatuur<br />
Nieuwe boeken<br />
Archeologie en Bouwhistorie in Zwolle 2 Hemmy<br />
Clevis en Jan de Jong (red.). Zwolle (gemeente<br />
Zwolle) <strong>1994</strong>.<br />
Voor een bespreking zie hieronder.<br />
M. Andreas, Inventaris van de archieven van de hogere<br />
technische school te Zwolle 1949-1986<br />
(1988). Zwolle (Christelijke Hogeschool Windesheim)<br />
1993.<br />
Bomen in Zwolle: twee wandelroutes in het<br />
centrum. Zwolle (Stichting Zwolle Groenstad)<br />
1993.<br />
W. Boxma, 'Van Amersfoort tot Zwol: historisch<br />
reizigersverkeer tussen twee steden' in: Nederlandse<br />
Historiën 1993, nr4/5.<br />
Ad Dijkshoorn en Leen de Kleine, Horreüs de<br />
Haas pad: een wandeling langs historie, architectuur,<br />
flora en fauna van het Engelse werk en<br />
Spoolderbos. Zwolle (gemeente Zwolle) s.a.<br />
[199?]<br />
J. Erdtsieck, Kerken onder druk. De Zwolse kerken<br />
in tijden van een vijandelijke bezetting. Zwolle<br />
(eigen beheer) <strong>1994</strong>.<br />
Caspar van Heel, 400 jaar gedeputeerde staten van<br />
<strong>Overijssel</strong>. Zwolle (provincie <strong>Overijssel</strong>) 1993.<br />
Hoofdlijnennotitie zorg- en welzijnsbeleid. Zwolle<br />
(gemeente Zwolle) 1993.<br />
Jubileumkrant o.b.s. Het Turfschip. 1978-1993.<br />
Zwolle 1993.<br />
H.J.H. Knoester, Berichten uit het gemeentearchief.<br />
Zwolle 1993.<br />
Serie kranteartikelen, eerder verschenen in De<br />
Peperbus.<br />
Aaje Lem, 'De Zwolse drukker Peter van Os en<br />
zijn relatie met Gheraert Leeu' in: Koen Goudriaan<br />
e.a. (red.), Een drukker zoekt publiek.<br />
Gheraert Leeu te Gouda 1477-1484 (Oudheid-<br />
kundige kring 'Die Goude') 23ste verz. bijdragen<br />
1993,184-192.<br />
Aranka Meierink, Zwolle in contrast Zwolle<br />
(Waanders) 1993.<br />
Nota volkshuisvesting 1992 en 1993. Zwolle (gemeente<br />
Zwolle) 1993.<br />
Op weg naar een betere organisatie? Hoe ver zijn we<br />
nu en wat moet anders? Zwolle (gemeente<br />
Zwolle) 1993.<br />
Fred Pfeiffer, Zwolle, een palet van stad en landschap.<br />
Twee wandelingen in en vijf fietstochten<br />
rond de stad. Zwolle (Waanders) 1993.<br />
Reacties op evaluatienotitie en concept-bmc-Zwolle<br />
Zwolle (gemeente Zwolle) 1993.<br />
J.G. Sijmons e.a., In bescheiden mate. Liber Amicorum<br />
mr. J. in 't Veld. Zwolle [s.n.] <strong>1994</strong>.<br />
J. in 't Veld heeft gewerkt als advocaat voor het<br />
Zwolse advocatenkantoor Nysingh Bitter &<br />
De Vries Robbé.<br />
Annemarleen Wiegerinck, Nieuwstraat 55 Zwolle.<br />
Geschiedenis van een huis en zijn bewoners.<br />
Zwolle (eigen beheer) <strong>1994</strong>.
114<br />
Boekbespreking<br />
Ellen Vreenegoor Archeologie en Bouwhistorie in Zwolle 2 Hemmy<br />
Clevis en Jan de Jong (red.). Zwolle (gemeente<br />
Zwolle) <strong>1994</strong>.<br />
Met daarin bijdragen van: Jan de Jong, Anton<br />
Kroes, Johan Teunis, Bert Groenewoudt, Ronald<br />
Wiemer, Pim Alders, Ruud van Beek, Harriët<br />
Wevers, Corrie Bakels, Henri Wolf, Joop Bredewold<br />
en Vincent van Vilsteren.<br />
Het is een knappe prestatie om binnen een jaar het<br />
tweede deel in de reeks over archeologie en bouwhistorie<br />
te laten verschijnen.<br />
Ook dit maal is het een goed leesbare en fraai<br />
geïllustreerde publikatie met een breed scala aan<br />
onderwerpen geworden, die allemaal te maken<br />
hebben met de gemeente Zwolle.<br />
Aardig is dat in dit boek diverse benaderingswijzen<br />
samengekomen. Archeologisch, bouwhistorisch,<br />
historisch, botanisch en dendrochronologisch<br />
onderzoek, geven de mogelijkheid tot het<br />
uitdiepen van individuele onderwerpen. Zoals het<br />
artikel van Bert Groenewoudt en Ronald Wiemer<br />
over een booronderzoek, dat voorafgaand aan de<br />
vervolg-opgraving werd uitgevoerd om inzicht te<br />
verkrijgen over de ondergrond alvorens er een<br />
spade de grond in ging. Het overzicht van kledingaccesoires<br />
en bestek, door Henri Wolf en Joop<br />
Bredewold geschreven, is een voorbeeld voor hoe<br />
verantwoord omgaan met metaaldetectors en het<br />
publiceren van de gevonden voorwerpen tot een<br />
zinvolle bijdrage aan de archeologie kan leiden.<br />
Interessant zijn ook de geïntegreerde studies,<br />
zoals bouwhistorisch en historisch onderzoek in<br />
combinatie met jaarringonderzoek uit de bijdrage<br />
van Anton Kroes en Johan Teunis. De exacte kapdatum<br />
van het hout, dat gebruikt werd in de verdiepingsvloer<br />
van het huis op het Krommejak,<br />
stemde niet overeen met de manier van bouwen,<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
die in de tweede helft van de zestiende eeuw in<br />
zwang was gekomen. Daaruit werd afgeleid dat de<br />
opdrachtgever dit huis had laten bouwen in de<br />
stijl van een oudere traditie. De bijdrage van Ruud<br />
van Beek en Vincent van Vilsteren laat zien dat<br />
archeologisch onderzoek in combinatie met historisch<br />
onderzoek nieuwe gegevens op kan leveren.<br />
De oudste resten van kasteel Voorst dateren<br />
niet uit 1280, maar zijn ouder. Op grond van de<br />
vondsten en de historische bronnen blijkt dat hier<br />
mogelijk al rond 1200 een kasteel van tufsteen<br />
stond. Soms blijken opgravingsgegevens voor<br />
meerdere uitleg vatbaar. De ontdekking van de<br />
zonnekalenders in Ittersumerbroek heeft al veel<br />
stof op doen waaien in archeologisch Nederland.<br />
Door de bijdragen van Jan de Jong, Harriët Wevers<br />
en Ruud van Beek zijn de opgravingsgegevens<br />
van de nederzetting uit de Bronstijd nu ontsloten,<br />
zodat voor- en tegenstanders zelf hun conclusies<br />
kunnen trekken. Wat hun mening uiteindelijk<br />
ook zal zijn, van groot belang is dat archeologen<br />
verder kijken dan hun neus lang is en er meer discussie<br />
op gang komt. Aardig is dat het idee van de<br />
zonnekalenders experimenteel wordt getoetst in<br />
het archeologische themapark Archeon te Alphen<br />
aan de Rijn. Een park dat ik overigens jong en oud<br />
voor een leuke dag archeologie kan aanraden.<br />
Al met al is Archeologie en Bouwhistorie 2 een<br />
boek waarin de geïnteresseerde lezer allerlei zaken<br />
van zijn gading vinden zal.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Auteurs Colofon<br />
Willem Boxma (1924) werd geboren in Heerenveen en<br />
verhuisde in 1928 naar Zwolle waar hij tot 1946<br />
woonde. Hij was achtereenvolgens bedrijfsjournalist<br />
bij de Nederlandse Spoorwegen, medewerker<br />
voor perszaken bij de Cultuurtechnische Dienst en<br />
hoofd publiciteit bij de Vereniging voor Volkshogeschoolwerk.<br />
Daarnaast schreef hij bijdragen voor<br />
diverse periodieken en boeken op historisch en toeristisch<br />
gebied.<br />
drs. Lydie van Dijk (1945) is kunsthistorica en als conservator<br />
verbonden aan het Provinciaal <strong>Overijssel</strong>s<br />
Museum.<br />
Dick Hogenkamp (1949) is arbeidsdeskundige bij de<br />
Gemeenschappelijke Medische Dienst. Hij is verknocht<br />
aan Zwolle en geeft regelmatig dia-voorstellingen<br />
over oud en nieuw Zwolle.<br />
F.Th.J. Jansen (1922) legde in 1954 zijn artsexamen af<br />
aan de Rijksuniversiteit te Groningen. Nadien was<br />
hij ruim dertig jaar huisarts te Poeldijk. Sinds juni<br />
1985 woont hij te Zwolle. Hij is vrijwillig medewerker<br />
bij het gemeentearchief Zwolle en de IJsselakademie<br />
te Kampen.<br />
Ellen Vreenegoor is waarnemend archeoloog voor de<br />
provincie <strong>Overijssel</strong>.<br />
drs. Frits David Zeiler (1949) is historicus. Hij organiseert<br />
tentoonstellingen en publiceert op het gebied<br />
van de (vooral Oost-Nederlandse) geschiedenis en<br />
archeologie.<br />
Het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift is een uitgave van de<br />
Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging en verschijnt viermaal<br />
per jaar. Leden van de vereniging krijgen het tijdschrift<br />
gratis toegezonden.<br />
Bestuur Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
J. Hagedoorn, voorzitter<br />
Tyassenbelt 28,8014 NW Zwolle<br />
E. Tijssen, secretaris<br />
David Spanjarstraat 4,8017 DD Zwolle<br />
H. Brassien, penningmeester<br />
Thorbeckegracht 3c, 8011 VL Zwolle<br />
A. Bootsma-van Hulten, B.J. Kam, I. Wormgoor, leden<br />
Secretariaat/ledenadministratie<br />
Postbus 1448, 8001 BK Zwolle, telefoon: 038-656784<br />
Financiën: girorekening Postbank: 5570775<br />
t.n.v. Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
Tarieven lidmaatschap:<br />
65+ (wonend binnen Zwolle), jeugdleden<br />
en studenten /25,oo/jaar<br />
overige leden /35,oo/jaar<br />
huisleden ƒ 7,50/jaar<br />
Redactie Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />
R. de Bree, W. Cornelissen, E.A. van Dijk, W.A. Huijsmans,<br />
M. van der Laan, J.C. Streng, I. Wormgoor.<br />
Adviseur: N. Lettinck<br />
Redactie-adres: Westerstraat 17,8011 CD Zwolle<br />
Vormgeving: Rob van den Elzen bNO, Culemborg<br />
Fotografie: tenzij anders vermeld zijn de foto's afkomstig<br />
uit het Gemeente-archief Zwolle (reprografie J.P. de<br />
Koning)<br />
Druk: Hoekman Genemuiden<br />
ISSN 0926-7476 © Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/<br />
of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie,<br />
microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande<br />
schriftelijke toestemming van de uitgever.
* ' . . - • f' '•• f
ïstonsc<br />
Si f<br />
. . • * . . •<br />
ym-,<<br />
1 1 E J A A R G A PRIJS F 9,5O
116 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Zwolle vroeger en nu<br />
Dick Hogenkamp<br />
Reeds in 1933 werd het Vechterstrand, gelegen<br />
aan de Vecht, even stroomopwaarts<br />
van het Haersterveer, geopend door de<br />
burgemeester van Zwollerkerspel, de heer U.P.<br />
Cavaljé.<br />
In 1943 werd het oude vervallen theehuis overgenomen<br />
door de Haagse hotelhouder E.H. Dijjers,<br />
die deze plek vooral wilde gebruiken als ligplaats<br />
voor zijn kruiser. Pas in 1950, enkele jaren<br />
na het overlijden van de heer Dijjers, werd het<br />
strand opnieuw opengesteld als zwembad. Er<br />
kwamen toen ook een kleedgelegenheid en een<br />
winkel.<br />
Voor veel Zwollenaren was het jarenlang goed<br />
toeven op het Vechterstrand; eerst als plek waar<br />
alleen gezwommen kon worden en sinds 1958 officieel<br />
ook als camping.<br />
Zo kon je in de kantine, onder het met één verdieping<br />
opgekrikte oude theehuis, een consumptie<br />
gebruiken en uitrusten na een vermoeiende<br />
roeitocht met een bij het Haersterveer gehuurde<br />
roeiboot.<br />
Op de oude foto is nog goed te zien hoe de<br />
camping zich aanprees als 'Autocamping Holland'.<br />
De in diepte langzaam oplopende 'zwemplas'<br />
is omgebouwd tot een zeer goed geoutilleerde ligplaats<br />
voor plezierjachten en de camping is sterk<br />
gemoderniseerd.<br />
De naam is inmiddels veranderd in Terra Nauta.<br />
Het beheer is nog steeds in handen van de<br />
familie Dijjers.<br />
Boven: Het Vechterstrand. Oude situatie.<br />
Onder: Het Vechterstrand. Huidige situatie.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 117<br />
Redactioneel Inhoud<br />
Als u dacht dat sponsoring iets nieuws zou<br />
zijn, dan haalt Jan Louwen u wel uit de<br />
droom. Hij beschrijft de voorbereidin :<br />
gen en het maken van een promotiefilm voor<br />
Zwolle. Het meest opvallend was, dat één sponsor<br />
niet met name genoemd hoefde te worden. Kom<br />
daar nu nog maar eens om.<br />
De gemeente-archeoloog Hemmy Clevis vertelt<br />
bijzonderheden over een haardsteen, die afkomstig<br />
is uit het majestueuze pand Nieuwstraat<br />
55. Het lijkt ons de moeite waard om deze haardsteen<br />
te (her)plaatsen.<br />
Theodericus Weijsse woonde en werkte lang<br />
in het klooster van Windesheim. Behalve met de<br />
stilte van zijn studeercel, kreeg hij ook te maken<br />
met een beroving door struikrovers. Frits David<br />
Zeiler vertelt ons over het leven van deze laatste<br />
'eigen' rentmeester van Windesheim.<br />
Weet u wat Veel vlagghen, luttel botters' betekent?<br />
Jean Streng schreef een mooi verhaal over<br />
mode en moraal. Niet iedereen zal echter in de<br />
zeventiende eeuw zo fraai zijn uitgedost als Moses<br />
ter Borch.<br />
Dick Hogenkamp haalt herinneringen op aan<br />
het oude Vechterstrand. Veel Zwollenaren hebben<br />
daar in de natuur mooie zwem-avonturen beleefd.<br />
Bob Erdtsieck beschrijft de op- en neergang<br />
van de katholieke en de gereformeerde Zwollenaren<br />
rond de jaren 1672-1674. De memoires van<br />
pastoor Waijer vormden een rijke bron voor zijn<br />
studie. Waijer preekte mooi maar hij kon het<br />
deurtje naar de preekstoel alleen met geweld open<br />
krijgen...<br />
Tot slot vertelt Willem Boxma, oud-Zwollenaar,<br />
ons meer over zijn jeugd in het vooroorlogse<br />
Assendorp. Lees over 'de rooien' en de 'kapitalisten'.<br />
Boxma kwam uit een rood nest maar hij liep<br />
toch ook een keer mee met een oranje koninginneoptocht.<br />
En z'n moeder vond het nog goed ook.<br />
Zwolle vroeger en nu Dick Hogenkamp 116<br />
Grabbelen bij veeleisende sponsors: Zwolle gefilmd in 1952 Jan Louwen 118<br />
Een haardsteen uit Nieuwstraat 55 te Zwolle H. Clevis<br />
Straatnamen, niet zo eenvoudig Wil Cornelissen<br />
Twee spotdichten op de adel van Gerard ter Borch J.C. Streng<br />
Theodericus Weijsse (ca. 1527-1602) De laatste 'eigen' rentmesster<br />
van Windesheim Frits David Zeiler 126<br />
In 't Catholycke gelove herstelt Het kerkelijke leven in de rampjaren<br />
1672-1674 J. Erdtsieck 129<br />
Een gewone jongen in Zwolle I2. Willem Boxma 137<br />
Literatuur 142<br />
Boekbespreking 142<br />
Agenda 148<br />
Auteurs 148<br />
Omslag: De hoofdrolspelers van de promotiefilm over Zwolle,<br />
(foto: J. Louwen).<br />
121<br />
122<br />
123
Jan Louwen<br />
De regisseur geeft aanwijzingen<br />
op een terras<br />
in Giethoorn<br />
(foto: J. Louwen).<br />
u8 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Grabbelen bij veeleisende sponsors:<br />
Zwolle gefilmd in 1952<br />
Het is 1952, zeven jaren na de bezetting.<br />
Nederland herbouwt nog altijd met man<br />
en macht en van hogerhand wordt nog<br />
steeds geadviseerd de broekriem aan te halen -<br />
wat dan ook gehoorzaam gebeurt.<br />
Zwolle snuift aan de nieuwe tijd. Het wil<br />
omhoog stoten in de vaart der steden, om het vrij<br />
naar Van Deyssel te zeggen. Zwolle wil niet langer<br />
in randstedelijke ogen met krantepapier zijn<br />
dichtgeplakt, of het eindpunt zijn van de beschaafde<br />
Hollandse mentaliteit. Maar dat betekende wel<br />
dat de stad gepromoot moet worden; er moet aan<br />
de weg getimmerd worden, zoals Emmen dat in<br />
die jaren zo handig doet, en de naam van de stad<br />
moet opgevijzeld worden.<br />
De gemeenteraad heeft al laten blijken dat<br />
Zwolle, net zoals vele andere stadjes, naar haar<br />
mening vaker bij 'Den Haag' aan de bel moet trekken.<br />
Burgemeester jonkheer Mr. G.A. Strick van<br />
Linschoten, hoe beminlijk en meegaand hij meestal<br />
ook is, verklaart echter verontwaardigd dat hij er<br />
niet over piekert om persoonlijk bij departementen<br />
te gaan bedelen: zoiets is niet des burgemeesters.<br />
De vvv is kort geleden nieuw leven ingeblazen.<br />
En wie zou Zwolle beter kunnen promoten<br />
dan een daartoe goed uitgeruste vvv? Helaas is de<br />
vvv er niet toe uitgerust. Er is nauwelijks geld<br />
want de leden, vooral middenstanders en vertegenwoordigers<br />
uit de industrie, letten ook toen al<br />
goed op de kleintjes - hun eigen kleintjes wel te<br />
verstaan, vvv-directeur Piet Bennekers roeit met<br />
te korte riemen om de na lang piekeren uitgedachte<br />
leuze 'Zwolle-Congresstad' veel verder te laten<br />
komen dan de Sassenpoort.<br />
Film<br />
Een documentaire-achtige film zou mooi zijn.<br />
Een echte 16 mm-film over Zwolle, die links en<br />
rechts uitgeleend kan worden en die, in tegenstelling<br />
tot foldertjes, een levendige en bij tijd en wijle<br />
zelfs bruisende stad kan laten zien. Televisie is er<br />
nog niet en de radio doet het nog altijd zonder<br />
reclamespotjes.<br />
Zou zoiets kunnen? En vooral: zou zoiets op<br />
een koopje kunnen?<br />
Het is nu moeilijk te achterhalen, maar het<br />
schijnt dat de gezamenlijke Zwolse banketbakkers<br />
het eerst met dit idee komen. Zij moeten hun<br />
blauwvingerkoekjes kwijt en daar hebben ze wel<br />
een paar centen voor over.<br />
Centen dien je in dit geval overigens letterlijk<br />
te nemen. Er zijn dus meer sponsors nodig, al is<br />
dat woord nog niet in zwang. Fabrikanten dus,<br />
winkeliers die om niets de financiële lasten helpen<br />
