04.09.2013 Views

Observatieverslagen 13092012 - Politie & Wetenschap

Observatieverslagen 13092012 - Politie & Wetenschap

Observatieverslagen 13092012 - Politie & Wetenschap

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Verhalen uit de praktijk van de buurtbrigadier<br />

<strong>Observatieverslagen</strong> behorende bij het onderzoek ‘<strong>Politie</strong> in de Netwerksamenleving’ in<br />

opdracht van de Commissie <strong>Politie</strong> en <strong>Wetenschap</strong> (CPW)<br />

September 2012<br />

Ira Helsloot<br />

Jelle Groenendaal<br />

Eric Warners


Inhoudsopgave<br />

Inleiding 3<br />

Observatieverslag Buurtbrigadier Gerard 4<br />

Observatieverslag Buurtbrigadier Johan 30<br />

Observatieverslag Buurtbrigadier Erik 52<br />

Observatieverslag Buurtbrigadier Mike 73<br />

Observatieverslag Buurtbrigadier Twan 101<br />

2


Inleiding<br />

Ten behoeve van het onderzoek ‘<strong>Politie</strong> in de Netwerksamenleving’ hebben wij vijf buurtbriga-­‐<br />

diers van het politiekorps Brabant Zuid Oost in totaal vijf weken lang geschaduwd tijdens ver-­‐<br />

schillende diensten. Na iedere dienst hebben wij een observatieverslag gemaakt waarin be-­‐<br />

schreven wordt wat buurtbrigadiers doen, waarom ze dit doen en hoe zij zelf naar hun werk<br />

kijken. In dit boekwerk hebben wij onze observatieverslagen gebundeld. Volgens ons geven deze<br />

verhalen een mooie inkijk in de boeiende praktijk van de buurtbrigadiers.<br />

De observatieverslagen zijn openbaar om een secundaire analyse mogelijk te maken.<br />

Bij het observeren van de buurtbrigadiers zijn we als volgt te werk gegaan. We hebben per<br />

kwartier bijgehouden welke activiteiten de buurtbrigadiers verricht hebben. Hierbij hebben we<br />

specifiek gekeken naar de onderwerpen die centraal staan in ons onderzoek en samengevat zijn<br />

in ons observatiekader. Bij het uitwerken van de observaties hebben we de nadruk gelegd op de<br />

gebeurtenissen die betrekking hadden op de politiële netwerkfunctie. Andere aspecten van het<br />

politiewerk zijn meer beknopt beschreven of soms weggelaten om zo de leesbaarheid te vergro-­‐<br />

ten. De namen van de buurtbrigadiers, de betrokken personen en de locaties zijn in overleg met<br />

de politieregio Brabant Zuid Oost geanonimiseerd.<br />

3


Observatieverslag buurtbrigadier Gerard<br />

Dinsdag 31 mei.<br />

Dagdienst.<br />

08.30 uur. Gerard, buurtbrigadier in de Kempen, ontvangt mij op het politiebureau in Eersel. Ik<br />

word bij binnenkomst meteen voorgesteld aan de Operationele Chef (OC), de afdelingschef en<br />

zijn netwerkinspecteur. Vervolgens krijg ik een rondleiding door het politiekantoor.<br />

09.00 uur. We gaan naar de kantine. In de kantine vindt dagelijks de briefing plaats. Gerard ver-­‐<br />

telt mij dat normaal gesproken de briefing om 08.15 is maar het vandaag beter uit kwam om het<br />

naar een negen uur te verplaatsen. In de briefing worden de belangrijkste aandachtspunten be-­‐<br />

sproken. Tijdens de rondvraag vertelt Gerard dat hij via een informant in het woonwagenkamp<br />

informatie heeft over een man die vaak dronken de Belgische grens oversteekt. De informant<br />

heeft hem verteld in welke auto’s de man rijdt en rond welke tijden hij meestal de grens over-­‐<br />

steekt. Hij stelt voor om deze man extra in de gaten te houden en misschien eens rond de ge-­‐<br />

noemde tijden te gaan controleren. De OPC knikt instemmend, maar er worden daarover geen<br />

concrete afspraken gemaakt.<br />

09.15 uur. Na de briefing is er taart en koffie ter viering van het afscheid van een collega. De<br />

netwerkinspecteur vraagt tijdens het drinken van de koffie of Gerard hem kan adviseren over<br />

een veiligheidsplan van de gemeente Reusel-­‐de Mierden. Het plan gaat over de veiligheidsmaat-­‐<br />

regelen voor de kermis van volgende week. Gerard geeft aan vandaag nog naar het plan te zullen<br />

kijken.<br />

09.30 uur. Gerard pakt beneden zijn spullen om vervolgens te vertrekken naar het gemeentehuis<br />

in Reusel. Gerard vertelt mij dat hij samen met drie collega-­‐buurtbrigadiers in het gemeentehuis<br />

een werkruimte ter beschikking heeft. Sinds zij de ruimte ter beschikking hebben brengt Gerard<br />

veel van zijn diensten daar door.<br />

10.00 uur. Na aankomst op het gemeentehuis gaat Gerard direct achter de computer zitten. Hij<br />

merkt op dat hij dertig nieuwe e-­‐mails te beantwoorden heeft. Ik vraag of alle e-­‐mails om een<br />

antwoord van hem vragen. Gerard vertelt dat het vooral om interne mails , voornamelijk infor-­‐<br />

matie van collega’s. Een groot deel van zijn tijd besteedt Gerard aan het doorlezen van de nieuwe<br />

informatie.<br />

Gerard probeert een mevrouw te bereiken die meerdere boetes heeft uitstaan. Hij vertelt mij dat<br />

vanuit Eindhoven is een verzoek gekomen om haar hiervoor aan te houden. Gerard kent de me-­‐<br />

vrouw en vertelt mij dat hij haar liever eerst nog de mogelijkheid geeft om de boetes te betalen.<br />

Gerard probeert meerdere keren de mevrouw te bellen maar krijgt telkens te horen dat het<br />

nummer niet bestaat. Hij acht de kans groot dat het nummer is afgesloten. Hij geeft aan het later<br />

voor de zekerheid nog maar een keer te proberen<br />

10.30 uur. Een buurtbewoner komt de kamer binnen lopen. Hij meldt aan Gerard dat er rotzooi<br />

is gestort in het plantsoen naast zijn huis. Gerard vraagt of de buurtbewoner precies kan vertel-­‐<br />

len wat het is en wat hij heeft precies heeft gezien. Hij noteert alle informatie en geeft aan van-­‐<br />

4


middag nog een kijkje te gaan nemen. Hij vertelt de buurtbewoner ook dat de melding waar-­‐<br />

schijnlijk verder afgehandeld zal worden door de gemeente.<br />

10.45 uur. Gerard gaat verder met het beantwoorden van enkele mails. Ook noteert hij in zijn<br />

notitieboekje het verzoek van het Regionale Rechercheteam om een bezoek te brengen aan een<br />

adres waar mogelijk terroristische activiteiten worden ontplooid. “Later maar eens gaan kijken”<br />

Ondertussen is een collega-­‐buurtbrigadier het kantoor binnengelopen en heeft plaats genomen<br />

op de andere werkplek. Gerard en zijn collega praten onder het werk bij over gebeurtenissen in<br />

het dorp.<br />

Beide agenten beklagen zich bij mij over de trage internetverbinding op het gemeentehuis. Ge-­‐<br />

rard geeft aan dat kort geleden de verbindingssnelheid is teruggedraaid om bezuinigingsrede-­‐<br />

nen. Het gevolg is dat bijvoorbeeld niet meer tegelijkertijd een pdf-­‐bestand kan worden geopend<br />

én op Google Earth kan worden gezocht naar informatie over specifieke locaties. “Wel vinden dat<br />

we met de tijd mee moeten, maar ondertussen bezuinigen op internet. Hoe kan dat nou?”<br />

11.15 uur. Gerard vertelt mij dat hij voorzitter is van de OC/OR . Hij legt mij uit dat de OC verge-­‐<br />

lijkbaar is met een reguliere ondernemingsraad Ondertussen vult hij een notitie van een collega<br />

aan voor het volgende OC-­‐overleg.<br />

11.30 uur. Gerard verwerkt de mutaties van afgelopen weekend in zijn eigen word-­‐document .<br />

Hij leg uit dat hij in het word-­‐document alle informatie bundelt over problemen met jongeren.<br />

Hij gebruikt deze informatie vooral als input voor de JOR-­‐overleggen (Jongeren Openbare Ruim-­‐<br />

te). Zo verwerkt hij onder meer een melding over enkele jongeren onder de 16 die afgelopen<br />

weekend hebben moeten blazen voor een alcoholtest. Hij vertelt dat een paar van de jongeren<br />

hadden gedronken. “Dit is relevante informatie om in het volgende JOR-­‐overleg in te brengen.”<br />

Gerard merkt na het verwerken van de informatie op tegen zijn collega buurtbrigadier dat wel<br />

vaak ondermaatse mutaties worden aangeleverd. “Het blijft toch moeilijk voor ze om eens fat-­‐<br />

soenlijk meldingen aan te maken. Ik zeg telkens weer: schrijf het eens zo op dat het duidelijk<br />

wordt, dat uit de melding blijkt dat je nodig bent geweest. Maar dit wil nog niet helemaal lan-­‐<br />

den.” De collega-­‐buurtbrigadier: “Niet alleen de noodhulp, maar ook andere buurtbrigadiers<br />

kunnen er wat van anders. Maar de nieuwe (buurtbrigadier) doet het wel heel goed trouwens.”<br />

11.45-­‐ 12.00 uur. Samen met zijn collega denkt Gerard hardop na over de invulling van de ‘Bur-­‐<br />

gers in Blauw’. ‘Burgers in Blauw’ is een middag waarop wethouders en de burgemeester met<br />

een buurtbrigadier mee op stap gaan. Gerard bladert ondertussen door wat documenten: “Het is<br />

wel leuk om met ze (lees: wethouders en burgemeester) een paar huisbezoeken te doen waar<br />

nog boetes openstaan. Deze mevrouw heeft nog 512,26 cent openstaan. Dat is een mooi bedrag<br />

om eens volgende week een bezoekje aan te brengen.” Uit het hardop nadenken volgt een ver-­‐<br />

haal van de andere buurtbrigadier over twee families die constant in ruzies belanden met elkaar.<br />

Gerard legt mij later uit dat zijn collega hier een groot deel van zijn tijd aan kwijt is.<br />

12.15 Op verzoek van de netwerkinspecteur leest Gerard het veiligheidsplan voor de kermis van<br />

volgende week door. Hij overlegt kort met zijn collega over het aantal beveiligers dat tijdens de<br />

kermis gewenst is. Vervolgens belt hij de netwerkinspecteur om te vertellen dat hij twijfelt of<br />

alle genoemde cafés gaan meebetalen aan het genoemde aantal beveiligers. Ook twijfelt hij aan<br />

het aantal verwachte bezoekers. Via de telefoon zegt Gerard: “Al die cafés daar hebben eigen<br />

beveiliging, die gaan echt niet nog meer betalen. Ik snap ook niet of dit aantal beveiligers opge-­‐<br />

teld moet worden of dat het een totaal is. Ik denk ook dat het bezoekersaantal laag wordt inge-­‐<br />

schat. Op een mooie zonnige dag is het veel drukker en is iedereen buiten aan het drinken. Dat<br />

maakt het veel lastiger.”<br />

5


12.30 uur. Lunch met beide buurtbrigadiers. We hebben een gesprek over nieuwe middelen bij<br />

de politie, zoals Twitter. De buurtbrigadiers zijn van mening dat de politie maar langzaam mee-­‐<br />

gaat met de tijd.<br />

13.00 uur. Ik heb een gesprek met Gerard over zijn visie op het werk van de buurtbrigadier (se-­‐<br />

paraat verslag).<br />

13.30 We lopen naar een zaal op de eerste etage van het gemeentehuis voor het CJG-­‐ZAT (Cen-­‐<br />

trum Jeugd en Gezin-­‐ Zorg Adviesteam) overleg.<br />

Bij het overleg zijn de volgende personen aanwezig:<br />

- een mevrouw van JPP (Jeugd Preventie Programma)<br />

- twee medewerkers van het Maatschappelijk werk<br />

- een mevrouw van het Pius-­‐X College<br />

- een leerplichtambtenaar<br />

- de jongerenopbouwwerker van de gemeente<br />

- een mevrouw van Centrum Jeugd en Gezin<br />

- een mevrouw van Dommelregio (uitvoeringsorgaan Maatschappelijk Werk)<br />

- een medewerkster K2 (commercieel adviesbureau)<br />

- Gerard.<br />

Het overleg wordt voorgezeten door één van de medewerksters van het maatschappelijk werk.<br />

De voorzitster van het overleg vraagt bij de start van het overleg of ik mijzelf kort wil introduce-­‐<br />

ren. Nadat ik mij heb voorgesteld begint het overleg.<br />

Het eerste punt op de agenda is het aanmaken van zorgmeldingen. De voorzitster geeft aan dat<br />

nog lang niet alle partijen structureel zorgmeldingen aanmaken. De voorzitster geeft aan dat zij<br />

denkt dat dit komt omdat niet iedereen hier nog aan gewend is. Ook vertelt zij te denken dat de<br />

noodzaak niet voor iedereen duidelijk is. De Jeugdopbouwwerker geeft aan dat hij het ook niet<br />

altijd een zorgmelding aanmaakt, omdat hij het een te zwaar middel vindt. Ook maakt het de<br />

procedure moeilijker. Het aanmaken van een zorgmelding verplicht namelijk om de ouders te<br />

informeren, terwijl anders hij ook zelf de zaak kan oppakken. De jongerenopbouwwerker vult<br />

nog aan dat andere partijen al helemaal zelden een zorgmelding aanmaken.<br />

Gerard houdt zich in dit gesprek vooralsnog afzijdig. Wel geeft hij te aan dat het werken met<br />

zorgsignalering vooral kan helpen als scholen hiervan gebruik gaan maken. De anderen vinden<br />

ook dat scholen hierbij vooral een belangrijke rol spelen. Op dit moment zijn de scholen alleen<br />

nog niet doordrongen van hun belangrijke rol, vindt Gerard. De coördinator Centrum Jeugd en<br />

Gezin reageert door te zeggen dat het aanmanen van de scholen om verantwoordelijkheid hier-­‐<br />

voor te nemen niet haar verantwoordelijkheid is, maar van een gemeentelijke beleidsmedewer-­‐<br />

ker. De coördinator Centrum Jeugd en Gezin geeft aan deze persoon hier wel op te willen wijzen<br />

Het tweede bespreekpunt zijn de formulieren voor het administreren van nieuwe casuïstiek. De<br />

formulieren (4) zijn al in gebruik genomen maar sluiten nog niet helemaal aan bij de verwach-­‐<br />

tingen van de verschillende partijen. Gerard houdt zich ook in deze bespreking vooral afzijdig.<br />

De andere partijen wisselen ideeën uit over hoe de formulieren kunnen worden verbeterd. Uit-­‐<br />

eindelijk wordt ervoor gekozen om de formulieren (4) te integreren tot twee formulieren. Ge-­‐<br />

rard leunt bij het gesprek vooral achterover en lacht mee om de grappen over de nogal complexe<br />

formulieren. De mevrouw van K2 geeft aan de aanpassingen te zullen doorvoeren.<br />

6


Nadat de mevrouw van K2 is vertrokken geeft de voorzitster enkele lopende zaken te willen<br />

bespreken. De eerste casus is een meisje met veel problemen op school. De voorzitster stelt voor<br />

om eerst een ronde te doen waarbij iedereen informatie kan inbrengen over het meisje. Op basis<br />

van de informatie schetst de voorzitster een beeld: het gaat beter, ze gaat weer naar school,<br />

maar ze blijft een risicogeval. Ook Gerard vat de informatie nogmaals helder samen en bevestigt<br />

dat ook bij de politie dit het beeld is. Vervolgens stelt hij dat blijvend aandacht voor haar moet<br />

blijven vanuit alle partijen. Daar is iedereen het over eens.<br />

Vervolgens geeft de mevrouw van het Maatschappelijk Werk aan ook graag een casus te willen<br />

bespreken. Zij vertelt dat het Maatschappelijk Werk zich zorgen maakt om gezin waarbij de<br />

moeder het niet voor elkaar krijgt om de kinderen goed te verzorgen. Alle aanwezigen vertellen<br />

aanvullend wat zij weten over het gezin. Iedereen blijkt ongeveer hetzelfde beeld te hebben van<br />

de situatie. Er wordt besloten dat het gezin eigenlijk wekelijks ondersteuning zou moeten krij-­‐<br />

gen bij het op orde krijgen van het huishouden. De mevrouw van het Maatschappelijk Werk geeft<br />

aan hiervoor actie te zullen ondernemen: ze gaat hiervoor allereerst een formulier naar de ge-­‐<br />

meente sturen. Gerard vervult geen rol in de bespreking van deze casuïstiek.<br />

In de afsluitende vragenronde brengt Gerard ter sprake dat een mevrouw het dorp, moeder van<br />

twee kinderen, is aangehouden. De mevrouw is voor alle partijen een bekend probleemgeval,<br />

maar niemand was op de hoogte van het feit dat zij pas is opgepakt. Gerard vertelt ook nog dat<br />

de kinderen tijdelijk bij de grootouders logeren. De andere partijen geven aan dat zij het belang-­‐<br />

rijk vinden om het gezin de komende tijd goed in de gaten te houden. Gerard belooft hiervoor<br />

een melding aan te maken in het systeem ( ‘een afspraak op persoon’) zodat bij een volgende<br />

contact met de politie hij daarvan direct op de hoogte wordt gesteld.<br />

15.15 uur. Einde vergadering.<br />

Na het overleg vragen zowel de mevrouw van het Centrum Jeugd en Gezin als mevrouw van het<br />

Maatschappelijk Werk aan Gerard of hij meer informatie heeft. De mevrouw van het Centrum<br />

Jeugd en Gezin vraagt of hij kan natrekken of een bepaald persoon al eerder in contact is geweest<br />

met de politie. De mevrouw van het Maatschappelijk Werk vertelt dat zij een interventie aan het<br />

voorbereiden is voor een bekende van Gerard. Gerard weet dat de persoon al eerder in contact is<br />

geweest met een GGZ-­‐coach. Hij belooft het Maatschappelijk Werk de gegevens van deze GGZ-­‐<br />

coach te gaan opzoeken en vervolgens door te geven.<br />

15.30 uur. Spullen inpakken om te vertrekken naar het politiebureau in Eersel.<br />

15.45 uur. Gerard rijdt een rondje door de buurt. Hij vertelt: “ik maak meestal mijn ronde door<br />

de buurt in combinatie met een afspraak. Dan moet ik toch in de buurt zijn en dan kan ik meteen<br />

even langs wat aandachtsplekken rijden. Dat werkt veel efficiënter.” We rijden onder meer langs<br />

een plek waar altijd veel hangjeugd is. In de stromende regen heeft niemand bedacht om naar de<br />

hangplek te gaan. We rijden ook langs het adres waarvan vanochtend is gemeld dat er vuil is<br />

gestort in het plantsoen. We lopen in de regen langs het plantsoen. In het plantsoen blijkt een<br />

restant tuinaarde te zijn uitgestort. Diverse planten zijn onder de aarde bedolven. Gerard besluit<br />

om aan te bellen bij het huis aan de overkant van de straat. Bij het lopen naar de overkant vertelt<br />

Gerard mij dat de man van vanochtend vermoedde dat de bewoners van dit huis het zand in het<br />

plantsoen hadden gestort. Een oudere mevrouw doet de deur open en is verbaasd dat politie<br />

voor de deur staat. In huis hangen allemaal slingers ter viering van haar verjaardag. Gerard stelt<br />

haar snel gerust door te zeggen dat niets ernstigs aan de hand is, maar er een melding uit de<br />

buurt is gekomen dat zij vuil heeft gestort in het aan de overkant gelegen plantsoen. De jarige<br />

mevrouw vertelt dat haar zoon de tuin opnieuw heeft aangelegd als verrassing voor haar ver-­‐<br />

7


jaardag, maar zij weet niets van het storten van overgebleven aarde. Gerard geeft aan dat hij<br />

vermoedt dat haar zoon waarschijnlijk zonder kwade bedoelingen het zand in het plantsoen<br />

heeft gestort. Hij legt vervolgens uit dat hij de GOA zal vragen om het incident af te handelen.<br />

De jarige mevrouw vraagt zich af wat zij nu moet doen. Gerard geeft aan dat zij de aarde moet<br />

laten verwijderen. Op het moment dat de gemeente contact opneemt met haar kan zij dan door-­‐<br />

geven dat het probleem inmiddels is opgelost. Het blijkt de mevrouw niet duidelijk te zijn dat zij<br />

benaderd zal worden door de gemeente. Gerard geeft nogmaals aan dat de gemeente haar zal<br />

benaderen en voegt toe dat het wel netjes zou zijn als zij proactief op het gemeentehuis zal mel-­‐<br />

den dat de aarde is verwijderd. De mevrouw is het hier wel mee eens en zegt deze week nog het<br />

zand te laten opruimen. De mevrouw biedt Gerard een kop koffie en een stuk taart aan. Gerard<br />

geeft aan helaas weer door te moeten.<br />

Op de weg terug naar het bureau geeft Gerard aan dit soort meldingen niet echt politiewerk te<br />

vinden. Ik vraag waarom hij dan toch zulke meldingen oppakt. Hij vertelt mij dat het hem van-­‐<br />

ochtend onduidelijk was wat er precies aan de hand was: “Dan ga ik toch liever zelf even pols-­‐<br />

hoogte nemen.” Aanvullend vertelt Gerard dat hij informatie uit de buurt ‘altijd’ serieus neemt.<br />

Hij geeft aan dat veruit de meeste van zijn zaken voortkomen uit een tip van buurtbewoners.<br />

Dankzij buurbewoners heeft hij de afgelopen jaren bijvoorbeeld diverse hennepplantages in<br />

beeld weten te krijgen. De informatie uit de buurt gebruikt Gerard geregeld om bij de nachtdien-­‐<br />

sten te gaan posten: “Dan ga je ’s nachts gewoon even kijken wat er aan de hand is. Als het ver-­‐<br />

dacht is laat je vervolgens metingen uitvoeren. Zo verzamel je steeds meer informatie tot dat het<br />

genoeg is om een inval te plegen.”<br />

16.15 uur. Terug op het politiebureau. Gerard gaat uitzoeken of hij in de computersystemen<br />

meer informatie kan vinden voor het Centrum Jeugd en Gezin. Hij ziet in de systemen dat de per-­‐<br />

soon al meerdere keren met de politie in aanraking is geweest. Op basis van de informatie maakt<br />

hij een kort verslag voor het CJG. Ook maakt hij meteen een melding aan dat hij interne informa-­‐<br />

tie heeft verstrekt aan derden. Vervolgens zoekt hij ook voor het Maatschappelijk Werk nog even<br />

de contactgegevens op van de GGZ-­‐coach.<br />

17.30 uur. Gerard vertelt aan mij dat hij vandaag eigenlijk nog meer had willen doen, maar daar<br />

niet meer aan toekomt. Hij neemt zich voor om morgen de rest van de administratie te verwer-­‐<br />

ken. Ook bedenkt Gerard zich dat hij morgen niet moet vergeten om aan de GOA te melden dat er<br />

tuinaarde is gestort in het plantsoen.<br />

Woensdag 1 juni.<br />

Dagdienst.<br />

08.00 Bij aankomst op het hoofdbureau wordt ik bij de ingang ontvangen door Gerard. We halen<br />

meteen een kop koffie om daarna door te lopen naar de kantine voor de dagelijkse briefing. Lo-­‐<br />

pend naar de kantine praten wij met collega’s van Gerard over de aanstaande kermis in Eersel.<br />

In de kantine zitten de meeste collega’s van Gerard al in afwachting van de briefing.<br />

08.15 De OPC begint de briefing met dezelfde aandachtspunten als gisteren. Ook komt het ver-­‐<br />

zoek van het team uit Eindhoven ter sprake om de mevrouw aan te houden. Het bureau in Eind-­‐<br />

hoven heeft aangegeven aan dat zij een fors aantal boetes heeft uitstaan. Gerard merkt op dat hij<br />

aanhouding wel een erg zwaar middel acht om in te zetten bij iemand die boetes heeft uitstaan.<br />

Daarom stelt hij voor eerst bij haar langs te gaan om te kijken of de mevrouw niet meteen de<br />

boetes wil betalen. Ook geeft hij aan te vermoeden dat het team in Eindhoven andere motieven<br />

heeft om de mevrouw aan te houden. Hij vindt het storend dat hierover niet open wordt gecom-­‐<br />

8


municeerd en zegt ook daarom niet direct mee te willen werken aan de aanhouding. In de afslui-­‐<br />

tende rondvraag geeft Gerard nogmaals aan vandaag écht langs te zullen gaan bij de mevrouw.<br />

Ook vertelt hij dat vanmiddag het buurtbrigadiersoverleg is. “Jij vermaakt je wel vandaag dus,<br />

mooi” zegt de OPC.<br />

08.30 uur. Na de briefing lopen wij naar beneden om onze spullen te pakken. De meeste collega’s<br />

van Gerard nemen plaats achter een computer in de werkruimte. Gerard stelt voor om vandaag<br />

vooral te gaan werken in de buurtbrigadierskamer op het gemeentehuis. Gerard pakt zijn koffer<br />

en haalt de autosleutel op. Een collega van Gerard zegt dat we geluk hebben, we hebben vandaag<br />

de nieuwste dienstauto tot de beschikking. We vertrekken richting het gemeentehuis in Reusel.<br />