dragen. Om niets? Dan kent u de fabrikanten en<br />
winkeliers uit die tijd niet. 'Voor niks gaat de zon<br />
op', zei de pontjesbaas van de Willemsvaart al als<br />
je vroeg om gratis te mogen overvaren. Meebetalen<br />
aan een film, nou goed dan, maar het produkt
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 119<br />
van de mecenas zal dan ook duidelijk naar voren<br />
moeten komen. Niet een beetje tersluiks, maar<br />
voluit in close-ups.<br />
Schrijver dezes moest het script maar schrijven<br />
en het scenario en de regie voeren, zo vindt men.<br />
Op alles zegt hij ja, want hij is een beetje filmgek.<br />
Al heeft hij nooit een camera gehanteerd, hij is<br />
opgegroeid in de bioscoop (de Buitensociëteit) en<br />
als stadsredacteur van de Zwolsche Courant heeft<br />
hij al jarenlang honderden films kritisch gerecenseerd.<br />
Bovendien is hij jong en overmoed hoort bij<br />
de jeugd. Als Cecil B. de Mille duizenden figuranten<br />
kan dresseren, zou hij dan falen bij tien of vijftien<br />
man?<br />
Hij schrijft een eenvoudig verhaaltje over een<br />
vrouw, man en kind, die in een gloednieuwe,<br />
zojuist op de markt gekomen cabriolet Zwolle<br />
ontdekken. Uiteraard doen ze dat voor het oog<br />
van de camera. Die camera wordt bediend door<br />
persfotograaf Dolf Henneke, die ooit nog eens<br />
voor Polygoon werkte maar zelf geen peperdure<br />
camera heeft. Een 32 mm-film zoals bioscoopprojectors<br />
nodig hebben zit er vanwege de kosten niet<br />
in. Een 8 mm-amateurfilm is weer het andere,<br />
armoedige uiterste. Het blijft dus schipperen,<br />
maar dat is in Zwolle in die tijd gewoon: de middenweg<br />
is altijd goed genoeg zowel in de politiek<br />
als in de maatschappij. Overigens liggen de 16<br />
mm-camera's ook niet voor het oprapen in deze<br />
na-oorlogse jaren; zeker niet als er nauwelijks geld<br />
beschikbaar is.<br />
Gelukkig is de afdeling Voorlichting van de<br />
Directie IJsselmeerpolders genegen er één in<br />
bruikleen af te staan. Daarmee wordt zij de belangrijkste<br />
en onbaatzuchtigste sponsor: ze staat<br />
er namelijk niet op om in de film genoemd te worden.<br />
Slaolie en levertraan<br />
Dolf koestert z'n Bell en Howell en de jonge journalist<br />
begint aan de bijna onmogelijke legpuzzel<br />
hoe alle produkten van de goedgeefse middenstand<br />
en industrie duidelijk en toch niet al te<br />
nadrukkelijk in beeld zijn te brengen.<br />
Hoe breng je bij een bezoek van een jong gezin<br />
aan de <strong>Overijssel</strong>se hoofdstad over dat Reinders<br />
slaolie als goud zo goed is? En dat de smaak van<br />
een kopje koffie gebaat is bij een beetje Buisman?<br />
Dat wordt dan oliebollen eten aan een kraampje<br />
en suggereren dat van Gijtenbeek cichorei (of wat<br />
het dan ook is) in z'n koffie doet. Bedrijfsleider<br />
Hornstra zal dat zeker geen plezier gedaan hebben.<br />
Vader kan natuurlijk best een borreltje drinken<br />
van Ganzeboom of Doyer en Van Deventer,<br />
maar waar laat je levertraan-sponsor Sinatran en<br />
de echt Zwolse rozenazijn van Schaepman?<br />
Het is duidelijk dat het echtpaar plus dochter,<br />
zijnde mevrouw D. Schreuder-Noot, de journalist<br />
Hans Schothorst en de jeugdige Doortje Jansen,<br />
het druk hebben met het bewonderen van Zwolle<br />
en met het eten van blauwvingerkoekjes en Helders<br />
biscuitje; 'daarvan genoot je'. Maar goed, het<br />
kan allemaal, zij het soms wat krampachtig.<br />
Een hoofdstuk apart vormt het blauwvingerspektakel.<br />
Voor de toonbank van banketbakker<br />
Dalenoord wordt belangstellend geïnformeerd<br />
waar die naam vandaan komt. Dan is het de beurt<br />
aan enkele leden van de Koninklijke Rederijkerskamer<br />
om in passende kleding een stukje modeltoneel<br />
op te voeren in de sfeervolle schepenzaal.<br />
Een afgezant van de stad Kampen betaalt het aan<br />
Kampen geleverde Zwolse carillon in stuivers en<br />
In de Schepenzaal van<br />
het gemeentehuis werd<br />
het verhaal over het<br />
ontstaan van de naam<br />
Blauwvingers gespeeld.<br />
KapperH.S. Wolffisde<br />
burgemeester (foto:<br />
J. Louwen).
Voor het vertrek naar<br />
Giethoorn en omgeving<br />
krijgen de drie hoofdrolspelersfolders<br />
over de<br />
omgeving. Geheel links<br />
is regisseur Jan Louwen<br />
te zien; geknield naast<br />
hem staat DolfHenneke.<br />
Vervolgens zijn<br />
mevrouw Schreuder-<br />
Noot als moeder, Hans<br />
Schothorst als vader en<br />
Doortje Jansen als<br />
dochter te zien. (foto:<br />
J. Louwen).<br />
120 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
het geld wordt geteld tot de vingers blauw zijn; in<br />
een zwart-wit film levert dat dus zwart op. Bovendien<br />
biedt het de geldbrenger de gelegenheid om,<br />
slaperig van het wachten, een frisse Friese Heerenbaai<br />
van Roelfsema in de pijp te stoppen.<br />
Vooraf wordt geworsteld met de vraag waar<br />
een grote hoeveelheid geldzakjes en munten vandaan<br />
moet komen. Ondergetekende meent zich te<br />
herinneren dat een bank ervoor zorgt, onder<br />
voorwaarde dat een bankemployé er de hele dag<br />
met de neus bovenop zit. Kapper Wolff is een zich<br />
de vingers zwart tellende burgemeester en Karel<br />
Nijland zet een mooi typetje neer als de hooghartige<br />
Zwolse bode.<br />
De omgeving in<br />
Zwolle heeft dan wel veel te bieden, maar de<br />
acteurs zullen toch ook de omgeving moeten zien.<br />
Met een bus van Schutte's Tours natuurlijk, want<br />
die onderneming heeft ook meebetaald. De tocht<br />
gaat in elk geval naar Giethoorn, want het plaatselijk<br />
café heeft ook lichtjes in de buidel getast.<br />
Uiteraard is, vanwege de al eerder aangehaalde<br />
kosten, de film stom, zodat zo nu en dan een tussentekstje<br />
moet worden ingelast. Het monteren<br />
van de film is een drama met panieksituaties. Een<br />
professionele montageset ontbreekt, met als gevolg<br />
dat ten huize van de familie Henneke de gang<br />
tijdens het projecteren, knippen en plakken een<br />
volslagen onoverzichtelijk slagveld van celluloid<br />
wordt. Maar de film komt er: een ruim twintig<br />
minuten durende speelfilm-documentaire; met<br />
veel goede wil en heel weinig geld in elkaar gezet.<br />
'Rondom de Peperbus' heeft vele jaren nuttige<br />
diensten bewezen. Destijds als actueel en modern<br />
propagandamiddel; nu opeens gekoesterd als een<br />
nostalgische terugblik op oud Zwolle. Dit laatste,<br />
hoewel het celluloid niet zo best meer is, er 'kabels'<br />
over lopen en een enkel fragment spoorloos is verdwenen.<br />
De regisseur ervan is de journalistiek trouw<br />
gebleven en heeft het bij deze ene film gelaten. Hij<br />
heeft daar geen spijt van. En toen hij enige tijd<br />
geleden, na ruim veertig jaren, opeens weer werd<br />
geconfronteerd met zijn jeugdzonde, dacht hij<br />
toch even: 'zo gek was de film nou ook weer niet',<br />
gezien de bijna onmogelijke omstandigheden<br />
waaronder de film in 1952 tot stand kwam als<br />
'very, very low budget-film'.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 121<br />
Een haardsteen uit Nieuwstraat 55 te Zwolle<br />
I<br />
n het fotoarchief van de sectie Monumentenzorg<br />
van de Gemeente Zwolle bevindt<br />
zich een foto van een haardsteen, afkomstig<br />
uit een pand aan de Nieuwstraat 55. Het voorwerp<br />
zelf bleek nog in fragmenten aanwezig te zijn op<br />
de gemeentewerf. Na een grondige restauratie in<br />
het atelier van de gemeente-archeoloog is het weer<br />
een toonbaar stuk geworden. 1 Na determinatie<br />
door mevrouw J. Hollestelle uit Arnhem, is een en<br />
ander hieronder op papier gezet.<br />
Een haardsteen is een speciaal soort baksteen,<br />
bestand tegen hoge temperaturen. Haardstenen<br />
zijn dan ook in de schouw verwerkt, achter het<br />
vuur. Ze worden ook wel bakstenen met reliëfversiering<br />
genoemd, hoewel de oudste exemplaren<br />
onversierd geweest moeten zijn. De oudste versierde<br />
exemplaren dateren volgens J. Hollestelle<br />
uit het laatste kwart van de vijftiende eeuw. 2 De<br />
versiering is met behulp van mallen aangebracht<br />
in de nog vochtige klei. Bijbelse taferelen, wapenstukken<br />
en bustes zijn de meest voorkomende<br />
voorstellingen.<br />
De oudste haardstenen meten in lengte 13 tot<br />
15 cm, met een hoogte van 9 tot 10 cm en een dikte<br />
van 7 tot 10 cm. De stenen zijn zo dik omdat de<br />
versiering op het grootste oppervlak van de stenen<br />
is aangebracht; ze worden dus als het ware op hun<br />
kant in de schouw gemetseld. Ongeveer 50 stuks<br />
zijn nodig om de schouw te verlevendigen. Niet de<br />
gehele achterwand werd opgevuld, alleen het centrale<br />
gedeelte achter de vuurplaats. De stenen werden<br />
in een driehoekige vorm gemetseld met een<br />
basislaag van 7 tot 9 stenen, naar boven minderend.<br />
De rest van de achterwand van de schouw<br />
werd met gewone bakstenen gemetseld. Boven op<br />
deze 'gewone' haardstenen kon een deksteen<br />
geplaatst zijn. De basis van een deksteen is rechthoekig,<br />
met een lengte van twee gewone haardste-<br />
nen; de hoogte kan wel 20 cm bedragen. De<br />
bovenkant kan rond dan wel driehoekig zijn. Bij<br />
mijn weten is er naast deze twee vormen van<br />
haardstenen slechts één andere bekend, waarvan<br />
maar één exemplaar gevonden is. Het betreft hier<br />
een massieve gebakken haardplaat met een halfronde<br />
bovenkant. Laagsgewijs zijn met behulp<br />
van verschillende mallen afbeeldingen aangebracht.<br />
Dit exemplaar is afkomstig uit Gorichem. 3<br />
De Zwolse deksteen heeft een reliëfversiering<br />
die bestaat uit het wapen van keizer Karel V met<br />
een dubbele adelaar op het wapenschild tussen de<br />
twee zuilen van Hercules en de wapenspreuk PLUS<br />
OLTRE. 4 Het jaartal in het fronton is waarschijnlijk<br />
1552. Het is een vrij algemeen voorkomende voorstelling.<br />
Volgens Hollestelle is het feit dat beide<br />
H. Clevis<br />
Haardsteen uit het<br />
pand Nieuwstraat55.
Wil Cornelissen<br />
122 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
wapendragers griffioenen zijn, echter bijzonder.<br />
In de regel staat links een griffioen en rechts een<br />
leeuw. 5 De twee letters ter weerszijden van de<br />
kroon ? en C zijn geheel nieuw en de betekenis is<br />
niet duidelijk. De steen is typisch Antwerps en uit<br />
die omgeving afkomstig en gemaakt van een uit<br />
Antwerpen afkomstige mal.<br />
Dat zo'n deksteen in Zwolle gevonden is in het<br />
pand aan de Nieuwstraat is niet verbazingwekkend.<br />
Nieuwstraat 55, tot voor kort het Van Wiechenhuis<br />
genoemd, nu het Vliegerhuys, dateert<br />
waarschijnlijk al uit het midden van de vijftiende<br />
eeuw. De kelders, waar de deksteen gevonden is,<br />
zijn nog oorspronkelijk. De grootte van het pand<br />
wijst er op dat het gebouwd is voor personen die<br />
een zekere mate van welstand genoten. In het<br />
midden van de zestiende eeuw is bij een verbouwing<br />
een haard gemetseld waarvan de gevonden<br />
deksteen de bekroning vormde. Wie de bewoners<br />
van Nieuwstraat 55 waren rond dit moment, 1552,<br />
is niet bekend. De eerste naam die met Nieuwstraat<br />
55 verbonden kan worden, is die van burgemeester<br />
Gerrit Loese, rond 1600. De bewoners<br />
Straatnamen, niet zo eenvoudig<br />
De Beerninkstraat, die in de raadsvergadering<br />
van 10 december 1945 zo genoemd<br />
is, omdat daar de Zwolse verzetsstrijder<br />
H.D.J. Beernink woonde, heette voor<br />
die tijd Harculostraat. Dat was overigens ook niet<br />
de eerste naam van die straat.<br />
Op 27 juni 1932 werd het voorstel van B&W<br />
behandeld om straten in de wijk Assendorp bloemen-<br />
en plantennamen te geven. Dat was allemaal<br />
goed en wel, maar de heer Jan Peters merkte op,<br />
dat de voorgestelde naam Sekdoornstraat dan wel<br />
heel dicht bij de Meidoornstraat kwam te liggen.<br />
Dat zou verwarring kunnen geven. Hij stelde voor<br />
om de naam Sekdoornstraat te vervangen door<br />
konden het zich permitteren om 'bakstenen met<br />
reliëfversiering' in hun schouw te laten aanbrengen.<br />
Van de gewone haardstenen is echter geen<br />
enkel exemplaar aangetroffen.<br />
Bij een volgende verbouwing moet de schouw<br />
zijn afgebroken en kwamen de brokstukken van<br />
de deksteen in de kelder terecht. Daar zijn ze tenslotte<br />
bij de restauratie in 1973 gevonden.<br />
Noten<br />
1. Restauratie H. Duiker<br />
2. J. Hollestelle in: Bulletin van de Koninklijke Nederlandse<br />
Oudheidkundige Bond \2 (1959) kol. 258.<br />
3. J. Hollestelle en H.C.W. Veen, 'Een gebakken<br />
haardplaat met heraldische figuren', in: Westerheem<br />
37 (1989) 234-239.<br />
4. In de Oudheid werden de beide gebergten aan de<br />
Straat van Gibraltar de 'Zuilen van Hercules' genoemd.<br />
Latere Spaanse heersers gebruikten deze<br />
zuilen als symbool voor de grenzen van hun gebied.<br />
5. J. Hollestelle (1959) afb. 2 en 3; J. Hollestelle, 'Herkomst<br />
en verspreiding van haardstenen in de<br />
Nederlanden', in: Antiek 5 (1970) afb. 4.<br />
Harculostraat. Hij wist echter niet wat de juiste<br />
naam was: 'De gemeente Zwollerkerspel spreekt<br />
van Harculo, de spoorwegen van Herculo', zo<br />
merkte hij op.<br />
De voorzitter was bang dat het Hercules zou<br />
worden (!) en vroeg de heer Peters of zijn voorstel<br />
serieus bedoeld was. Peters antwoordde dat hij<br />
nooit anders dan serieuze voorstellen placht in te<br />
dienen.<br />
Na enige discussie, waarbij de voorzitter enigszins<br />
kregel opmerkte dat het toch niet aangaat<br />
over dergelijke 'nulliteiten' een halfuur te gaan<br />
zitten praten, werd besloten de voorgestelde naam<br />
Sekdoornstraat te wijzigen in Harculostraat.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 123<br />
Twee spotdichten op de adel van<br />
Gerard ter Borch<br />
Moralisten en kleding<br />
Moraliseren als levensbehoefte, het lijkt<br />
het belangrijkste kenmerk van de<br />
zeventiende eeuw. Voedingsbodem<br />
hiervan was de christelijke religie die, zoals<br />
bekend, het leven slechts beschouwde als een<br />
oefentijd voor de eeuwigheid. Alles - en dat is heel<br />
veel - wat van de weg naar de eeuwigheid zou<br />
kunnen afleiden, werd gehekeld. Niet alleen door<br />
de beroepsmatige moralisten zoals predikanten en<br />
priesters, ook literatoren lieten zich, in dicht of<br />
ondicht, niet onbetuigd. De allergrootste in het<br />
genre was wel Jacob Cats die zich een tot in negentiende<br />
eeuw durende reputatie verwierf als de<br />
opvoeder van de Nederlandse natie. Voor zijn niet<br />
aflatende stroom verzen kreeg hij al in zijn eigen<br />
patriarchale tijd de erenaam van 'Vader Cats'.<br />
Nu ging het moraliseren in die tijd niet altijd<br />
over even belangrijke zaken, men verspilde nogal<br />
wat energie en inkt aan bagatellen. Zo was het een<br />
tijd in de mode om vooral over de mode te moraliseren.<br />
De verandering in de kleding waarin de<br />
mens zich meende te moeten hullen, wekte nogal<br />
wat negatieve reacties op. Alle versiering werd als<br />
werelds en luxe veroordeeld. De predikanten verwierpen<br />
de nieuwe modieuze gebruiken in donderpreken<br />
vanaf de kansel; lichtvoetiger werd er<br />
de draak mee gestoken door literatoren. Het is<br />
eenvoudig na te lezen in het makkelijk verkrijgbare<br />
boekje Profijtelijk vermaak. 1 In de daarin afgedrukte<br />
verzameling van emblemata van Roemer<br />
Visscher en de becommentarieerde spreekwoorden<br />
van Johan de Brune is kritiek op de mode<br />
ruim aanwezig. Bovendien is er het bekendste<br />
spotdicht op de mode, "t Kostelick mal' van Constantijn<br />
Huygens in opgenomen. Bij elkaar biedt<br />
het boekje met thematisch snuffelen op het onderwerp<br />
mode, een aardig inzicht op de toen heersende<br />
mentaliteit.<br />
Door de schilderkunst van de zeventiende<br />
eeuw is het ook mogelijk een visuele voorstelling<br />
te krijgen hoe men zich toen kleedde, en kan men<br />
op zijn minst een indruk krijgen waartegen de<br />
moralisten zich verzetten. Zo is het bijvoorbeeld<br />
ook uiterst verhelderend om het uitvoerige artikel<br />
van Bianca M. du Mortier met verwijzingen naar<br />
de kleding op de schilderijen van Frans Hals naast<br />
de uitgezochte teksten uit Profijtelijk vermaak te<br />
leggen. 2<br />
Gerard ter Borch sr.<br />
Zwolle bleef niet achter bij de heersende tijdgeest.<br />
Gerard ter Borch sr. (1582/83-1661) schreef twee<br />
J.C. Streng<br />
Portret van Moses ter<br />
Borch gemaakt door<br />
zijn zus Gesina. Een<br />
burgerjongen a la mode.
124 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
korte spotdichten op het thema. Gerard ter Borch 3<br />
was te Zwolle convooi- en licentmeester van de<br />
Admiraliteit van Hollands Westerkwartier. Hij<br />
was de vader van een grote familie waaronder de<br />
bekende schilder Gerard ter Borch jr. en de amateur-schilder<br />
Gesina ter Borch. Bovendien had hij<br />
nog een zoon Moses en een dochter Anna. In<br />
Anna's schrijfoefenschrift 4 schreef hij de volgende<br />
twee spotdichten neer.<br />
Verkeerden Aedel<br />
Hun dunkt dat haer onteert, wetenschap der consten<br />
veel,<br />
En dat de loeije 3 ledicganck, haer luijden maecket eel b .<br />
'tSchijnt of sij geren van drie vaeders waeren gecoomen,<br />
want sij haer veel op drie karsten c naemen laeten noemen.<br />
Het is al joncker Johan Henderick van Etcetera.<br />
En Joffer Marija Elisabet, daer volgt oock wat nae.<br />
Ons outvaeders sijn met eenen naem te lesen.<br />
Dit vollxken moet van Hollants afkoomst wesen.<br />
Want daer is het al Gosen Janss van Florij,<br />
En Trijntien Pieters de vrou is geren d daer bij.<br />
a. luie.<br />
b. edel.<br />
c. christen, voornaam.<br />
d. graag.<br />
Versierden Aedel.<br />
Als sij aende achtien jaeren beginnen te geraecken,<br />
Dan gaen sij haer sellfs tot oude mannen maeken.<br />
Want met stockens en stijve beenen sij moeten gaen,<br />
Het is al eel en nuwe moda so sijt verstaen.<br />
Hun hair maecken sij grijs als met meel bestoven,<br />
Had ickt niet gesieen, ick sout quaelick gelooven.<br />
O joncker Adam, juffer Eeva u fijge blaeder en lammer<br />
vellen,<br />
Zijn nu verandert in narre cappen en gecke bellen.<br />
Ick mien dit is het eijnt, men kant niet slimmer maeken,<br />
De rug is sonder lijf, de broeck begint te kraecken,<br />
niet so vremt als ment neemt,<br />
Want den regten Aedel koenen sij niet bemarken,<br />
Dat is alleen wetenschap en manhafte wareken.<br />
Bij Gerard is het de adel die zijn spot moet verdragen,<br />
hoewel hij met 'onse outvaders' ook de burgers<br />
binnen zijn kritiek lijkt te betrekken. Daaruit<br />
valt op te merken dat deze burger met enigszins<br />
schele ogen naar de hoogste sociale stand keek.<br />
Leeghoofdige en kale pronkers zijn het, het is een<br />
thema dat ook in het boekje Profijtelijk vermaak<br />
een paar keer voorkomt. De hoge achting voor<br />
wetenschap moet een van de stokpaardjes binnen<br />
de familie Ter Borch zijn geweest want in het<br />
'Materieboek' van Gesina komt ook al een gedichtje<br />
voor met de strekking dat wetenschap<br />
Veel Vlagghen^uttel Botters.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
onder alle verstandige mensen hoger geschat<br />
wordt dan aardse goederen en rijkdom. Daarom<br />
dient de jeugd zich ijverig te bekwamen in alle<br />
fraaie kunsten en wetenschappen 5 . Met deze<br />
opvatting week deze burgerlijke familie niet veel af<br />
van de inzichten die - let wel - de <strong>Overijssel</strong>se jonker<br />
Sweder Schele over opvoeding had. 6<br />
Opmerkelijk is dat Gerard de mode om kinderen<br />
meerdere voornamen te geven, toeschrijft aan<br />
de invloed van de Hollanders, die op hun beurt<br />
weer de schuld legden bij de na de Opstand geïmmigreerde<br />
Zuidelijke Nederlanders. Het is een<br />
bewijs te meer voor de toenemende culturele<br />
beïnvloeding die in de eerste helft van de zeventiende<br />
eeuw vanuit het westen in <strong>Overijssel</strong> doordrong.<br />
7<br />
Heeft al dit gemoraliseer nu ook effect gehad?<br />
Denkelijk niet. Binnen de eigen familie van Gerard<br />
wordt dat duidelijk in de kleding van zijn kinderen.<br />
Op talloze tekeningen van zijn dochter<br />
Gesina heeft zij zichzelf afgebeeld in een japon die<br />
toch wel erg luxueus is voor een eenvoudige burgerdochter.<br />
Nog duidelijker blijkt de vergeefse<br />
Ad pompam tantum,<br />
125<br />
moeite van het gemoraliseer bij zoon Moses. Gesina<br />
maakte een aantal tekeningen van deze jonge<br />
vaderlandse held, die in 1667 in de zeeslag bij Harwich<br />
stierf. In het afgebeelde pak zou Moses zo als<br />
plaatje kunnen figureren bij een praatje van Roemer<br />
Visscher waarin de adel om hun kleding op de<br />
hak wordt genomen. 8 Het is de tragiek van een<br />
satiricus dat hij niet serieus genomen wordt, zelfs<br />
niet door zijn eigen kinderen. Zij kleedden zich<br />
zonder een spoor van onbehagen in een overvloed<br />
van modieuze frivoliteiten.<br />
Noten<br />
1. [M.C.A. van der Heijden ed.] Profijtelijk vermaak.<br />
Moraliteit en satire uit de 16e en 17e eeuw, Spectrum<br />
van de Nederlandse Letterkunde 10, Utrecht/Antwerpen<br />
1968 [meerdere edities].<br />
2. B.M. du Mortier, 'Het kostuum bij Frans Hals', in:<br />
S. Slive (red.), Frans Hals, Maarssen/'s-Gravenhage<br />
1989,45-60.<br />
3. A. McNeil Kettering, Drawings front the Ter Borch<br />
studio estate in the Rijksmuseum, 2 delen, 's Gravenhage<br />
1988,4-8.<br />
4. Het oefenschrift is beschreven in McNeil Kettering,<br />
o.c.,863.<br />
5. McNeil Kettering, o.c, 401-402.<br />
6. C. Gietman, 'Het adellijk bewustzijn van Sweder<br />
Schele tot Weleveld', in: <strong>Overijssel</strong>se <strong>Historisch</strong>e Bijdragen<br />
107 (1992), 104-108.<br />
7. A.C.F. Koch, Tussen Vlaanderen en Saksen, Hilversum<br />
1992,184-190.<br />
8. Profijtelijk vermaak, 133,164. McNeil Kettering, o.c,<br />
718,719-<br />
Twee spotprentjes op de<br />
kleding van de adel.<br />
(in: Profijtelijk vermaak,<br />
133,164).
Frits David Zeiler<br />
De eerste bladzijde van<br />
de rekening van Theodericus<br />
Weijsse over<br />
1588 (foto: F.D. Zeiler).<br />
126 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Theodericus Weijsse (ca. 1527-1602)<br />
De laatste 'eigen rentmeester van Windesheim<br />
In het tweede kwart van de zestiende eeuw<br />
liep het aantal roepingen in de kerk aanzienlijk<br />
terug. Niet alleen jonge priesters en<br />
kloosterlingen werden schaarser, maar ook de bij<br />
leken zo geliefde beweging der Devotio Moderna<br />
nam af in populariteit. In het beroemde klooster<br />
van Windesheim vond men het, als we op de overgeleverde<br />
lijsten van novieten niogen afgaan, na<br />
1530 nauwelijks meer de moeite waard om de<br />
nieuw ingetreden broeders te registreren. 1 Toen in<br />
1552 de jonge Deventenaar Derick Weijsse besloot<br />
'sich in den geestelick(e) staett te begeven' en deswegen<br />
afstand deed van zijn erfdeel ten gunste van<br />
zijn beide zusters, liet hij nadrukkelijk vastleggen<br />
dat deze wilsbeschikking nietig zou zijn ingeval<br />
zijn klooster zou worden 'verdestrueert' of<br />
anderszins zou ophouden te bestaan. 2<br />
Bij het tekenen van deze akte moet Derick ten<br />
minste 25 jaar oud zijn geweest, destijds de minimum<br />
leeftijd voor het verrichten van een dergelijke<br />
rechtshandeling. Zijn vader Derick Derickss<br />
was op dat moment al overleden. Over de verdere<br />
afkomst en achtergrond van de jonge conventuaal<br />
zwijgen de bronnen, al mogen we aannemen dat<br />
hij stamde uit een redelijk welvarend Deventer<br />
geslacht. We weten echter niet of er een familieband<br />
bestond met die andere, oudere Derick<br />
Weijsse, die in de Rijkmansstraat woonde en<br />
gedurende vele jaren openbare ambten<br />
bekleedde. 3 Dericks moeder, Vrouwke van Halteren,<br />
was van goed-katholieke huize; getuige de<br />
grote aantallen transacties in renten en onroerend<br />
goed moet haar familie niet onbemiddeld zijn<br />
geweest. 4 Het gezin bestond in 1552 behalve uit de<br />
aankomend kloosterling uit Vrouwke jr. en Jenneken.<br />
Na zijn intrede heeft broeder Theodericus -<br />
zoals hij zich in overeenstemming met zijn geestelijk<br />
ambt was gaan noemen - nog een kleine dertig<br />
fXjM<br />
jaar in betrekkelijke rust in het klooster kunnen<br />
wonen en werken. In die tijd moet hij zeer vertrouwd<br />
zijn geraakt met de kleine gemeenschap<br />
van religieuzen binnen, en van dorpelingen buiten<br />
de muren. Beide delen van Windesheim waren<br />
sterk met elkaar vervlochten, niet in de laatste<br />
plaats omdat het convent ongeveer de helft van<br />
alle grond en verschillende belangrijke gebouwen,<br />
zoals de dorpskorenmolen, in eigendom had. 5<br />
Ook met de stad Zwolle, wier burgers het klooster<br />
destijds hadden gesticht, en met de staten van<br />
<strong>Overijssel</strong>, die het als vergaderaccommodatie<br />
gebruikten, bestond een speciale band. Deze zou
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 127<br />
althans een verklaring kunnen zijn voor het feit,<br />
dat de 'arme conventualen' omstreeks 1580, toen<br />
de oorlog in volle hevigheid woedde, binnen de<br />
veilige stadsmuren mochten komen wonen en<br />
voor de omstandigheid, dat Windesheim bij het<br />
statenbesluit tot afbraak van de buitenkloosters in<br />
1581 voorlopig werd ontzien. 6 Misschien hoopte<br />
men dat het meest vermaarde klooster in het<br />
Oversticht voor verdere aantasting bewaard zou<br />
blijven; de onrust op het platteland zou echter nog<br />
tientallen jaren voortduren.<br />
Vanaf deze tijd zien we Theodericus Weijsse<br />
naar voren treden als woordvoerder, pleitbezorger<br />
en belangenbehartiger van de verstrooide kloostergemeenschap.<br />
Er zou zelfs sprake geweest zijn<br />
van een officiële aanstelling van stadswege tot<br />
'amtman' over het goederenbezit. 7 Ofschoon het<br />
betreffende stuk niet meer is terug te vinden, blijkt<br />
uit de overgeleverde rekeningen van het rentambt<br />
dat Weijsse in ieder geval in 1585 een begin heeft<br />
kunnen maken met het scheppen van orde in de<br />
administratieve chaos. 8 Van deze taak heeft hij<br />
zich buitengewoon goed gekweten. Binnen een<br />
jaar of vier, vijf kon hij weer verzekerd zijn van<br />
vaste inkomsten uit renten, pachten en tienden en<br />
was overal het herstel van verwaarloosd of verwoest<br />
bezit ter hand genomen. De rekeningen<br />
getuigen van doorzettingsvermogen en opofferingsgezindheid,<br />
terwijl bewijzen van onderling<br />
hulpbetoon soms op ontroerende wijze uit de<br />
sobere notities naar voren komen. Tot Weijsses<br />
vrienden mogen we zeker zijn medebroeder Herman<br />
van Zutphen rekenen, die hem dikwijls op<br />
zijn missies vergezelde. De dorpsmolenaar Gherydt<br />
Jansz. en een der meiers (pachters) in Windesheim,<br />
Hendrick Jansz. Haegen, bewezen de<br />
rentmeester talloze goede diensten, evenals de<br />
jurist mr. Arent Gheritz. en 'meyster Willem',<br />
stadsorganist van Kampen. Laatstgenoemde verleende<br />
de amtman verschillende keren onderdak<br />
in zijn woning aan het St. Nicolaaskerkhof. 9<br />
Geheel zonder gevaar waren de reizen derwaarts<br />
in de eerste jaren nog niet. In 1588 werd Weijsse<br />
door de 'Malecontenten' ontvoerd. Volgens Van<br />
Hattum waren dit niet meer dan struikrovers. 'Sy<br />
beroofden den reysenden man niet alleen van hun<br />
goederen, maar vervoerden se ook gevangen na<br />
Deventer. Dus hadden sy met Derk Weyse, Joan<br />
en Arend Henrix van Hattem, en met Egbert Henderiks<br />
van Campen gehandelt, en sy persten hen<br />
elk hondert guldens losgeld af.' 10<br />
Tot zijn dood in 1602 heeft Weijsse binnen<br />
Zwolle gewoond; waar precies is niet bekend.<br />
Inschrijving in het Burgerboek is in ieder geval<br />
W/T. T ö Aj<br />
uitgebleven. In het Bethlehemsklooster, waar de<br />
Windesheimer lekebroeder Pouwel Jans met zijn<br />
vrouw een kamer had betrokken, huurde hij<br />
slechts een 'haefken' in de hof voor twee goudgulden<br />
per jaar. 11 Een terugkeer naar Windesheim<br />
was evenwel onmogelijk; de geruïneerde kloostergebouwen,<br />
die in tegenstelling tot de overige goederen<br />
rechtstreeks onder de stad vielen, zijn in de<br />
periode 1596-99 grondig gesloopt. Kort daarop, in<br />
januari 1600, moest Weijsse het rentambt overdragen<br />
aan het stadsbestuur. Het enige wat hij nog<br />
kon doen was het bepleiten van een goede regeling<br />
voor de negen of tien overgebleven conventualen<br />
Uitgaven, door het rentambt<br />
gedaan op 24<br />
augustus 1597 (foto:<br />
F.D. Zeiler).