08.45 uur. Gerard stelt voor om via de visvijver naar het gemeentehuis te rijden. De visvijver is<br />

een natuurgebied en is één van de aandachtlocaties in zijn werkgebied. Gerard vertelt dat bij de<br />

visvijver veel drugs worden gebruikt door jongeren uit de hele omgeving. De jongeren komen<br />

met auto’s en scooters naar het gebied: “Ze zijn meestal ’s avonds hier en dan vooral in het<br />

weekend. Maar het komt ook weleens voor dat ze hier ’s middags zijn.” De visvijver ligt net bui-­‐<br />

ten het dorp. Gerard vertelt dat juist daarom het voor jongeren heel aantrekkelijk is om hier<br />

‘dingen te doen die niet mogen’. Over het drugsgebruik zegt Gerard dat het gaat om het gebruik<br />

van zware middelen : “We vinden hier vaak van die wikkels van coke en speed.”<br />

We rijden een rondje om de Visvijver om vervolgens te stoppen op de parkeerplaats. Er is nie-­‐<br />

mand te bekennen. Gerard stelt voor om even een rondje te lopen over de parkeerplaatsen om te<br />

kijken of wij sporen van drugsgebruik kunnen vinden. Tijdens het zoeken naar sporen van<br />

drugsgebruik vraag ik of Gerard hier vaker overdag langs gaat. Hij zegt met enkele regelmaat<br />

hier te kijken om zo een goed beeld te houden of er nog steeds sprake is van drugsgebruik. Op de<br />

parkeerplaats vinden we niets dat duidt op drugsgebruik. Ook bij de vissershut verderop zijn<br />

geen sporen te vinden. Gerard vertelt dat hij ’s ook regelmatig ’s avonds hier controleert, bij-­‐<br />

voorbeeld tijdens een horecadienst. Gerard belooft dat wij hier tijdens de horecadienst nog een<br />

keer langs zullen rijden.<br />

We rijden verder naar het gemeentehuis. In de auto hebben we het over de relatie tussen de<br />

noodhulp en de buurtbrigadiers. “In onze regio is het contact tussen buurtbrigadiers en hoofd-­‐<br />

agenten goed. Misschien heeft dit wel te maken met de verhoudingen hier. Ik bedoel: we hebben<br />

denk ik 14 buurtbrigadiers en 25 hoofdagenten. Als buurtbrigadier ben je daardoor wel ge-­‐<br />

dwongen om nog noodhulpdiensten mee te draaien, dat is gewoon onderdeel van je werk. Je<br />

kent ook die jongens daardoor.” Gerard vertelt dat sinds de komst van de nieuwe afdelingschef<br />

de buurtbrigadiers en de noodhulp in dezelfde ruimte werken. Hij geeft aan dat het een positief<br />

effect heeft gehad op de samenwerking: “Als er een melding komt waar de noodhulp achteraan<br />

gaat dan roep ik hem nog even extra informatie na. Het is ook zo dat ik het nummer van de<br />

noodhulp in mijn telefoon heb. Als er iets aan de hand is, bel ik eerst de noodhulp. Vervolgens<br />

licht ik pas de meldkamer in. Dit werkt gewoon sneller, de noodhulp kan dan direct doorpak-­‐<br />

ken.”<br />

Toch is het volgens Gerard niet zo dat hij het ‘echte’ politiewerk overlaat aan de noodhulp. In zijn<br />

werkgebied zijn verschillende aandachtsgebieden. Vooral bij de visvijver zegt Gerard regelmatig<br />

‘echt’ politiewerk uit te voeren: “Toen ik als buurtbrigadier begon is uitgelegd wat het verschil is<br />

tussen de vroegere wijkagent en de buurtbrigadier: De buurtbrigadier loopt niet alleen maar<br />

rondjes in de wijk, maar onderzoekt, heeft contact met verschillende partijen, surveilleert en<br />

grijpt in waar het nodig is. Ik bedoel als daar aanleiding voor is draai ik een auto bij de visvijver<br />

binnenste buiten om te kijken of er drugs in zit. Vaak zal ik dit trouwens laten omdat je vaak<br />

helemaal niet zoveel vindt in die wagens.”<br />

9


Buurtbrigadier Gerard heeft sterk getwijfeld of deze functie wel bij hem zou passen. “Voordat ik<br />

deze baan aannam zat ik nog ernstig te twijfelen over een functie in de reguliere politiezorg of<br />

buurtbrigadier. Ik dacht: ik ben toch nog veels te jong om van de motor af te stappen en dan op<br />

de snorfiets naar het dorp te rijden. Toch heb ik ervoor gekozen om buurtbrigadier te worden<br />

omdat ik denk dat het meer inhoud kent. Dat is ook zo, heb ik ervaren. Daarbij wordt het ‘grijze’<br />

karakter van de buurtbrigadier steeds minder. Je krijgt steeds meer jonge agenten die deze taak<br />

oppakken. Ook zorg ik er zelf wel voor dat ik nooit op de snorfiets naar het dorp hoef te rijden.”<br />

09.00 Bij aankomst op het gemeentehuis loopt Gerard de brandweercommandant tegen het lijf.<br />

Gerard vraagt aan hem of hij nog nieuws heeft. Er volgt een kort gesprek over wat zich de laatste<br />

tijd heef afgespeeld in het dorp. Later legt Gerard uit dat de brandweerofficier één van de perso-­‐<br />

nen in het dorp is waarmee hij heel frequent contact heeft: “Ik heb een goed contact met deze<br />

man. Hij helpt ons graag en het is een persoon die veel weet omdat hijzelf in de buurt woont. Ook<br />

als ik van een bepaald gezin even iets extra’s wil weten kan ik hem altijd bellen”. Gerard geeft<br />

aan dat hij in het dorp meer van zulke contacten heeft: “Ik vind dit echt een hele handige manier<br />

van werken en het grote voordeel van werken in een landelijk gebied – gewoon even iemand<br />

kort aanschieten als je vragen hebt, zelfs de burgemeester.”<br />

We halen koffie op de gang en lopen vervolgens door naar de buurtbrigadierskamer. Gerard<br />

geeft aan dat hij eerst even zijn mail gaat beantwoorden. Kort heeft Gerard nog een gesprek met<br />

een andere bekende uit het dorp. Nadat de man is vertrokken vertelt Gerard dat de man een<br />

goede bekende is van hem: “Deze man is altijd heel betrokken bij ons werk. Ook kan je hem altijd<br />

om foto’s vragen voor bijvoorbeeld een personeelsblaadje van een bepaald evenement. Zo zie je<br />

maar weer dat in zo’n klein dorp iedereen even binnenloopt bij je. Dit geldt trouwens ook voor<br />

de burgemeester en wethouders, ook zij lopen weleens mijn kantoor in om even een praatje te<br />

maken en koffie te drinken. De lijnen zijn heel kort hier.”<br />

09.15 uur. Gerard zet de melding over het storten van tuinaarde in het plantsoen door naar de<br />

gemeente. Gerard stuurt hierover een mail naar de Gemeentelijke Opsporings Ambtenaar (GOA)<br />

zodat hij deze zaak kan afhandelen. Hij legt uit dat dit niet de formele lijn is: “Officieel moet ik dit<br />

soort meldingen doorzetten naar de burgemeester, maar dat duurt vaak langer. Dan vraagt het<br />

van de buurtbrigadier om gewoon even slim na te denken. Ik stuur nu de mail rechtstreeks naar<br />

de GOA met een verzoek actie te ondernemen. De GOA trekt alleen nog weleens zijn eigen plan,<br />

ik CC het daarom naar de netwerkinspecteur zodat de druk er ook via hem op blijft.”<br />

09.30 uur. Gerard maakt naar aanleiding van het CJG-­‐ZAT overleg van gisteren een ‘melding per-­‐<br />

soon op afspraak’ aan voor twee kinderen waarvan de moeder recentelijk is opgepakt.<br />

09.45 uur. Na het aanmaken van de melding gaat Gerard verder met het beantwoorden van zijn<br />

mail. Hij geeft aan dat het merendeel wederom interne mail is , veel van de mail leest hij wel<br />

maar hij hoeft er vervolgens niets mee te doen.<br />

10.00 uur. Rond tien uur horen wij via de portofoon dat zijn collega’s proberen om een inbreker<br />

op heterdaad te betrappen. Gerard zet de portofoon harder, zodat ik het beter kan horen. Na een<br />

paar minuten gaat de telefoon van Gerard en zet hij de portofoon zachter. Gerard heeft een tele-­‐<br />

foongesprek met de monteur van UPC.<br />

10.15 uur. Na het gesprek praten wij na over het netwerkoverleg van gisteren. Gerard geeft aan<br />

dat hij bijna altijd aanwezig is bij het overleg. Hij geeft aan dat gisteren zijn inbreng klein was,<br />

maar dat na de bespreking nog wel enkele nuttige afspraken zijn gemaakt. Gerard licht toe dat is<br />

10


afgesproken dat de samenstelling van de deelnemende partijen aan het overleg flexibel zijn<br />

maar dat in de praktijk hiervan nauwelijks sprake is.<br />

10.30 uur. Gerard probeert in de systemen informatie te vinden over een man met een gebieds-­‐<br />

verbod. Gerard vertelt dat de man het verbod heeft opgelegd gekregen nadat hij zijn ex-­‐vriendin<br />

heeft bedreigd. De ex-­‐vriendin van de man woont in zijn buurt. Daarom wil hij graag weten of de<br />

man (vuurwapen)gevaarlijk is en welke delicten hij op kerfstok heeft. Gerard vertelt dat hij het<br />

belangrijk vindt een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de man: “Als de noodhulp bijvoor-­‐<br />

beeld erop af moet, weten ze of hij gevaarlijk is of niet.” Gerard ontdekt in de verschillende poli-­‐<br />

tiesystemen dat de man een groot aantal delicten op zijn naam te heeft.. Gerard voegt alle infor-­‐<br />

matie toe aan de melding van het gebiedsverbod.<br />

11.00 uur. Vervolgens gaat Gerard verder met achterstallig papierwerk. Hij vertelt dat hij een<br />

tijdje geleden de gegevens van acht jongeren in zijn heeft wijk genoteerd, omdat zij op een plek<br />

waren waar veel rotzooi rondslingerde (blikjes, papiertjes etc.). Gerard vertelt dat de jongeren<br />

ontkenden de rotzooi te hebben veroorzaakt. “Natuurlijk zeiden de jongens dat zij de rommel<br />

niet hadden veroorzaakt. Ze zeiden zelfs dat ze speciaal een plastic tasje hadden opgehangen om<br />

hun rommel in te gooien.” Gerard geloofde het verhaal van de jongeren niet. Daarom heeft hij ze<br />

vervolgens een waarschuwing gegeven en al hun gegevens genoteerd. Deze gegevens moeten nu<br />

verwerkt worden in het systeem.<br />

Tijdens het invoeren van de gegevens vertelt Gerard dat het verwerken van zulke meldingen<br />

heel veel tijd kost: “Ik zit denk ik voor het grootste gedeelte van mijn werk achter de computer<br />

en in overleggen. Als ik de straat op ga, is dit gericht. Voor de rest heb ik vooral contacten via de<br />

telefoon. Ik vind het trouwens helemaal niet erg om gegevens in te voeren. Wij zijn er om de sys-­‐<br />

temen te vullen, en beperkt de zoekopties te gebruiken. Recherche gebruikt onze informatie<br />

denk ik veel dieper en uitgebreider. Ik denk dat ook bestuurders onze informatie gebruiken om<br />

een idee te krijgen over wat er speelt. Het invoeren van bijvoorbeeld relaties tussen jongeren<br />

kan al zo een uur in beslag nemen.” Gerard vult zichzelf aan door te vertellen dat hij ook regi-­‐<br />

streert om zich te kunnen verantwoorden: “Het registreren is niet alleen om anderen te dienen,<br />

maar je kan ook zo uitleggen wat en waarom je iets gedaan hebt.” Of de informatie gebruikt<br />

wordt weet hij niet: “Ik ga er vanuit dat de informatie goed wordt gebruikt, vooral door bestuur-­‐<br />

ders.”<br />

Ik vraag of Gerard het vervelend vindt om zoveel tijd kwijt te zijn aan de administratie. Gerard<br />

geeft aan hier helemaal geen problemen mee te hebben: “Ik ben boekhouder van oorsprong en<br />

gewend achter de computer te zitten. Daarbij doe ik wat de baas vraagt, dus als dat gegevens<br />

invoeren is, doe ik dat. Ik denk dat sommige collega’s hier het wat minder nauw mee nemen.”<br />

Wel is hij bang dat in de toekomst de registratielast alleen maar zal toenemen. Uiteindelijk kan<br />

dit ertoe leiden dat de administratie teveel tijd gaat kosten: ”Er zijn ook allemaal nieuwe rege-­‐<br />

lingen in opkomst zoals de ID-­‐straat. Ik ben bang dat deze nieuwe regelingen wel teveel admi-­‐<br />

nistratietijd vragen. Voor het checken van een ID moeten we speciaal naar Eindhoven met een<br />

verdachte. Dit soort regelingen kosten veel meer tijd. Ook is het sinds kort verplicht om bij het<br />

opmaken van het proces-­‐verbaal een verdachte de kans te geven om een advocaat te spreken.<br />

Hier moeten we ook tijd voor gaan geven. In de praktijk betekent dit dat de verdachte altijd mee<br />

moet naar het bureau. Dit zijn allemaal extra verplichtingen die het moeilijk maken om het<br />

straatwerk te blijven uitvoeren. Het brengt daarmee ook mogelijk de veiligheid op straat en van<br />

collega’s in gevaar, zeker op bijvoorbeeld een horeca-­‐avond waar wij toch al krap zijn ingedeeld.<br />

Veldhoven heeft bijvoorbeeld in de avonden maar één surveillanceauto en Valkenswaard heeft<br />

meer horeca dan wij. Die kunnen niet zomaar weg.”<br />

11


Ik kijk mee hoe Gerard de informatie verwerkt in het systeem. In totaal kost het registreren van<br />

acht jongeren circa een uur. Gerard zegt dat hij hier normaal gesproken ongeveer drie kwartier<br />

mee bezig zou zijn geweest.<br />

12.15 uur. In het rooster ziet Gerard dat hij eigenlijk vrij is vandaag. “Dan moet ik even regelen<br />

dat ik die op een andere dag kan inhalen.” Gerard bekijkt vervolgens de dagrapportages van de<br />

afgelopen vijf dagen. Hij geeft aan dat hij de rapportages vooral scant op relevante informatie<br />

voor zijn buurt. Tijdens het doorlezen van de rapportages nuttigen we de lunch. Gerard: “Ik<br />

check de dagrapportage niet iedere dag, want de belangrijkste zaken krijg ik toch wel te horen.<br />

In de dagrapportage staan meer dingen als verloren ID’s en fietsendiefstal. Ik neem het af en toe<br />

door omdat het mogelijk aanleiding geeft om zaken in het systeem te checken. Als iets vaker<br />

achter elkaar gebeurt in mijn wijk dan is dat namelijk belangrijk voor mij.”<br />

12.45 uur. De andere drie buurtbrigadiers komen de kamer binnenlopen. Er wordt kort bijge-­‐<br />

praat. Ook worden ideeën uitgewisseld over wat zij volgende week kunnen gaan doen met de<br />

burgemeester en wethouders tijdens ‘burgers in blauw’. Gerard bladert door zijn mailbox. Hij<br />

zoekt een presentatie over de nieuwe regeling waarmee het verplicht is geworden om aan een<br />

verdachte een advocaat toe te laten wijzen vóór het verhoor. Gerard kan de presentatie niet<br />

meer vinden.<br />

13.00 uur. We vertrekken van kantoor om een huisbezoek te brengen aan de vrouw die is mis-­‐<br />

handeld is door haar ex-­‐vriend. Gerard wil graag weten wie de vrouw is. Ook geeft hij aan te ho-­‐<br />

pen dat de vrouw extra informatie heeft over de verdachte.. Gerard: “Ik kan wel in de systemen<br />

gaan zitten kijken, maar liever ga ik zelf even kijken bij de mensen thuis. Dan kan ik zelf inschat-­‐<br />

ten met wat voor een mensen ik mee te maken heb, en weten ze ook mij makkelijk te vinden.” Er<br />

blijkt niemand thuis te zijn. De overbuurman vertelt ons dat ze een half uur geleden is ver-­‐<br />

trokken met de auto.<br />

13.15 uur. Gerard rijdt door naar een ander adres waar hij nog graag een bezoek wil brengen.<br />

Het gaat om een vrouw die door zijn collega’s meerdere keren van de weg is gehaald omdat zij<br />

gevaarlijk aan het rijden was. Volgens de collega’s was zij duidelijk onder invloed, maar geen<br />

idee waarvan Het was in ieder geval niet onder invloed van alcohol. Daarom wil Gerard graag<br />

weten wat er precies met haar aan de hand is: “Misschien kan ze mij meer vertellen over de oor-­‐<br />

zaak, het kan ook zijn dat ze suikerziekte heeft ofzo.” Ook op dit adres treffen we niemand aan.<br />

Gerard vertelt dat hij een verzoek heeft gekregen van de regionale recherche om een bezoek te<br />

brengen aan de eigenaar van een bepaalde auto. De regionale recherche heeft aangegeven dat er<br />

mogelijk terroristische activiteiten worden ontwikkeld op het adres. Meer informatie over bij-­‐<br />

voorbeeld de aanleiding staat niet in de melding. Gerard vertelt dat eerdere soortgelijke meldin-­‐<br />

gen vaak weinig aan de hand bleek te zijn. Het lijkt hem een goede melding om volgende week<br />

tijdens ‘burgers in blauw’ te behandelen. Hij wil graag nu alvast weten waar het precies is, zodat<br />

hij volgende week niet al te veel hoeft te zoeken. We stoppen voor een net twee-­‐onder-­‐een kap<br />

huis. We constateren dat de auto niet voor de deur staat. Zonder uit te stappen rijden we door.<br />

13.30 uur. Vervolgens rijden we terug naar het gemeentehuis. Vanaf de parkeerplaats lopen we<br />

richting het Marktplein. Onderweg naar het Marktplein ziet Gerard een Roemeense vrouw kran-­‐<br />

ten verkopen bij de C1000. Gerard kent de mevrouw niet en vraagt aan haar of zij wel een ver-­‐<br />

gunning heeft voor het verkopen van de kranten. De Roemeense vrouw spreekt echter geen Ne-­‐<br />

derlands, en ook geen Engels. Wel geeft de vrouw aan Gerard een kaartje waarop staat dat ze de<br />

kranten mag verkopen. Op het kaartje staat ook een telefoonnummer van haar werkgever. Hij<br />

belt de werkgever op (telefoonnummer staat op de vergunning) om meer informatie te krijgen.<br />

12


De werkgever vertelt dat het krantjes zijn met een bepaalde geloofsovertuiging. Krantjes met<br />

een achterliggende geloofsovertuiging mogen volgens de werkgever vrij worden verkocht. Ge-­‐<br />

rard vertelt de werkgever dat zover hij weet kranten met een geloofsovertuiging alleen maar<br />

mogen worden weggegeven. Hij besluit daarom de mevrouw weg te sturen. De werkgever moet<br />

zelf dan maar op de website van de gemeente controleren wat voor een krantjes hij precies mag<br />

verkopen volgens de APV. Gerard hangt op en vraagt aan de mevrouw waar zij woont. De vrouw<br />

begrijpt zijn vraag duidelijk niet. Met handen en voeten weet hij te vertellen dat ze naar huis<br />

moet.<br />

We lopen door naar het huis van de mevrouw die Gerard al meerdere keren heeft geprobeerd te<br />

bellen over enkele uitstaande boetes. Bij het aanbellen houdt Gerard een A4 voor de camera,<br />

zodat zij niet kan zien dat wij voor de deur staan. Hij verwacht dat zij anders in ieder geval niet<br />

open zal doen. Na een paar keer aanbellen geven wij het op. We lopen via het winkelgebied terug<br />

naar het gemeentehuis.<br />

13.45 uur. Bij aankomst zijn de netwerkinspecteur en de andere buurtbrigadiers in gesprek over<br />

een mogelijke inbreker. Iedereen lijkt het over eens dat de man goed in de gaten moet worden<br />

gehouden. Het kan niet anders dan dat hij ergens in de omgeving van Reusel-­‐de Mierden veel<br />

inbreekt. Eén van de buurtbrigadiers is op de gang in gesprek geraakt met een wethouder. We<br />

wachten op hem voordat we beginnen met het buurtbrigadiersoverleg.<br />

Ondertussen is een man met een sterk Vlaams accent de buurtbrigadierskamer binnengelopen.<br />

De man geeft aan graag aangifte te willen doen van pesterijen. Hij weet niet precies hoe het is<br />

gebeurd, maar opeens werd hij in een seminarie in Schoorl door de andere deelnemers op een<br />

vervelende manier nagedaan en belachelijk gemaakt. Hij is weggegaan en wil nu graag dat de<br />

politie daar tegen optreedt. De netwerkinspecteur Koen geeft aan dat het heel vervelend is, maar<br />

dat zolang er geen strafbaar feit is gepleegd door de politie niet opgetreden kan worden. De man<br />

reageert verbaasd: “Als de politie er niets aan kan doen, dan heb ik alles geprobeerd om het op<br />

de juiste manier op te lossen. Nu zit er voor mij niets anders op dan hetzelfde te doen als zij en<br />

dat wil ik niet.” De netwerkinspecteur vertelt op rustige toon dat er veel manieren zijn om je te<br />

wapenen tegen dergelijke pesterijen, maar dat de politie daar niet bij kan helpen. Wel geeft hij<br />

aan dat hij de man in contact kan brengen met maatschappelijk werk als hij dat wenst. De man<br />

vertrekt teleurgesteld uit het kantoor.<br />

14.00 uur. De collega-­‐buurtbrigadier is nog altijd in gesprek op de gang. De netwerkinspecteur<br />

vertelt in de tussentijd verhalen over zijn diensten in Amsterdam tijdens de jaren zeventig. Sa-­‐<br />

men met de andere buurtbrigadiers luister ik naar de verhalen over hoe het er tijdens zijn oplei-­‐<br />

ding in Amsterdam aan toe ging.<br />

14.15 uur. De ambtenaar Verkeersveiligheid loopt het kantoor binnen. Hij vraagt aan Gerard of<br />

hij even een moment heeft om over de nieuwe verkeersborden te praten in het uitgaanscentrum<br />

van Reusel-­‐de Mierden. Gerard geeft aan dat het wel even snel kan. Vervolgens begint Gerard<br />

meteen te vertellen dat het vooral een probleem is dat het nu niet duidelijk is vanaf welke kant<br />

het verboden is om het uitgaanscentrum in te fietsen. Hij vindt dat daarom de borden eigenlijk<br />

verplaatst moeten worden. De ambtenaar Verkeerveiligheid knikt begrijpend. Vervolgens wordt<br />

nog kort gesproken over de nieuwe verkeersborden in een ander dorp. Gerard schetst kort<br />

waarom de borden daar zo slecht leesbaar zijn. Hij vult aan dat zijn collega hierover al een mail<br />

naar de ambtenaar Verkeersveiligheid heeft gestuurd.<br />

De wethouder en de collega-­‐buurtbrigadier zijn inmiddels uitgepraat. De wethouder loopt nog<br />

even kort het kantoor binnen. Hij geeft aan dat op korte termijn wel eens twee conflicten uit de<br />

13


hand kunnen lopen. In het dorp houdt een bewoner namelijk de bouw van enkele nieuwbouw<br />

huizen tegen door telkens bezwaar aan te tekenen. De nieuwbouw is een project van enkele jon-­‐<br />

ge starters uit het dorp. De wethouders is bang dat als het nog lang duurt deze jongeren weleens<br />

direct contact op kunnen nemen met de bezwaarmaker. Het zal hem niet verbazen als er dan<br />

paar rake klappen zullen vallen. In het dorp is ook een notoire klager die telkens bezwaar maakt<br />

tegen de ontwikkeling van een industrieterrein. Dit heeft al voor veel vertraging gezorgd. Ook<br />

hierbij verwacht de wethouder dat het uit de hand kan lopen. De netwerkinspecteur Koen rea-­‐<br />

geert op het verhaal van de wethouder door te stellen dat de politie met deze informatie op het<br />

moment nog niet veel kan. Zolang het niet uit de hand loopt heeft de politie geen rol.<br />

14.45 uur. Drie kwartier later dan gepland begint het buurtbrigadiersoverleg. De netwerkinspec-­‐<br />

teur leidt het overleg in. Hij geeft als eerste aan dat hij vindt dat de mogelijkheid om een ge-­‐<br />

biedswaarschuwing te geven te weinig wordt gebruikt. Ook geeft de netwerkinspecteur aan dat<br />

er relatief weinig Halt-­‐meldingen worden opgemaakt, terwijl er wel degelijk signalen zijn dat<br />

zich situaties voordoen waarbij een Halt-­‐melding op zijn plek is. De netwerkinspecteur vraagt of<br />

de buurbrigadiers tijdens de horecadiensten meer kunnen sturen op het gebruik maken van de<br />