Gezicht op het voormalige<br />
brouwhuis van<br />
Windesheim, sinds 1631<br />
in gebruik als kerk (foto:<br />
F.D. Zeiler, 1992).<br />
128 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
en een blijvend zorgvuldig beheer van het bezit in<br />
de toekomst.<br />
Theodericus' eigen bezit is, zijn ooit afgelegde<br />
gelofte indachtig, bescheiden gebleven - zoals<br />
blijkt uit zijn op 23 juli 1602 opgemaakte testament.<br />
12 Dat geschiedde inderhaast, 'in noet van<br />
pest', de ziekte waaraan hij evenals honderden<br />
stadgenoten dat jaar zou bezwijken. Zijn 'maeght'<br />
(dienstmeisje) Peterken Jans liet hij 'alle bewechlicke<br />
ende riede guederen' na, die op het uur van<br />
zijn dood in zijn huis zouden worden aangetroffen.<br />
Bovendien bepaalde hij, dat zij 'om redenen<br />
hem daertoe movierende' zou kunnen beschikken<br />
over de jaarrente van twee gulden uit een huis en<br />
were in de Aeverstrate (Grote Overstraat) in<br />
Deventer; mogelijk ging het hier om een alsnog<br />
uitgekeerd ouderlijk erfdeel. Als gewoonlijk werden<br />
ook de weeskinderen van Zwolle bedacht met<br />
een goudgulden. Maar de belangrijkste bepaling<br />
was bovenaan gezet: 'Inden eersten heeft Testator<br />
sijn ziele bevoelen in die genaedighe handen des<br />
heem Gaudes Almachtich ende sijn lychaem der<br />
Eerden ter Christelicker Begraffenisse.' Hopelijk<br />
hebben zijn stadgenoten hem die laatste eer onder<br />
die zo moeilijke omstandigheden kunnen bewijzen.<br />
Noten<br />
1. J.G.R. Acquoy, Het klooster te Windesheim en zijn<br />
invloed, 3 delen (Utrecht 1875-1880). Uit de naamlijst<br />
in deel 3 bijlage 5 blijkt een sterke afname vanaf<br />
ca. 1529.<br />
2. (Gemeentearchief Deventer (GAD) RA 55 S (Liber<br />
renunciationum 1549-1559), fol. 140.<br />
3. De eerste vermelding in de Renunciatieboeken<br />
stamt uit 1505 (RA 55 P, fol. 53-3); de laatste uit 1559<br />
(RA 55 S, fol. 464). De klapper op namen van schepenen<br />
en raden van het GAD geeft aan dat Derck<br />
Weese tussen 1534 en 1545 steeds schepen of raad<br />
was. In 1559 blijkt hij overleden. Zie ook: A.C.F.<br />
Koch, Het Bergkwartier te Deventer. Huizenboek van<br />
een middeleeuwse stadswijk tot 1600 (Zutphen z.j.)<br />
111.<br />
4. In meergenoemde Renunciatieboeken worden tussen<br />
1512-1524 en 1542 en 1549 veelvuldig telgen uit<br />
het geslacht Van Halteren genoemd. Vrouken van<br />
Halteren komt tweemaal voor, in RA 55 R, fol 193-b-<br />
4 (1546) en ibid., fol. 2o8-b-4 (1549). Het laatste stuk<br />
betreft een rente op een erf en huis in de 'Groite<br />
Averstrate', maar het viel niet vast te stellen of dit<br />
om dezelfde rente gaat die in het testament van 1602<br />
wordt genoemd (zie noot 12).<br />
5. F.D. Zeiler, Windesheim, rentambt en dorp (Kampen<br />
1992).<br />
6. Acquoy I, 86-88 en Zeiler, 7-8 en 55. Vgl. B.J. van<br />
Hattum, Geschiedenissen der stad Zwolle III (Zwolle<br />
1769) 209-210.<br />
7. Acquoy III, bijlage 2.<br />
8. Rijksarchief voor <strong>Overijssel</strong> (RAO) Staten 3042,<br />
Rekeningen van het rentambt Windesheim, opgemaakt<br />
door Theodericus Weijsse, over de jaren<br />
1585-1599.<br />
9. Zeiler, 8-9. Vgl. OAK 338, ca. 1570-1590, waar 'Mr.<br />
Willem organist' als een der bewoners van het 'S.<br />
Niclaes kerckhoff (het huidige Muntplein) wordt<br />
genoemd.<br />
10. Van Hattum III, 237.<br />
11. Kronijk van Gerardus Coccius (Deventer 1860) 60:<br />
(over 1599) 'Renten van den binnen hoff Jaerlicx<br />
coemende. (...)Item Derick Weise van een Haefken,<br />
daer hie Jaerlicx vann gift op Paesschen twee<br />
golden guldenn.'<br />
12. Gemeentearchief Zwolle (GAZ) RA 001 no. 00129,<br />
197-198.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 129<br />
In 't Catholycke gelove herstelt<br />
Het kerkelijk leven in de rampjaren 1672-1674<br />
Het rampjaar 1672<br />
nde aldus is huyden dese stadt in 't<br />
Catholycke gelove herstelt' schreef pastoor<br />
Arnold Wayer in zijn memoires 1<br />
die hij in 1690 opstelde op de datum 13/23 juni van<br />
't jaar 1672. 2<br />
Het jaar 1672 is in onze vaderlandse geschiedenis<br />
bekend geworden als 'het rampjaar', omdat<br />
ons land toen van drie kanten tegelijk werd aangevallen:<br />
vanuit Engeland en Frankrijk en door de<br />
bisschoppen van Munster en Keulen. De aanstichter<br />
was vooral Lodewijk XIV. Door toedoen van<br />
de Republiek der Verenigde Nederlanden was<br />
hem in 1667 de voet dwars gezet bij zijn plannen<br />
om de zuidelijke Nederlanden bij Frankrijk in te<br />
lijven. Naast de jaloezie op de groeiende handel en<br />
scheepvaart van de jonge republiek was dit de<br />
reden waarom hij met (veel) geld en goede woorden<br />
Engeland en de beide Duitse bisschoppen aan<br />
zijn zijde kreeg. Bij deze laatsten moeten we niet<br />
direkt aan hun geestelijke functie denken. Ze<br />
waren in de eerste plaats landsheren, die naar<br />
expansie verlangden en zeker hun begerige blik<br />
sloegen naar de 'steinreiche' Nederlanden. Hoewel<br />
Zwolle in deze jaren zijn grootste welvaart al<br />
achter de rug had, waren onze streken in de ogen<br />
van de verarmde Münstersen nog schatrijk. Zij<br />
waren zelfde gevolgen van de Dertigjarige Oorlog<br />
nog niet te boven en werden bovendien uitgemergeld<br />
door hun eigen landsheer, die een leger van<br />
40.000 man op de been wilde houden. 3<br />
En in April 1672 was het zover. Het oosten en<br />
noorden van ons land kregen te maken met de<br />
beide bisschoppen, van wie de 'Hoogweerdichste<br />
Vorst van Munster, Christoffel Bernhard van<br />
Galen' (Bommen Berend) de meest gevreesde was.<br />
Vooral het nieuwe wapen van de brandbommen<br />
boezemde grote schrik in.<br />
' Ui<br />
cL£_<br />
üï<br />
r<br />
/<br />
-f-c<br />
A (^ /?e<br />
ir, J$j±. fe/*n<br />
_ f ..- . I<br />
7 __<br />
Pot,<br />
A^dn^KT •<br />
wrai IS" O -<br />
- - r #!<br />
." " . 'S*<br />
•:' "•"?!»<br />
-''* K.'<br />
•\ *i ; i<br />
' •••'•&<br />
• 3<br />
-' M<br />
•' "*•$<br />
• • : •f<br />
Hi<br />
A-Ê-<br />
De vestingwerken waren verwaarloosd in de<br />
tijden van welvaart, zodat de sterke overmacht<br />
zonder noemenswaardige tegenstand het oostelijk<br />
en zuidelijk deel van ons land kon veroveren.<br />
Alleen Groningen en Friesland hielden stand;<br />
Holland zat veilig achter de Hollandse waterlinie,<br />
terwijl de vloot nog enige successen boekte.<br />
Op 13 juni kwam het bericht in Zwolle binnen,<br />
dat Deventer had gecapituleerd. De commandant<br />
van de troepen, Ripperda, was reeds een avond te<br />
voren met zijn legertje naar Hasselt getogen. Het<br />
was duidelijk, dat hij ook daar niet lang zou blij-<br />
Bob Erdtsieck<br />
Titelpagina van het<br />
handschrift van Arnold<br />
Wayer, Nopende het<br />
aerts-priesterschap van<br />
Swolle. Aanwezig in het<br />
Gemeentearchief<br />
Zwolle.
130 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
ven en ondanks het dringend verzoek van de<br />
Zwolse magistraat bleven er geen soldaten in stad<br />
over. Er zat dus niets anders op, reeds te onderhandelen<br />
over capitulatievoorwaarden, voordat<br />
de Keulse troepen de stad genaderd waren. De<br />
Zwolse regenten voelden niets voor een zinloze<br />
strijd, die hun bezittingen alleen maar zou vernielen.<br />
Bovendien vielen de voorwaarden nogal mee:<br />
er zou godsdienstvrijheid heersen en de bisschop<br />
moest erkend moeten worden als wettige soeverein.<br />
Hier hadden de regenten minder moeite<br />
mee, dan we zouden denken. Holland was ver<br />
weg, de banden met Duitsland waren sterk; <strong>Overijssel</strong><br />
was nooit officieel tot de unie toegetreden al<br />
deed men wel mee. 4 Tenslotte moest de magistraat<br />
(die uit zestien leden bestond) na de eerstkomende<br />
verkiezingen voor de helft uit katholieken<br />
bestaan. Dit was een moeilijker punt: het betekende<br />
verlies van inkomsten. Maar de tijd bracht<br />
raad. Binnen een jaar na de capitulatie stierven<br />
zeven magistraten achter elkaar, waarvoor direkt<br />
katholieken benoemd konden worden. 5<br />
De snelle capitulatie maakte dat menige magistraat<br />
ervan verdacht werd verraad te hebben gepleegd<br />
en daarvoor nog geld ontvangen te hebben<br />
ook. De kerk schoot echter te hulp en was bereid<br />
om voor de magistraten die hierom vroegen een<br />
verklaring te tekenen: 6<br />
'Verklaren wij onderschreven predicanten der<br />
Stadt Zwolle, dewelcke de Heer Albert van<br />
Hemert, in sijn leven burgemeester deser stadt, in<br />
sijn Ed. kranck- en doodsbedde, volgen onse<br />
plicht, 't elckens hebben besocht, dat niet alleen, de<br />
voornoemde heer, aen niemant van ons iet heeft<br />
bekent gemaeckt van eenigh verraedt, waer door<br />
deze onse stadt, voor seeckere groote somma gelts,<br />
soude verkocht, en overlevert sijn; maer dat oock<br />
ter contrarie sijn Eed. aen eeniger van ons, na dat<br />
sijn Eed. de geruchten daer van waren ter ooren<br />
gekomen, verklaert heeft, self noyt van eenigh verraedt,<br />
of verkoopinge der stadt gesproken, ja niet<br />
gedacht te hebben, en sich beklaeght, dat sijn Ed.<br />
sulcke onwaerheden nagegeven wierden.<br />
Zwolle, den 16/26 julii, 1672<br />
Johannes Hesselius<br />
RoelofCfans<br />
Arnoldus Voltelen<br />
Hendrik Rouse<br />
Thomas Buschardus-Voltelen<br />
De kerk in Zwolle<br />
In 1580 was ook in Zwolle de ongedeelde katholieke<br />
kerk uiteengevallen, gestimuleerd door de<br />
naderende troepen van Willem van Oranje. Nog<br />
een tiental jaren werd de katholieke eredienst<br />
geduld, maar daarna was het afgelopen. De gereformeerde<br />
godsdienst werd als enige door de<br />
overheid erkend. Het middeleeuwse gevoel dat er<br />
maar één kerk kon zijn, bleef nog lang hangen, al<br />
gaven de feiten aan, dat dit niet meer mogelijk<br />
was. De kleine gemeenschappen van de doopsgezinden<br />
en luthersen gaven weinig problemen. Het<br />
aantal Zwollenaren dat de katholieke kerk trouw<br />
wilde blijven, was echter aanzienlijk. Hoe groot dit<br />
aantal was, is moeilijk te schatten, omdat er van<br />
volkstellingen nog geen sprake was. We kunnen er<br />
echter vrijwel zeker van zijn, dat door de eeuwen<br />
heen een konstant percentage van plusminus 20%<br />
katholieken in Zwolle aanwezig was. 7<br />
Alle kosten van de gereformeerde kerk werden<br />
betaald uit het fonds 'geestelijke goederen', dat<br />
ontstaan was uit de opbrengst van de genaaste<br />
bezittingen van de katholieke kerk. Dit fonds werd<br />
door het stadsbestuur beheerd. Hieruit werden<br />
niet alleen de predikantssalarissen betaald, maar<br />
ook het overige personeel: kosters, organisten,<br />
kerkeknechten, muzikanten, trommelaars en tevens<br />
de schoolmeesters. Onderwijs was in de gereformeerde<br />
visie een kerkelijke opdracht. De predikanten<br />
die beroepen werden moesten door het<br />
stadsbestuur goedgekeurd worden. Tussen stadsbestuur<br />
en kerkeraad bestonden vele personele<br />
verbindingen. In het algemeen waren de predikanten<br />
vrij onverdraagzaam, maar ze kregen bij de<br />
tolerantere magistraten weinig gehoor. Tegen de<br />
zin van de predikanten in, was er voor de dissidente<br />
groepen gelegenheid genoeg om bijeen te<br />
komen, zij 't dat hiervoor betaald moest worden<br />
(boeten en smeergeld). In 1672 treffen we daarom<br />
nog vier katholieke staties in Zwolle aan, die hun<br />
onderdak in zogenoemde schuilkerken hadden. In<br />
één ervan diende een pastoor van Zwolse origine:<br />
Arnold Wayer.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 131<br />
Pastoor Wayer<br />
Arnold Wayer was in 1606 te Zwolle geboren en<br />
stamde uit een oud katholiek geslacht. In 1625 vertrok<br />
hij voor studie naar Keulen, omdat in de<br />
Republiek voor hem geen studiemogelijkheid<br />
bestond. In Keulen was een Hollands college. Hier<br />
studeerde hij retorica, filosofie en theologie. Hij<br />
promoveerde in 1630 en werd tien jaar later tot<br />
priester gewijd. Hij deed in 1631 dienst (illegaal<br />
voor de overheid) als kapelaan in de statie van de<br />
Spiegelsteeg en werd daar in 1637 pastoor.<br />
In 1672 werd dit officieel en in 1673 volgde zijn<br />
benoeming tot aartspriester (deken van Zwolle en<br />
omgeving). We weten zoveel van hem, omdat hij<br />
in 1690 zijn herinneringen te boek stelde (zie noot<br />
i).<br />
We moeten er bij zijn commentaar op de jaren<br />
1672-74 dus rekening mee houden, dat hij alles bijna<br />
twintig jaar nadat het gebeurd was opschreef.<br />
Niet dat hij bewust de zaken anders voorgesteld<br />
zou hebben, maar herinneringen uit het verleden<br />
doen veel gebeurtenissen verbleken of anders kleuren.<br />
8<br />
Toen op 13 juni (oude stijl) de bisschop van<br />
Keulen aan het Katerveer verscheen, werd Wayer<br />
daar ook verwacht, hoewel hij daar zelf niet zoveel<br />
zin in had. Terstond wees de bisschop hem en zijn<br />
collega Bernardus van Someren aan met de woorden:<br />
'Soo sijt ghij dan de pastoren van Swolle'. Vijf<br />
weken tevoren had een zekere vrouw Warners aan<br />
de bisschop verteld, dat zij in een visioen Wayer<br />
had gezien die met zijn collega het koor van de<br />
Grote Kerk afkwam.<br />
Bij de capitulatievoorwaarden was bepaald,<br />
dat de Grote Kerk (vanaf toen weer de St.<br />
Michaëlskerk geheten) voor de katholieke eredienst<br />
beschikbaar was en de gereformeerden met<br />
de Bethlehemse kerk en de Broerenkerk genoegen<br />
moesten nemen. Maar het liep anders door het<br />
snelle optreden van de Jezuïeten. Dezen trokken<br />
als eerste de St. Michaëlskerk in. De bisschop bleef<br />
echter bij zijn besluit dat deze kerk voor de<br />
parochiegeestelijken zou zijn. Aldus kregen de<br />
Jezuïeten de Bethlehemse kerk en werden de gereformeerden<br />
naar de Onze Lieve Vrouwekerk verwezen.<br />
Deze lag er sinds 1590 onttakeld bij. Er was<br />
van alles in gebeurd, behalve kerkdiensten.<br />
Op 29 juni hield pastoor Wayer zijn eerste sermoen<br />
in de St. Michaëlskerk.<br />
Een klein incident was er toen hij het deurtje<br />
naar de preekstoel (dat klemde) alleen met geweld<br />
open kon krijgen; dit tot vermaak van belangstellende<br />
gereformeerden die riepen: 'hij baest al'.<br />
Zijn preek was gebaseerd op Hooglied 2:10 en<br />
11: 'Sta toch op mijn schone. De winter is immers<br />
voorbij. De regentijd heeft opgehouden.'<br />
Het is duidelijk dat hij hier zinspeelde op het<br />
feit dat het 'ware geloof weer verkondigd zou<br />
worden. We kunnen ons zijn vreugde over het feit<br />
dat de katholieke kerk na jaren weer in het openbaar<br />
mocht optreden, wel indenken, maar als<br />
Wayer geweten had wat hem en de Zwollenaren<br />
nog te wachten stond, was hij wellicht wat minder<br />
jubelend geweest. t \;v<br />
Arnoldus Wayer, detail<br />
van een zeventiende<br />
eeuws schilderij van<br />
Thomas a Kempis op de<br />
Agnietenberg (foto:<br />
Provinciaal <strong>Overijssel</strong>s<br />
Museum).