Halt-­‐melding. De buurtbrigadiers geven aan dat dit wel kan, maar dat de procedure van de Halt-­‐<br />

melding niet altijd duidelijk is. De netwerkinspecteur licht nog een keer de procedure toe. De<br />

buurtbrigadiers luisteren. Na de toelichting merkt een collega-­‐buurtbrigadier op dat hij hierop<br />

wel wil sturen, maar dat sommige collega’s tijdens de horecadienst hier helemaal niet voor<br />

openstaan.<br />

16.15 uur. Na het overleg rijden wij nogmaals naar het adres van de vrouw die is mishandeld<br />

door haar ex-­‐vriend. Nu is de vrouw wel thuis, net als haar haar moeder en stiefvader. We gaan<br />

met zijn vijven zitten aan de keukentafel. Gerard neemt als eerste het woord. Hij vertelt over het<br />

gebiedsverbod en dat hij graag zoveel mogelijk wil weten over de ex-­‐vriend. De mishandelde<br />

vrouw vertelt vervolgens het hele verhaal van begin af aan. Het wordt duidelijk dat de ex-­‐vriend<br />

heel agressief is maar waarschijnlijk niet vuurwapengevaarlijk. Gerard vraagt of nog meer de-­‐<br />

tails bekend zijn over wat het gebiedsverbod precies inhoudt. De moeder belooft Gerard om<br />

meer informatie hierover op te vragen en deze informatie bij Gerard af te geven op het gemeen-­‐<br />

tehuis.<br />

16.30 uur. Gerard rijdt naar een industrieterrein aan de rand van het dorp. Hij vertelt mij dat op<br />

het industrieterrein een bedrijf zit dat binnenkort gebruik wil gaan maken van een alarmknop.<br />

Met de alarmknop kan het bedrijf in geval van nood direct de politie alarmeren. Om van de<br />

alarmknop gebruik te mogen maken moet het bedrijf wel eerst een veiligheidsplan opstellen zo<br />

vertelt Gerard. Hij wil binnenkort eens langs gaan bij het bedrijf om te kijken of het opstellen van<br />

het plan wil lukken of dat hij misschien nog ergens bij kan helpen. Nu wil Gerard vooral even<br />

weten wat voor een bedrijf het is. We rijden twee rondjes over terrein om vervolgens te conclu-­‐<br />

deren dat wij het bedrijf niet kunnen vinden. We geven de zoektocht op en rijden door naar het<br />

politiebureau in Eersel.<br />

17.00 uur. Gerard maakt een kort verslag van het gesprek met vrouw die mishandeld is door<br />

haar ex-­‐vriend. Hij voegt het gespreksverslag toe aan de melding over het gebiedsverbod.<br />

17.15 uur. Gerard praat met diverse collega’s op het politiebureau.<br />

17.30 uur. Gerard maakt een IGP-­‐opdracht aan om de mevrouw met de uitstaande boetes (toch)<br />

te laten aanhouden.<br />

18.00 Einde dienst<br />

14


Dinsdag 7 juni<br />

Dagdienst.<br />

08.00 uur. We beginnen de dag met koffie. Ik stel mij kort voor aan enkele collega’s die ik nog<br />

niet eerder heb gezien. Gerard heeft een gesprek met zijn collega van de afdeling voorlichting<br />

over het verloop van de ‘burgers in blauw’ in Bladel.<br />

08.15 uur. Briefing in de kantine. Voor Gerard zijn er geen bijzonderheden vandaag. Tijdens de<br />

rondvraag geeft hij aan dat zijn dag al behoorlijk vol zit. Zo gaat hij op verzoek van het Maat-­‐<br />

schappelijk Werk een bezoek brengen aan een man die mogelijk zijn paarden verwaarloost en<br />

vertelt hij dat hij nog veel papierwerk heeft te doen. Gerard vertelt ook nog dat hij vanmiddag<br />

een verkeersinstructie gaat geven aan een groep leerlingen op de basisschool.<br />

08.30 uur. Gerard heeft een gesprek met de netwerkinspecteur over het drukke weekend. Er zijn<br />

vijf aanhoudingen geweest afgelopen weekend. Zo is een jongen aangehouden in het uitgaans-­‐<br />

centrum na een flinke ruzie met de uitsmijter van één van de drukbezochte cafés in Reusel-­‐de<br />

Mierden. Gerard vertelt dat de jongen door de uitsmijter vrij grof is overgedragen aan de politie.<br />

Gisteren is de jongen op het bureau gekomen om aangifte te doen van mishandeling. Uit het pro-­‐<br />

ces-­‐verbaal blijkt dat de jongen doet alsof hij helemaal niets fout heeft gedaan. Gerard weet ech-­‐<br />

ter wel beter. De jongen was die avond zeker geen lieverdje en had duidelijk veel te veel gedron-­‐<br />

ken. De netwerkinspecteur geeft Gerard de tip om een verslag van zijn bevindingen toe te voe-­‐<br />

gen aan het proces-­‐verbaal. “Mocht dit voor de rechter komen dan is het beeld ten minste com-­‐<br />

pleet.”<br />

08.45 uur. Gerard heeft gegevens opgevraagd van enkele zendmasten in het buitengebied. Hij<br />

vertelt dat hier een tijdje geleden een boerderij is overvallen. Op eigen initiatief heeft hij toen<br />

bedacht om eens te kijken of rond het tijdstip van het incident in het gebied gebeld is. Hij hoopt<br />

op die manier op het spoor van de dader te komen. Gerard bekijkt de gegevens maar komt snel<br />

tot de conclusie dat hij hier niet alleen uit gaat komen. Daarom vraagt hij zijn collega uit de<br />

noodhulp of hij hem kan helpen. Zijn collega heeft in zijn tijd bij de recherche vaker zulke gege-­‐<br />

vens onderzocht. Gerard spreekt af om de informatie naar hem door te sturen om op een later<br />

moment eens te bespreken of de gegevens van waarde zijn voor het onderzoek.<br />

09.00 uur. Gerard werkt zijn registratie bij. Ook mailt hij enkele collega’s met de vraag of zij de<br />

incidenten van dit weekend al hebben geregistreerd.<br />

09.15 uur. Gerard stemt met een collega buurtbrigadier af dat hij bij het volgende jeugdoverleg<br />

niet aanwezig zal zijn. Hij vraagt via de mail of één van zijn collega’s hem kan vervangen. De<br />

netwerkinspecteur zit tegenover Gerard te werken. Op verzoek van de netwerkinspecteur stuurt<br />

Gerard informatie door over een probleemgezin. Hij vertelt aanvullend dat het gezin een nieuwe<br />

contactpersoon heeft bij het AMK.<br />

09.30 uur. Gerard zoekt meer informatie op over de man die mogelijk zijn paarden verwaarloost.<br />

Hij leest de melding van zijn collega’s over het overlijden van één van de paarden. Gerard vertelt<br />

verbaasd aan een collega dat in de computersystemen nauwelijks informatie te vinden is over de<br />

man. Een collega vindt eigenlijk helemaal het niet gek dat er nauwelijks informatie over de man<br />

in de systemen te vinden is. Hij merkt op dat het nu eenmaal kan gebeuren dat een paard plotse-­‐<br />

ling overlijdt:. “[..]als je 40 paarden hebt, dan kan er eentje doodgaan. En hoe weten ze (de colle-­‐<br />

ga’s) dat van die eiwitvergiftiging.” Gerard: “Dat zal hij wel gezegd hebben dan, die mijnheer.”<br />

15


09.45 uur. Gerard belt GGZ over een verwarde man die maar overlast blijft veroorzaken. Hij ver-­‐<br />

telt dat de man de afgelopen maanden heeft gezorgd voor tien nieuwe overlastmeldingen. Ge-­‐<br />

rard krijgt de GGZ-­‐psycholoog van de man aan de lijn en informeert hem over de serie overlast-­‐<br />

meldingen in de afgelopen tijd. De GGZ-­‐psycholoog geeft aan de zaak intern te zullen bespreken.<br />

Gerard geeft aan graag te horen welke aanpak het GGZ voor ogen heeft. Na het gesprek verwerkt<br />

hij de laatste overlastmeldingen in het systeem zodat het overzicht weer helemaal actueel is. Ik<br />

vraag of Gerard naar aanleiding van de overlastmeldingen nog verdere actie gaat ondernemen:<br />

“Het is aan de GGZ om hier vervolgens iets mee te doen.”<br />

10.00 uur. Gerard leest de mail van het bedrijfsbureau. Tijdens het lezen van zijn mail wordt hij<br />

gebeld door een collega. Zijn collega vertelt dat dit weekend een verdachte is aangehouden<br />

waarvan de fiets is blijven staan aan de rand van een weiland. De collega is nu opzoek naar de<br />

fiets, maar kan deze niet vinden. Aan de hand van Google Maps begeleidt Gerard zijn collega naar<br />

de exacte locatie.<br />

Na het telefoongesprek met zijn collega bekijkt Gerard snel nog even het dagrapport. Hij scant de<br />

rapportage op relevante informatie voor het CJG-­‐ZAT overleg en het JOR-­‐overleg. De informatie<br />

die Gerard relevant acht, slaat hij op in een eigen word-­‐document. Vervolgens leest Gerard ook<br />

nog snel even andere nieuwe informatie door.<br />

10.15 uur. Gerard vertelt dat hij via de mail zijn competentieprofiel heeft ontvangen. Hij bekijkt<br />

de scores en licht toe dat het competentieprofiel onderdeel is van de opleiding voor buurtbriga-­‐<br />

diers. Het idee is dat andere buurtbrigadiers en leidinggevende het profiel invullen zodat je goed<br />

weet hoe anderen over je functioneren denken. Na het bekijken van het competentieprofiel geeft<br />

Gerard aan het wel eens te zijn met de mening van zijn collega’s en stuurt het door naar het op-­‐<br />

leidingsinstituut.<br />

Gerard bedenkt zich dat hij vanmiddag de verkeerinstructie-­‐DVD nodig heeft voor verkeerbriga-­‐<br />

diers opleiding. Na een paar minuten zoeken komt Gerard terug met de DVD in zijn handen. Ge-­‐<br />

rard legt aan mij uit dat het geven van de verkeerinstructie een wettelijke taak is van de politie,<br />

maar eigenlijk niet heel veel om handen heeft. De verkeerinstructie bestaat voornamelijk uit het<br />

afspelen van DVD en het voordoen van de belangrijkste handelingen.<br />

10.45 uur. Gerard schrijft zijn bevindingen op van het gevecht van afgelopen zaterdag tussen de<br />

jongen en de uitsmijter. Gerard vertelt mij nogmaals dat de verklaring van de verdachte geen<br />

goede weergave is van het verloop van de ruzie. In het proces-­‐verbaal van bevindingen schrijft<br />

Gerard letterlijk op wat de jongen heeft gezegd tijdens zijn aanhouding. Gerard zegt dat hij dit<br />

doet om een zo realistisch mogelijk beeld van de situatie te geven: “dit kan helpen als het inci-­‐<br />

dent ooit voor de rechtbank wordt beslecht.”<br />

11.00 uur. We vertrekken van het bureau richting de boerderij waar pas geleden een dood paard<br />

is aangetroffen. Gerard geeft aan dat hij van het Maatschappelijk Werk de vraag heeft gekregen<br />

om daar eens polshoogte gaan te nemen. In de auto praten wij nog even verder over de samen-­‐<br />

werking met het Maatschappelijk Werk. Gerard legt uit dat het Maatschappelijke Werk het cen-­‐<br />

trale punt is in de zorgketen. Het is hun verantwoordelijkheid om werk weg te zetten bij andere<br />

partijen. Het Maatschappelijk Werk krijgt echter vaak meldingen binnen waarmee zij niet direct<br />

goed raad weet. Veel van deze meldingen laat het Maatschappelijk Werk eerst verder uitzoeken<br />

door de politie: “ Soms krijgen we meldingen over dierenmishandelingen. Maar dit zijn er maar<br />

één of twee per jaar. Maar als zij signalen krijgen over overlast of mishandeling dan worden wij<br />

vaak gevraagd om het eens beter uit te zoeken. Vaak is het ook moeilijk voor het Maatschappe-­‐<br />

16


lijk Werk om daar voet zelf aan de grond te krijgen, daarom vragen ze ons. Wij hebben het gezag<br />

en kunnen dingen krachtiger verwoorden.”<br />

Ik vraag Gerard waarom hij aan de verzoeken van Maatschappelijk Werk meewerkt. Gerard ver-­‐<br />

telt dat hij graag wil helpen waar hij kan: “Maatschappelijk Werk doet veel werk dat vroeger op<br />

ons bord lag. Als ik hen nu ergens bij kan helpen waar wij niet teveel inspanningen voor hoeven<br />

te doen dan doe ik dat graag. Daarbij neem ik op die manier ook een hoop werk weg voor de<br />

noodhulp.” Ook vraag ik aan Gerard of de netwerkinspecteur zich eigenlijk bemoeit met zijn con-­‐<br />

tacten in de buurt zoals bijvoorbeeld met Maatschappelijk Werk. Gerard vertelt dat de netwerk-­‐<br />

inspecteur zich ‘niet tot nauwelijks’ bemoeit met zijn contacten: “De netwerkinspecteur ziet al-­‐<br />

leen de gegevens in het systeem. Als hij vindt dat wij actie moeten ondernemen zal hij dat aan-­‐<br />

geven. Maar hij heeft een paar goeie buurtbrigadiers die zelf eigenlijk altijd al het werk al oppak-­‐<br />

ken.”<br />

Gerard vertelt over zijn manier van netwerken. Hij geeft aan dat veel informatie wordt gewisseld<br />

buiten de geïnstitutionaliseerde overleggen. Meestal wordt informatie meteen uitgewisseld na<br />

een incident. Daarbuiten is er circa één keer per maand een informeel overleg met het Maat-­‐<br />

schappelijk Werk. Dit overleg is vooral om even bij te praten: “Van deze overleggen worden geen<br />

notulen gemaakt, het is puur om snel even informatie te delen. Voor de buurtbrigadier zijn deze<br />

overleggen vooral handig om randinformatie te weten te komen. Met deze informatie kan de rest<br />

van het korps niet zo veel, daarom registreer ik alleen de informatie die heel concreet en moge-­‐<br />

lijk nuttig is.”<br />

We zijn inmiddels aangekomen bij de boerderij. Vanuit de auto bekijken wij de paarden in het<br />

weiland: de paarden zien er gezond uit. Ik zeg tegen Gerard dat ik eigenlijk geen verstand van<br />

paarden heb. Gerard zegt ook geen paardenexpert te zijn, maar ook hij vindt de paarden er be-­‐<br />

hoorlijk gezond uitzien. We rijden naar de andere kant van het weiland om de paarden daar be-­‐<br />

ter te bekijken. Ook vanaf deze plek lijken de paarden gezond. Gerard vertelt mij ondertussen<br />

dat een collega een tijdje geleden in één van de stallen is geweest. Van zijn collega heeft hij toen<br />

gehoord dat de stallen helemaal vol lagen met mest. Ik vertel dat ik eigenlijk niet weet hoe een<br />

stal eruit hoort te zien. Gerard weet dat eigenlijk ook niet: “Of dat slecht is voor de paarden weet<br />

ik eigenlijk ook niet. Maar ik geloof dat ze daar wel van die rotte hoeven van kunnen krijgen.” We<br />

rijden nog een rondje om de boerderij. Gerard geeft aan op dit moment geen aanleiding te zien<br />

om bij de eigenaar van de paarden langs te gaan. Hij geeft aan dat wij eerst maar eens langs het<br />

Maatschappelijk Werk zullen rijden om te vragen of zij misschien meer informatie hebben over<br />

de eigenaar van de paarden.<br />

11.15 uur. Aankomst bij het Maatschappelijk Werk.<br />

Gerard heeft gevraagd of zijn collega-­‐buurbrigadier ook bij het overleg aansluit. De boerderij ligt<br />

formeel namelijk in het werkgebied van deze collega. Gerard vertelt mij dat hij wel vaker mel-­‐<br />

dingen oppakt in het gebied van andere buurtbrigadiers. De scheiding is dan ook niet heel strak.<br />

Het is meestal zo dat degene die de melding ontvangt deze in eerste instantie ook oppakt. Later<br />

kan dan als nog worden afgesproken dat de collega de zaak toch overneemt. We drinken een<br />

kopje koffie met de medewerkster van het Maatschappelijk Werk. Gerard vraagt hoe het werk<br />

verloopt deze week. De medewerkster van het Maatschappelijk Werk vertelt dat het erg druk is<br />

de laatste tijd, maar dat ze het tot nog toe best goed aankunnen met zijn tweeën.<br />

Nadat Gerards collega ook is gaan zitten vertelt Gerard dat hij vandaag langs de boerderij is ge-­‐<br />

reden: “We hebben gekeken en de man heeft inderdaad een hoop paarden. Voor zover ik kon<br />

zien zagen deze er wel gezond uit.” De medewerkster van het Maatschappelijk Werk legt uit dat<br />

de melding vanuit de familie is gekomen. Het overlijden van het paard vorige week is voor de<br />

17


zoons en dochters de aanleiding geweest om het Maatschappelijk Werk te bellen. De kinderen<br />

hebben op allerlei manieren al geprobeerd hun vader (85) aan te zetten om zijn paarden te ver-­‐<br />

kopen maar de man is erg koppig. Volgens de kinderen heeft hun vader grote schulden bij de<br />

leverancier van het paardenvoer en kan hij zichzelf niet goed onderhouden. Dit kan zo niet lan-­‐<br />

ger verder gaan.<br />

De medewerkster van het Maatschappelijk werk geeft direct na haar verhaal aan dat het eigen-­‐<br />

lijk vreemd is dat zij hiervoor worden ingeschakeld. Het is eigenlijk familieprobleem dat ze zelf<br />

maar moeten oplossen. Ook de buurtbrigadiers geven aan dat dit niet bepaald werk is voor de<br />

politie. Collega van Gerard: “Het is eerder een zaak voor de dierenbescherming. Of de dierenpoli-­‐<br />

tie van de PVV misschien.” De medewerkster van het Maatschappelijk Werk geeft aan dat zij het<br />

wel prettig zou vinden als iemand van de politie binnenkort eens langs gaat om een kop koffie bij<br />

de man te drinken: “Zo krijgen we een beetje meer zicht op wat daar achter de deur gebeurt.”<br />

Collega-­‐buurtbrigadier: “Ik wil daar best wel een keer koffie drinken, ik heb alleen geen verstand<br />

van paarden, maar ach. Ik kan er weleens langsfietsen.” Er wordt besloten dat Gerards collega<br />

binnenkort een bezoek gaat brengen aan de man en daar na afloop over rapporteert aan Maat-­‐<br />

schappelijke Werk.<br />

In het vervolg van het gesprek worden nog verschillende andere problemen in het dorp bespro-­‐<br />

ken. Zo vraagt de medewerkster van het Maatschappelijk Werk zich af of er al actie is onderno-­‐<br />

men na de signalen van huiselijk geweld bij een bekend probleemgezin. Collega-­‐buurtbrigadier<br />

geeft aan dat hij vanmiddag een bezoek gaat brengen aan het gezin. De medewerkster van het<br />

Maatschappelijk Werk vraagt zich ook af of er naar aanleiding van een melding van vorige week<br />

wel een zorgmelding in het systeem is aangemaakt door de collega’s van Gerard. Gerard geeft<br />

aan dit vanmiddag te zullen controleren. Verder vraagt de medewerkster van het Maatschappe-­‐<br />

lijk Werk zich nog af of van een eerder incident al melding is gemaakt bij Alarmering-­‐ en Meld-­‐<br />

punt Kindermishandeling. Gerard geeft aan ook dit vanmiddag te zullen checken.<br />

Ten slotte meldt medewerkster van het Maatschappelijk Werk dat zij informatie heeft ontvangen<br />

over een man op de camping die heeft aangegeven zelfmoordneigingen te hebben. Daar hoeft nu<br />

niets mee te gebeuren zegt ze, maar moet wel in het achterhoofd worden gehouden. Gerard geeft<br />

aan een notitie te zullen aanmaken voor de collega-­‐buurtbrigadier die nu niet bij het overleg<br />

aanwezig is.<br />

12.45 uur. Lunch.<br />

13.00 uur. Vanmiddag gaat Gerard een verkeerinstructie geven aan circa 20 leerlingen uit groep<br />

7. Gerard geeft een korte introductie over wie hij is en waarom het belangrijk is om goed op te<br />

letten in het verkeer. Vervolgens zet hij met hulp van de leraar de DVD aan. Als de DVD is afgelo-­‐<br />

pen is licht Gerard nog kort enkele aandachtspunten toe. Ook stelt hij een paar vragen aan de<br />

leerlingen om te kijken of ze goed hebben opgelet. De meeste leerlingen weten de vragen goed te<br />

beantwoorden.<br />

13.45 uur. We rijden terug naar het gemeentehuis<br />

14.00 uur. Gerard checkt zijn mail.<br />

14.15 uur. Gerard controleert naar aanleiding van het gesprek van vanochtend met Maatschap-­‐<br />

pelijk werk of de registratie op orde is. Zijn collega’s blijken reeds een zorgmelding te hebben<br />

aangemaakt. Gerard ziet echter dat de melding nog niet is doorgezet naar het AMK. Hij probeert<br />

meteen het AMK hierover te bellen, maar krijgt daar niemand te pakken: “Later nog maar eens<br />

18


een keer proberen.” Inmiddels is de leerplichtambtenaar het kantoor binnengelopen en vraagt of<br />

Gerard informatie over een bepaald persoon kan opzoeken. Gerard zoekt in de systemen maar<br />

kan geen verder informatie vinden.<br />

14.30. Gerard ontvangt een SMS-­‐Alert. Hij geeft aan dat we meteen naar het winkelcentrum<br />

moeten. Met versnelde pas lopen we vanaf het gemeentehuis naar het winkelcentrum. Onderweg<br />

vertelt Gerard dat net een diefstal is gepleegd bij kledingwinkel Van der Ven. Bij de winkel aan-­‐<br />

gekomen wordt ons verteld dat de mobiele telefoon van de verkoopster is gestolen. De telefoon<br />

lag op de toonbank en was opeens weg. Ze heeft wel een vermoeden wie de daders zijn geweest,<br />

namelijk een paar ‘kamperige types’ die vlak daarvoor in de winkel waren. De verkoopster geeft<br />

aan graag aangifte te willen doen van diefstal. Gerard stelt voor om dit maar meteen ter plekke<br />

te regelen. Tijdens het opmaken van de aangifte blijkt de verkoopster niet alle gegevens bij de<br />

hand te hebben om de aangifte compleet te maken. De verkoopster belooft om de missende ge-­‐<br />

gevens later aan te leveren. Gerard wil ook graag het EMI-­‐nummer van de telefoon weten. Met<br />

behulp van dit nummer kan namelijk elke telefoon worden teruggevonden, zo is hem vanoch-­‐<br />

tend verteld door zijn collega uit de noodhulp.<br />

14.45 uur. Op de weg terug lopen we langs de sigarenwinkel. De eigenaar van de sigarenwinkel<br />

is trekker van de winkeliersvereniging. We hebben een kort gesprek met hem over de SMS-­‐Alert.<br />

Vervolgens vraagt Gerard aan de eigenaar van de sigarenwinkel of hij morgen bereid is om iets<br />

te vertellen over het functioneren van de buurtbrigadier in de buurt. Gerard legt uit dat hij mor-­‐<br />

genmiddag een paar uur met één van de wethouders op pad gaat om te laten zien waarmee de<br />

politie zich in het dorp zo al bezighoudt. De eigenaar geeft aan dat hij niet helemaal zeker weet<br />

of hij in de zaak is, maar waarschijnlijk wel. We zijn dan meer dan welkom om even terug te ko-­‐<br />

men.<br />

Bij terugkomst in het gemeentehuis wordt Gerard gebeld door de netwerkinspecteur. De net-­‐<br />

werkinspecteur vraagt zich af of hij iemand heeft aangehouden naar aanleiding van het SMS-­‐<br />

alert. De zus van de Integrale Veiligheidscoördinator heeft Gerard namelijk in het winkelcen-­‐<br />

trum gezien met een onbekend persoon. Gerard zegt dat hij niemand heeft aangehouden. Aan-­‐<br />

vullend merkt hij op dat hij eigenlijk ook niet echt uit de voeten kon met het signalement van de<br />

daders. In het SMS-­‐Alert stond dat de daders waarschijnlijk kampers waren, maar dat er hele-­‐<br />

maal geen bewijs was dat hier ook echt op wees. Gerard vertelt mij na het gesprek met de net-­‐<br />

werkinspecteur dat ik waarschijnlijk ben aangezien als de mogelijke dader.<br />

15.00 uur. Gerard probeert nog meerdere keren het AMK te bellen. Telkens wordt de verbinding<br />

verbroken. Uiteindelijk krijgt hij iemand aan de lijn maar die kan hem om onduidelijke redenen<br />

niet doorverbinden. Er wordt afgesproken dat Gerard later wordt teruggebeld. Ik vraag aan Ge-­‐<br />

rard of Maatschappelijk Werk ook zelf zou kunnen verifiëren of melding is gedaan bij het AMK.<br />

Gerard zegt hierover: “Het verifiëren of een zorgmelding is aangemaakt of bellen met het AMK<br />

kan ook door andere organisaties worden gedaan. Maar als de medewerkster van het Maat-­‐<br />

schappelijk Werk ons vraagt om dit doen, doe ik het meestal wel.”<br />

15.15 uur. De moeder van de mishandelde dochter (zie verslag 1/6) loopt het kantoor binnen.<br />