Thomas a Kempis, anoniem<br />
schilderij uit de<br />
collectie van de Emmanuelshuizen,<br />
in bruikleen<br />
bij het Catharijneconvent<br />
te Utrecht.<br />
132 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
De gereformeerde kerkeraad<br />
In een buitengewone kerkeraad van de Gereformeerde<br />
kerk van 28 april 1672 beraadde men zich<br />
over de gevolgen die de capitulatie met zich meebracht.<br />
Er ontstond een uitvoerige discussie over<br />
de tegenwoordige tijd en hoe men moest handelen.<br />
Maar het was allemaal nog duister. Men<br />
moest wachten op een deputatie van de vorst van<br />
Munster op te vernemen wat er allemaal zou veranderen.<br />
Curieus was dat enkele Franse soldaten<br />
van het bezettingsleger (hulptroepen van de bis-<br />
schop) vroegen om tot het heilig avondmaal toegelaten<br />
te worden. Ze waren afkomstig van de<br />
Gereformeerde kerk in Frankrijk. Het was een<br />
goede gelegenheid om zich te laten informeren<br />
over de situatie van de kerk in dat land. Er was<br />
geen bezwaar dat ze meededen. Men liet dit aan<br />
hun eigen geweten over. Maar toen er meerdere<br />
soldaten kwamen en een attestatie vroegen omdat<br />
ze weer verder trokken werd hun dat geweigerd.<br />
Er kon namelijk geen toezicht op hen gehouden<br />
worden.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 133<br />
Als we de notulen van de vergaderingen van de<br />
kerkeraad gedurende de twee bezettingsjaren volgen,<br />
dan valt op dat vrij frequent vergaderd werd:<br />
eenmaal in de veertien dagen. Tussendoor konden<br />
nog extra vergaderingen gehouden worden als de<br />
toestand dit eiste.<br />
Men had grote moeite zich in de nieuwe rol te<br />
schikken, hoewel de situatie voor de gereformeerden<br />
gunstiger was dan de situatie van de katholieken<br />
in vroeger dagen.<br />
De gereformeerden mochten openlijk voor de<br />
dag komen. Maar ze stonden toch vrij machteloos<br />
tegenover allerlei zaken die vroeger rigoureus aangepakt<br />
zouden worden. Dikwijls kwam ter sprake,<br />
dat verschillende lidmaten naar 'Paapse vergaderingen<br />
togen' (bedoeld werd de mis bijwoonden).<br />
De kerkeraad kon niet anders doen dan dit aanhoren<br />
en op die mensen inspreken. Een weduwe die<br />
Franse soldaten in haar huis ontving met minder<br />
eerbare bedoelingen, moest ook ongemoeid gelaten<br />
worden. Men had van bevriende roomse zijde<br />
te horen gekregen, dat de kerkeraad haar maar<br />
niet lastig moest vallen; anders kon 't nog knap<br />
moeilijk worden. Ook de gemengde huwelijken<br />
baarden de eerwaarde heren zorgen. Men kon<br />
daar niet meer tegenop treden.<br />
Voorts was er het vraagstuk van de kerkruimte.<br />
Toen de Bethlehemse kerk was afgesloten (er<br />
stonden soldaten voor) kreeg men de O.L. Vrouwekerk<br />
toegewezen. Ze noemden deze kerk ijlings<br />
de Kruiskerk. Het gebouw was schandelijk verwaarloosd,<br />
maar men zag kans binnen vier maanden<br />
het gebouw gereed te maken voor kerkdiensten.<br />
Ds. Voltelen hield daar op 20 oktober 1672 de<br />
eerste dienst. Aanvankelijk zette men een schildwacht<br />
voor de deur. De magistraat was bereid om<br />
een collecte te organiseren voor de kosten.<br />
Voor vergaderingen moest onderdak gezocht<br />
worden in het weeshuis. Maar ook daar liet de<br />
bezetter zijn invloed gelden. In plaats van een<br />
gereformeerde kwam er een 'paapse' meester. De<br />
binnenmoeder moest ook al katholiek zijn.<br />
Een ander moeilijk punt was de tijdrekening.<br />
Aanvankelijk wilde men niets te maken hebben<br />
met de nieuwe tijdrekening, met als gevolg dat in<br />
1672 tweemaal kerstfeest gevierd zou worden. In<br />
de vergadering van 12 december ging de kerkeraad<br />
uiteindelijk toch overstag om moeilijkheden te<br />
voorkomen. Pastoor Wayer wist zich echter te<br />
herinneren, dat op 25 december (nieuwe stijl)<br />
door de katholieken, en tien dagen later door de<br />
gereformeerden kerstfeest gevierd werd. Met<br />
pasen 1673 hielden beide kerken de nieuwe stijl<br />
aan. Datumvermeldingen werden daarna door de<br />
gereformeerden altijd dubbel gedaan.<br />
Veel erger was de financiële toestand. De overheid<br />
moest de salarissen uit de post Geestelijke<br />
Goederen voldoen, maar werd zelf geplunderd<br />
door de bezettingstroepen. De economische toestand<br />
was toch al sterk achteruit gegaan omdat<br />
handel niet meer mogelijk was. Daarenboven eisten<br />
de bezetters middelen om hun troepenmacht<br />
te onderhouden. Vele vermogende burgers waren<br />
met hun bezittingen naar Holland gevlucht om<br />
hun geld in veiligheid te brengen. 9 Talloze huizen<br />
stonden leeg en de bewoners brachten geen<br />
inkomsten meer in. Het inwonersaantal, dat begin<br />
1672 nog 14000 inwoners bedroeg, liep met enige<br />
duizenden terug. 10<br />
Allerlei nieuwe belastingen, maar ook afpersingen,<br />
waren aan de orde van de dag. Het stadsbestuur<br />
vertrouwde het beheer van de geestelijke<br />
goederen na de capitulatie aan de katholiek dr.<br />
Rodolphus Weyer toe. De wanordelijke toestan-<br />
De Spoolderberg getekend<br />
door Gerrit Grasdorp<br />
(1659-1716) mogelijk<br />
kort na de woelige<br />
jaren 1672-1674 (foto:<br />
Provinciaal <strong>Overijssel</strong>s<br />
Museum).
134<br />
den in de stad leidden er zelfs toe, dat het stadszilver<br />
moest worden omgesmolten. Het weinige geld<br />
dat Weyer ontving, kreeg van hem een andere<br />
bestemming en de salarissen van de predikanten<br />
werden niet meer uitbetaald. Steeds weer overlegden<br />
de kerkeraadsleden hoe zij daarmee om konden<br />
gaan. Het was te danken aan enkele vermogende<br />
kerkeraadsleden, dat de predikanten niet<br />
verhongerden. Zij gaven een voorschot. Ook de<br />
andere kosten voor de kerk werden door rijke kerkeraadsleden<br />
voorlopig betaald. Bij de capitulatie<br />
was bepaald dat de Gereformeerde kerk slechts<br />
vier predikanten mocht onderhouden, maar of<br />
het nu vier of vijf waren, ze werden toch niet<br />
betaald. 'Men moet lijdelijk aanzien en dulden in<br />
deze tijd', schreef de secretaris. Een geheel andere<br />
mening was pastoor Wayer toegedaan. Hij bad in<br />
zijn kerk dat 'dese hoogvorstelijke genade als<br />
rechtmatige overheid, dat dese onze lieve vaderlandt<br />
bij de ware religie ende alleensalighmakend<br />
catholycke gelove behoeden sal.'<br />
Thomas a Kempis<br />
De tweede bezetter, de doorluchtige Keurvorst<br />
van Keulen, Maximiliaan Hendrick Ernst, had<br />
vromere aspiraties dan zijn collega Van Galen. Hij<br />
gebruikte de bezettingstijd om naspeuringen te<br />
doen naar het graf van Thomas a Kempis, dat op<br />
de Agnietenberg moest liggen. Op 1 augustus<br />
(oude stijl) 1672 bezocht hij met domheer Meringh<br />
het Bergklooster, waar pastoor Wayer hen<br />
precies de plaats kon aanwijzen waar het graf van<br />
Thomas zich moest bevinden. Reeds op 3 augustus<br />
werd aan de opgraving begonnen. 'Het was een<br />
schoon geraamte met de handen nog gevouwen',<br />
schreefWayer.<br />
Een enkel kledingstuk was nog aanwezig. Het<br />
lag daar al 200 jaar. De bisschop liet een tombe<br />
maken (door een gereformeerde timmerman! - de<br />
kerkeraad vond 'het grouwelijck om te seggen').<br />
De tombe werd in de schuilkerk in de Spiegelsteeg<br />
geplaatst en bleef daar ook na 1764. Hieruit<br />
blijkt dat pastoor Wayer toen al weinig vertrouwen<br />
had dat de bezetting lang zou duren. Hetzelfde<br />
gevoel toonde hij toen hij zijn collega Van<br />
Someren verhinderde om de avondmaalstafel in<br />
stukken te hakken en de koperen spijlen van het<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
koorhek in de Grote kerk om te smelten. 'Tot ons<br />
grote geluk' noteerde hij daarbij.<br />
Uiterlijk vertoon<br />
Het vermoeden van pastoor Wayer dat de bezetting<br />
niet altijd zou voortduren, maakte dat hij veel<br />
aandacht gaf aan het uiterlijk vertoon op straat,<br />
zolang dit nog kon. Vol trots vermeldt hij enkele<br />
begrafenissen van voorname mensen die met alle<br />
pracht en praal als een processie op 'katholyke wijze'<br />
door de straten trokken. Het hoogtepunt was<br />
wel de grote (en laatste in Zwolle) processie op<br />
sacramentsdag (1 juni) 1673. De stoet ging vanaf de<br />
Grote Markt langs de Grote Aa, de Nieuwe Markt<br />
naar de Bethlehemse kerk en vandaar door de Sassenstraat<br />
terug naar de St. Michaëlskerk. Ondanks<br />
veel regen en slijk in de straten was het een 'heerlijke<br />
feestelijke dag' schreef Wayer, denkende aan<br />
de lange stoet met hoogwaardigheidsbekleeders,<br />
waaronder de militaire commandant de Marquis<br />
Chamily en zijn vele soldaten. Maar men kon het<br />
ook anders zien. In de gereformeerde kerkeraad<br />
werd van een andere processie verteld: 'Naauwelijks<br />
waren sy ter kerken uytgetreden, of de hemel<br />
scheen dit werck te verfoeyen, een feilen hagel en<br />
sneeuw viel uyt de lucht, dat sy niet genoeg konden<br />
haasten om weder in de kerke te geraken.'<br />
Het einde van de bezetting<br />
Het einde kwam eerder dan pastoor Wayer verwachtte.<br />
Niets vermoedend stak hij op zondag 6<br />
mei 1674 zijn 122e eri tevens laatste sermoen af. Na<br />
afloop deelde de koster hem mede, dat onverwijld<br />
de altaren afgebroken moesten worden, omdat de<br />
kerk weer ter beschikking van de gereformeerden<br />
kwam. Toen pas vernam hij, dat de vrede al op 22<br />
april gesloten was. De in 1672 nieuw benoemde<br />
stadhouder Willem III, had enkele successen op<br />
het slagveld behaald. De Franse troepen waren<br />
voor de Hollandse waterlinie blijven steken. Lodewijk<br />
XIV was al naar Parijs teruggekeerd en had<br />
genoeg van de oorlogsvoering. Ook voor de bisschoppen<br />
werd de zaak te kostbaar nu Frankrijk<br />
hen niet meer steunde.<br />
Op 7 mei was dit bekend in de gereformeerde<br />
kerkeraad, men wilde daar liever eerst zien en dan<br />
geloven. Eerst toen de bezettingstroepen op 20
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 135<br />
mei vertrokken waren (intussen hadden ze de stad<br />
nog ƒ 10.000.- afgeperst) nam men de kerk weer in<br />
gebruik, hoewel de sleutels al op 10 mei in hun<br />
bezit waren gekomen. Op zondag i3(?)/24 mei<br />
1674 werd een openbare dankdienst gehouden.<br />
Pastoor Wayer trok zich weer terug in de statie<br />
van de Spiegelsteeg.<br />
De Jezuïeten ontruimden de Bethlehemse<br />
kerk, de Capucijnen die tijdens de bezetting de St.<br />
Geertruidenkapel hadden gebruikt, vertrokken<br />
uit de stad en de katholieke magistraten waren<br />
werkloos geworden. Afgevaardigden van de Prins<br />
voerden de datum-oude-stijl weer in. Op 24 mei<br />
werd in geheel <strong>Overijssel</strong> een dankdag gevierd, die<br />
ook een verplichte rustdag was.<br />
Van ds. Voltelen werd nog verteld, dat toen hij<br />
de eerste dienst in de Grote Kerk leidde, hij voortijdig<br />
de preekstoel verliet. In een visioen had hij<br />
pastoor Wayer naar de preekstoel zien komen.<br />
Tenslotte<br />
De jaren 1672-74 lieten hun sporen wel na. De verarmde<br />
stad kwam onder grote invloed van de<br />
nieuwe stadhouder Willem III. De magistraat<br />
werd geheel vernieuwd en de benoemingen moesten<br />
voortaan door de stadhouder worden goedgekeurd.<br />
Rijke burgers werden verplicht een lening<br />
aan de stad te verstrekken.<br />
De snelle overgave van de gewesten <strong>Overijssel</strong>,<br />
Gelderland en Utrecht had in Holland grote verontwaardiging<br />
veroorzaakt. De Prins verscheen<br />
eerst op 25 februari 1675 in Zwolle als de grote<br />
overwinnaar. Pas toen werd ons gewest weer in de<br />
unie opgenomen. En wat de kerk betreft: ook op<br />
de benoeming van predikanten kreeg de stadhouder<br />
grote invloed. Dit zou in de komende eeuw<br />
aanleiding zijn tot moeilijkheden, toen de prinsgezinde<br />
en patriottische bewegingen met elkaar in<br />
botsing kwamen.<br />
De Lutherse kerk en Doopsgezinde gemeente<br />
Gezicht op Zwolle. Dit<br />
anonieme schilderij<br />
geeft de situatie weer<br />
van voor de rampjaren,<br />
toen de St. Michaëlskerk<br />
nog een toren had (foto:<br />
Provinciaal <strong>Overijssel</strong>s<br />
Museum).
136 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
komen in dit verhaal niet voor. Er waren geen<br />
stukken uit deze periode beschikbaar.<br />
Hoewel de katholieken direkt weer naar hun<br />
oude plaats werden verwezen, was toch de stemming<br />
iets milder geworden en kon de kerk ongestoord,<br />
maar wel in de schaduw, verder leven. Pastoor<br />
Wayer schreef in zijn memoires: 'dater<br />
wederom veranderinge van staet mochte comen'.<br />
Dit zou eerst 100 jaar na zijn dood gebeuren; hij<br />
stierf op 16 april 1692 op 86 jarige leeftijd.<br />
Noten<br />
1. Nopende het aerts-priesterschap van Swolle naer de<br />
beroerten deser neder-landen mitsgaders van eenige<br />
gedeckweerdige voorvallen door Arnold Wayer,<br />
aartspriester en pastoor van Zwolle. Uitgegeven<br />
door G.A. Meijer o.p. z.j. blz. 191. Gem. Archief,<br />
Zwolle Stz. G 2-11.<br />
2. In 1582 voerde Paus Gregorius XIII een kalenderhervorming<br />
in (4 oktober van de Juliaanse kalender<br />
werd 15 oktober). De nieuwe stijl werd in de Nederlanden<br />
niet overal tegelijk ingevoerd. Verschillende<br />
provincies waaronder <strong>Overijssel</strong>, handhaafden de<br />
oude stijl. Eerst in 1700 werd de Gregoriaanse kalender<br />
ingevoerd; het laatst in Drenthe op 30 april 1701.<br />
(Bron: Schriftspiegel, Zutphen 1986, blz. 86). Alleen<br />
tijdens de bezetting van 1672-1674 moest de nieuwe<br />
stijl gebruikt worden. De aanduiding in de oude stijl<br />
werd boven de breukstreep aangegeven en de nieuwe<br />
stijl eronder. Pastoor Wayer gebruikte als goed<br />
katholiek de nieuwe stijl.<br />
3. Zie H.J.H. Knoester in de catalogus van de tentoonstelling<br />
over Zwolle tijdens de Münsterse bezetting<br />
van 1672-1674 (1972).<br />
4. Gegevens uit een scriptie van H. van Arkel, De<br />
Zwolse magistraat van 1672-1676, Zwolle 1976.<br />
5. B.J. van Hattum, Geschiedenissen der stad Zwolle, IV<br />
Zwolle repr. 1975, p.78.<br />
6. Alle gegevens over de kerkeraad van de Gereformeerde<br />
kerk (=Hervormde Gemeente) zijn uit het<br />
archief van de Hervormde gemeente Zwolle. Gemeentearchief<br />
Zwolle (GAZ) KA 017 nr.005.<br />
7. N.D.B. Habermehl (in: Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />
1984) berekende vanuit de registratie van niet-gereformeerde<br />
dopelingen over de jaren 1725-1730, (GAZ,<br />
RBSO 781) dat 18,3% tot deze categorie behoorde.<br />
Hiervan komt het grootste deel voor katholieke<br />
rekening. De volkstelling van 1809 geeft een percentage<br />
van 23% katholieken aan. Gezien het feit, dat<br />
sinds 1591 aan het katholicisme grote maatschappelijke<br />
nadelen verbonden waren, ligt het voor hand<br />
dat een meerderheid van ruim 70% zich tot de<br />
Gereformeerde kerk rekende. De bewuste gereformeerden<br />
waren echter in de minderheid. Landelijk<br />
schat men dit op 10%.<br />
Iets daarvan merken we als Wayer vermeldt, dat 'de<br />
Aelmoessenieren der gereformeerden aan 't eynde<br />
der predikatie met een buydelken ommegegaan om<br />
daerin aelmoezen te ontvangen.'. De kerkeraadsnotulen<br />
klagen echter steen en been, dat deze collecte<br />
voor alle armen door de katholieke geestelijkheid<br />
werd gesaboteerd.<br />
Van Arkel vermeldt in de eerder genoemde scriptie,<br />
dat in 1674 een burgemeester met zijn twee dochters<br />
per schip huiswaarts keerde en goederen bij zich<br />
had ter waarde van drie ton, waaronder drie koffers<br />
met kontanten. Men beweerde dat dit het loon was<br />
voor de 'trouweloose verkopinge en verraderije der<br />
stad Zwolle.'<br />
Zie ook hier de scriptie van H. van Arkel en het eerder<br />
genoemde boek van Van Hattum, blz 85 e.v.<br />
Zie van Hattum, Geschiedenissen der Stad Zwolle, IV<br />
pag. 87.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 137<br />
Een gewone jongen in Zwolle / 2<br />
I<br />
k wil er best voor uitkomen, we waren 'rooien',<br />
oftewel SDAP-volgelingen. Zwolle kende<br />
een invloedrijke aanhang van de Sociaal<br />
Democratische Arbeiders Partij en ging door voor<br />
een 'rode stad'.<br />
Eind april — ik spreek nog steeds van de jaren<br />
dertig - gaf vader mij een briefje mee voor de<br />
hoofdonderwijzer, waarin hij vriendelijk vroeg<br />
om mij vrijaf te geven op de eerste mei. De meester<br />
kreeg heel veel van dergelijke briefjes en ik<br />
denk dat er op die dag maar weinig kinderen in de<br />
schoolbanken zaten.<br />
Mijn ouders droegen 'de partij' een warm hart<br />
toe. 't Lag dan ook voor de hand dat ik op 1 mei,<br />
arbeidersfeestdag immers, aan hun hand in de traditionele<br />
optocht meeliep. Vader droeg een rode<br />
tulp in het knoopsgat en moeder had er een met<br />
een veiligheidsspeld aan de jurk gehecht. Voorop<br />
liep de Arbeidersmuziekvereniging Voorwaarts.<br />
De dirigent holde van voor naar achter en terug<br />
om de verschillende instrumenten van het korps<br />
gelijk te laten spelen.<br />
Voor en achter ons werden spandoeken omhooggehouden<br />
door stoere en enthousiaste knapen<br />
van de AJC, de Arbeiders Jeugd Centrale, of<br />
door leden van de Arbeiderssportbond. Wat op<br />
die spandoeken in felle bewoordingen te lezen was<br />
ontging mij meestal. Ik begreep wel dat het om<br />
verkorting van werktijden, opheffing van de werkloosheid,<br />
hogere lonen en waarschuwingen tegen<br />
het opkomende nationaal-socialisme ging. Want<br />
nationaal-socialisten en democratisch-socialisten<br />
verdroegen elkaar niet. In Duitsland waren de<br />
laatsten immers in concentratiekampen opgesloten.<br />
Ajc-ers en Sportbonders liepen ook als eenheden<br />
in de stoet, voorafgegaan door felrode vlaggen.<br />
De Ajc-ers droegen blauwe blouses en manchester<br />
korte broeken; hun leiders een broek die<br />
wat leek op een rijbroek, maar dan met kniekousen<br />
in plaats van met laarzen. De Sportbonders<br />
waren luchtig gekleed in witte shirts en rode gymnastiekbroekjes.<br />
Die bonte verscheidenheid aan<br />
kleding droeg, samen met de vaandels van de partij<br />
en vakbonden, bij tot een kleurrijk geheel.<br />
De mars door de stad eindigde op de Eekwal,<br />
in gebouw PALVU. Die naam was gevormd door de<br />
beginletters van Karl Marx' oproep 'Proletariërs<br />
Aller Landen Verenigt U' aan elkaar te plakken.<br />
Binnen prijkte aan de muur achter het podium en<br />
spreekgestoelte een reusachtig portret van een<br />
mijnwerker. Later heb ik begrepen dat het een grafisch<br />
werk van de beroemde Jan Toorop was.<br />
Toorop moest dus, zo redeneerde ik, ook socialist<br />
zijn.<br />
•Nadat de Arbeiderszangvereniging De Stem<br />
des Volks de bijeenkomst door het zingen van één<br />
van de liederen 'Morgenrood' of 'Op socialisten,<br />
sluit de rijen' geopend had, betrad een bonze van<br />
de partij of een kamerlid van de SDAP de katheder.<br />
Ook zij waren weer gekleed in het typische partij-<br />
Willem Boxma<br />
Het gebouw PALVU,<br />
gelegen aan de Eekwal.
Jeugdorganisaties van<br />
de SDAP defileren langs<br />
het SDAP-vergadergebouw<br />
(foto: Eigen Erf,<br />
1934)-<br />
138 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
manchester. In hun toespraken ging het van dik<br />
hout zaagt men planken: over de werkloosheid en<br />
de geringe steun en vooral over geld dat daarvoor<br />
op tafel moest komen. Ook spraken zij over een<br />
plan dat geleerde partijfunctionarissen hadden<br />
uitgedokterd en dat alle misère in dit land in één<br />
klap zou oplossen, het Plan van de Arbeid. De<br />
geestverwanten in Duitsland werden niet vergeten:<br />
er moest ook strijd worden geleverd tegen het<br />
verfoeide nationaal-socialisme.<br />
Achter op het podium waren zoveel mogelijk<br />
de meegedragen vlaggen, vaandels en spandoeken<br />
uitgespreid. Leuzen als 'Vrijheid Arbeid Brood',<br />
'Weg met het fascisme' en 'Nooit meer oorlog'<br />
gaven te kennen dat de idealen van de sociaaldemocraten<br />
veelzijdig waren en dat het hun ernst<br />
was. Was de redenaar uitgesproken, dan hief De<br />
Stem des Volks geestdriftig het Arbeidersplanlied<br />
aan, speciaal voor het idee gecomponeerd en op<br />
tekst gezet. Het lied eindigde met 'Voor het Plan,<br />
kameraad, voor het Plan, kameraad', maar dat is<br />
dan ook alles wat ik er nog van weet.<br />
De verzamelde SDAP-ers gingen niet uit elkaar<br />
alvorens zij, samen met De Stem des Volks, staande<br />
en uit volle borst de 'Internationale' hadden<br />
gezongen. Die opwindende en tegelijk kameraadschappelijke<br />
en feestelijke sfeer waarmee de 1 mei<br />
viering was omgeven, is mij altijd bijgebleven. Er<br />
heerste, en in mijn jongensjaren ervoer ik dat al,<br />
zo'n gevoel van eenheid als je tegenwoordig in de<br />
politiek niet meer tegenkomt.<br />
Mijn moeder was niet zo'n op-de-voorgrondtreedster.<br />
Bescheidenheid en gulheid jegens de<br />
medemens sierden haar des te meer. Ze was wel lid<br />
van de Sociaal Democratische Vrouwenbond,<br />
maar aan de gecyclostyleerde blaadjes die de club<br />
bezorgde, liet ze zich weinig gelegen liggen. Diepe<br />
verering had ze voor dominee Horreüs de Haas,<br />
predikant van de Vrijzinnig Hervormden en ook<br />
de socialistische richting toegedaan. Uit diens preken<br />
van de kansel putte ze meer kracht dan uit de<br />
felle redes van de politici op de katheder.<br />
Toch liet ze zich een keer overhalen om ook<br />
een steentje aan de verwezenlijking van het sociaal-democratische<br />
ideaal bij te dragen. Dit<br />
gebeurde op aandringen van onze buurman in de<br />
Papaverstraat, meneer Leusink. Meneer Leusink<br />
bekleedde niet alleen een vooraanstaande positie<br />
in de plaatselijke afdeling van de SDAP, hij was ook<br />
voor die partij gemeenteraadslid. Een prominent<br />
man dus, waartegen je, ook al was hij medelid van<br />
een arbeiderspartij, beleefd moest zijn. Menéér<br />
Leusink dus. Moeder gaf uiteindelijk toe: ze zou<br />
met het strijdblad colporteren in een niet bepaald<br />
als welgesteld bekend staande wijk van de stad.<br />
Het blad, of beter gezegd het blaadje, was bedoeld<br />
om werkenden en werklozen door middel van<br />
tekst en tekeningen warm te maken voor het streven<br />
naar een betere en rechtvaardiger maatschappij;<br />
dit alles uiteraard volgens het beeld van de<br />
SDAP! Drie centen kostte het periodiek als je het<br />
hebben en lezen wilde. Het verspreidingsadres was<br />
pal naast onze deur, bij onze buurman meneer<br />
Leusink. Van hem nam moeder een stapel bladen<br />
in ontvangst. Ze begaf zich daarmee op de fiets<br />
naar de Zwolse wijk, waarvan de bewoners naar ze<br />
verwachtte, met veel belangstelling naar het nieuw<br />
verschenen nummer uitkeken.<br />
Naar hoe een en ander in de colportage is verlopen<br />
mag ik blijven raden. Na het verstrijken van<br />
nauwelijks een uur zagen we haar terugkomen, de<br />
fiets tegen Leusinks tuinhek smijten en met een<br />
forse stapel 'Vrijheid Arbeid Brood' 's buurmans<br />
woning binnengaan. Kort daarop stormde ze bij
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 139<br />
ons binnen, rood van opwinding. Nieuwsgierig<br />
geworden vroegen wij haar hoe de verkoop was<br />
verlopen. Ze had, zo vertelde ze, de stapel bladen -<br />
bijna evenveel als waarmee ze op stap was gegaan<br />
- bij meneer Leusink op de tafel gesmeten. Totaal<br />
van streek had ze het rode raadslid toegeroepen:<br />
'Daar moet je geen drie centen halen, daar moet je<br />
drie centen brengen!'.<br />
Er was ook een dag in het jaar die voor andere kinderen<br />
in mijn klas een feestelijk gebeuren betekende.<br />
Dat was 31 augustus, koninginnedag, de verjaardag<br />
van koningin Wilhelmina.<br />
Helemaal ging die dag ook weer niet aan de<br />
'rooie' kinderen voorbij: het hield voor kinderen<br />
van alle gezindten vrijaf van school in en dat was<br />
voor ons mooi meegenomen.<br />
Van kinderen uit het rode milieu werd aangenomen<br />
dat ze niet meeliepen in de traditionele<br />
optocht ter ere van de koningin. Zij werd immers<br />
als het symbool beschouwd van de gezeten burgerij<br />
met haar afkeer van het proletariaat en het antimilitairisme.<br />
Neem nou het geval met mijn neef Willem uit<br />
Nieuw-Amsterdam die in Zwolle onder dienst lag<br />
en voor afleiding nu en dan bij ons op bezoek<br />
kwam. Naar behoren was hij dan gekleed in het<br />
somber-grijze recruten-uniform, puttees om de<br />
benen, kistjes aan de voeten en een veldmuts op<br />
het hoofd; zeer duidelijk kenbaar als soldaat. Op<br />
weg naar ons huis haalde een groepje Ajc-ers<br />
onder tromgeroffel en rode vlag hem in: Willem<br />
zag er een mogelijkheid in om op te schieten. Het<br />
was een vrolijk groepje en jeugd zoekt jeugd nietwaar?<br />
En wat deed Willem zonder vooraf na te<br />
denken? Hij sloot zich bij het groepje aan en marcheerde<br />
opgewekt mee richting Assendorp. Tot<br />
een militaire politieman met verbazing het kleurverschil<br />
aan zich voorbij zag trekken. Twaalf blauwe<br />
blouses met felrode halsdoeken op een rij en<br />
een grijs soldatenklofne als sluitstuk? Dat mocht<br />
niet zijn! Onverwijld ging hij tot actie over en<br />
sleurde neef Willem van de straat.<br />
Later hoorden we waarom we vergeefs op hem<br />
hadden gewacht. Vader vertelde van het gebeuren<br />
aan meneer Leusink en die vond het gebeurde<br />
hoogst belachelijk. In zijn ogen was het in strijd<br />
met de democratie en weer een typische uiting van<br />
het kapitalisme! Hij schreef er zelfs een ingezonden<br />
stuk over in Het Volk. 't Haalde niets uit en<br />
Willem zat zijn detentie uit tot de laatste dag. Hoe<br />
lang die heeft geduurd weet ik niet.<br />
De 31 augustus-optocht gaf volgens ons een<br />
heel ander beeld te zien dan die van ons op 1 mei.<br />
Veel saaier, vonden we. Er waren geen zwierige<br />
spandoeken bij en geen helkleurige kostuumpjes;<br />
of het moesten de padvinders zijn met die verwaande<br />
blik van onder de brede hoedrand, of de<br />
groentruitjes en bruinjurkjes die zich 'welpen'<br />
noemden. Om maar niet te spreken van de nietaangesloten<br />
jeugd van conservatieve komaf, die de<br />
koninginne-verjaardag sjofeltjes afdeed met een<br />
oranjesjerp over de schouder en met onbenullige<br />
lampionnetjes, behoedzaam overeind gehouden<br />
door meisjes die voortdurend het begeven van de<br />
kaarsjes vreesden.<br />
Of waren we misschien diep in ons hart stinkend<br />
jaloers op de deelnemers aan dit toch wel<br />
feestelijke gebeuren en zouden we ons er toch wel<br />
graag bij willen voegen?<br />
Wat ons, jongens, bezielde waren de fakkels,<br />
zegevierend vlammend door knapen omhoog<br />
geheven. Mijn vriend Maarten en ik meenden ons,<br />
dan maar los van de koninginne-optocht, ook<br />
zo'n toorts te mogen permitteren. Ermee in de<br />
optocht lopen zouden we niet, maar om individu-<br />
De 'rode' dominee Horreus<br />
de Haas, 1918.<br />
De Papaverstraat, waar<br />
de familie Boxma op<br />
nummer 14 woonde.
Met nog drie jongens uit<br />
de Papaverstraat zit<br />
Willem Boxma (derde<br />
van links) op het hek<br />
van zijn buurman (foto:<br />
Willem Boxma).<br />
140 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
eel van zo'n licht verspreidende vuurstok te kunnen<br />
genieten zou je anders een jaar moeten wachten.<br />
Ze waren immers alleen tegen de tijd van 31<br />
augustus te koop.<br />
Aldus begaven Maarten en ik ons naar Vroom<br />
en Dreesmann in de Diezerstraat. Daar schaften<br />
we ons op de speciaal voor het feestgebeuren ingerichte<br />
etage, waar de oranjeklant zijn keus kon<br />
maken uit de uitgestalde petten, sjerpen, toeters,<br />
maskers, speldjes, kokardes en wat meer aan de<br />
feestvreugde kon bijdragen, van ons schrale zakgeld<br />
elk een fakkel aan. Een lucifer erbij en zie, een<br />
vinnig oplaaiende vlam lichtte onze gelaten op uit<br />
het duister van de augustusavond. Verrukt waren<br />
we. We zongen er liedjes bij die helemaal niet toepasselijk<br />
waren en dansten zodanig in het rond dat<br />
het gloeiende pek en jute aan de stok de gekste<br />
capriolen maakten.<br />
Totdat we, opgesteld aan de stoeprand voor<br />
het Dominicaner klooster aan de Assendorperstraat,<br />
de harmonie hoorden naderen met erachter<br />
de wirwar van lichten en lichtjes van fakkels en<br />
lampions. De stoet deinde aan ons voorbij. In het<br />
schemerige licht ontdekten we een fakkeldrager<br />
uit onze buurt in de optocht. Hij zag ook ons,<br />
bedremmeld en doelloos, staan. 'Kom mee!', riep<br />
hij ons toe en daarmee hielp hij ons onze onzekerheid<br />
overwinnen. Waren wij eigenlijk wel antikoningsgezind?<br />
En wat hadden wij met politiek te<br />
maken! Wat kon het ons schelen of er rooien en<br />
niet-rooien bestonden. Eensgezind lieten we het<br />
smeulende welriekende pek en jute aan onze stokken<br />
opgaan in de enorme traag voortbewegende<br />
stoet van licht, die in de richting van de Grote<br />
Markt voortbewoog. Wat een feest! Iedereen langs<br />
de straat deelde in onze vreugde.<br />
We vroegen ons niet af hoe onze ouders zouden<br />
reageren als we vertelden dat we hadden meegelopen<br />
in de koninginne-optocht. Die vraag<br />
werd pas actueel, toen in het schijnsel van de<br />
afstervende toortsen even voorbij de Luttekestraaat,<br />
onder de toeschouwers zich het gezicht<br />
van Jenny aftekende. 'Nu zul je het hebben', dacht<br />
ik. Jenny was de dochter van onze buren in de<br />
Hortensiastraat en buurman was veel rooier dan<br />
wij, misschien wel roder dan Troelstra zelf was<br />
geweest. 'Vaderland?', placht hij te zeggen,<br />
'Vaderland? Nog geen bloempot vol, niet waard<br />
om voor te vechten'. Daarmee doelde hij op zijn<br />
internationale instelling en zijn oprecht verlangen<br />
naar een wereld zonder oorlogen.<br />
Jenny zou naar huis gaan en als ze mijn ouders<br />
zag zou ze tegen ze zeggen: 'Buurman, of buurvrouw,<br />
ik heb Wim gezien. Hij liep met een fakkel<br />
mee in de optocht veur de koninginne'. Ik gaf haar<br />
geen teken van herkenning en deed of mijn neus<br />
bloedde toen ik haar hoorde zeggen: 'Hé Wimpie,<br />
loop ie ook met?' Schoorvoetend ging ik van de<br />
Grote Markt naar huis, in mijn hand een pover<br />
stokje, dat verschroeid was op de plaats waar jute<br />
en pek kortelings nog in volle glorie in brand hadden<br />
gestaan. Vader had die avond dienst en moeder<br />
trof ik achter de strijkplank, "k Heb meegelopen<br />
in de koninginne-optocht', biechtte ik. Klaarblijkelijk<br />
had Jenny niets gerapporteerd. Moeder<br />
zette het ijzer op het fornuis, keek me begrijpend<br />
aan en zei: 'Ach lieve jongen, was het mooi? Je<br />
doet maar mooi mee, hoor!'<br />
Een andere hoogtijdag was het VARA-zomerfeest,<br />
eenmaal per jaar ergens in het land gevierd. Let<br />
wel: VARA - in hoofdletters en niet Vara zoals het<br />
nu wel geschreven wordt - was de afkorting van<br />
Vereniging van Arbeiders Radio Amateurs. Zeker,<br />
ook de VARA was een socialistische instelling. Vandaar<br />
dat er ook wel spottend Van Armoe Rammelt<br />
Alles van werd gemaakt. Vader kon om twee redenen<br />
lid van de club zijn. Eerstens omdat hij sociaal<br />
democraat was en ten tweede omdat hij echt een<br />
radio-amateur was. Hij had vroeger zelf een radio-
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 141<br />
ontvangstapparaat gebouwd, waarin je na het<br />
instoppen van spoelen in verschillende formaten<br />
en het voorzichtig manipuleren met knoppen en<br />
schakelaars, de geluiden kon opvangen die in<br />
Bloemendaal, Huizen en later in Hilversum de<br />
ether in werden geslingerd. Eenmaal kwam hij<br />
opgetogen - 't was al heel laat in de avond - naar<br />
beneden met de mededeling dat hij het beieren<br />
van de klokken van de Notre Dame in Parijs in<br />
zijn koptelefoon had opgevangen. Maar dat was al<br />
lang geleden. In ons radiotoestel was alles al veel<br />
eenvoudiger. Het was nu een koud kunstje om de<br />
Nederlandse zenders in de huiskamer te krijgen en<br />
met een beetje meer moeite ook die van verder<br />
weg.<br />
Terug naar het VARA-zomerfeest. Ik herinner<br />
me zo'n dag in Heerenveen en een in Bilthoven.<br />
Met honderdtallen - of waren het duizendtallen -<br />
drongen we het feestterrein op, om de mensen in<br />
levende lijve te bewonderen, waarvan we tot dusver<br />
alleen de stem of muziek in onze huiskamers<br />
hadden aangehoord. De artiesten traden op verschillende<br />
podia op. Zo snel we konden, zochten<br />
we op het grasveld een voor de voorstelling gunstig<br />
plekje op. Daar installeerden we ons met onze<br />
picknickzakken en thermosflessen.<br />
Aldus trokken de coryfeeën aan ons voorbij.<br />
Het orkest De Flierefluiters, gekleed in grijze pakken,<br />
met zang van de gezellig dikke Albert - Appie<br />
- de Booy. Met een broodje kaas in de ene hand,<br />
een glaasje prik in de andere en op het hoofd een<br />
zakdoek, door een knoop in elke punt tot een<br />
hoofddeksel gemaakt, zongen en deinden we lekker<br />
in het zonnetje uitgelaten mee met 'Amalia,<br />
dat moet je niet doen, Amalia'. Soms zag je een<br />
bezoekster een traan wegpinken als de zanger diep<br />
uit zijn buik weemoedig 'Jerusalem, Jeruuuusalem'<br />
of 'Droomland, Droomland' aanhief. Hij<br />
werd slechts overtroffen door de Duitse zanger<br />
Joseph Schmidt, die met 'Ik hou van Holland' de<br />
harten van de Nederlanders stal. Ook Willem van<br />
Capellen was er. Bijna iedereen drong zich op tot<br />
vlak voor het podium om hem goed te zien: Neerlands<br />
populairste radiofiguur aller tijden en<br />
geliefd bij iedereen van acht tot tachtig, die met<br />
zijn krakerige stemmetje Ome Keesje op de planken<br />
neerzette. Meer te noemen? Hetty Beek en<br />
Huib Orizand, de sterren in het huiveringwekkende<br />
hoorspel Het Huis op de Heuvel, waarin Hetty<br />
de valse tante Beatrice speelde. Alleen Paul Vlaanderen<br />
heeft de spanning van dit luisterspel kunnen<br />
overtreffen, maar die was van een andere omroep<br />
en dus hier niet aanwezig.<br />
't Was onthullend al die golflengte-figuren als<br />
mensen van vlees en bloed te zien bewegen. Het<br />
bleken nog heel gewone mensen te zijn ook! Als<br />
afsluiting van de mooie dag zongen alle feestgangers<br />
het VARA-lied mee: 'Hallo, hier Hilversum,<br />
hier is de VARA, de omroep van het vrije woord'.<br />
Het schijnt dat bij het zomerfeest in Bilthoven<br />
geërgerde burgers, uiteraard niet VARA-, of sociaal-democratisch<br />
gezind, kopspijkers op de toegangsweg<br />
naar het feestterrein hadden gestrooid.<br />
Bus-, auto- en fietsbanden reden lek. Toen we dat<br />
vernamen, vonden we het maar knap flauw, om<br />
niet te zeggen vals. 'Echt weer zo'n kapitalistische<br />
streek', was het oordeel van onze buurman.<br />
(WORDT VERVOLGD) ^BBH^^^BB<br />
Optocht met de praalwagen<br />
'Prins Verbeelding'<br />
van de St. Jozefschool,<br />
tijdens koninginnedag<br />
1936.