Zij heeft inmiddels meer informatie ontvangen over het gebiedsverbod en wil dit graag doorge-­‐<br />

ven aan Gerard. Gerard praat nog even verder met haar over hoe het met haar dochter gaat. De<br />

moeder vertelt dat haar dochter al meerdere keren door de jongen is mishandeld maar dat zij<br />

telkens geen officiële aangifte wilde doen. De laatste keer is het erg uit de hand gelopen. Daarom<br />

is zij blij dat de politie er nu wel bij betrokken is.<br />

19


15.30 uur. Gerard zoekt de gegevens op van de suïcidale man op camping Eendenhoorn. Het<br />

blijkt dat de man niet staat ingeschreven bij de gemeente. Gerard belt meteen even met de cam-­‐<br />

pingeigenaar met de vraag of hij misschien weet wie de man is. De campingeigenaar vertelt om<br />

wie het gaat en waar de caravan van de man staat. Op basis van de informatie van de campingei-­‐<br />

genaar maakt Gerard de notitie voor de andere buurtbrigadier<br />

15.45. Gerard registreert dat hij een verkeersinstructie heeft gegeven op de basisschool. Onder-­‐<br />

tussen praat hij met de collega-­‐buurtbrigadier over een heel moeilijk probleemgezin waar deze<br />

buurtbrigadier een heel groot deel van zijn tijd in investeert.<br />

16.00. Gerard ontvangt telefoon van de GGZ-­‐psycholoog. De GGZ-­‐psycholoog meldt dat naar aan-­‐<br />

leiding van Gerards melding nu maximale hulp is ingezet op de verwarde man. Na het gesprek<br />

verwerkt Gerard deze informatie direct in het systeem. Ondertussen zijn een medewerker van<br />

de woonbouwvereniging in Eerle en de gemeentelijke opsporingsambtenaar het kantoor van<br />

Gerard binnengelopen. Gerard praat even met beide over lopende zaken. Zo wordt gesproken<br />

over het hondenpoepprobleem bij een bepaalde woning. Daarna gaat het gesprek al snel over<br />

privézaken.<br />

Gerard leest zijn nieuwe mails door.<br />

16.30 uur. Gerard geeft aan dat hij nog even zijn administratie verder gaat bijwerken. Zo regi-­‐<br />

streert hij onder meer de diefstal van de mobiele telefoon van vanmiddag.<br />

16.45 uur. We vertrekken naar Eerle. We nemen de landelijke route.<br />

17.15 uur. Spullen wegleggen. Bijpraten met collega’s.<br />

17.30 uur. Einde dienst<br />

Woensdag 8 juni<br />

Dagdienst.<br />

11.00 uur. Gerard begint vandaag later omdat hij vanavond een verkeersinstructie geeft aan<br />

ouders op een basisschool in zijn wijk. Eerder zijn wij al op deze school geweest om enkele leer-­‐<br />

lingen uit groep 7 een verkeersinstructie te geven. Hij begint zijn dag hetzelfde als de meeste<br />

andere dagen, namelijk met het lezen van zijn mail. Gerard geeft aan vooral interne mail te heb-­‐<br />

ben ontvangen (mutaties). Hij zegt dat een deel van deze nieuwe informatie van hem vraagt om<br />

acties. Zo kan hij sommige mutaties aanvullen met informatie uit zijn wijk.<br />

11.15 uur. Gerard is voorzitter van de OC/OR Reusel. Morgen staat een overleg gepland, maar hij<br />

kan niet aanwezig zijn vanwege de buurtbrigadierscursus. Daarom mailt hij alvast de belangrijk-­‐<br />

ste aandachtspunten door naar zijn collega’s. Ook vraagt hij de secretaris van het OC om hem<br />

morgen bij het overleg te vervangen als voorzitter. Tijdens het bureauwerk wordt Gerard aange-­‐<br />

schoten door een collega. De collega vraagt zich af waarom de horecadiensten met een half uur<br />

zijn vervroegd. Hij is het niet eens met deze wijzing en wil graag dat Gerard het als coördinator<br />

horeca ter sprake brengt bij de districtschef. Gerard zegt dat hij het wel een goed idee vindt om<br />

de horecadiensten te vervroegen, maar dat hij wel wil doorgeven dat niet iedereen het daar over<br />

eens is.<br />

11.30 uur. Vervolg van het bureauwerk. Gerard bekijkt de mutaties. De mutaties over jeugdpro-­‐<br />

blemen neemt hij op in zijn word-­‐document voor het JOR-­‐overleg.<br />

20


11.45 uur. Via de mail heeft Gerard een vraag gekregen van de directrice van een basisschool in<br />

zijn wijk. De directrice vertelt dat zij binnenkort met groep 8 naar België wil voor een uitstapje.<br />

Ze weet alleen niet of zij hiervoor gebruik mag maken van een lijst met paspoortnummers of dat<br />

alle leerlingen een eigen identiteitskaart bij zich moeten dragen. Gerard probeert op internet<br />

antwoord te vinden op haar vraag, maar kan hierover weinig informatie vinden.<br />

12.00 uur. Gerard besluit daarom de vraag voor te leggen aan de douane. Hij krijgt geen eendui-­‐<br />

dig antwoord van de douane. Het advies van de douane is om de vraag voor te leggen aan de<br />

Koninklijke Marechaussee. Hij belt meteen de Koninklijke Marechaussee. Zij geven aan dat for-­‐<br />

meel een lijst met paspoortnummers niet voldoende is maar dat ze geen grote problemen ver-­‐<br />

wachten als de directrice toch met zo’n lijst gaat werken. Ook wordt Gerard verteld dat er nog<br />

maar heel weinig gecontroleerd wordt in dat gebied, dus dat de kans klein is dat überhaupt naar<br />

paspoortnummers zal worden gevraagd.<br />

12.15 uur. Gerard heeft nog altijd geen bevredigend antwoord op de vraag van de directrice. Hij<br />

besluit de directrice toch maar terug te bellen met de mededeling dat hij geen antwoord heeft op<br />

haar vraag. Gerard wordt verteld dat de directrice nu even in gesprek is. Gerard vraagt of de<br />

directrice hem op een later moment even wil terugbellen.<br />

Na enkele minuten wordt hij teruggebeld door de directrice. Gerard vertelt dat de Koninklijke<br />

Marechaussee heeft aangegeven dat formeel een lijst met paspoortnummers niet geaccepteerd<br />

wordt . Maar de Koninklijke Marechaussee heeft ook aangegeven dat de kans klein is dat er ge-­‐<br />

controleerd gaat worden. Gerard geeft een ambivalent advies aan de directrice: “Ik ga niet zeg-­‐<br />

gen gewoon doen (werken met een lijst met paspoortnummer), maar de kans is wel heel klein<br />

om gecontroleerd te worden. Officieel worden de lijsten niet meer gebruikt. Zorg voor papier<br />

met alle informatie erop, en denk na over hoe je het volgend jaar wil doen.”<br />

12.30 uur. Gerard spreekt met een collega-­‐buurtbrigadier over het drukke weekend. Ook legt hij<br />

de vraag van de directrice voor aan zijn collega. Ook hij weet het antwoord op haar vraag niet.<br />

12.45 uur. Ook een andere buurtbrigadier uit Reusel-­‐De Mierden komt bij het gesprek staan. Er<br />

volgt een overleg tussen buurtbrigadiers van Reusel-­‐de Mierden over ‘burgers in blauw’. Ze ver-­‐<br />

tellen elkaar wat ze van plan zijn. Eén van de buurtbrigadiers heeft gehoord dat ook de burge-­‐<br />

meester deelneemt.<br />

Lunchen.<br />

13.00 uur. Bellen met AMK. Helaas krijgt Gerard weer niet de juiste persoon te pakken.<br />

13.15 uur. Gerard verstuurt zijn mail met informatie voor het OC/OR-­‐overleg naar zijn collega.<br />

Vervolgens belt hij hem om verder af te stemmen.<br />

13.30 uur. Start van de ‘Burgers in Blauw’.<br />

Gerard heeft de eer om vandaag aan de burgemeester te laten zien wat zijn werk inhoudt. Samen<br />

met de burgemeester gaan we met Gerard enkele huisbezoeken doen en we gaan naar enkele<br />

probleemplekken in zijn wijk. We rijden eerst naar de visvijver. Daar is niemand en er is ook<br />

geen aanleiding om uit de auto te stappen. Gerard legt uit aan de burgemeester dat ’s avonds en<br />

in het weekend veel jongeren bij de visvijver samenkomen. Vaak worden rondom de hangplek<br />

restanten van drugs gevonden. Daarom houdt hij deze plek goed in de gaten. Vanaf de visvijver<br />

rijden we weer richting het dorp. We gaan op verzoek van de Regionale Recherche een bezoek<br />

brengen aan de bewoners van een bepaald huis in zijn wijk. Gerard geeft aan dat de melding<br />

21


vaag is over de specifieke reden. In de melding staat alleen dat de bewoners mogelijk betrokken<br />

zijn bij een radicale beweging. We bellen aan, maar er is niemand huis.<br />

We rijden terug naar het gemeentehuis. Vanaf de parkeerplaats lopen we richting het winkelcen-­‐<br />

trum. We gaan kijken of de mevrouw die meerdere boetes heeft openstaan ditmaal wel open<br />

doet. Wederom houdt Gerard een A4 voor de camera. Na een paar keer aanbellen geven wij het<br />

op. We lopen door naar de sigarenwinkel. De eigenaar van de sigarenwinkel staat in de winkel.<br />

Gerard stelt de burgemeester voor aan de eigenaar. Hij vertelt aan de burgemeester dat de eige-­‐<br />

naar voorzitter is van het winkelieroverleg. Vervolgens vertelt de eigenaar over de nuttige bij-­‐<br />

drage van Gerard aan dit overleg: “Hij heeft tijdens een overleg uitgelegd welke mogelijkheden<br />

er zijn om de veiligheid te vergroten. Ook hebben we samen met Gerard het project SMS-­‐alert<br />

gestart. Daar zijn we heel blij mee.” De burgemeester stelt nog enkele vragen over de veiligheid<br />

in het winkelgebied en de rol van de politie daarin.<br />

Vanaf het winkelcentrum rijden we door naar het industrieterrein. We stoppen bij een ijzerhan-­‐<br />

del. Gerard vertelt dat de eigenaar van de ijzerhandel hem veel informatie geeft over het reilen<br />

en zeilen op één van de woonwagenkampen in zijn werkgebied. Aangekomen bij de ijzerhandel<br />

blijkt de eigenaar niet aanwezig te zijn. We lopen naar zijn broer toe om te vragen of de eigenaar<br />

vandaag nog komt. De broer denkt het niet. De burgemeester stelt aan de broer een paar vragen<br />

over de ijzerhandel. Na een kort gesprek stappen we weer in de auto. We besluiten om een rond-­‐<br />

je te rijden over het kamp. Het is daar heel rustig. De burgemeester vraagt zich af wat voor pro-­‐<br />

blemen zich in het kamp afspelen. Gerard geeft aan dat het de laatste tijd veel rustiger is, maar<br />

dat hier bij tijd en wijlen nog altijd wel problemen spelen. Zo staat op het kamp veel illegale be-­‐<br />

bouwing en zijn er af en toe fikse ruzies. We rijden nog een keer langs het adres waarvan de be-­‐<br />

woners mogelijk betrokken zijn bij radicale activiteiten. Helaas blijkt hier nog altijd niemand<br />

thuis te zijn. Het is inmiddels over drieën. Gerard besluit om weer richting Eerle te rijden voor<br />

de nabespreking. We komen als eerste aan op het bureau in Eerle<br />

15.30 uur. Nabespreking ‘burgers in blauw’.<br />

Tijdens de nabespreking wordt aan de burgemeester en de wethouders gevraagd hoe zij de<br />

middag hebben ervaren. Ze geven allemaal aan onder de indruk te zijn van de veelzijdigheid van<br />

het werk. De wethouder: “Hij is psycholoog, maatschappelijk werker, jeugdhulpverlener en ook<br />

nog politieagent. Maar eigenlijk is hij meer al het andere dan politieagent. Ik ben onder de in-­‐<br />

druk van alle informatie die achter deze voordeuren ligt en hoe jullie hiermee te werk gaan.” De<br />

burgemeester reageert hierop door zich hardop af te vragen of zij eigenlijk wel een bonnenboek-­‐<br />

je hebben. “Dat hebben we zeker wel maar ik ga niet een bon uitschrijven voor een keer een gor-­‐<br />

del niet om of zo. Maar als een overtreding vraagt om optreden dan doe ik dat gewoon” zegt een<br />

collega-­‐buurtbrigadier.<br />

De collega-­‐buurtbrigadier heeft van ‘burger in blauw’ gebruik gemaakt om een bezoek te bren-­‐<br />

gen aan de eigenaar van de verwaarloosde paarden. Hij vertelt dat de paarden inderdaad niet<br />

verwaarloosd zijn. Wel denkt hij dat de man zelf hulp kan gebruiken in het huishouden. Hij zegt<br />

tegen Gerard dat hij dit zal terugkoppelen aan de medewerkster van maatschappelijk werk.<br />

16.00 uur. Gerard wordt teruggebeld door zijn contactpersoon bij het AMK. Het vermoeden van<br />

de medewerkster van het maatschappelijk werk bleek juist te zijn: de melding over huiselijk<br />

geweld is per ongeluk afgesloten in plaats van aangepast. Gerard vertelt dat hij hier straks met-­‐<br />

een even een nieuwe melding voor gaat aanmaken.<br />

16.15 uur. Tijdens de nabespreking wordt Gerard ook nog gebeld door de Belgische politie. De<br />

Belgische politie meldt dat zij verschillende bewoners uit Reusel-­‐de Mierden hebben opgepakt.<br />

22


Het blijkt te gaan om personen die al langer in de gaten worden gehouden door de buurtbriga-­‐<br />

diers. De personen blijken betrokken te zijn bij diverse inbraken in België. Gerard deelt het<br />

nieuws met zijn collega’s.<br />

16.30 uur. Na de nabespreking gaan de buurtbrigadiers en de netwerkinspecteur even bij elkaar<br />

zitten om over de informatie uit België te spreken. Gerard herhaalt wat hij heeft gehoord van de<br />

Belgische collega’s. Ook vertelt hij dat de Belgische collega’s graag een overleg willen plannen<br />

om informatie uit te wisselen. De netwerkinspecteur wijst erop dat het belangrijk is om alleen<br />

informatie te delen als het via de formele weg is gemeld. Eén van de buurtbrigadiers vertelt dat<br />

hij al eerder de fout heeft gemaakt om minimaal informatie uit te wisselen met de Belgen. Ver-­‐<br />

volgens hebben de Belgen de informatie gebruikt om de regionale recherche onder druk te zet-­‐<br />

ten om zo meer informatie los te krijgen. De netwerkinspecteur vertelt dat politie-­‐informatie<br />

altijd gedeeld mag worden, maar dat hiervan wel melding moet worden gemaakt. Bij het delen<br />

van criminele inlichtingen ligt dit anders. Hiervoor moet via de regionale recherche toestem-­‐<br />

ming worden gevraagd. De buurtbrigadiers en de netwerkinspecteur besluiten samen om de<br />

TIC-­‐er alvast te benaderen om alle informatie over de verdachten bij elkaar te brengen en te<br />

analyseren.<br />

16.45 uur. Koffie drinken.<br />

17.00 uur. Gerard spreekt met de andere buurtbrigadiers en de netwerkinspecteur op de gang<br />

nog even na over het verloop van ‘burgers in blauw’. Iedereen is het er over eens dat een belang-­‐<br />

rijke winst is dat de burgemeester en wethouders nu met eigen ogen hebben kunnen zien dat de<br />

BOA bijna niet handhaaft in de gemeente. Vooral het bezoek aan een adres waar veel overlast is<br />

van hondenpoep heeft ervoor gezorgd dat één van de wethouders het functioneren van de BOA<br />

hoog op de prioriteitenlijst heeft geplaatst.<br />

17.15 uur. Gerard spreekt kort met een buurtbrigadier uit Bladel over de melding van de Belgi-­‐<br />

sche politie. Gerard vertelt aan zijn collega dat ook een bewoner uit Bladel is aangehouden door<br />

de Belgische politie. De collega geeft aan dat hij graag op de hoogte wil worden gehouden. Ge-­‐<br />

rard belt ook nog even een winkelier na. De winkelier heeft gemeld dat hij ’s nachts een verdach-­‐<br />

te auto heeft gesignaleerd voor zijn winkel. Gerard weet dat de auto toebehoort aan één van de<br />

personen die in België is opgepakt. De winkelier heeft helaas geen nieuwe informatie voor Ge-­‐<br />

rard. Gerard maakt een nieuwe zorgmelding aan over de kindermishandeling. Hij stuurt de mu-­‐<br />

tatie meteen door naar JPP met aanvullend het bericht dat contact is geweest tussen Gerard en<br />

het AMK.<br />

17.45 Gerard besluit om voor de verdachte auto een aandachtsvestiging aan te maken. Hij legt<br />

uit niet te weten of ook andere personen gebruik maken van deze auto, daarom is het handig om<br />

deze auto eens in de gaten te houden. Hij voegt aan de aandachtsvestiging toe dat de winkelier<br />

de auto ’s nacht heeft gesignaleerd voor zijn winkel. Hij zet de melding vervolgens door naar het<br />

bedrijfsbureau én ook direct naar de nachtdienst. Gerard legt uit dat hij dan zeker weet dat de<br />

melding wordt meegenomen in de surveillance voor vannacht en morgennacht.<br />

18.15 uur. Administratie bijwerken naar aanleiding van het contact met de Belgische politie.<br />

18.30 uur. We rijden naar de basisschool. Gerard gaat vanavond een verkeerinstructie geven aan<br />

enkele ouders die hebben aangeboden om te helpen als verkeersbrigadier. De verkeerinstructie<br />

bestaat uit een inleidend praatje van Gerard en het vervolgens afspelen van de DVD. Na de ver-­‐<br />

keersinstructie lopen we naar buiten om te oefenen. Eén van de ouders kan niet zo goed Neder-­‐<br />

lands. Door het voor te doen legt Gerard uit dat zij het best niet midden op de weg kan gaan<br />

23


staan. Na een paar keer oefenen begrijpt zij wat Gerard bedoelt. Vervolgens bespreken we sa-­‐<br />

men met de ouders en de leraar (coördinator van de verkeersbrigadiers) de verkeerssituatie<br />

rondom de school. De leraar geeft aan dat vooral oudere kinderen vaak proberen om de ver-­‐<br />

keersbrigadiers te ontlopen. Ook zijn er andere problemen, zoals opa en oma’s die hun auto stil-­‐<br />

zetten op de weg om de kleinkinderen op te halen. De leraar vraagt aan Gerard of de politie mis-­‐<br />

schien ’s ochtends rond schooltijd eens af en toe bij de school zou willen surveilleren: “Als er dan<br />

zo’n politieman staat, zijn ze toch eerder geneigd om zich aan de regels te houden.” Gerard zegt<br />

toe het aan zijn collega te zullen vragen. Hij merkt nog wel op dat zijn collega al heel veel op de<br />

fiets in de buurt is, ook met regelmaat in de buurt van de school.<br />

20.00 uur. Op de weg terug naar het bureau rijden we nog een keer langs het adres waarvan de<br />

regionale recherche heeft aangegeven dat de bewoners mogelijk betrokken zijn bij radicale<br />

praktijken. Ditmaal zijn de bewoners wel thuis. Er wordt verbaasd gereageerd op het bezoek van<br />

Gerard. We worden vriendelijk uitgenodigd om aan tafel plaats te nemen. Gerard vertelt dat hun<br />

auto is gezien bij een betoging in België. Beiden geven aan op die dag niet in de buurt van de<br />

betoging te zijn geweest. De man vraagt zich af om wat voor een betoging het precies gaat. We<br />

vinden op internet dat het gaat om een Vlaamse beweging die wil dat Vlaanderen zich afscheidt<br />

van Wallonië. Gerard geeft aan dat het mogelijk is dat het nummerbord verkeerd is genoteerd.<br />

Hij vertelt dat hij zal doorgeven aan de regionale recherche dat het loos alarm is en dat hij ver-­‐<br />

der geen acties zal ondernemen.<br />

20.15 uur. We rijden terug naar het politiebureau in Eersel<br />

20.30 uur. Op het politiebureau praat Gerard bij met een collega-­‐buurtbrigadier.<br />

20.45. uur. Voor het einde van zijn dienst verwerkt Gerard nog de aangifte van de gestolen tele-­‐<br />

foon. Ook registreert hij dat op verzoek van de regionale recherche een huisbezoek heeft afge-­‐<br />

legd. Het bezoek heeft geen reden gegeven om verdere actie te ondernemen.<br />

21.00 uur. Einde dienst.<br />

Zaterdag 2 juli<br />

Horecadienst.<br />

21.00 uur. Bij mijn aankomst op het bureau is Gerard met enkele collega’s in gesprek over om-­‐<br />

gewaaide bomen als gevolg van de harde storm op dinsdag. Gerard zit achter zijn computer en<br />

neemt ondertussen de mutaties door voor zijn wijk op het gebied van jeugd: “Ik zorg er altijd<br />

voor dat ik weer even op de hoogte ben van wat er zich afspeelt in mijn buurt tijdens de avonden<br />

dat ik er niet ben.” Gerard vertelt mij dat hij gisteravond ook al een nachtdienst heeft gehad.<br />

24


Rond kwart over negen loopt een collega van Gerard binnen. Zij heeft vanavond een noodhulp-­‐<br />

dienst. Blij vertelt ze dat ze vanmiddag de finale van een lokaal tennistoernooi heeft gehaald.<br />

Morgenochtend om elf uur moet zij weer op de baan staan. “Dan hoop ik dat je niet hoeft over te<br />

werken vanavond” zegt Gerard. “Nee hoor, daar zorg ik wel voor. We lullen alles plat vanavond ”<br />

reageert ze grappend.<br />

Een andere collega vraagt aan Gerard advies over wat hij moet doen met een melding over een<br />

gestolen auto. Na het bekijken van de melding zijn Gerard en de collega het eens over het feit dat<br />

zij eigenlijk weinig kunnen met deze melding. Gerard: “Leg maar gewoon vast, dan krijg je er<br />

vanuit hier in ieder geval geen vragen over.”<br />

21.30 uur. Gerard heeft ook mail ontvangen van een buurtpreventie coördinator over een in-­‐<br />

braak in een huis. Een buurtbewoonster zou mogelijk meer informatie hebben over een inbraak<br />

in de buurt. Na het lezen van de mail besluit Gerard deze vrouw niet verder te gaan bevragen:<br />

“Ze heeft geen informatie die relevant is voor ons. In zo’n geval stuur ik een mail terug naar de<br />

buurtcoördinator om hem te bedanken, maar dat wij voor de rest niets gaan doen met de infor-­‐<br />

matie.”<br />

Gerard beantwoordt enkele interne mails. Onder andere een mail over een mogelijk hennep-­‐<br />

kwekerij in zijn buurt.<br />

Gerard is vanavond coördinator horecadienst. Zijn taak is onder meer om de briefing op te stel-­‐<br />

len. Gerard haalt hiervoor informatie uit de map met vergunningen en de horecamutaties van<br />

voorgaande weken. Ook deelt hij de verschillende collega’s op in teams.<br />

22.00 uur. Na het opstellen van de briefing legt Gerard aan mij uit dat elke horecadienst uit een<br />

paar vaste onderdelen bestaat.<br />

Vaste onderdelen van de nachtdienst<br />

1. Fietslichtcontrole (begin van de avond). Gerard vertelt dat in de zomer de controle aan het<br />

begin van de avond wordt overgeslagen. Later op de avond kunnen we daar nog wel even<br />

op controleren.<br />

2. Parkeerbeleid handhaven rondom de horecagelegenheden.<br />

3. Gesprek met de hoofdportiers van het uitgaansgebied in Reusel-­‐de Mierden.<br />

Voor de rest hebben Gerard en anderen een vrije rol: “Het is de bedoeling dat wij in de ring<br />

rondom het uitgaansgebied surveilleren, zodat wij bij eventuele problemen snel ter plaatse<br />

heen. Wij gebruiken een aparte frequentie om onderling als horecateam te communiceren, deze<br />

communicatie is niet interessant voor de meldkamer. Op deze frequentie wisselen we uit waar<br />

we zijn en wat we gaan doen, maar we kunnen op dit kanaal ook grappen maken. Tijdens de ho-­‐<br />

recadienst hebben we ook een horecatelefoon (doodnormale Nokia). Op deze telefoon kunnen<br />

we gebeld worden door de portiers in het uitgaansgebied, dan hoeven ze dit niet via de meldka-­‐<br />

mer te doen. Op deze manier kunnen we sneller ter plekke zijn.”<br />

Gerard geeft aan dat iedereen aan het eind van de dienst een uitgebreid verslag maakt van de<br />

horecadienst. Dit is volgens Gerard belangrijk omdat de netwerkinspecteur vooral uit deze ver-­‐<br />

slagen informatie put voor de overleggen met de ondernemers in het horecagebied.<br />

25


Er lopen twee collega’s uit Eersel binnen. Zij hebben een extra dienst vanwege de kermis in Eer-­‐<br />

sel. Eén van de twee geeft aan dat zij op een ander kanaal staan dan de horecadienst in Reusel-­‐de<br />

Mierden. Gerard geeft aan dat hem dit niet handig lijkt. Vooral omdat volgens Gerard niet zo snel<br />

om bijstand kan worden gevraagd. Gerard komt hier direct op terug door te zeggen dat het ei-­‐<br />

genlijk ook niet zo belangrijk is: “Als er stront aan de knikker is dan horen we het toch wel!” De<br />

collega’s uit Eersel gaan alvast de straat op (met ongewijzigde frequentie).<br />

Gerard zoekt in de map met vergunningen op welke evenementen er vanavond zijn. Hij snapt<br />

niet dat in de map noch in DIGI-­‐MEK informatie staat over de kermis in Laag-­‐Mierden. Een jon-­‐<br />

gere collega geeft aan vrijwel zeker te weten dat het vanavond kermis is in Laag-­‐Mierden. Ge-­‐<br />

rard: “Weet je wat, ik google het wel even.” Ook op internet kan Gerard niet vinden of de kermis<br />

vanavond is.<br />

Gerard praat ondertussen met zijn collega buurtbrigadier over de aanstaande vakantieperiode.<br />

Zijn collega blijkt lang achter elkaar weg te zijn waardoor de diensten niet makkelijk overgeno-­‐<br />

men kunnen worden. Gerard: “Volgend jaar moeten we maar weer eens kijken hoe we de vakan-­‐<br />

tieperiode het handigst kunnen organiseren”. Collega: “Ach dat zien we dan wel, misschien ben<br />

jij volgend jaar al lang ergens netwerker”. Gerard met een glimlach: “Jaa, wie weet, we wachten<br />

af…”.<br />

22.30 uur. Gerard leidt de briefing. De briefing bestaat uit het voorlezen van verschillende aan-­‐<br />

dachtspunten en bijzonderheden. Ieder duo krijgt een paar specifieke taken mee voor de avond.<br />

Gerard vertelt dat er waarschijnlijk een kermis is in Laag-­‐Mierden maar hiervan geen vergun-­‐<br />

ning in de map zit. De jongere collega merkt nog een keer op zij zeker weet dat er kermis is. “Nou<br />

ja, dan gaan we daar nog wel even extra kijken” zegt Gerard. Een andere collega vertelt dat er<br />

een zeskamp gaande is met een grote feesttent. Zij verwacht dat in de feesttent vanavond veel<br />

zal worden gedronken. Gerard vraagt of zij weet waar de zeskamp is. Ze geeft aan het niet pre-­‐<br />

cies te weten: “Meestal is het ergens achteraf op een weiland.” Zij stelt voor om samen met haar<br />

collega samen te gaan uitzoeken waar de zeskamp wordt gehouden en of daar overlast van valt<br />

te verwachten.<br />

Gerard vertelt dat hij op verzoek van de surveillancedienst vanavond gaat kijken of een paar<br />

illegaal kamperende Polen inmiddels zijn vertrokken. De surveillancedienst heeft deze Polen er<br />

al eerder op gewezen dat zij moeten vertrekken. Hij merkt op dat routebeschrijving van de col-­‐<br />

lega’s alleen redelijk vaag is: “Er staat dat wij bij dat slootje met dat weiland naar links moeten,<br />

daar zouden ze moeten staan. Mm.. nou we gaan wel even kijken.” Ook geeft Gerard aan dat hij<br />

de eigenaar van de Red Coral (groot café) vanavond wil verhoren over een uitstaande verkeers-­‐<br />

boete in België: “Op zaterdagavond weet je zeker dat hij er is. Het is het al tijden niet meer druk<br />

in zijn tent dus is het voor hem denk ik ook wel zo handig om vroeg op de avond even een ver-­‐<br />

klaring hierover af te leggen.” Als laatste meldt Gerard het verzoek van de gemeente om van-­‐<br />

avond te kijken hoe het eraan toe gaat op enkele ‘kamperen bij de boer’-­‐locaties. Hij verdeelt het<br />

lijstje met adressen over de verschillende duo’s.<br />

23.00 uur. Wij gaan eerst naar café de Red Coral voor een gesprek met de eigenaar. Bij binnen-­‐<br />

komst wordt de eigenaar direct behoorlijk boos op Gerard. Hoe haalt Gerard het in zijn hoofd om<br />

hem voor een verklaring over een verkeersboete (die allang betaald is, zo zegt hij) op zaterdag-­‐<br />

26


avond door drie man te gaan bevragen: “Dat is toch geen manier van zaken doen, drie man op de<br />

zaterdagavond!” Gerard geeft aan dat hij alleen maar snel een verklaring wil, omdat daar om<br />

gevraagd is vanuit België. Gerard verheft zijn stemt en zegt dat de toon van de eigenaar hem<br />

helemaal niet bevalt. Na een korte discussie wordt duidelijk dat de eigenaar niet wil tekenen<br />

omdat hij niet degene was die op dat moment in de auto reed.<br />

Ondertussen is de collega van Gerard gebeld op de horecatelefoon. Het is de portier van de El<br />

Sombrero (grote bar-­‐dancing in het dorp). Hij vertelt dat hij net een jongen heeft gepakt toen hij<br />

probeerde met andermans ID-­‐kaart El Sombrero binnen te komen. Wij vertrekken met de auto<br />

naar El Sombrero om het precieze verhaal te horen. Gerard vertelt dat El Sombrero vijfhonderd<br />

meter verderop is. Binnen een minuut staan wij bij El Sombrero voor de deur.<br />

23.15 uur. Aangekomen bij El Sombrero blijkt het te gaan om een jongen uit een Delfts voetbal-­‐<br />

team. Het team is een week op kamp in de buurt van Reusel-­‐de Mierden. De eerste avond had-­‐<br />

den ze het plan om uit te gaan in de bar-­‐dancing El Sombrero. De jongen is echter nog net geen<br />

16 (het scheelt twee maanden), daarom heeft hij de ID-­‐kaart van een vriendje geleend. De jongen<br />

lijkt van geen kant op de foto. De portier zag dan ook meteen dat de jongen niet zijn eigen identi-­‐<br />

teitskaart gebruikte. We lopen El Sombrero binnen waar de jongen op ons zitten te wachten in<br />

het hok van de portiers.<br />

Nadat één van de portiers nog eens kort heeft uitgelegd hoe het is gegaan, wendt Gerard zich tot<br />

de jongen. Gerard vertelt de jongen dat het niet alleen illegaal is, maar dat hij hiermee ook de<br />

horecaondernemer in de problemen kan brengen. Gerard vertelt na zijn preek dat normaal ge-­‐<br />

sproken dit soort incidenten worden afgedaan met een Halt-­‐melding. Nu denkt Gerard dat dat<br />

niet mogelijk is, omdat de jongen niet uit de buurt komt. Gerard kiest ervoor om de jongen for-­‐<br />

meel aan te houden en mee te nemen naar het bureau. Tijdens de rit naar het politiebureau pro-­‐<br />

beert de jongen via zijn telefoon op Twitter te melden dat hij is opgepakt. De collega van Gerard<br />

ziet dit gebeuren en grijpt in.<br />

0.00 uur. Op het bureau zet Gerard de jongen vast om vervolgens met de Hulp Officier van Justi-­‐<br />

tie (HOvJ) te overleggen hoe deze zaak het best afgedaan kan worden. De HOvJ wijst Gerard erop<br />

dat de jongen recht heeft op een advocaat. Om dit recht te kunnen gebruiken moet hij alleen wel<br />

eerst worden overgebracht naar Eindhoven. Hij kan dan op zijn vroegst morgenochtend ver-­‐<br />

hoord worden. Gerard lijkt dit een veel te zwaar te middel gezien het vergrijp: “Dan liever de<br />

zaak op voorhand kapot laten gaan dan die jongen daar neer zetten.” Gerard belt de moeder van<br />

de jongen. Hij legt aan haar uit dat de jongen volgens de regels naar Eindhoven zou moeten om<br />

daar morgen verhoord te worden in de aanwezigheid van een advocaat. Gerard stelt als alterna-­‐<br />

tief voor om nu een verklaring op te nemen zodat de jongen vanavond nog terug kan naar het<br />

voetbalkamp. De moeder stemt hier mee in. Gerard informeert de HOvJ over het gesprek met de<br />

moeder, ook de HOvJ stemt nu in met het plan om de jongen nu te verhoren. Gerard neemt snel<br />

de verklaring op en brengt de jongen terug naar de herberg waar het voetbalteam overnacht.<br />

01.00 uur. Terug op het politiebureau. Op het bureau overlegt Gerard met een andere buurt-­‐<br />

brigadier over de aanhouding. De buurtbrigadier vertelt dat voor het aanmaken van een Halt-­‐<br />

Melding het helemaal niet uitmaakt waar de jongen vandaan komt. De Halt-­‐melding gaat via het<br />

27


lokale Halt-­‐bureau naar het Halt-­‐bureau in de woonomgeving van de jongen. Gerard is blij dat nu<br />

te weten, dan kan hij bij volgende melding direct een Halt-­‐melding aanmaken.<br />

01.15 uur. Gerard schrijft op hoe de aanhouding van de jongen is verlopen om dit vervolgens toe<br />

te voegen aan het proces-­‐verbaal.<br />

01.30 uur. Via de portofoon komt een noodhulpmelding binnen (PRIO 1). Het gaat om een schi-­‐<br />

zofrene vrouw die van stemmen in haar hoofd zichzelf moeten snijden. De noodhulpauto is er al<br />

op af. Gerard meldt aan de meldkamer dat hij als back-­‐up mee gaat rijden. Bij aankomst zijn al<br />

twee eenheden ter plekke. De vrouw doet niet open, maar heeft zich wel laten zien in de deur-­‐<br />

opening. Iedereen loopt rond het huis om te kijken of ze op een andere manier het huis in kun-­‐<br />

nen. Al snel na onze aankomst komt een speciale eenheid uit Eindhoven ter plekke. Deze eenheid<br />

heeft de beschikking over een stormram om indien nodig de deur te forceren. Ook komt een am-­‐<br />

bulance en een vijfde politieauto ter plekke.<br />

Gerard probeert door te praten via de brievenbus contact te krijgen met de mevrouw. In eerste<br />

instantie lijkt dit weinig effect te hebben, maar na een paar minuten praten opent de vrouw toch<br />

de deur. Ze heeft vier messen in haar handen. De speciale eenheid uit Eindhoven drukt haar di-­‐<br />

rect met een schild naar binnen zodat zij niemand – ook zichzelf niet – kan verwonden. De<br />

vrouw wordt uiteindelijk op haar bed geduwd. Het blijkt dat de mevrouw zich in haar pols ge-­‐<br />

sneden. De ambulancebroeders verzorgen haar te plekke. Al snel is duidelijk dat de verwondin-­‐<br />

gen niet heel ernstig zijn. Wij vertrekken weer van de locatie. Gerard: “Waarschijnlijk hadden we<br />

dit ook wel wat minder eenheden kunnen doen, maar je weet het nooit.”<br />

02.00 uur. Op het bureau wordt de laatste administratie gedaan rondom de aanhouding bij El<br />

Sombrero. Inmiddels is de noodhulpeenheid ook weer terug op het bureau. Een collega uit de<br />

noodhulp complimenteert Gerard met zijn optreden: “Goed gedaan hoor, ze deed uiteindelijk<br />

toch open. Wel vervelend trouwens dat het de tweede prio 1 melding is waarbij de navigatie niet<br />

werkt.” Gerard geeft na het vertrek van de nooddienst aan dat hij denkt dat de deur zonder zijn<br />

aanwezigheid waarschijnlijk wel was geforceerd: “De noodhulpeenheden gaan eerder over tot<br />

zo’n actie, terwijl ik er voorstander van ben om eerst een milder middel te gebruiken, door te<br />

praten.”<br />

02. 30 uur. Wij gaan weer naar buiten. Gerard zegt een kijkje te willen gaan nemen bij de locatie<br />

waar eerder de illegaal kamperende Polen zijn gezien. Het blijkt niet makkelijk om de plek te<br />

vinden. Zo weten we niet precies aan welke kant van de sloot we moeten zijn. Daarbij is het in<br />

het donker heel lastig om de weg vinden. We lopen een rondje door de bossen en door een wei-­‐<br />

land. Na een wandeling door het weiland concluderen Gerard en zijn collega dat wij de Polen<br />

niet gaan vinden. We besluiten om maar terug te lopen naar de politieauto.<br />

We rijden langs de kermis in Laag-­‐Mierden. Er zijn nog veel mensen op straat, maar het lijkt al-­‐<br />

lemaal vredig te verlopen. Het valt Gerard op dat de Vietnamese loempiatent nog steeds open is.<br />

Gerard vindt dat wel erg laat is, maar we hebben geen vergunningen waardoor het moeilijk<br />

wordt om te controleren of hij nog mag verkopen. Gerard besluit daarom om voorlopig de ver-­‐<br />

koper hierop niet aan te spreken.<br />

28


02.30 We vervolgen de surveillance. We brengen een bezoek aan een ‘kamperen bij de boer’-­‐<br />

locatie. Op een grasveld bij een boerderij in het buitengebied kamperen twaalf meisjes. Onder<br />

een grote party-­‐tent staan een hoop lege flesjes bier op tafel. Op een bank zitten (of eigenlijk:<br />

liggen) twee meisjes en een jongen. Zij zijn als enige nog wakker. We vragen ze hoe de avond<br />

was en hoelang ze nog blijven kamperen. Na een korte gesprek wensen wij ze nog veel plezier en<br />

vertrekken we.<br />

03.00 Bij vertrek komen wij op de landweg richting het tentenkamp drie meisjes en een jongen<br />

tegen. Ze zijn nauwelijks te zien omdat ze allemaal zonder licht rijden op een vrijwel onverlichte<br />

weg. Gerard legt uit dat het heel gevaarlijk is om ’s nachts zonder lamp te rijden op deze wegen.<br />

Alle vier krijgen ze een boete. Ze klagen een beetje over de hoogte van de boete, maar ze lijken te<br />

begrijpen dat het wel heel gevaarlijk is. We wensen ze nog een fijne avond en rijden door naar<br />

Reusel-­‐de Mierden.<br />

03.30 We vervolgen de surveillance. We rijden richting het uitgaansgebied Reusel-­‐de Mierden.<br />

De bars zijn inmiddels allemaal dicht. De portiers staan bij de bushalte samen een hamburger te<br />

eten. Gerard heeft een kort gesprek met de portiers over het verloop van de avond. Iedereen is<br />

het er over eens dat het wel een hele rustige avond was.<br />

04.00 We rijden terug naar het kantoor in Eersel.<br />

04.30 Aankomst bij politiebureau Eersel. Gerard praat met diverse collega’s na over de nacht-­‐<br />

dienst.<br />

05.00 Verslag maken horecadienst.<br />

05.30 Gerard verwerkt de mutaties. Ik vraag of het erg is dat we niet zijn toegekomen aan onze<br />

actiepunten. Gerard: “We hebben veel van onze geplande acties niet kunnen uitvoeren, zoals de<br />

verkeerscontrole. Dit komt omdat zo’n vroege aanhouding eigenlijk gewoon je hele dienst ver-­‐<br />

stoord. Het gebeurt dan ook wel vaker dat we aan actiepunten niet toekomen.”<br />

29


Observatieverslag Buurtbrigadier Johan<br />

Woensdag 8 juni 2011.<br />

Middagdienst.<br />

Om 13.00 uur begint de dienst van Johan, buurtbrigadier van twee wijken in een gemeente,<br />

grenzend aan Eindhoven. We starten met een rondleiding door het bureau waarbij ik word<br />

voorgesteld aan vier surveillanten, de werkvoorbereiders, administratief medewerkers, de per-­‐<br />

soon die verantwoordelijk is voor kleine veelvoorkomende criminaliteit in de gemeente en de<br />

operationele chef van dienst. Het politiebureau is een middelgroot bureau in de buurt van het<br />

winkelcentrum.<br />

Johan werkt sinds 1979 voor de politie en vindt zichzelf een ervaren politieman. Hij zat jaren-­‐<br />

lang op de noodhulp, is al decennialang coördinator vanuit de politie voor het begeleiden van<br />

PSV supporters en werkt sinds 10 jaar als buurtbrigadier. De laatste acht jaar is hij de buurt-­‐<br />

brigadier van twee wijken. In de twee wijken samen wonen ongeveer 10.000 mensen. Wijk X is<br />

een overwegend witte arbeiderswijk met een oude kern, maar kent ook een aantal gebieden met<br />

herenhuizen en villa’s. Wijk Y is een nieuwbouwwijk waar veel forensen wonen. Volgens Johan<br />

gebeurt er overwegend weinig bijzonders in zijn wijken. Een bijzonderheid in zijn wijken is de<br />

aanwezigheid van enkele woonwagenkampen waar zigeuners wonen. Volgens Johan zijn de<br />

woonwagenkampen een broeinest van problemen en criminaliteit. Johan is verder de primus<br />

interparis van de buurtbrigadiers in de gemeente. Hij begeleidt nieuwe buurtbrigadiers en be-­‐<br />

reid het maandelijks overleg van buurtbrigadiers voor. De afgelopen maanden heeft Johan ont-­‐<br />

dekt dat hij toe is aan een nieuwe uitdaging, omdat hij het draaien van onregelmatige (nood-­‐<br />

hulp)diensten zat is. Daarom gaat Johan vanaf 2012 voor de proefperiode van een jaar werken<br />

op de afdeling Veelvoorkomende Criminaliteit. Zijn interesse voor de opsporingskant van de<br />

politie komt regelmatig terug in zijn adagium ‘we zijn uiteindelijk allemaal bij de politie gegaan<br />

om boeven te vangen’.<br />

13.30 uur. De operationele chef is geïnteresseerd in mijn achtergrond en ik leg hem uit wat het<br />

doel is van het onderzoek. “Interessant, erg nuttig vind ik” zegt de operationele chef. Ik vraag<br />

hem hoe de hiërarchische verhouding ligt tussen de operationele chef, de netwerkinspecteur en<br />

de buurtbrigadier. De operationele chef: “De netwerkinspecteurs coachen de buurtbrigadiers bij<br />

het uitvoeren van hun werkzaamheden in de wijk. Daarnaast hebben de netwerkinspecteur<br />

veelvuldig contact met de gemeente en andere ketenpartners en bepalen zij mede aan de hand<br />

van de prioriteiten vanuit de politietop – die in beleidsplannen omschreven zijn – waar de<br />

buurtbrigadier zijn aandacht op moet vestigen.” De operationele chef is verantwoordelijk voor<br />

de verdeling van het dagdagelijkse politiewerk: “Ik vertaal de ‘wat’ naar de ‘hoe’ vraag. Met an-­‐<br />

dere woorden, ik bedenk hoe we de prioriteiten concreet tot uitvoering gaan brengen. Dit bete-­‐<br />

kent dat ik bepaal hoeveel capaciteit we op bepaalde problemen zetten, welke poppetjes welke<br />

problemen gaan aanpakken, en wanneer we wat gaan doen. Wanneer er bijvoorbeeld veel over-­‐<br />

last is bij een bepaalde hangplek in de wijk van Johan, dan vraag ik of Johan daar ’s avonds een<br />

paar keer wil langsrijden en met de jongens gaat praten.” Johan vult aan: “En dat doe ik dan na-­‐<br />

30


tuurlijk ook.” Ik vraag aan de operationele chef wat hij onder gebied gebonden politiezorg ver-­‐<br />

staat. Immers, al het werk is gebonden aan een gebied, dus wat bepaalt nu of een probleem voor<br />

de buurtbrigadier is of niet? De operationele chef: “Mijn opvatting is dat bijna alles gebied ge-­‐<br />

bonden politiezorg is. In de wijk van Johan zijn bijvoorbeeld een aantal jonge criminelen actief.<br />

Moet Johan dat oppakken of de regionale recherche? Ik denk dat het slimmer is wanneer Johan<br />

dit aanpakt. Johan kent deze jongens allemaal persoonlijk, kent de ouders, kent de problemen en<br />

weet hoe hij de jongens tegen elkaar moet uitspelen zodat ze elkaar allemaal verlinken. Ik be-­‐<br />

twijfel of iemand anders van ons, met minder specifieke kennis over deze jongeren dat ook voor<br />

elkaar gekregen had.” Johan geeft een voorbeeld. “Afgelopen weken was ik bezig met het oplos-­‐<br />

sen van een fietsdiefstal. In wijk Y woont een aantal Bulgaren die bij ASML werken. Twee Bul-­‐<br />

gaarse echtparen gingen op een zondag boodschappen doen bij een supermarkt. Een echtpaar<br />

bleef buiten staan en lette op de fietsen van het andere echtpaar. De fietsen stonden niet op slot.<br />

Enfin, komen er twee jongens aan, die duwen het echtpaar weg, en jatten een van die twee fiet-­‐<br />

sen. Het andere echtpaar fietste er nog achteraan, maar kon de twee jongens niet bijhouden. Ik<br />

had noodhulpdienst en heb toen de bewakingsbeelden van de supermarkt meegenomen. En ver-­‐<br />

rek, zie ik twee jongens uit mijn wijk die fiets stelen! Een van de jongens zie je op de beelden<br />

daadwerkelijk de fiets meenemen, de andere jongen liep er hard achteraan. Dus wij hebben toen<br />

beide jongens opgepakt. De jongen die de fiets meegenomen had bekende, dus dat was mooi,<br />

maar die wist niet wat er met de fiets gebeurd was. Maar ik wilde ook die fiets terug hebben,<br />

want die Bulgaren hadden nog altijd een fiets minder! De andere jongen, die op de beelden al-­‐<br />

leen rennend te zien was, ontkende alles. Die hebben we dus uiteindelijk moeten laten gaan.<br />

Maar vervolgens gaf de jongen die bekend had aan dat zijn handlanger moest weten waar de<br />

fiets was. Dus ik heb die jongen opgebeld en gevraagd of hij naar het bureau wilde komen. Nu<br />

moet je weten dat deze jongen uit een gezin komt dat een zeer negatieve houding heeft tegen-­‐<br />

over de politie. En nu druk ik me nog zachtjes uit! Zijn vader heeft een tattoo shop in wijk X en<br />

heeft vroeger een langere tijd in de bak gezeten. Die man is nauwelijks voor rede vatbaar en<br />

vindt dat de politie hem met die gevangenisstraf “genaaid” heeft. Ik ken deze man redelijk goed<br />

en ik weet dat een harde opstelling tegen zo’n man geen zin heeft. Een collega van mij was bij-­‐<br />

voorbeeld een keer zijn zaak binnengelopen en had toen gezegd ‘hé stickerplakker!’. Nou, dat is<br />

ontaard in een vreselijke ruzie. Daar schiet je allemaal niets mee op. Enfin, toen de jongen samen<br />

met zijn vader naar het bureau was gekomen en buiten nog even een sigaretje stond te roken,<br />

ben ik naar ze toe gegaan. Ik heb beide mannen een hand gegeven en een praatje gemaakt. Ver-­‐<br />

volgens ben ik daar buiten al vrij snel ter zake gekomen en heb ik gevraagd of hij wist waar die<br />

fiets gebleven was. Weer ontkende hij alles. Toen ben ik echt op het gevoel van die jongen en zijn<br />

vader gaan inspelen. Ik zei meerdere keren dat die Bulgaarse familie recht had op die fiets en dat<br />

ze nu voor heel veel geld een nieuwe fiets moesten kopen. In mijn stem probeerde ik duidelijk te<br />

maken dat er nu voor deze Bulgaarse mensen een hele vervelende situatie was ontstaan. Maar<br />

goed, weer ontkende de jongen alles. Einde gesprek. Maar na een half uur kwam de jongen met<br />

tranen in zijn ogen terug met de fiets in zijn hand!” De operationele chef stelt: “Inlevingsver-­‐<br />

mogen is het allerbelangrijkste voor een agent. Je moet soms begrip kunnen tonen voor de situa-­‐<br />

tie waarin ‘je klanten’ zich bevinden.” De operationele chef geeft een voorbeeld uit zijn eigen<br />

praktijk. “Op enig moment kreeg ik een melding van een man die in een kroeg vreselijke ruzie<br />

aan het maken was. Later zou blijken dat deze man helemaal onder invloed van drank en drugs<br />

was. Tijdens het aanrijden hoorden we dat de man twee meter twaalf lang zou zijn en dat hij<br />

31


alles en iedereen kort en klein geslagen had. Wij zijn toen met meerdere eenheden erop af ge-­‐<br />

gaan. Toen ik bij de kroeg aankwam, zag ik dat ik de man kende. Ik had deze man in het verleden<br />

al meerdere malen aangehouden voor kleine criminaliteit. Ik zei tegen mijn collega’s: ‘ho jon-­‐<br />

gens, stop, ik ken deze man, ik ga alleen naar binnen.’ Tegen alle procedures in ben ik alleen de<br />

kroeg binnen gegaan en ben ik naar de man toegelopen. Ik zei: ‘Stop, wij kennen elkaar’, ik keek<br />

hem recht aan in z’n ogen, ‘zie je buiten mijn collega’s staan? Die willen heel graag naar binnen<br />

en hebben enorme knuppels meegenomen. Zij hebben zin om te rammen. Maar je kunt ook kie-­‐<br />

zen om nu met mij mee te lopen naar buiten en dan rijden wij samen naar het bureau.’ ‘Oké, dan<br />

loop ik met jou mee’ zei de man toen. We zijn toen vervolgens samen in een auto gestapt en naar<br />

het bureau gereden.’” Johan: “En daarna veeg je het zweet van je voorhoofd dat alles goed is ge-­‐<br />

gaan.”<br />

14.00 uur. Het gesprek met de operationele chef is achter de rug en Johan stelt me voor aan de<br />

man die binnen het bureau verantwoordelijk is voor het oplossen van veelvoorkomende crimi-­‐<br />

naliteit. De man praat Johan bij over een zaak waar hij mee bezig is. Hij vraagt of Johan in de<br />

middag langs een café wil rijden om de verzekeringspapieren van de eigenaar op te halen. “De<br />

eigenaren van de kroeg hebben aangifte gedaan van diefstal van duizenden euro’s uit de kroeg.<br />