142 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Literatuur Boekbespreking<br />
Nieuw verschenen boeken<br />
Henk van Baaren, Fotodub Zwolle 100. Een eeuw<br />
amateurfotografie Enschede (Van de Berg)<br />
<strong>1994</strong>. ISBN 90 5512 024 3.<br />
Bibliografie van <strong>Overijssel</strong> 1993 Zwolle (Werkgroep<br />
bibliografie van <strong>Overijssel</strong>) <strong>1994</strong>.<br />
Te bestellen bij de Stichting Kunst en Cultuur<br />
<strong>Overijssel</strong>, Jacob Catsstraat 25,8023 AE Zwolle,<br />
tel. 038-537527. De prijs is ƒ 5,-.<br />
Paul Harmens, Zwolle in oorlogstijd Utrecht (Uitgeverij<br />
Matrijs) <strong>1994</strong>. ISBN 90 5345 059 9.<br />
Sippora Stibbe, Hoe zorgeloos is de kindertijd Groningen<br />
(Stichting Uitgeverij Xeno) <strong>1994</strong>. ISBN<br />
90 6208122 3. ƒ 27,50.<br />
'Zo als men aan gemeenzame vrienden gewoon is te<br />
schrijven'. De correspondentie van Rhijnvis Feith<br />
1/53-1824 Epe <strong>1994</strong>. Niet verkrijgbaar in de<br />
boekhandel. Bestellen door ƒ 52,- over te<br />
maken op giro 1451216 tnv J. C. Streng, Woesterweg<br />
5, 8162 RW Epe.<br />
H. Tromp, B. Olde Meierink, J. ten Hove, Een<br />
aardsch paradijs: De buitenplaatsen Boschwijk,<br />
Landwijk en Veldwijk nabij Zwolle Zwolle<br />
(Waanders) <strong>1994</strong>.<br />
Dirk J. de Vries, Bouwen in de late middeleeuwen.<br />
Stedelijke architectuurin het voormalige Overen<br />
Nedersticht Utrecht (Uitgeverij Matrijs)<br />
<strong>1994</strong>. ISBN 90 5345 0564. ƒ 49,50.<br />
Rob de Bree<br />
Een tijdelijk monument voor Feith of Een groot<br />
man in een klein jasje<br />
O nze voorouders hadden meer gevoel voor kwali-<br />
teit dan wij, denkt men wel eens.<br />
In de 2oer jaren van de negentiende eeuw -<br />
toen schrijver en dichter Rhijnvis Feith oud was en<br />
stierf- hebben ze zijn verzameld werk op een nette<br />
manier uitgegeven en hem een royaal eigentijds<br />
grafmonument op een mooie plek bezorgd. Dat is<br />
intussen een plek geworden waar bijna niemand<br />
komt. Feith ligt begraven op de begraafplaats aan<br />
de Meppelerstraatweg. Weinig Nederlanders weten<br />
dat. En bijna geen Zwollenaar bezoekt hem<br />
daar. Want wie wandelt er nog vanuit de stad in de<br />
richting van Dalfsen en Meppel?<br />
Feith heeft zelf ook veel aan zijn onsterfelijk-<br />
heid gedaan. Hij was zeer godsdienstig en verlangde<br />
vurig naar de hemel. Maar ik bedoel eigenlijk<br />
onsterfelijkheid in heidense zin. Feith liet ons zijn<br />
oeuvre na. En zijn geliefde buitenplaats Boschwijk<br />
bestaat nog. Een huis met een park er omheen dat<br />
hij zo heeft gebouwd, aangelegd en ingericht als<br />
hij het zelf wilde. In zijn eigen stijl. En de stijl is de<br />
mens.<br />
Op zaterdag 29 oktober kwamen in de Muzerie<br />
een honderdtal mensen bij elkaar om twee boeken<br />
ten doop te houden. Het boek dat het eerst aan de<br />
beurt was, gaat over Feiths Boschwijk, Geldermans<br />
Landwijk (ook een heel klein beetje Kantelaars<br />
Landwijk) en Veldwijk van mevrouw Paschen.<br />
Mevrouw Elisabeth Paschen is nog onbekender<br />
dan Feith, Gelderman en Kantelaar en dat blijft zo.<br />
Voor de bekendheid van Feith is er meer hoop.<br />
Het boek over deze buitenplaatsen heet Een<br />
aardsch paradijs en toont aan, dat het gebied waar<br />
deze landgoederen liggen en lagen, het verdient als<br />
beschermd gebied heringericht te worden. Misschien<br />
draagt dit boek ertoe bij, dat 'oude tijden
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT '43<br />
weerom komen', zoals in 1945, 1795 en 1813 is<br />
gebeurd. Misschien wandelen over een paar jaar<br />
de Zwollenaren met of zonder hond weer even<br />
gemakkelijk naar Land-, Bosch- en Veldwijk als ze<br />
vroeger in de richting van Dalfsen en nu naar het<br />
Engelse werk lopen.<br />
Het boek dat elke Zwollenaar die van zijn stad<br />
.<br />
en de omgeving houdt, moet lezen, ligt in de<br />
Zwolse boekhandels te koop en de prijs is niet<br />
hoog voor een boek als dit. Goed geschreven, royaal<br />
uitgegeven. Over drie Zwolse buitenplaatsen<br />
en hun bewoners.<br />
Zwolle mag de Stichting Familiearchief en Collectie<br />
Gelderman dankbaar zijn. Onze stad heeft<br />
nu een prachtig eigentijds beeld van een actueel<br />
stuk Zwols en nationaal heden en verleden.<br />
Die gepaste dankbaarheid is er ook. In ieder<br />
geval bij onze burgemeester. De heer Franssen<br />
beloofde, dat er een bedrag beschikbaar komt<br />
voor restauratie van het toegangshek van Landwijk.<br />
De entree van het oude buiten is in de loop<br />
der jaren steeds verder achteruit gedrongen door<br />
asfalt. Het oude hekwerk en de oude pilaren met<br />
antieke versiering heeft de huidige bewoner destijds<br />
gered uit de puinhoop die de wegenbouwers<br />
voor zijn deur opwierpen. De gemeente Zwolle en<br />
Heemschut zorgen ervoor dat het oude hek weer<br />
terugkomt. Dat is een mooi begin.<br />
De Stichting Gelderman verdient lof van de<br />
Zwollenaren. Ook steun bij verdere activiteiten.<br />
En het Zwolse bedrijfsleven hoeft niet te zoeken<br />
naar een project om mee voor de dag te komen.<br />
Het hoeft allemaal niet zo spectaculair als in Groningen,<br />
maar men kan toch iets doen wat er een<br />
beetje op lijkt? Hier ligt een taak voor de Zwolse<br />
<strong>Historisch</strong>e Vereniging. Voor de Familievereniging<br />
Feith eigenlijk ook. Dat er bij de moderne<br />
Feithen nog veel gevoel voor de stamvader van hun<br />
geslacht en voor zijn wereld bestaat, bleek overduidelijk<br />
uit het grote aantal familieleden dat bij de<br />
vermelde doopplechtigheid aanwezig was en uit de<br />
gezongen bijdragen (Schubert, Goethe) van Henriëtte<br />
Feith.<br />
Het zou goed zijn als onze tijd weer eens wat<br />
meer contact kreeg - bijvoorbeeld via een wandeling<br />
langs Landwijk en door Boschwijk - met de<br />
ideeën van de Feithen en de Geldermannen van<br />
200 jaar geleden. De bewoners van het begin van<br />
de negentiende en het eind van de achttiende<br />
eeuw hebben zich druk gemaakt over dingen die<br />
wij nu (te) gewoon vinden: democratie, literatuur,<br />
onderwijs.<br />
Feith en zijn vriend Jacobus Kantelaar, die heel<br />
even op Landwijk heeft gewoond, zijn natuurlijk<br />
niet alleen en zeker niet in de eerste plaats interessant<br />
als bewoners van Zwolse buitenplaatsen. Het<br />
meest interessant zijn ze om wat zij schreven. Zij<br />
waren schrijvers, dichters. En ze waren allebei ook<br />
goed in hun vak. Vooral Feith. Die een nieuw, royaal,<br />
eigentijds monument verdient.<br />
Een eigentijds monument voor een schrijver<br />
of schrijfster? De AKO-prijs? Daar komen Feith en<br />
Kantelaar niet voor in aanmerking. We kunnen<br />
hen geen cijfers meer geven. Ze kunnen Sonja niet<br />
meer zoenen. Een beter gedenkteken is het verzameld<br />
werk. De uitgever Van Oorschot heeft op die<br />
manier heel veel Nederlandse schrijvers onsterfelijk<br />
gemaakt. Vaak met een veeldelige dundrukeditie.<br />
Portret van Rhijnvis<br />
Feith op zijn grafmonument<br />
(foto: R. de Bree).
144 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Feiths verzameld werk zou ook weer eens uitgegeven<br />
kunnen worden. In de 2oer jaren van de<br />
negentiende eeuw heeft Immerzeel, de Bezige Bij<br />
van de romantiek, dat gedaan. In zijn serie van<br />
goedkope pocketboeken in een geel, kartonnen<br />
jasje van ƒ 1,50 per stuk verschenen dertien delen<br />
Feith. Maar die boeken zijn uitverkocht.<br />
Waarom wordt dit werk niet opnieuw uitgegeven?<br />
Omdat niemand zich nog voor Feith interesseert;<br />
behalve Paasman, Ten Hove, Streng, Knoester,<br />
enkele anderen en uw recensent. Dat is niet<br />
het gevolg van Feiths ongenietbaarheid of onleesbaarheid.<br />
Dat niemand voor Feith belangstelling<br />
heeft, komt doordat Feith een slechte naam heeft.<br />
En die slechte naam heeft hij vooral te danken aan<br />
zijn ideeën over democratie en communicatie met<br />
lezers. Want Feith was een voorstander van democratie<br />
én hij schreef altijd zo eenvoudig en duidelijk<br />
mogelijk. En dat blijkt in Nederland niet tot<br />
populariteit te leiden.<br />
Dat Feith lekker leesbaar schreef, kunnen de<br />
lezers van ons tijdschrift gemakkelijk zelf constateren.<br />
Ik zet een stukje uit een brief van hem aan<br />
vriend Kantelaar hieronder. Ik doe een fragment<br />
uit het antwoord van Kantelaar erbij.<br />
In 1791 en 1792 schreven Feith en Kantelaar<br />
elkaar brieven over het onderwerp 'de nationale<br />
smaak'. Ze probeerden al brainstormend erachter<br />
te komen welke onderwerpen de Nederlandse<br />
schrijver of schilder moest kiezen om bij het<br />
Nederlandse volk in de smaak te vallen en gelezen<br />
te worden. 'Hoe bereik je je doelgroep', zeggen<br />
wij. Een democratisch probleem.<br />
Feith schrijft: 'Even als over het algemeen (en van<br />
een bijzonder individu is hier de rede niet) de<br />
Nederlander een stuk van Rafaël en Corregio voorbij<br />
zal gaan, om voor een koetje van Potter, voor<br />
een watervalletje van Ruisdaal, voor een zeetje van<br />
Van de Velde te toeven, even zoo zal hij het Paradijs<br />
verloren van Milton, den Messias van Klopstock<br />
vrij onverschillig daar laten, om zich met<br />
een vers van Poot, met eene idylle van Gessner te<br />
vermaken.<br />
Als onze natie in oogenblikken van uitspanning<br />
hare toevlugt tot een dichtstuk neemt, wil ze<br />
op de gemakkelijkste en voor haar streelendste<br />
wijze door hetzelve vermaakt worden. ( ) Akker -<br />
gonden, weilanden, bosschen, zeeën, rivieren, beken,<br />
en al wat daarmede in betrekking staat, zie<br />
daar wat de Nederlander, tot hier toe, exclusief<br />
beminde. De gedichten en schilderstukken, daar<br />
hij dat in mist, zijn gewis de lievelingsstukken van<br />
zijn hart niet.'<br />
En verderop schrijft Feith: 'Mogelijk is er nimmer<br />
eene natie geweest, die, naar hare grootte,<br />
meer van buitenplaatsen en hoven gehouden<br />
heeft, dan de onze; mogelijk is er geen land op den<br />
aardbodem, daar naar evenredigheid meer buitenplaatsen<br />
en hoven in gevonden worden, dan in<br />
Nederland. Onder grooten en kleinen was er nooit<br />
een vermaak bij uitstek of het moest op het vrije<br />
veld genoten worden.j De zondag, bij gunstig,<br />
maar eenigzins gunstig weer, laat in Nederland<br />
nooit na de steden te oritvolken, om de velden met<br />
vrolijke en lagchende bewoners te verrijken.'<br />
Het lijkt wel of Feith het over <strong>1994</strong> heeft in<br />
plaats van over 1791! Dat komt doordat hij schreef<br />
over wat hij om zich heen zag. Wat dacht u wat dat<br />
betreft van dit stukje uit Kantelaars brief? Het gaat<br />
over de vraag wat de term 'nationaal' nu eigenlijk<br />
zegt.<br />
'Zou men dan echter niet, in den tegenwoordigen<br />
tijd, nog met regt mogen vragen: 'Hebben de<br />
inwooners van Nederland nog wel een nationaal<br />
karakter, nog wel een' nationalen smaak?' Duizenden<br />
van vreemdelingen hebben zich van tijd tot<br />
tijd onder onze natie nedergezet; hebben kinderen<br />
en kindskinderen, in het midden onzer, verwekt;<br />
en zijn bij ons zoo als men zegt volkomen genaturaliseerd<br />
geworden. Dagelijks komen nog anderen,<br />
uit het vette land van Pruissen, zoo als de engel<br />
bij vader Vondel het gelieft te noemen, en van<br />
elders tot ons afzakken, om ons ons brood te helpen<br />
opeten, en in onze huizen te wonen, of er<br />
nieuwe bij te bouwen voor zich en voor hunne<br />
geslachten. Elk van deze vreemdelingen brengt<br />
zijn' smaak, den smaak zijner natie, mede; mengt<br />
zich met denzelven onder de Nederlanders, en<br />
deelt dien aan hun mede. Hoe is het nu mogelijk,<br />
uit zoo vele vreemde bijmengsels den waren, oorspronkelijken<br />
Nederlandschen smaak te onderkennen?'