Een van de werknemers van de kroeg, vreemd genoeg ook een vriend van de kroegeigenaren,<br />

wordt door de kroegeigenaren verdacht van de diefstal”, aldus Johan. “Deze verdachte heeft ech-­‐<br />

ter een waterdicht verhaal”, stelt de rechercheur van veelvoorkomende criminaliteit. “Het lijkt<br />

daarom meer aannemelijk dat de kroegeigenaren zelf achter de diefstal zitten om zo hun verze-­‐<br />

kering te tillen. De diefstalverzekering hadden ze namelijk pas kort en met de kroeg gaat het in<br />

financieel opzicht bijzonder slecht. In ben daarom benieuwd hoe de verzekeringsvoorwaarden<br />

er precies uitzien.” Johan merkt terloops op: “Caféhouders zijn ook belangrijke netwerkpartners.<br />

Zij bezitten namelijk vaak waardevolle informatie over bewoners in de wijk. Het is dus zaak om<br />

de contacten met hen warm te houden.”<br />

14.15 uur. Johan loopt naar het prikbord bij de receptie en bekijkt of er nog IGP (Informatie Ge-­‐<br />

stuurde <strong>Politie</strong>) opdrachten voor hem relevant zijn. Er blijkt geen IGP voor hem te zijn.<br />

14.30 uur: Johan bekijkt in het systeem of er nog mutaties voor zijn wijken zijn. Een mutatie<br />

heeft meerdere betekenissen. Een mutatie is een nieuwe aangifte of een melding vanuit de<br />

meldkamer dat er zich iets heeft voorgedaan op een bepaald adres. Een mutatie kan echter ook<br />

betrekking hebben op nieuwe informatie over een bestaande zaak. Er staan voor vandaag een<br />

aantal mutaties in het systeem die Johan één voor één uitprint. “Voornamelijk aangiften van wo-­‐<br />

ninginbraken. Deze mensen hebben de afgelopen week een woninginbraak gehad en ik ga dan<br />

langs om te kijken of de mensen nog vragen hebben. Een verplicht nummertje.” Ook print hij nog<br />

een aantal mutaties uit van de vorige week. “Ik heb wat achterstand opgelopen de afgelopen<br />

weken omdat ik druk ben geweest met het oplossen van een brandstichting. Hierdoor heb ik wat<br />

minder tijd aan mijn andere werk besteed.” (Meer over het onderzoek naar de brandstichting<br />

later in dit verslag).<br />

14.45 uur: Johan scant zijn e-­‐mail op nieuwe e-­‐mailberichten. “Burgers kunnen mij ook direct<br />

mailen. Vaak als ik met mensen spreek geef ik ze mijn kaartje. Daarop staat ook mijn e-­‐<br />

mailadres. Ik krijg dan ook meerdere e-­‐mails van burgers per dag.” Johan leest een e-­‐mail voor<br />

32


van een meneer die klaagt over stankoverlast in het portaal van zijn flat. “Ik heb geantwoord dat<br />

zodra het probleem zich weer voordoet, hij mij belt zodat ik meteen langs kan komen. Dan kan ik<br />

zelf beoordelen of deze meneer zich aanstelt of dat er daadwerkelijk sprake is van een pro-­‐<br />

bleem.” Ik vraag aan Johan hoe de beoordeling van problemen van burgers in z’n werk gaat.<br />

Wanneer kom je als buurtbrigadier in actie? En wanneer is het een probleem van de buurtbriga-­‐<br />

dier? “Kijk, ik voel me niet verantwoordelijk voor alle ongemakken van burgers. Onlangs kreeg<br />

ik een e-­‐mail van een burger die klaagde over een kukelende haan om 05.00 uur ’s morgens. Dan<br />

denk ik: probeer eerst maar eens zelf een oplossing te vinden. Hetzelfde geldt voor overhangen-­‐<br />

de takken in tuinen of burenruzies. Ik ben daar niet van. Dat zijn zaken die bij het civiel straf-­‐<br />

recht horen. Ik leg burgers altijd uit dat ik één keer langskom om te bemiddelen, maar daarna<br />

houdt het echt op. Dan zijn burgers zelf aan zet om hun probleem op te lossen. Totdat het na-­‐<br />

tuurlijk op een vechtpartij uitloopt, dan pas mogen ze mij of mijn collega’s weer bellen.” Johan<br />

vindt dat deze problemen meer bij de gemeente thuishoren: “Ik werd onlangs benaderd door<br />

burgers die klaagden over blaffende honden bij de buren. Ik vind dat eigenlijk veel meer een<br />

zaak voor de milieuambtenaar van de gemeente. De gemeente heeft niet voor niets drie van die<br />

bijzondere opsporingsambtenaren aangesteld. Laat hen dat maar oplossen. Een aantal van deze<br />

bijzondere opsporingsambtenaren werkt als politievrijwilliger op het bureau. Wanneer ik dus<br />

zo’n e-­‐mail binnenkrijg, dan vraag ik of zo’n milieuambtenaar dat wil oppakken. En dat doen ze<br />

dan, want vaak vinden ze dat nog hartstikke leuk ook!”<br />

15.00 uur: Johan heeft een afspraak gemaakt met een vertegenwoordiger van de plaatselijke<br />

woningcorporatie. De woningcorporatie is een van de belangrijkste netwerk-­‐ of ketenpartners<br />

van Johan. Enerzijds heeft hij de afspraak gemaakt voor mij, zodat hij mij kan laten kennismaken<br />

met zijn netwerk. Anderzijds wil Johan weten hoe het met een aantal probleemgezinnen gaat.<br />

Allereerst bespreekt hij de situatie rond een Somalische familie. Johan: “Een Somalische familie<br />

werd gediscrimineerd door buurtbewoners. Buurtbewoners vonden dat de Somalische familie,<br />

die pas sinds kort in Nederland woont, overlast veroorzaakte. De Somalische familie maakte<br />

namelijk een vreselijke bende van hun tuin. Een persoon van Stichting Vluchtelingenwerk die<br />

deze familie begeleidde heeft toen contact gezocht met de opbouwmedewerker van de gemeente<br />

en de woningcorporatie. Naar aanleiding van dat overleg heeft de woningcorporatie besloten om<br />

een poort te plaatsen. Hierdoor kunnen de buurtbewoners niet meer in de tuin van de Somali-­‐<br />

sche familie kijken.” Volgens de vrouw van de woningcorporatie lijkt de Somalische familie met<br />

rust gelaten te worden nu de poort is geplaatst, aangezien ze geen klachten meer heeft gehad.<br />

Johan: “Dat is mooi. Ik houd de vinger aan de pools. Mochten er toch weer klachten komen, of ik<br />

hoor van de opbouwwerker dat er weer gediscrimineerd wordt, ga ik een keer langs om te kij-­‐<br />

ken.”<br />

15.15 uur: Na de Somalische familie komt de inbraakgolf in appartementencomplex Meerhoven<br />

ter sprake. De woningcorporatie is eigenaar van dit appartementencomplex en zodoende bij dit<br />

probleem betrokken. Johan: “Ik heb een brief gemaakt die nu in de hal van het appartementen-­‐<br />

complex hangt. In de brief roep ik de bewoners op om hun deuren goed op slot te draaien. We<br />

denken namelijk dat de inbrekers zijn binnengekomen door de zogenaamde ‘flipmethode’, een<br />

methode waarbij ze met speciale pasjes de deur open kunnen maken. Deze methode wordt de<br />

laatste tijd vrij vaak toegepast in de gemeente.” Johan geeft aan dat hij op eigen initiatief deze<br />

brief geschreven en geplaatst heeft. Ik vraag aan de woningcorporatie welke verantwoordelijk-­‐<br />

33


heid zij nemen in deze. “Het appartementencomplex heeft het keurmerk veilig wonen van de<br />

politie. Het is een gloednieuw complex. Aan de inbraakpreventie kan het ons inziens niet liggen”,<br />

aldus de vrouw van de woningcorporatie. Ze geeft aan dat ze niets voor de bewoners kan bete-­‐<br />

kenen.<br />

De medewerkster van de woningcorporatie is erg positief over de samenwerking tussen haar en<br />

Johan. “Vaak hebben we relevante informatie voor elkaar”, aldus de vrouw van de woningcorpo-­‐<br />

ratie. “Ik kan bijvoorbeeld voor Johan nazoeken of de huur door een bepaald huishouden wordt<br />

betaald. Maar ik kan ook doorgeven aan Johan dat wij signalen hebben binnengekregen dat be-­‐<br />

paalde huurders vereenzamen. Of dat bepaalde huurders overlast veroorzaken. Zodoende kan<br />

Johan in een vroegtijdig stadium deze problemen aanpakken.” Ik vraag naar een concreet voor-­‐<br />

beeld. Johan noemt onmiddellijk het voorbeeld van huiselijk geweld. “Wanneer ik er bijvoor-­‐<br />

beeld achter kom dat een man zijn vrouw toetakelt, kan ik de vrouw helpen door haar te stimu-­‐<br />

leren om via de woningcorporatie een andere woonruimte te gaan zoeken. Bij ernstige gevallen<br />

bel ik dan ook met mijn contactpersoon bij de woningcorporatie om te vragen of de vrouw hoger<br />

op de wachtlijst kan komen. Vaak is het zo mogelijk om iemand sneller uit huis te krijgen.” De<br />

vrouw van de woningcorporatie knikt. Johan: “Op deze manier voorkom je geweldsexplosies. Je<br />

voorkomt grotere problemen.” Ik leg aan allebei de vraag voor of er ook wel eens discussies ont-­‐<br />

staan over de ernst van een bepaald geval. De vrouw van de woningcorporatie: “Nee, en dat is<br />

eigenlijk het mooie van onze ‘relatie’. Wanneer ik met Johan bel, weet Johan dat het serieus is.<br />

Wanneer Johan met mij belt, weet ik dat het serieus is. Je belt elkaar dan ook niet iedere dag.<br />

Alleen wanneer het echt nodig is. Soms meerdere keren in de week. Soms weken niet. Het komt<br />

voor dat we elkaar maanden niet spreken.” Ik vraag of er factoren te benoemen zijn die maken<br />

dat Johan en de woningcorporatie ‘harder gaan lopen’. Johan denkt na. Na enkele seconden: “Ja,<br />

wanneer er kinderen betrokken zijn ga ik wel een stapje harder lopen.” De vrouw van de wo-­‐<br />

ningcorporatie knikt instemmend. Johan: “Onlangs was er bijvoorbeeld een vrouw die haar huis<br />

zou worden uitgezet. De woningcorporatie kon echter geen contact met haar krijgen en daarom<br />

hebben ze aan mij gevraagd of ik ’s avonds een keer langs wilde gaan. Ik heb tenslotte toch<br />

avonddiensten. Ik ben toen ‘s avonds bij de mevrouw langsgegaan. Ze bleek hoogzwanger. Ik heb<br />

dit toen doorgegeven aan de woningcorporatie en aangegeven dat ik het zeer onwenselijk zou<br />

vinden als deze vrouw zou worden uitgezet. Gelukkig was jij (Johan wijst naar de vrouw van de<br />

woningcorporatie) dat met mij eens, zodat de vrouw in haar woning kon blijven.” De vrouw van<br />

de woningcorporatie: “Samen met de zwangere vrouw heb ik toen een plan van aanpak gemaakt<br />

zodat ze in haar woning kon blijven.”<br />

15.30 uur: Ik vraag aan Johan en de vrouw van de woningcorporatie of er ketenpartners zijn die<br />

hun rol niet goed oppakken in het netwerk. Johan: “Als ik eerlijk moet zijn, dan is dat bureau<br />

Jeugdzorg. Het is wel iets verbeterd de laatste tijd, maar vroeger was het echt waardeloos. Ze<br />

deden gewoon helemaal niets. Dan gaf je door dat een kind in problemen zat, maar deden ze<br />

helemaal niets. Dan zag je bijvoorbeeld dat een kind verwaarloosd werd, maar daar werd dan<br />

niets mee gedaan. Waardeloos. Als politie, want zo zijn wij zelf ook, verwacht je toch dat keten-­‐<br />

partners direct gesignaleerde problemen zullen oppakken.”<br />

15.45 uur: We rijden door naar onze volgende afspraak met de conciërge van een aantal gebou-­‐<br />

wen van de woningcorporatie, een ander belangrijk contact van Johan. Onderweg vraag ik Johan<br />

34


wat zijn taak is als buurtbrigadier. Johan komt tot een viertal taken. “Mijn hoofdtaak is het verg-­‐<br />

aren van informatie uit de wijk die mogelijk interessant is voor de opsporingstaak van de politie.<br />

Daarnaast heb ik een belangrijke preventieve rol. Ik probeer problemen die in een wijk ontstaan<br />

te voorkomen. Bijvoorbeeld door pamfletten op te hangen in appartementencomplexen waarin<br />

ik mensen oproep om hun deuren goed op slot te draaien. Ook is het mijn taak om problemen op<br />

te lossen. Conflicten tussen mensen die uitlopen op bedreigingen bijvoorbeeld. Of ernstige geval-­‐<br />

len van huiselijk geweld. Daarnaast ben je als buurtbrigadier ook het aanspreekpunt van de poli-­‐<br />

tie in de wijk. Een taak van mij is dus om zichtbaar en toegankelijk voor ‘mijn’ wijkbewoners te<br />

zijn.”<br />

16.00 uur: We zijn aangekomen in een buurtcentrum van de gemeente. De conciërge wacht Jo-­‐<br />

han buiten op. Binnen wordt een kop koffie gedronken. Johan vertelt aan de conciërge dat er<br />

weer anonieme klachten zijn binnengekomen vanuit het appartementencomplex Citadel over<br />

rondhangende jeugd. Johan: “Ik ben een aantal keer langsgereden, maar steeds als ik langs rij is<br />

het rustig. Het is dus belangrijk dat de bewoners direct met mij contact opnemen wanneer er<br />

jongeren in de hal hangen. Kun jij een of twee bewoners vragen of ze mij willen bellen wanneer<br />

er weer jongeren hangen? Ik wil namelijk weten op welke tijden en op welke dagen die jongeren<br />

daar hangen. Daarnaast wil ik graag weten wie het zijn.” De conciërge: “Ja, ik zal dat regelen. Ik<br />

ben zelf overigens ook een paar keer langsgereden, maar ik heb toen geen hangjeugd gezien. Ik<br />

heb trouwens ook van bewoners gehoord dat er zou worden gedeald” Johan: “Oké.” Johan vraagt<br />

vervolgens aan de conciërge of er ook ‘verboden toegang voor onbevoegden’ borden hangen bij<br />

de ingang van de hal. Johan: “Als die borden er hangen, kunnen we de hangjeugd makkelijker<br />

wegsturen. Overigens staat er ook een artikel in de APV die stelt dat personen zich niet onnodig<br />

in een hal mogen begeven.” De conciërge geeft aan dat hij bij iedere ingang van het appartemen-­‐<br />

tencomplex een bord gaat ophangen. Johan: “Ik zal dan een plan maken om de overlast aan te<br />

pakken. Onderdeel van dat plan is bijvoorbeeld dat wij regelmatig surveilleren bij het apparte-­‐<br />

mentencomplex.” De conciërge knikt instemmend.<br />

Vervolgens vertelt Johan hoe handig het is om bepaalde mensen in de wijk te kennen. “Laatst<br />

kwamen mijn collega’s van de regionale recherche naar me toe. Ze waren bezig met een onder-­‐<br />

zoek naar vrouwenhandel en vroegen of ik een bepaald huis in de gaten wilde houden. Ik heb<br />

hen toen in contact gebracht met de conciërge.” De conciërge: “Op enig moment wilde de recher-­‐<br />

che bijvoorbeeld het telefoonnummer van een verdachte weten, zodat ze hem weer konden af-­‐<br />

luisteren. De verdachte had namelijk van de ene op de andere dag een nieuwe telefoon met een<br />

ander nummer gekocht. Ik ben toen langsgegaan bij de man en heb gezegd dat ik z’n telefoon-­‐<br />

nummer nodig had omdat er binnenkort glazenwassers zouden komen. Ik heb vervolgens het<br />

telefoonnummer doorgegeven. Daarnaast moest ik een bericht sturen wanneer ik zag dat er<br />

weer ‘nieuwe’ vrouwen naar binnen gingen. Johan: “Uiteindelijk is de vrouwenhandelaar opge-­‐<br />

pakt, mede dankzij de conciërge.” De conciërge: “Ik heb er dan ook een mooi geldbedrag voor<br />

gekregen van je collega’s!” Johan: “Oh dat wist ik helemaal niet!”<br />

De conciërge vertelt dat hij met enige regelmaat de buurtbrigadier van informatie voorziet over<br />

zaken die hem opvallen: “Laatst merkte ik op dat een appartement van ons niet of nauwelijks<br />

werd bewoond. De gordijnen zaten potdicht en de kachel brandde bijna altijd. Ik heb toen Johan<br />

gebeld en aangegeven dat er op dat adres mogelijk een wietplantage zou kunnen zitten.” Johan:<br />

35


“Ik ben toen komen kijken, maar ik kon geen wietlucht ruiken. Als je geen wietlucht ruikt, heb je<br />

toch te weinig bewijs om een woning binnen te vallen. Maar het is natuurlijk voor ons wel waar-­‐<br />

devolle informatie, omdat wij die woning nu gericht in de gaten kunnen houden.”<br />

16.30 uur. Het gesprek met de conciërge zit erop. In de auto vraag ik hoe Johan aan zijn contac-­‐<br />

ten in de wijk gekomen is. Johan: “De meeste contacten ‘erf’ je van de vorige buurtbrigadier.<br />

Daarnaast bekijk je bij ieder probleem in de wijk welke partners je erbij moet betrekken. Zo heb<br />

ik zelf contact gezocht met een welzijnsorganisatie die zich richt op ouderen. Op enig moment<br />

werd ik als buurtbrigadier geconfronteerd met een aantal gevallen van vereenzaming en oude-­‐<br />

ren die niet meer voor zichzelf konden zorgen. Een voorbeeld. Ik had noodhulpdienst, en ik<br />

kreeg een melding dat een bejaarde man uit zijn bed gevallen was. Wij zijn er toen naartoe gere-­‐<br />

den. Een oude man, twee meter lang en minstens honderd kilo zwaar, was uit zijn bed gevallen.<br />

Zijn vrouw, hooguit een meter vijftig, kon hem met geen mogelijkheid het bed in krijgen. Ik heb<br />

toen de ambulance laten komen omdat ik niet wist hoe ik deze man het beste in zijn bed kon<br />

krijgen. Vervolgens hebben we de man weer terug in bed gelegd. Ik heb toen tegen zijn vrouw<br />

gezegd: neem contact op met maatschappelijk werk want u kunt niet meer alleen voor uw man<br />

zorgen. Maar goed, ik had er weinig vertrouwen in dat deze bejaarde vrouw in staat zou zijn om<br />

zelf hulp te gaan regelen. Zodoende ben ik binnen mijn netwerk gaan rondkijken of er een orga-­‐<br />

nisatie was die zich bezig hield met dit soort probleemgevallen. Via de opbouwwerker van de<br />

gemeente ben ik toen in contact gekomen met de welzijnsorganisatie voor ouderen. Zij gaan bij<br />

de ouderen langs en proberen deze ouderen te helpen om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen<br />

blijven wonen. Deze welzijnsorganisatie is nu voor mij een hele belangrijke netwerkpartner.<br />

Wanneer ik het vermoeden heb dat een bejaarde man of vrouw vereenzaamt of hulp nodig heeft,<br />

geef ik dit door aan deze organisatie. Zij gaan er dan op af en nemen het van ons over. Ze ver-­‐<br />

schuilen zich niet achter allerlei beleid maar gaan er direct op af.” Johan geeft aan dat welzijns-­‐<br />

organisatie voor ouderen hem nu ook regelmatig weet te vinden. “Laatst belde iemand van de<br />

welzijnsorganisatie mij dat een bejaarde vrouw van 92 ’s nachts regelmatig geklop op haar raam<br />

hoorde. Ze dachten dat er wellicht sprake zou zijn van een inbreker. Ik ben vervolgens toen ik<br />

noodhulp had een aantal keer langs het adres van deze mevrouw gereden, maar er was niets te<br />

zien. Ik heb dit vervolgens teruggekoppeld aan de welzijnsorganisatie. Zij hebben toen gerichte<br />

zorg voor haar georganiseerd. Een ander voorbeeld. Een oudere man had 112 gebeld dat er bij<br />

hem werd ingebroken. Dus mijn collega’s in de noodhulp zijn er op af gegaan, bleek dat de man<br />

helemaal in de war was. Mijn collega’s hebben dit toen doorgegeven aan mij. Ik ben toen vervol-­‐<br />

gens langsgegaan en constateerde inderdaad dat de man in de war was en hulp nodig had. Ik heb<br />

toen met de welzijnsorganisatie gebeld en zij hebben vervolgens hulp geregeld. Sindsdien heb-­‐<br />

ben wij geen meldingen meer van de man gekregen.”<br />

16.45 uur. We zijn aangekomen in een rustige straat in wijk X. Johan stapt uit en loopt naar een<br />

huis toe. Johan: “Dit huis wordt bewoond door de eigenaren van het café waar die 20.000 euro<br />

verdwenen is.” Johan kijkt door het glas van de voordeur. “Er ligt een hele berg post op de mat.”<br />

De gordijnen van het woonhuis zitten dicht. In de voortuin groeit onkruid. De buurman komt<br />

naar buiten lopen: “De bewoners zijn niet thuis hoor!”, zegt hij. Johan loopt naar de buurman toe.<br />

De buurman weet te vertellen dat het gas en elektriciteit van het huis onlangs zijn afgesloten en<br />

wijst naar de plek waar de bestrating zichtbaar opengebroken is geweest. “Hun tuin is ook een<br />

hele grote rotzooi”, zegt de buurman. De buurman neemt ons mee naar zijn tuin en pakt een<br />

36


keukentrap. Johan stapt op de keukentrap en kijkt over de schutting naar de rotzooi in de tuin.<br />

“Ai, wat een bende.” De buurman vertelt dat zijn buren bijna nooit thuis zijn. “Ze wonen in hun<br />

café” aldus de buurman. Johan schrijft alles op in zijn notitieblok. “Hun café zal binnenkort ook<br />

nog wel omvallen” zegt de buurman spottend. Johan: “Waarom? Waarom denkt u dat?” De<br />

buurman: “Volgens mij hebben ze heel veel schulden. Waarom wordt anders het gas en licht af-­‐<br />

gesloten?” Johan bedankt de buurman en geeft aan dat de buurman opmerkelijke zaken altijd<br />

kan melden bij de politie.<br />

17.00 uur. Johan rijdt richting een vrouw die al enige tijd lastiggevallen wordt door haar ex. “De<br />

vrouw heeft al een aantal keer aangifte van bedreiging gedaan. De vrouw heeft mij gemaild om-­‐<br />

dat ze laatst weer lastig gevallen is door haar ex. Ik ga langs om te kijken hoe de situatie nu is.”<br />

Johan belt aan. Een vrouw van rond de 40 jaar opent de deur en laat ons binnen. Binnen vertelt<br />

ze over de situatie: “Ik krijg af en toe nog sms berichten waarin hij me voor alles en nog wat uit-­‐<br />

maakt.” Johan: “Kunt u voorbeelden geven?” De vrouw: “Stomme hoer, sloerie, etc. Ook stuurde<br />

hij laatst dat hij mij, zijn zus en zijn eigen moeder met de grond gelijk ging maken.” Johan schrijft<br />

alles op in zijn notitieblok. Daarna geeft hij advies: “Je moet hem duidelijk maken dat je hem<br />

nooit meer wil zien. En dat hij geen contact meer met jou mag opnemen. Jij mag dus ook geen<br />

contact meer met hem opnemen! Anders sta je niet sterk in een rechtszaak. Daarnaast moet je<br />

een logboek bijhouden. Iedere keer wanneer hij belt, sms berichten stuurt of voor de deur staat,<br />

moet jij dat opschrijven. Je moet alles goed bijhouden, de datum, tijdstip, wat er gebeurd is en<br />

wat jij gedaan hebt.” De vrouw vraagt wat ze met zijn spullen aan moet die nog in haar huis<br />

staan. Ze vraagt of Johan deze spullen aan haar ex-­‐vriend wil geven. Johan vraagt hoeveel het<br />

ongeveer is. “Het gaat om twee grote weekendtassen”, aldus de vrouw. Johan geeft aan dat hij<br />

contact op gaat nemen met de buurtbrigadier van de wijk waar haar ex-­‐vriend woont en aan<br />

hem gaat vragen of hij contact met haar ex-­‐vriend wil opnemen. “Ik zal vragen aan de buurt-­‐<br />

brigadier of hij bij je ex-­‐vriend wil langsgaan en hem wil melden dat hij je niet meer lastig moet<br />

vallen. Ook zal ik vragen of de buurtbrigadier de twee tassen aan hem wil geven. Dat kan ik niet<br />

voor hem beslissen.”<br />

17.30 uur. In de auto bespreken we het gesprek na. Johan: “De moeder van haar ex-­‐vriend is een<br />

aantal keer bij mij op het bureau geweest. Ze heeft aangegeven dat haar zoon ernstig in de war is<br />

en dat ze zich grote zorgen over hem maakt.” Ik vraag aan Johan of het gewoonte is dat de politie<br />

helpt bij het overdragen van spullen tussen twee ruziënde partijen. Johan: “Nee. Ik leg het voor<br />

aan mijn collega buurtbrigadier, maar eigenlijk vind ik het te gek. We zijn geen verhuisdienst. Als<br />

ik in haar schoenen stond, zou ik al die spullen in een keer in de vuilnisbak kieperen.”<br />

17.45 uur: We rijden langs een aantal hangplekken van jongeren. Ondanks het mooie weer zijn<br />

er geen jongeren op de hangplekken te vinden. Johan: “Vooral ’s avonds krijgen we klachten van<br />

buurtbewoners. We zullen vanavond nog eens langsrijden.”<br />

18.00 uur: Etenstijd. Samen met de collega’s van de surveillance eten we een kant-­‐en-­‐klaar maal-­‐<br />

tijd.<br />

18.30 uur: Johan leest zijn e-­‐mail en bekijkt de Wijk Aandachts Punten (WAP).<br />

37


19.00 uur: Johan en ik zijn onderweg naar de twee adressen waar vorige week is ingebroken.<br />

Johan wil weten of de bewoners nog vragen hebben naar aanleiding van hun aangifte. Concrete<br />

informatie voor de bewoners heeft Johan niet. De inbrekers zijn nog niet gepakt. Johan: “Wan-­‐<br />

neer ik een huisbezoek heb afgelegd, moet ik dit muteren in ons systeem. De netwerkinspecteur<br />

kan zo zien dat ik een huisbezoek heb afgelegd. Wanneer ik te weinig huisbezoeken afleg dan<br />

krijg ik dat te horen van mijn netwerkinspecteur.” Ik vraag aan Johan of hij daar wel eens op-­‐ of<br />

aanmerkingen over gekregen heeft van zijn netwerkinspecteur. “Nee”, aldus Johan.<br />

Het eerste bezoek brengt ons bij een vrouw op leeftijd. In haar villa is enkele weken geleden<br />

ingebroken, terwijl zij en haar man thuiswaren. Johan biedt zijn verontschuldigingen aan dat hij<br />

geen nieuwe informatie heeft maar wil weten of de vrouw nog vragen heeft. De vrouw: “Denkt u<br />

ook niet dat Marokkanen bij ons ingebroken hebben? In de krant stond onlangs dat het aantal<br />

Marokkanen in de gemeente is toegenomen.” Johan wuift deze gedachte weg. “Nee mevrouw, er<br />

valt werkelijk niets over te zeggen.” De vrouw maakt een opmerking dat een aantal van de gesto-­‐<br />

len spullen zijn teruggevonden in de tuin van een woonhuis verderop. Ze wil weten of deze be-­‐<br />

woners iets met de inbraak te maken hebben. Johan: “Mevrouw, dat denk ik niet. Inbrekers ne-­‐<br />

men alleen waardevolle spullen mee en de rest gooien ze van zich af.”<br />

Vervolgens rijden we naar een appartementencomplex in wijk Y waar Johan het al eerder met de<br />

vrouw van de woningcorporatie over had. Het betreft het appartementencomplex waar in vrij<br />

korte tijd meerdere inbraken zijn gepleegd zonder sporen van braak. De bewoners van het ap-­‐<br />

partement waar wij voor komen maken zich grote zorgen over de veiligheid van gebouw. De<br />

man: “Wij denken dat er een loper in omloop moet zijn van het gebouw. Een bovenbuurvrouw<br />

waarbij ook is ingebroken weet zeker dat ze haar voordeur op slot heeft gedraaid. De flipmetho-­‐<br />

de kan dus niet zijn toegepast. Ik heb dit ook al doorgegeven aan de woningcorporatie, maar die<br />

willen niets doen. Ze ontkennen gewoon dat er een loper in omloop is. Maar buurtbrigadier, u<br />

moet weten dat ik onderzoek heb gedaan! Mijn schoonzoon werkt bij een aannemingsbedrijf en<br />

die vertelt mij dat er altijd lopers van een gebouw in omloop zijn! Ik snap niet dat de woningcor-­‐<br />

poratie de cilinders niet wil vervangen. Een mevrouw verderop kan gewoon niet meer slapen<br />

van angst! En wij maken ons ook grote zorgen!” Johan luistert aandachtig naar het verhaal van<br />

het echtpaar. Daarna zegt Johan: “Wij denken dat de flipmethode is gebruikt, maar ik neem uw<br />

verhaal serieus mee als alternatief.” De man laat vervolgens weten niet content te zijn met het<br />

pamflet wat beneden in de hal hangt. Volgens hem bevat het pamflet foute informatie en heeft<br />

het geen enkele zin om de bewoners op te roepen om hun deuren op slot te draaien. De man:<br />

“Dat is toch letterlijk en figuurlijk een open deur! Als er een loper in omloop is, draait de inbre-­‐<br />

ker de deur gewoon weer open.” Johan: “Dat pamflet heb ik geschreven meneer. Baat het niet,<br />

dan schaadt het niet.” De man: “Maar u wekt een valse indruk met dit pamflet. De oorzaak ligt<br />

mijn inziens helemaal niet bij deze flipmethode. Je deur op slot draaien is zinloos.” De man ver-­‐<br />

telt vervolgens dat hij een camerasysteem in de gang heeft laten hangen. Johan: “Ik weet het niet<br />

zeker, maar vervolgens mij mag dat niet meneer. Dat zou u toch nog even moeten uitzoeken.” De<br />

man wil ons graag een rondleiding geven door het appartementencomplex om te laten zien hoe<br />

onveilig het gebouw is. Johan loopt achter de man aan. Bij iedere ingang heeft de man wel een<br />

gebrek geconstateerd. De man vindt het wonderlijk dat het gebouw het keurmerk veilig wonen<br />

van de politie heeft gekregen. Johan: “Vroeger kwam de politie nog controleren of een gebouw<br />

daadwerkelijk ‘veilig’ was. Nu is dat niet meer zo. Het heeft vooral een symbolische waarde.” De<br />

38


man: “Ik snap niet dat mijn verzekering nog korting geeft op appartementen met zo’n nietszeg-­‐<br />

gend keurmerk.”<br />

20.00 uur: We rijden door de twee wijken van Johan. Op enig moment wijst Johan de tattoo shop<br />

aan die in handen is van de vader van de jongen die de fiets van de Bulgaren had gestolen. Johan:<br />

“Als ik iets van de tattoo shop eigenaar nodig heb, dan bel ik hem op. Hij vindt het namelijk niet<br />

leuk wanneer ik hem in zijn tattoo shop kom opzoeken. Het is niet goed voor zijn imago als hij<br />

gezien wordt met iemand van de politie. Dus als ik iets van hem nodig heb, informatie bijvoor-­‐<br />

beeld, dan bel ik hem op en vraag ik of hij naar het bureau wil komen. Maar als hij natuurlijk iets<br />

gedaan heeft wat niet door de beugel kan, arresteer ik hem gerust in de tattoo shop.”<br />

20.30 uur: Johan stopt de auto bij een café. “Dit is het café waar dat flinke geldbedrag verdwenen<br />

is. We lopen de kroeg binnen. Het is er niet druk. Een aantal gasten zit op barkrukken aan de bar.<br />

Twee meisjes spelen biljart. De café wekt duidelijk niet de indruk van een goed lopende zaak.<br />

Johan vraagt aan de barvrouw of ze de eigenaar wil roepen. Een vrouw komt naar ons toe en<br />

neemt ons mee naar buiten. Johan vraagt of de vrouw de verzekeringspapieren kan overleggen.<br />

De vrouw legt uit dat ze deze eerst moet zoeken. Ze geeft aan de papieren deze week nog naar<br />

het bureau te brengen. De vrouw: “We gaan volgende week op vakantie naar Spanje, dus ik zal<br />

het nog deze week bij het bureau afgeven.” Johan in de auto: “Deze mensen zijn helemaal geen<br />

horecamensen. Het kan niet lang goed gaan met deze tent.” Ik vraag aan Johan of hij het niet op-­‐<br />

vallend vindt dat de eigenaren op vakantie kunnen, terwijl er veel geld verdwenen is uit het café<br />

en ze geen geld lijken te hebben om het gas en water te betalen. Johan: “Tja…”<br />

20.45 uur: Ik vraag aan Johan hoe zijn relatie is met de netwerkinspecteur. Meer specifiek wil ik<br />

weten in hoeverre de netwerkinspecteur Johan stuurt in zijn werkzaamheden. Johan: “De net-­‐<br />

werkinspecteur geeft niet echt richting. De netwerkinspecteur zit hoofdzakelijk met de gemeen-­‐<br />

te om de tafel. Soms denk ik wel eens dat ik dat ook prima zelf af zou kunnen. Waarom zouden<br />

we daar speciaal voor een netwerkinspecteur moeten hebben? Misschien dat de netwerkinspec-­‐<br />

teur veel meer voor mij oplost dan ik zelf in de gaten heb. De netwerkinspecteur controleert of ik<br />

deze huisbezoeken afleg. Ik moet namelijk een mutatie invoeren wanneer ik op huisbezoek ben<br />

geweest. Als je geen huisbezoeken uitvoert, kan een netwerkinspecteur daar vragen over stellen.<br />

Bij mij is dat nooit gebeurd, maar ik weet bij andere collega’s wel.” Ik vraag aan Johan of hij wel<br />

eens een probleem bij zijn netwerkinspecteur ‘weg zet’. Johan: “Ik gebruik de netwerkinspecteur<br />

hoofdzakelijk wanneer ik wil dat de gemeente ergens een verkeersbord plaatst. Zo heb ik aan de<br />

netwerkinspecteur gevraagd of hij kan zorgen dat bij een school in mijn wijk twee ‘verboden te<br />

parkeren’ borden komen te staan. De klaar-­‐overs hadden namelijk bij mij geklaagd dat zij door<br />

de geparkeerde auto’s slecht zicht op de weg hadden. Ik heb dit toen weggezet bij mijn netwerk-­‐<br />

inspecteur. Na wat overleg met de gemeente is het hem gelukt om twee van die borden te laten<br />

plaatsen.” Johan noemt nog een ander voorbeeld met verkeersborden. Johan: “Daarnaast kan een<br />

stukje van een netwerkinspecteur prettig zijn, ik denk zeker voor de minder ervaren buurt-­‐<br />

brigadiers. Ik vraag of krijg overigens zelden .”<br />

Om 21.00 uur rijdt Johan naar een familie die slachtoffer is geweest van brandstichting en graf-­‐<br />

schennis. Johan heeft in deze zaak het opsporingsonderzoek uitgevoerd. Johan: “De broer van de<br />

moeder van de familie wordt verdacht van grafschennis van zijn ouders en het in de brand ste-­‐<br />

39


ken van meerdere voertuigen van de familie. Hij zit nu in voorarrest.” Johan legt mij de achter-­‐<br />

grond van de zaak uit. Een lang, gecompliceerd en tragisch verhaal volgt. Johan geeft aan dat hij<br />

enkele weken fulltime met deze zaak bezig geweest is. Ik vraag aan Johan of hij dat kon combine-­‐<br />

ren met zijn werk als buurtbrigadier. Johan: “De meeste van mijn werkzaamheden in de buurt<br />

bleven even stilliggen. Wanneer zich acute zaken in mijn wijk voordeden, heb ik gevraagd of een<br />

collega dat wilde oppakken. Zo stuurde ik af en toe e-­‐mails door naar andere collega’s.” Ik vraag<br />

aan Johan waarom hij deze opsporingszaak is gaan doen. Johan: “Op een ochtend kreeg ik van de<br />

operationele chef van dienst te horen dat deze zaak opgepakt moest gaan worden. Ik heb toen<br />

aangegeven dat ik dat wel wilde doen. Mijn operationele chef ging daarmee akkoord. Het was<br />

bovendien heel druk op kantoor.”<br />

De familie nodigt ons uit om binnen een kop koffie te drinken. Wanneer we binnen zijn vertelt de<br />

man van de familie dat hij de afgelopen weken slecht geslapen heeft. Sinds de broer van zijn<br />

vrouw vast zit, slaapt hij een stuk beter. Maar hij is nog altijd angstig voor het moment dat hij<br />

weer vrij komt: “Hij heeft twee van onze auto’s die vlakbij het woonhuis stonden in de brand<br />

gestoken. Straks vliegt ons woonhuis ook in brand! Mijn dochter wil haar kinderen niet meer<br />

thuis laten slapen omdat ze bang is dat hen wat overkomt. Ik vind het een verschrikkelijke situa-­‐<br />

tie.” De man wil weten van Johan hoe de rechtszaak nu verder gaat. Johan: “Ik heb werkelijk geen<br />

idee. Ik heb dit nog niet eerder aan de hand gehad.” De man legt uit dat de advocaat van de broer<br />

beroep tegen het voorarrest heeft aangetekend. Johan: “Ik denk dat je er rekening mee moet<br />

houden dat hij zeer binnenkort weer vrijkomt. Ik vond het namelijk best bijzonder dat hij 90<br />

dagen voorarrest had gekregen.” De man: “Maar hoe weet ik dat hij vrij komt? Ik wel weten dat<br />

hij vrij is. Dan kan ik namelijk weer wakker blijven!” Johan: “Je kunt vragen aan de advocaat van<br />

hem of hij jullie wil informeren. Er liggen ook nog sleutels en een mobiele telefoon van hem op<br />

het bureau. Ik zal – wanneer hij deze spullen komt ophalen – vragen of mijn collega jullie dan wil<br />

informeren.”<br />

22.00 uur: Einde dienst.<br />

Donderdagavond 9 juli 2011.<br />

Noodhulpdienst.<br />

22.00-­‐00.00 uur. Johan start met de administratieve handelingen die na de dienst van afgelopen<br />

woensdag zijn blijven liggen. Zo maakt hij een mutatie naar aanleiding van zijn bezoek aan de<br />

vrouw die door haar ex-­‐vriend wordt lastiggevallen. Hij voert in dat ze weer bedreigd is door<br />

haar ex-­‐vriend en stuurt de mutatie vervolgens naar zijn collega buurtbrigadier in Strijp. Johan:<br />

“Ik heb nu de mutatie van de vrouw die door haar man bedreigd is opgestuurd naar de buurt-­‐<br />

brigadier van Strijp. Door het versturen van de hele mutatie heeft de buurtbrigadier inzicht in de<br />

hele historie van een zaak. De buurtbrigadiers onderling zijn ook een soort van netwerk.” Voor<br />

die avond staat één WAP op het programma. Een bezoekje afleggen aan een middelbare school<br />

waar die avond een galafeest plaatsvindt.<br />

Johan heeft als buurtbrigadier best veel noodhulpdiensten. Ongeveer 50% van zijn diensten be-­‐<br />

staat uit noodhulpdiensten. Johan vindt dit vervelend, en zou graag meer tijd willen besteden<br />

aan wijkgerichte activiteiten. Dit is echter niet mogelijk omdat er momenteel veel jonge, onerva-­‐<br />

ren politieagenten zijn bijgekomen die niet of nauwelijks ervaring hebben in de noodhulp.<br />

40


00.00 uur. We starten met de surveillance door de gemeente. We rijden langs een aantal ‘beken-­‐<br />

de’ hangplekken van jongeren. Het is er uitgestorven. Johan benadrukt het belang van het identi-­‐<br />

ficeren van netwerken in de wijk. “Neem hangjongeren. Een van mijn taak is het achterhalen van<br />

de identiteit van jongeren die tot een bepaalde hanggroep behoren. In het systeem noteer ik dan<br />

wie met wie contact heeft. Deze informatie is met name interessant voor de recherche. Stel je<br />

voor dat we een jongen aanhouden, dan is het handig om te weten met wie deze jongen omgaat.<br />

Je kunt het ook gebruiken wanneer je het vermoeden hebt dat twee personen met elkaar een<br />

bepaald strafbaar feit hebben gepleegd. Wanneer ze dan van elkaar zeggen dat ze elkaar niet<br />

kennen, en dat komt nog wel eens voor, dan weet je dat ze liegen omdat ze al eerder met elkaar<br />

gesignaleerd zijn in een bepaalde hanggroep.”<br />

01.00 uur: We rijden langs een aantal woonwagenkampen. Wanneer we het terrein oprijden,<br />

worden we aangesproken door enkele bewoners die willen weten wat we komen doen. “Gewoon<br />

even kijken en een praatje maken, antwoordt Johan.” Zijn collega voert razendsnel de kentekens<br />

in van de auto’s die op het woonwagenpark staan. Johan: “Zo houden we zicht op wie er op be-­‐<br />

zoek komen. Wij proberen het netwerk van de woonwagenbewoners in kaart te brengen. Je weet<br />

namelijk gewoon dat er criminelen op het kamp wonen. Je wil dan wel weten met wie ze om-­‐<br />

gaan.”<br />

02.00 uur: We rijden door overwegend stille straten. Op enig moment stopt Johan bij een por-­‐<br />

tiekflat. “Hier woont die bejaarde vrouw die ons had gebeld dat ze geklop op de ramen hoorde.<br />

De welzijnsorganisatie voor ouderen houdt zich er nu mee bezig.”<br />

Johan vertelt dat hij degene is geweest die de welzijnsorganisatie voor ouderen binnen het poli-­‐<br />

tiebureau geïntroduceerd heeft. “Tot een paar jaar terug kende niemand deze organisatie. Toen<br />

ik met deze organisatie in contact was gekomen en ik had gezien hoe handig deze organisatie<br />

voor ons kan zijn, heb ik gevraagd of zij een presentatie wilden geven in een van onze overleg-­‐<br />

gen. Dit hebben ze toen ook gedaan. Je ziet dan ook dat alle buurtbrigadiers van ons bureau nu<br />

gebruik maken van deze welzijnsorganisatie.”<br />

03.00 uur: We rijden nog altijd door de verlaten straten binnen de gemeente. Johan legt uit dat<br />

hij het belangrijk vindt om een goede verstandhouding te hebben met bewoners van het kamp.<br />

“Veel van wat daar gebeurt, kan niet door de beugel. En ze liegen allemaal. Echt verschrikkelijk!<br />

Liegen, dat kunnen ze als de beste. Ze hebben overal maling aan. Een keer kwam ik bijvoorbeeld<br />

langs op het kamp en toen bleek dat er een trouwerij plaats ging vinden. Wanneer een kampbe-­‐<br />

woner trouwt, volgt er een feest van minimaal 3 dagen met vaak veel overlast voor de buurt. Ze<br />

hebben namelijk maling aan iedereen. Dus moeten ze van de burgemeester melden aan ons<br />

wanneer ze een feest gaan vieren. Ik sprak dus diegene aan die ging trouwen en vroeg hoe ze dat<br />

dachten te gaan doen. Toen vertelde die man dat hij een zaaltje had gehuurd. Ik zei ‘mooi, want<br />

je weet dat je niet een feest mag organiseren zonder onze toestemming?’. De man knikte. Maar<br />

vervolgens organiseerden ze toch diezelfde avond een groot feest op het kamp. De volgende keer<br />

dat ik op het kamp was ben ik vreselijk boos geworden. Ik vroeg waarom hij had gelogen. En ja,<br />

dan krijg je een of andere smoes.” Johan vertelt dat hij iedere week naar het kamp rijdt om ver-­‐<br />

keersboetes te innen. “Ze hebben nooit geld wanneer ik kom. Iedere keer beloven ze dat ze het<br />

de volgende dag komen betalen, maar dat doen ze dus gewoon niet. Dan zeggen ze: ‘ik zweer het<br />

41


op het graf van mijn moeder’. Hoe vaak ik dat wel niet gehoord heb. Maar goed, uiteindelijk beta-­‐<br />

len ze wel. En daar gaat het mij uiteindelijk om. Ik vind een goede verstandhouding met het<br />

kamp belangrijker dan dat ze onmiddellijk betalen. Maar ze moeten wel gewoon betalen. Ze<br />

staan niet boven de wet.” Johan vertelt dat hij een goede verstandhouding met het kamp heeft.<br />

“Als ze dan op het bureau komen betalen, vragen ze standaard naar mij. Ze willen niet aan mijn<br />

collega’s betalen, maar alleen aan mij. Als ik er niet ben, dan betalen ze niet.” Johan legt uit dat de<br />

kampbewoners hem zien als buurtbrigadier, niet als politieagent. “Bij mij vertellen ze meer. Ze<br />

zien me als buurtbrigadier, niet als politieagent. Ja, natuurlijk ben ik voor hun uiteindelijk ook<br />

een agent. Maar ze kunnen mij beter verdragen dan gewone surveillanten.” Ik vraag Johan waar-­‐<br />

om hij graag een goede relatie wil onderhouden met kampbewoners. Johan: “Met deze gasten is<br />

het pappen en nathouden. Veel kinderen van kampbewoners gaan niet naar school. Ik vind dat<br />

echt heel erg. Ik ga dan ook regelmatig naar de woonwagenkampen toe om de kinderen en ou-­‐<br />

ders aan te spreken dat de kinderen naar school toe moeten. Ik probeer uit te leggen dat naar<br />

school gaan belangrijk is. Soms lijkt dat te helpen. Maar ik geef toe: lang niet altijd.”<br />

Johan geeft aan dat hij regelmatig gebeld wordt door de leerplichtambtenaar om mee te gaan<br />

naar het woonwagenkamp. “Dat meisje van de gemeente is nog geen 25 jaar en maakt geen en-­‐<br />

kele indruk bij die woonwagenkampbewoners. Ze heeft daarom gevraagd of ik met haar mee wil<br />

gaan. Ik ken de mensen goed en weet hoe ze je kunnen bespelen. Ik weet ook hoe je zaken met ze<br />

kunt doen, al is succes nooit verzekerd.” Johan geeft aan dat een harde aanpak bij deze groep<br />

niet werkt. “Je moet wel duidelijke grenzen stellen, maar je kunt binnen die grenzen beter met ze<br />

onderhandelen. Uiteindelijk is een goede verstandhouding beter dan dat ze de hele buurt terro-­‐<br />

riseren.<br />

05.00 uur: Inmiddels terug op het bureau. Johan: “Het meest moeilijke van het politiewerk vind<br />

ik het aanzeggen van overlijden. Ik heb het de afgelopen jaren veel moeten doen, maar nog<br />

steeds vind ik het vreselijk. De kennis over je wijk kan ook hierbij van pas komen. “Zeker in de<br />

kleinere dorpen weet je op een gegeven moment hoe de lijnen lopen.<br />

06.00 uur: Ik vraag Johan hoe hij zijn betrokkenheid bij de wijk laat zien. Johan geeft een voor-­‐<br />

beeld: “Ik heb bijvoorbeeld dit jaar een bijdrage geleverd aan de veiligheidsdag die georgani-­‐<br />

seerd is door het buurtplatform. De veiligheidsdag was vooral bedoeld om burgers bewust te<br />

maken van hun eigen verantwoordelijkheden als het om veiligheid gaat. Ik heb ze daarbij prakti-­‐<br />

sche tips gegeven, bijvoorbeeld over inbraakpreventie, en uitgelegd voor welke zaken ze met de<br />

politie contact op moeten nemen.<br />

07.00 uur: Einde dienst.<br />

Zaterdag 11 juni 2011.<br />

Middagdienst.<br />

13.30 uur: Johan heeft een mail gekregen van de Raad voor de Kinderbescherming. De vraag van<br />

de Raad is of een bepaald meisje uit zijn wijk met een specifieke hanggroep omgaat. In de mail<br />

wordt gevraagd of Johan eind mei kan reageren op de e-­‐mail. Johan: “Dat is niet helemaal gelukt,<br />

mede door het opsporingsonderzoek naar die brandstichting waarin ik me heb vastgebeten.”<br />

42


Daarnaast werkt Johan een aantal e-­‐mails weg. Hij heeft problemen met het openen van het poli-­‐<br />

tiesysteem BVO.<br />

13.45 uur: Johan heeft naar aanleiding van de overlast bij het appartementencomplex Citadel<br />

een IGP (Informatie Gestuurde <strong>Politie</strong>) voorstel gedaan bij het MT van zijn afdeling. In het voor-­‐<br />

stel vraagt Johan om gerichte surveillance bij Citadel. Johan: “In het MT bespreken de wijkteam-­‐<br />

chef, de operationele chefs en de netwerkinspecteurs de voorstellen. Zij bepalen uiteindelijk of<br />

een voorstel gehonoreerd wordt.” Maar tot verbazing van Johan is zijn IGP voorstel afgewezen.<br />

Ik vraag Johan of hij ook weet waarom het wordt afgewezen. Johan: “Geen idee. Ik snap er niets<br />

van. Het werken met IGP is vrij nieuw, dus we moeten er met elkaar nog even aan wennen. Ik<br />

weet eigenlijk ook niet wie mij gaat informeren over dit niet gehonoreerde IGP voorstel. Ik wil<br />

namelijk wel weten waarom het voorstel niet gehonoreerd wordt.” Ik vraag aan Johan wat er nu<br />

gaat gebeuren. Johan: “Het MT heeft besloten om er een WAP van te maken. Dit staat voor een<br />