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 145<br />
Wie nu overtuigd is van het talent, de leesbaarheid<br />
en de actualiteit van Feith kan de volgende stap<br />
zetten en een boek kopen dat vol met zulke brieven<br />
zit. Daarvoor moet minder moeite gedaan<br />
worden dan voor het kopen van het boek over de<br />
buitenplaatsen. Dit boek is niet in de Zwolse<br />
boekwinkels te koop en wordt na bestelling en<br />
betaling aan huis bezorgd.<br />
Het brievenboek heet '"Zo als men aan<br />
gemeenzaame vrienden gewoon is te schrijven"<br />
De correspondentie van Rhijnvis Feith 1753-1823.'<br />
Dit is het andere boek dat op zaterdag 29 oktober<br />
in de Muzerie is gedoopt. De historicus drs. J.C.<br />
Streng heeft het samengesteld en op die dag officieel<br />
aan de tegenwoordige Jhr. mr. Rhijnvis Feith<br />
aangeboden. In dat boek heeft Streng alle brieven<br />
van en aan Feith die hij heeft gevonden, op eigen<br />
kosten laten drukken. Hij heeft er ook aantekeningen<br />
bij gemaakt om de lezer te helpen bij het<br />
begrijpen van dingen en mensen die er nu niet<br />
meer zijn.<br />
'Laat ons deze grootse zaak gemeenschappelijk<br />
aanpakken. Gij doet het werk....en wij zullen er<br />
dan kritiek op leveren.' staat ergens bij de Vlaming<br />
Boon, die als schrijver net zo geëngageerd was als<br />
Feith.<br />
Wij Zwollenaren staan voor de grootse taak<br />
een eigentijds monument voor Feith op te richten.<br />
Het hoeft geen standbeeld te zijn, zoals Potgieter<br />
er een heeft op z'n singeltje of Thorbecke op zijn<br />
verkeersheuvel of Van der Capellen op z'n parkeerplaatsje.<br />
Laat Feith maar in onze gedachten<br />
blijven als schrijver die via taal en tekst met ons<br />
communiceert. Een schrijver die je al lezend voor<br />
je ziet en met wie je al lezend in contact treedt. Met<br />
Feith kan dat nog altijd, al ligt hij al bijna twee<br />
eeuwen in een praalgraf aan de Meppelerstraatweg<br />
met een treurwilg erbij (de oude treurwilg is in<br />
1992 omgewaaid: er staat nu een opvolger). Want<br />
Feith schreef in gewoon Nederlands. Vooral<br />
natuurlijk in zijn 'gemeenzame' brieven.<br />
Streng heeft voor zijn verzameling brieven van en<br />
aan Feith geen uitgever en te weinig sponsors<br />
gevonden. Daardoor heeft hij zich zeer moeten<br />
beperken. Hij moest te spaarzaam zijn met tijd en<br />
er was geen geld voor grotere letters en functionele<br />
illustraties. Daardoor is Strengs Feithboek een<br />
groot man in een klein jasje. Daardoor is de simpele<br />
en zuinige uitvoering niet in overeenstemming<br />
met de inhoud die interessant en de moeite<br />
waard is.<br />
Dat is op het eerste gehoor een beetje treurig.<br />
Maar misschien zoekt Streng verder, veranderen<br />
de ideeën van de uitgevers en/of kunnen wij iets<br />
doen. Misschien kunnen we als Zwollenaren deze<br />
historicus uit Epe die de afgelopen jaren meer in<br />
Zwolle heeft gezeten dan thuis om voor ons het<br />
zware werk te doen, misschien kunnen we samen<br />
met hem het werk dat hij is begonnen, tot een<br />
groot succes maken.<br />
In plaats van te zeggen, dat het nog lang niet is<br />
wat het wezen moet, kunnen we hem bedanken<br />
voor alles wat hij al voor ons heeft gedaan. En hem<br />
steunen. Met als gezamenlijk doel: over een paar<br />
jaar een echt Feith-monument. Een complete verzameling<br />
van alles wat er nog aan correspondentie<br />
De voorkant van het<br />
grafmonument van<br />
Feith aan de Meppelerstraatweg<br />
in 1992 (foto:<br />
R. de Bree).
146 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
is. Interessante brieven over godsdienst, literatuur,<br />
politiek, vrouwen. Streng heeft goed gekeken,<br />
maar er moet toch veel meer zijn? Er is meer.<br />
We kijken naar de uitvoerige correspondentie<br />
van Feiths buurman Van der Capellen, die geen<br />
schrijver was. We constateren dat Feith, die dat<br />
wel was, nog veel meer brieven ontvangen en<br />
geschreven moet hebben. Feith was iemand in zijn<br />
tijd. In de tijd dat de Nederlandse democratie<br />
gevestigd werd - 1795 - werd Feith algemeen<br />
beschouwd als dè schrijver van een democratisch<br />
(en godsdienstig) verenigd Nederland. Daarom<br />
was hij toen ook populair. Als je van hem een brief<br />
kreeg, gooide je die niet weg. Dat deed je later pas,<br />
toen de mensen minder progressief (en gevoelig)<br />
waren en Feith als gevolg daarvan uit de mode<br />
raakte.<br />
De nakomelingen van Feith waren niet<br />
bewaarderig. Het is verbazend om te zien hoe weinig<br />
het familiearchief van en over de eens zo<br />
beroemde schrijver heeft. Bijna alleen de brieven<br />
van Bilderdijk werden bewaard. Waarschijnlijk<br />
omdat in de 2oer jaren van de negentiende eeuw<br />
Bilderdijk en het conservatisme weer de toon aangaven.<br />
En als de familie zelf al niet zo bewaarderig<br />
was, wat dan te hopen van anderen?<br />
Collega-redacteur van dit tijdschrift Jean<br />
Streng heeft zich moeten beperken tot het verzamelen<br />
van de brieven en het klaarmaken van de<br />
verzameling voor de drukker. En nu hebben we<br />
een boek waarin bijna alle bekende brieven van en<br />
aan Feith voor verder onderzoek beschikbaar zijn.<br />
Wie onderzoek doet naar een onderwerp uit de<br />
Nederlandse geschiedenis, kunst of literatuur in<br />
de periode 1750-1825 kan niet meer om dat boek en<br />
de Zwolse schrijver heen. En dat is al heel wat.<br />
Maar Feiths brieven zijn niet bedoeld als<br />
'materiaal' voor onderzoek. Ze zijn geschreven<br />
om gelezen te worden. En niet alleen door de<br />
geadresseerden. Dat blijkt uit de correspondentie<br />
die Feith zelf al heeft laten drukken; in zijn zes<br />
delen Brieven over verscheiden onderwerpen, waaruit<br />
hierboven is geciteerd. Dat blijkt ook uit de<br />
vindplaats van een brief van Verster aan Feith: de<br />
papieren van Paulus Chevallier. Feith heeft hem<br />
de brief van Verster waarschijnlijk gestuurd,<br />
omdat hij de inhoud zo prachtig vond. Te mooi<br />
om voor zichzelf te houden. Meneer Feith vertelde<br />
in de Muzerie, dat het boek van Streng op zijn<br />
nachtkastje ligt en dat hij er zo nu en dan een stukje<br />
in leest. Zo hoort het eigenlijk.<br />
Om van dit boek een monument voor Feith te<br />
maken dat een goed beeld van de schrijver geeft,<br />
moeten er ook veel meer brieven van en aan vrouwen<br />
in. Feith had veel vriendinnen. En hij schreef<br />
ook met ze. Wie Feiths brieven aan zijn vriendin<br />
mevrouw Anna Gesina (of Jozina) Van der Pot-<br />
Van Vollenhoven leest, is blij dat Streng ze voor<br />
ons heeft afgedrukt. Maar zij of hij wordt des te<br />
nieuwsgieriger naar de brieven die Feith geschreven<br />
moet hebben aan zijn grote vriendin Catharina<br />
Margaretha gravin Van Wartensleben-Van<br />
Hogendorp. De vrouw die op Boxbergen bij Olst<br />
en in dat huis met die grote kroon in de Kamperstraat<br />
heeft gewoond. Of aan mevrouw Van Nagell<br />
over wie in een van de brieven aan Van Loë<br />
gesproken wordt. Of aan Anna Gesina (Zientje)<br />
Reisig, Feiths vriendin die met zijn vriend Kantelaar<br />
trouwde.<br />
En om er een prachtig leesboek van te maken<br />
voor iedereen die van Feith en zijn tijd houdt of<br />
wil gaan houden, moet er veel meer in over de correspondenten.<br />
Het leest veel prettiger als je weet<br />
wie er aan het woord is.<br />
De lezers van ons tijdschrift zitten niet te<br />
wachten op een wetenschappelijke bespreking tot<br />
in kleinigheden van Strengs boek. Daarom stip ik<br />
enkele onjuistheden aan. De brieven 65, 67 en 69<br />
die Streng op gezag van Buijnsters aan Feith toeschrijft<br />
en die hij heeft afgedrukt, zijn niet van<br />
Feith, maar van de classicus en historicus Herman<br />
Bosscha. Bosscha, geboren in 1755, heeft net als<br />
Feith in Deventer gestudeerd. Hij was daar vanaf<br />
1781 rector van de Latijnse school en werd er in<br />
1787 wegens patriotistische activiteiten ontslagen.<br />
Ook de brieven 66 en 68 horen in dit boek dus niet<br />
thuis.<br />
In het Feith-archief te Zwolle bevinden zich<br />
drie brieven van Feiths hierboven al genoemde<br />
vriendin Van Wartensleben-Van Hogendorp.<br />
Deze brieven geven een realistisch beeld van het<br />
onromantische leven op een buitenplaats in de<br />
winter. Ze zijn niet gericht aan Feith,maar aan<br />
dochter Elsje. Het is zeer de moeite waard deze
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 147<br />
brieven (met een vertaling uit het Frans) in een<br />
volgende druk - desnoods als bijlage - op te<br />
nemen. En nog mooier zou het zijn onderzoek te<br />
doen in Duitse archieven naar de papieren van<br />
deze vrouw die tientallen jaren met Feith is omgegaan.<br />
Ik pleit er ook voor in plaats van de gedrukte<br />
brieven aan Van Loë andere gedrukte brieven die<br />
zeker wel van Feith zijn, in het boek op te nemen.<br />
Een aantal- misschien alle - Brieven over verscheiden<br />
onderwerpen die Feith zelf in druk heeft uitgegeven,<br />
zijn ook echt als brief verstuurd. Duidelijk<br />
voorbeeld daarvan zijn de brieven waaruit boven<br />
is geciteerd. Feiths brief is alleen '1791' gedateerd,<br />
maar onder het antwoord staat: 'Amsterdam April<br />
1792. Uw dienstvaardige vriend (Jacobus) K(antelaar)'.<br />
Aan het eind van de derde brief over de<br />
nationale smaak vermeldt Feith, dat de briefwisseling<br />
is afgebroken. Dit lijkt me geen literaire truc.<br />
Andere voorbeelden van brieven die een levensechte<br />
indruk maken, is de eerste de beste uit deel I:<br />
de 'Raad aan eenen jongen dichter' en brief 3, die<br />
is gericht aan Mevrouw*** , een dame die Feith<br />
Louise noemt en die hij vanaf haar achttiende jaar<br />
kent. In het voorbericht staat ook, dat het in dit<br />
deel om brieven gaat die 'met eene vliegende pen<br />
geschreven' zijn en niet met de bedoeling ze te<br />
laten drukken.<br />
Discutabel is de volgorde van afdrukken van<br />
de brieven uit de briefwisseling met Verster. De<br />
volgorde die Buijnsters heeft aangehouden, wordt<br />
kritiekloos overgenomen. Wanneer men brief 71<br />
(gedateerd 22 April) achter brief 74 van Verster in<br />
de tijd plaatst (1791 of 1792) heeft Feith zich niet<br />
vergist met de aanduiding van zijn deel Brieven.<br />
En waarom zou hij?<br />
Waarom heeft Streng de briefwisseling van<br />
Feith met het Haagse dichtgenootschap Kunstliefde<br />
Spaart Geen Vlijt (KSGV) over ingezonden<br />
dichtstukken niet opgenomen? Deze brieven geven<br />
een prachtig beeld van de manier waarop er met<br />
jonge dichters werd omgesprongen en de manier<br />
waarop zo'n jonge dichter die bevoogding onderging.<br />
Het gaat hier om drie brieven van KSGV aan<br />
Feith (van 29 januari 1780, 7 oktober 1780 en 2<br />
november 1782) en om twee antwoorden van<br />
Feith: van 26 februari en 25 november 1780. Er is<br />
een brief van 4 juli 1784. En het KSG v-archief bevat<br />
ook een latere brief van Feith waarin hij het lidmaatschap<br />
van KSGV dat hem is aangeboden, weigert<br />
(17 september 1811). Feith had namelijk zijn<br />
lidmaatschap opgezegd in 1788. Waarschijnlijk<br />
omdat het genootschap in dat jaar alle patriotten<br />
(onder wie Feiths vriend Cornelis van der Pot, de<br />
jaloerse echtgenoot van zijn vriendin Van der Pot-<br />
Van Vollenhoven) behalve Feith (waarschijnlijk<br />
omdat hij de enige echte dichter was die men in<br />
huis had) uit de club had gezet. Die brief met<br />
opzegging heb ik destijds niet in het archief gevonden.<br />
Misschien had Feith deze aan de toenmalige<br />
voorzitter Thomas van Limburg persoonlijk<br />
gestuurd.<br />
Boschwijk en Landwijk zijn niet op één dag herbouwd.<br />
Het monument dat Feith verdient is er<br />
ook nog niet, maar het fundament is gelegd. En<br />
daar ben ik collega-redacteur Streng dankbaar<br />
voor.<br />
We hebben nog veel te doen. Straks maken we<br />
samen met Streng en een dappere uitgever een<br />
prachtig boek met de correspondentie van Feith<br />
dat ook qua uiterlijk zonder te blozen naast het<br />
prachtige boek van Ten Hove c.s. kan staan en zo<br />
nu en dan eens op onze nachtkastjes ligt.<br />
Het grafmonument van<br />
Feith aan de Meppelerstraatweggetekend<br />
in<br />
1826 (foto: R. de Bree).
148 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Agenda Auteurs<br />
Tentoonstellingen <strong>Overijssel</strong>s Museum<br />
Wie de schoen past...<br />
tentoonstelling over de geschiedenis van de<br />
schoen<br />
9 december <strong>1994</strong> t/m 15 januari 1995<br />
Er zullen zowel oude als nieuw-ontworpen<br />
schoenen getoond worden, evenals klompen. Ook<br />
wordt ingegaan op schoenen in sprookjes en<br />
schoenen in uitdrukkingen.<br />
Mandoline en gitaar door de eeuwen heen<br />
22 januari t/m 5 maart 1995<br />
Herinrichting van de kamers 2 en 3<br />
N.W. <strong>Overijssel</strong><br />
6 maart t/m 1 juli 1995<br />
Bevrijding van Zwolle in foto's<br />
14 april t/m 21 mei 1995<br />
Willem Boxma (1924) werd geboren in Heerenveen en<br />
verhuisde in 1928 naar Zwolle waar hij tot 1946<br />
woonde. Hij was bedrijfsjournalist bij de Nederlandse<br />
Spoorwegen, medewerker voor perszaken bij<br />
de Cultuurtechnische Dienst en hoofd publiciteit bij<br />
de Vereniging voor Volkshogeschoolwerk. Daarnaast<br />
schreef hij bijdragen voor diverse periodieken<br />
en boeken op historisch en toeristisch gebied.<br />
Wil Cornelissen (1928) was werkzaam bij het onderwijs,<br />
laatstelijk als adjunct-directeur van de Ambelt te<br />
Zwolle. Hij houdt zich momenteel onder andere<br />
bezig met de locale geschiedenis. Vooral de periode<br />
rond de Tweede Wereldoorlog heeft zijn belangstelling.<br />
Bob Erdtsieck (1921) studeerde aan de Sociale Academie<br />
en aan de Rijksuniversiteit Groningen (andragologie).<br />
Hij was achtereenvolgens catecheet/jeugdwerker<br />
van de Hervormde Gemeente Zwolle, hulp-prediker<br />
te Eerbeek, regionaal jeugdwerkleider in Groningen/Drente<br />
en bedrijfsmaatschappelijk werker in<br />
Zwolle.<br />
Dick Hogenkamp (1949) is arbeidsdeskundige bij de<br />
Gemeenschappelijke Medische Dienst. Hij is verknocht<br />
aan Zwolle en geeft regelmatig dia-voorstellingen<br />
over oud en nieuw Zwolle.<br />
Jan Louwen (1924) was van 1945 tot 1986 redacteur bij de<br />
Provinciale <strong>Overijssel</strong>sche en Zwols(ch)e Courant.<br />
Hij publiceerde onder andere enkele toneelstukken,<br />
verscheidene thrillers, o.a. onder het pseudoniem<br />
Ted Viking, en een roman met biografische elementen<br />
onder eigen naam. Daarnaast schreef hij veel<br />
kleinere werken over Zwolle. Hij is gepensioneerd<br />
en woont in Wapenveld.<br />
drs. J.C. Streng (1945) was enige jaren werkzaam in het<br />
bedrijfsleven en ging daarna geschiedenis studeren.<br />
In 1986 legde hij zijn doctoraalexamen geschiedenis<br />
af en twee jaar later het doctoraal kunstgeschiedenis.<br />
Thans is hij werkzaam als free-lance historicus.<br />
drs. Frits David Zeiler (1949) is historicus. Hij organiseert<br />
tentoonstellingen en publiceert op het gebied<br />
van de (vooral Oost-Nederlandse) geschiedenis en<br />
archeologie.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 149<br />
Colofon<br />
Het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift is een uitgave van de<br />
Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging en verschijnt viermaal<br />
per jaar. Leden van de vereniging krijgen het tijdschrift<br />
gratis toegezonden.<br />
Bestuur Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
R. Salet, voorzitter<br />
E. Tijssen, secretaris<br />
David Spanjarstraat 4,8017 DD Zwolle<br />
M.M.H, van Ulsen, penningmeester<br />
A. Bootsma-van Hulten, B.J. Kam, I. Wormgoor, leden<br />
Secretariaat/ledenadministratie<br />
Postbus 1448,8001 BK Zwolle, telefoon: 038-656784<br />
Financiën: girorekening Postbank: 5570775<br />
t.n.v. Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
Tarieven lidmaatschap:<br />
65+ (wonend binnen Zwolle), jeugdleden<br />
en studenten ƒ 25,00/jaar<br />
overige leden ƒ 35,00/jaar<br />
huisleden ƒ 7,50/jaar<br />
Redactie Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />
R. de Bree, W. Cornelissen, E.A. van Dijk, W.A. Huijsmans,<br />
M. van der Laan, J.C. Streng, I. Wormgoor.<br />
Adviseur: N. Lettinck<br />
Redactie-adres: Westerstraat 17,8011 CD Zwolle<br />
Vormgeving: Rob van den Elzen bNO, Culemborg<br />
Fotografie: tenzij anders vermeld zijn de foto's afkomstig<br />
uit het Gemeente-archief Zwolle (reprografie J.P. de<br />
Koning)<br />
Druk: Hoekman Genemuiden<br />
ISSN 0926-7476 © Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/<br />
of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie,<br />
microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande<br />
schriftelijke toestemming van de uitgever.