Wijk Aandachts Punt. Een WAP komt op ons intranet en iedere agent wordt geacht om er naar te<br />

kijken. Maar dat gebeurt lang niet altijd. Je kunt in het systeem ook geen terugkoppeling geven<br />

op een WAP. Dus als een surveillant een aantal keren is langsgereden maar niets gezien heeft bij<br />

het Citadel, kom ik dat niet te weten. Bij een IGP opdracht moet er ook altijd een terugkoppeling<br />

gegeven worden in de vorm van een mutatie. Daar heb je dus veel meer aan.”<br />

14.45 uur: Johan bedenkt zich dat hij de trouwdag van zijn zus vergeten is. Johan pakt de auto-­‐<br />

sleutels en rijdt naar de bloemist om een bloemetje te kopen. “Ik heb toch nog uren genoeg, dus<br />

ik breng het gelijk even langs bij mijn zus. Ik ben zo terug.”<br />

15.30 uur: Johan komt terug. Ik vraag aan Johan of ik hem nog een aantal vragen mag stellen.<br />

Allereerst wil ik weten wat Johan merkt van de speerpunten die zijn afdeling heeft vastgesteld in<br />

zijn dagelijkse werkzaamheden. Johan: “Het is niet zo dat ik bij de keuze van mijn werkzaamhe-­‐<br />

den rekening houd met het jaarwerkplan van de afdeling. Ik denk dat het jaarwerkplan veel be-­‐<br />

langrijker is voor de operationele chefs, die uiteindelijk moeten bepalen of en zo ja hoeveel poli-­‐<br />

tiecapaciteit er op problemen worden ingezet. Soms is het wel zo dat ik moet helpen bij acties<br />

waardoor ik niet aan mijn wijktaken toekom. Zo hebben we bijvoorbeeld af en toe invallen bij<br />

woningen waarvan we denken dat er wietplantages gevestigd zijn. Als ik door de operationele<br />

chef wordt ingezet bij zo’n actie, kan ik natuurlijk niet in mijn wijk bezig zijn. De hennepproble-­‐<br />

matiek is een van de aandachtspunten van ons bureau.”<br />

Ik vraag aan Johan waarom hij probeert om een goede verstandhouding met de woonwagen-­‐<br />

kampen in zijn wijken te behouden. Het lijkt wel alsof Johan het woonwagenkamp ook als een<br />

soort netwerk ziet en alsof hij impliciet de regel ‘voor wat, hoort wat’ toepast. Johan: “Ik ben<br />

coulant als het gaat om het betalen van boetes. Ze hoeven van mij niet onmiddellijk te betalen,<br />

mits ze maar binnen een ‘redelijke’ termijn betalen. Terwijl ik formeel genomen de woonwagen-­‐<br />

bewoners eigenlijk moet sommeren om onmiddellijk te betalen. Anders moeten ze namelijk de<br />

bak in. Ik probeer hiermee inderdaad respect en vertrouwen te winnen. Soms heeft dat naar<br />

mijn idee ook effect. Zo was er een aantal maanden geleden een meisje van 16 uit Tsjechië ge-­‐<br />

komen om met een van de mannen van het woonwagenkamp te trouwen. Bureau Jeugdzorg ac-­‐<br />

cepteerde dat niet, want dat meisje was gewoon nog te jong. Bovendien was had ze een baby van<br />

een aantal maanden en was ze analfabeet. De rechter heeft toen bepaald dat moeder en de baby<br />

43


onder toezicht van de Kinderbescherming moesten worden geplaatst. Twee dames van Bureau<br />

Jeugdzorg zijn toen vervolgens naar het woonwagenkamp gegaan en hebben geprobeerd om de<br />

moeder en de baby op te halen. Maar die dames hadden geen enkel overwicht. Toen ze zonder<br />

resultaat het woonwagenkamp verlieten, hebben ze mij ingeschakeld. Ik ben toen samen met<br />

hun weer naar het kamp gegaan en ben op de familie gaan inpraten dat het toch echt beter was<br />

wanneer moeder en dochter zouden meegaan met ons. Na lang praten is dit toen ook gelukt.”<br />

Johan geeft nog een ander voorbeeld. “Een medewerker van de gemeente moest foto’s maken<br />

van de woonwagens, om te kunnen bepalen dat de woonwagens niet verplaatst worden of dat er<br />

wat bijgebouwd wordt. Dat is namelijk absoluut verboden. De medewerker van de gemeente had<br />

de eerste foto gemaakt of hij werd al bijna door kampbewoners in elkaar geslagen. Ik was toen<br />

toevallig in de buurt en heb uitgelegd waarom de fotograaf foto’s aan het maken was. Ik probeer<br />

de gemoederen een beetje tot bedaren te brengen. Dat is uiteindelijk ook gelukt en de fotograaf<br />

kon al z’n foto’s maken.”<br />

16.30 uur: We stappen in de auto om twee huisbezoeken af te leggen bij mensen waarbij onlangs<br />

is ingebroken. We komen aan bij het eerste huis. De bewoners van het huis zijn niet thuis. We<br />

rijden door naar het volgende adres. Onderweg wordt Johan opgeroepen door de meldkamer.<br />

Het betreft een melding van een oudere vrouw die aangeeft dat ze zojuist bezocht is door twee<br />

jonge meisjes en het niet helemaal vertrouwd. Het zou gaan om twee meisjes met een donkerge-­‐<br />

tinte huid. “Zigeuners”, mompelt Johan. We rijden richting het adres. Een bejaarde vrouw, 81<br />

jaar, opent de deur. We gaan zitten in de woonkamer. De vrouw vertelt dat ze bezocht is door<br />

twee ‘Indonesisch uitziende’ vrouwen van rond de 25 jaar. De vrouwen hadden bij haar aange-­‐<br />

beld en gezegd dat ze de vrouw wilden ‘opwarmen’ voor een feestje die avond in het bejaarden-­‐<br />

centrum en hadden daarom vlaai met bloemen meegenomen. De vrouw had de meisjes binnen-­‐<br />

gelaten zodat ze een stuk van de vlaai kon afsnijden. In de tussentijd hebben de vrouwen het<br />

huis bekeken en zijn ze daarna weer vertrokken. Johan: “Mevrouw, heeft u gecontroleerd of u al<br />

uw spullen nog heeft?” Mevrouw: “Maar agent, er kan toch niets gestolen zijn? Ik ben maar heel<br />

even in de keuken bezig geweest met het afsnijden van de taart. Ik vond het alleen vreemd dat ze<br />

de wikkel van de bloemen terug wilden hebben.” Johan wil graag dat de vrouw even naar haar<br />

slaapkamer gaat en kijkt of ze al haar spullen nog heeft. Samen lopen we de vrouw achterna rich-­‐<br />

ting haar slaapkamer. De vrouw pakt haar doos met sieraden en begint te huilen. De vrouw: “Al-­‐<br />

les is weg. Mijn hele rij ringen. Een aantal ringen heb ik nog van mijn overleden man gehad.”<br />

Johan kijkt me aan met een blik dat hij dit al had zien aankomen. Johan troost de vrouw en<br />

neemt haar weer mee naar de woonkamer. De vrouw is boos op zichzelf. Johan probeert de<br />

boosheid weg te nemen: “Mevrouw, u moet niet boos zijn op uzelf, maar op de boeven die dit<br />

gedaan hebben. U kunt zichzelf niets verwijten.” Johan vraagt of de bejaarde vrouw een van haar<br />

kinderen wil bellen. Na een klein uur wachten is de dochter van de bejaarde mevrouw gearri-­‐<br />

veerd. Johan legt uit wat er is gebeurd en vraagt of de dochter samen met haar moeder een lijst<br />

wil maken van de gestolen spullen en deze naar hem wil mailen.<br />

18.30 uur: We rijden terug naar het bureau alwaar we gezamenlijk eten.<br />

19.00 uur: Johan maakt een proces-­‐verbaal op naar aanleiding van de gebeurtenissen bij de be-­‐<br />

jaarde mevrouw.<br />

44


20.15 uur: Johan belt naar het slachtoffer van de brandstichting. De receptionist van het politie-­‐<br />

bureau heeft namelijk een briefje in zijn postvak gelegd met de boodschap dat de sleutels en<br />

telefoon van de brandstichter zijn opgehaald. Johan meldt aan het slachtoffer dat de brandstich-­‐<br />

ter dus weer op vrije voeten is.<br />

20.30 uur: Omdat Johan kermisdienst heeft, rijden we een aantal keer langs de kermis in de ge-­‐<br />

meente (niet in een wijk van Johan). Er is vrij weinig te doen en daarom besluit Johan om door<br />

zijn wijken te gaan surveilleren. Onderweg moet ik van hem een aantal kentekens noteren van<br />

auto’s die Johan nog niet eerder gezien heeft bij bepaalde huizen.<br />

Ik vraag aan Johan hoe vaak hij deelneemt aan de burgernetwerken in zijn twee wijken. Johan: “1<br />

keer per maand wordt er in een van mijn wijken een wijkplatform georganiseerd. In het begin<br />

van mijn carrière als buurtbrigadier ging ik daar iedere maand naar toe. Maar vaak bleek dat de<br />

onderwerpen voor mij helemaal niet interessant waren. Het ging veel meer over kleine onge-­‐<br />

makken waar burgers tegenaan liepen en vaak zelden over ‘echte’ politieonderwerpen. Ik vraag<br />

Johan wat ‘echte’ politieonderwerpen zijn. Johan: “Bijvoorbeeld vragen van burgers over een<br />

inbraakgolf. Hoe kunnen ze hun huis beveiligen?” Johan stelt dat sommige collega’s van hem wel<br />

iedere maand naar het wijkplatform gaan. “Ik vind dat echt zinloos. Sommige collega’s zeggen<br />

dat ze tijdens de pauze van zo’n wijkplatform meer horen dan tijdens het formele gedeelte van<br />

het wijkplatform. Dat zal allemaal wel, maar ik vind dat er over het algemeen weinig uit komt. Ik<br />

doe het meer voor de burger dan voor onszelf.”<br />

Ik vraag aan Johan of hij een voorbeeld geven van een probleem dat hij onlangs in een netwerk-­‐<br />

setting heeft opgelost en waarom het noodzakelijk was dat dit probleem met de ketenpartners<br />

werd opgelost. Johan: “Onlangs hadden we een ernstige zaak. Een oude man mishandelde zijn<br />

bedlegerige vrouw. Op enig moment hadden we voldoende bewijs tegen de man. Je kunt zo’n<br />

man dan wel oppakken, maar wie zorgt er voor zijn vrouw? Wie vangt de vrouw op? Ik vind dat<br />

wij in zo’n geval ook de verantwoordelijkheid hebben als politie om verder te denken aan de<br />

gevolgen die zo’n aanhouding heeft. Op initiatief van de gemeente is er toen een overleg geweest<br />

tussen de burgemeester, GGZE, de thuiszorgorganisatie, ambtenaar OOV en de politie. Ik zat sa-­‐<br />

men met de netwerkinspecteur in dat overleg. We hebben toen gezamenlijk besloten dat de ou-­‐<br />

de man aangehouden moest worden, en de gemeente heeft toen gezorgd in samenspraak met de<br />

thuiszorgorganisatie dat de zieke vrouw verzorging zou krijgen.”<br />

Johan vertelt dat hij regelmatig geconfronteerd wordt met problemen van burgers die niet direct<br />

voor de politie zijn, maar waarbij hij wel een taak heeft om de juiste instantie op het probleem te<br />

zetten. “Ik kreeg onlangs een telefoontje van een meneer uit mijn wijk. Deze meneer heeft een<br />

zoon en zijn zoon had onlangs een nieuwe vriendin. De vriendin van zijn zoon vertelde aan hem<br />

dat ze mishandeld wordt door haar ouders en wilde daarom niet meer terug naar huis. De me-­‐<br />

neer belt mij op en vraagt wat hij moet doen. Hij wil de vriendin van zijn zoon wel in huis nemen,<br />

maar mag dat wel en is dat wel verstandig? Ik leg de meneer uit dat de vriendin van zijn zoon<br />

aangifte moet komen doen en vertel hem dat ik bureau Jeugdzorg ga bellen om te vragen of ze<br />

contact willen opnemen met hem. Want de zorg voor de vriendin van zijn zoon is natuurlijk niet<br />

voor ons. Daar zijn andere instanties voor verantwoordelijk.”<br />

45


Ik vraag aan Johan of de politieorganisatie in staat is om met de problemen waar Johan tegenaan<br />

loopt, om te gaan. Met andere woorden, wat doet de politie met de problemen die Johan signa-­‐<br />

leert? Johan vindt dat de politieorganisatie in de regel goed omgaat met de onderwerpen die hij<br />

aandraagt. Hij geeft een voorbeeld: “Een school en buurtbewoners hadden geklaagd over de ver-­‐<br />

keersveiligheid. Kinderen konden niet veilig oversteken omdat er heel veel auto’s op de stoepen<br />

geparkeerd stonden. Ik heb dit onderwerp toen meegegeven aan mijn netwerkinspecteur. Mijn<br />

netwerkinspecteur heeft dit ingebracht bij de gemeente en nu staan er in het gebied rond de<br />

school borden dat parkeren verboden is.”<br />

21.30 uur: Einde dienst.<br />

Woensdag 15 juni 2011.<br />

Dagdienst.<br />

08.30 uur: De dienst van Johan start met de briefing. Samen met de andere collega’s van het bu-­‐<br />

reau wordt Johan bijgepraat door de Operationele Chef over de lopende zaken.<br />

09.00 uur: Johan neemt me mee naar Josephine, de medewerkster van het Jeugd Preventie Pro-­‐<br />

gramma van de gemeente. Josephine heeft een kamer in het politiebureau maar maakt geen on-­‐<br />

derdeel uit van de politieorganisatie. Wel mag de politie informatie met Josephine uitwisselen,<br />

omdat er een geheimhoudingsconvenant is tussen de politie en het Jeugd Preventie Programma.<br />

Ik vraag aan Josephine wat de taak is van het Jeugd Preventie Programma. Josephine: “Het JPP<br />

biedt hulp aan kinderen en jongeren die door probleem of delictgedrag in aanraking komen of<br />

dreigen te komen met de politie. Ook ondersteunen we ouders bij het opvoeden van probleem-­‐<br />

kinderen.” Josephine legt uit dat ze per jaar ongeveer 40 kinderen en ouders ‘onder behandeling’<br />

heeft.<br />

Ik vraag aan Josephine hoe in algemene zin de samenwerking verloopt met de politie. Josephine:<br />

“In het begin moest de politie erg wennen. Ze vonden het maar wat vreemd dat ik ook op het<br />

politiebureau kwam werken, terwijl ik niet in dienst van de politie was. Maar na enige tijd was<br />

iedereen gewend en nu word ik ook volledig geaccepteerd. In het begin merkte ik dat de politie<br />

heel erg ingesteld was op de korte termijn. Als jongeren problemen veroorzaakten, dan kwam de<br />

politie langs om een reprimande of een boete te geven en vervolgens vertrokken ze weer. Ik heb<br />

geprobeerd om politiemensen te laten zien dat er vaak meer met deze jongeren aan de hand is.<br />

Vaak hebben probleemjongeren een moeilijke jeugd gehad, hebben ze problemen op school en<br />

gaan ze om met verkeerde vrienden. Je moet daar wat aan doen, wil je de overlast die jongeren<br />

veroorzaken kunnen stoppen.” Josephine legt uit dat ze in de regel zeer goed samenwerkt met de<br />

politie. “Onlangs kwam er een jongen bij mij. Hij werd ontzettend veel gepest en had daar echt<br />

problemen mee. Ik heb toen aan Johan gevraagd of hij een keer langs wilde gaan bij de pesters.”<br />

Johan: “Ik ben toen langsgegaan en vervolgens hielden de problemen op. Dat is volgens mij het<br />

mooie aan de samenwerking tussen het Jeugd Preventie Programma en de politie: we hebben<br />

allebei hetzelfde doel voor ogen. We willen de problemen van het kind oplossen.” Johan stelt dat<br />

het Jeugd Preventie Programma de politie ontlast. “De politie is geen kinderopvang. We kunnen<br />

ons ook niet bezighouden met de problemen die in sommige gezinnen spelen en waarvan kin-­‐<br />

deren de dupe worden, zoals scheidingen of verslavingsproblemen van ouders. Maar als wij bij-­‐<br />

voorbeeld signalen binnenkrijgen dat kinderen of jongeren op het verkeerde pad geraken, dan is<br />

46


het fijn dat wij deze kinderen of jongeren kunnen aanmelden bij het Jeugd Preventie Program-­‐<br />

ma, mits ze dat natuurlijk zelf ook willen. Daarmee hoop je natuurlijk dat deze kinderen en jon-­‐<br />

geren uiteindelijk niet in de criminaliteit belanden.” Ik vraag aan Josephine of en zo ja, hoe vaak<br />

ze gebruik maakt van de politie. Josephine: “Ik gebruik de politie vooral vanwege het uniform. In<br />

het geval van het kind dat gepest werd, heeft het veel meer invloed wanneer de politie bij de<br />

pestende jongens op de stoep staat dan ik.” Johan: “Ik ben zeer tevreden over Josephine en over<br />

het Jeugd Preventie Programma. Ik denk dat ik voor mijn andere collega’s kan spreken als ik zeg<br />

dat de buurtbrigadiers een goede band hebben met Josephine. Naast het feit dat wij probleem-­‐<br />

kinderen bij haar kunnen aanmelden, koppelt zij bijvoorbeeld ook wel eens informatie terug van<br />

gesprekken die ze met kinderen of jongeren heeft en die voor ons van belang kan zijn. Bijvoor-­‐<br />

beeld: let eens op dat gezin, daar gaat het momenteel helemaal niet goed.” Josephine: “Daar<br />

vraag ik dan uiteraard wel eerst toestemming voor aan het kind en ik doe het eigenlijk bijna<br />

nooit. Kinderen en jongeren moeten namelijk in vertrouwen met mij kunnen praten.”<br />

09.45 uur: Johan behandelt een e-­‐mail die hij van de Raad van de Kinderbescherming gekregen<br />

heeft. “Een meneer wil weten wat ik van een bepaald kind weet. Dit soort vragen zijn wel be-­‐<br />

langrijk voor mij. Het betekent dat er kennelijk iets met dit kind aan de hand is en dat ik daar de<br />

komende tijd wat meer mijn aandacht op moet vestigen.”<br />

10.00 uur: Johan maakt een IGP voor zijn collega’s t.a.v. de geschorste bewaring van enkele jon-­‐<br />

geren in zijn wijk. “Geschorste bewaring houdt in dat jongeren niet de gevangenis in hoeven<br />

maar thuis mogen blijven. Ze mogen ook naar school, maar daarna moeten ze direct naar huis en<br />

hebben ze als ware huisarrest. De politie moet controleren dat de jongeren ook daadwerkelijk<br />

thuis zijn. Ik ga nu een IGP maken met daarin het verzoek aan de surveillanten om een keer per<br />

week te controleren bij een aantal adressen. Daarnaast, en dat gaan we straks doen, ga ik altijd<br />

langs bij de ouders om te waarschuwen dat wij van de politie de komende tijd komen controle-­‐<br />

ren. Dan snappen ze ook waarom we dat doen en hebben ze daar meer begrip voor.”<br />

10.15 uur: Johan belt met zijn contactpersoon bij de woningbouwcorporatie om te vragen of<br />

bewoners van het huis waar het gas en licht onlangs is afgesloten hun huur wel betaald hebben.<br />

Zijn contactpersoon belooft het te zullen gaan uitzoeken.<br />

10.30 uur: Johan en ik drinken een bak koffie. Johan legt uit wat in zijn ogen de meerwaarde van<br />

een buurtbrigadier is. Johan: “In een van mijn wijken zat een drugsdealer. We hadden hem al een<br />

aantal keer aangehouden maar het was overduidelijk dat hij nog steeds dealde. We hadden al-­‐<br />

leen niet voldoende bewijs. Het is dan belangrijk om als politie te laten merken dat je iemand in<br />

de gaten houdt. Iemand uit de anonimiteit halen noemen we dat. Dus af en toe ging ik onver-­‐<br />

wachts bij hem langs en vroeg ik wat hij aan het uitspoken was. Ik kwam dan gewoon een<br />

praatje maken. Op een dag ging het mis. De dealer had zijn vriendin beschoten met een lucht-­‐<br />

buks en tegelijkertijd kwam er informatie binnen dat de dealer betrokken zou zijn bij een aantal<br />

inbraken. Kortom, de dealer werd veroordeeld en ging de gevangenis in. Op een dag moest ik<br />

naar de gevangenis komen omdat de dealer met mij wilde praten. Hij had ook echt mijn naam<br />

genoemd, hij wilde met niemand anders van de politie praten. Ik ben toen naar hem toegegaan.<br />

Tijdens het gesprek met hem heeft hij eigenlijk alles en iedereen erbij gelapt. Hij heeft precies<br />

verteld aan wie hij drugs verkocht, hoe hij er aan kwam, hij kon bij een enkele inbraken aange-­‐<br />

47


ven wie de daders waren en hij vertelde wie betrokken waren bij de gewapende overval op de<br />

loempiakraam van enkele maanden geleden. Kortom, je ziet dat je als buurtbrigadier een belang-­‐<br />

rijke bijdrage aan opsporingsonderzoek kunt doen. Je hebt een veel betere band met informan-­‐<br />

ten dan rechercheurs en weet precies hoe je sommige personen het beste kunt benaderen. Daar<br />

zou de politie nog veel meer gebruik van kunnen maken.”<br />

11.00 uur: Johan neemt me mee naar een ander belangrijk contactpersoon van hem: de op-­‐<br />

bouwwerker. Aangekomen bij de opbouwmedewerker vraagt Johan of de opbouwmedewerker<br />

nog iets meer weet over de Somalische familie. De opbouwmedewerker heeft geen nieuwe in-­‐<br />

formatie. Ik vraag aan de opbouwmedewerker wie er nu precies voor gezorgd heeft dat er een<br />

poort in de tuin is geplaatst. De opbouwmedewerker: “Ja, dat is een mooi verhaal. Ik had aange-­‐<br />

geven dat het mij slim leek om een poort in de tuin te plaatsen. Maar de woningbouwcorporatie<br />

deed dat niet. Hun argument was: dat doen we voor niemand, dus ook niet voor hun. Dat kan op<br />

zich een geldig argument zijn, maar daarmee los je de problemen niet op. Dus toen heb ik via<br />

opbouwwerk budget geregeld en zelf een poort laten plaatsen.” Ik vraag aan de opbouwwerker<br />

wat zijn taak precies is. Hij legt uit: “Ik ben verantwoordelijk voor het vergroten van de leef-­‐<br />

baarheid van wijken binnen de gemeente. Ik doe mee met buurtpreventieprojecten en organi-­‐<br />

seer wijkdagen of straatspeeldagen. Ik probeer de cohesie binnen de wijken te versterken. Ik<br />

vraag aan de opbouwwerker hoe vaak hij contact heeft met Johan. De opbouwwerker: we heb-­‐<br />

ben alleen contact wanneer het nodig is. Dan bellen we elkaar of lopen we bij elkaar binnen. Ook<br />

zien we elkaar af en toe bij wijkplatforms. Johan schakelt me wel eens in bij burenruzies. Wij<br />

kunnen namelijk ook bemiddelen. En wanneer er een nieuwe hanggroep ontstaat, sturen wij<br />

onze opbouwwerker jeugd. Deze gaat dan proberen om in contact te komen met de hanggroep.<br />

Soms krijgt de opbouwwerker dan informatie te horen die interessant is voor de politie. Dan bel<br />

ik Johan op dat hij een keer moet gaan praten met bepaalde jongens van een hanggroep, omdat<br />

zij mogelijk iets weten van een fietsendiefstal.”<br />

12.00 uur: Inmiddels zijn we aangekomen bij de welzijnsorganisatie voor ouderen. Johan loopt<br />

binnen en vraagt of zijn contactpersoon is. Zij blijkt ziek te zijn en Johan wordt te woord gestaan<br />

door een van haar collega’s. Johan vraagt of de vrouw meer weet over een dementerende man.<br />

De man is door collega’s uit de noodhulp een aantal keer verward aangetroffen in het park en<br />

lijkt helemaal de weg kwijt te zijn. De vrouw van de welzijnsorganisatie kent de zaak en weet dat<br />

de man al hulp krijgt. De vrouw vertelt: “Deze man krijgt geen hulp van ons, omdat de man al<br />

hulp krijgt van andere welzijnsorganisaties. Ook de GGZE is betrokken bij de hulpverlening van<br />

deze dementerende man.” De vrouw van de opbouworganisatie is erg tevreden over de samen-­‐<br />

werking met de politie. “Wij pakken graag de zaken aan die de politie aandraagt, omdat we zo<br />

onze meerwaarde voor de gemeenschap kunnen laten zien. Daarnaast heeft de politie zich altijd<br />

bereid getoond om ons te helpen wanneer wij een vraag hadden. Zo heeft Johan onlangs onze<br />

vrijwilligers tips en adviezen gegeven over inbraakveiligheid. Deze informatie kunnen de vrijwil-­‐<br />

ligers dan weer overdragen op de cliënten. Daarnaast heeft Johan zich voorgesteld en aangege-­‐<br />

ven dat men bij vragen hem altijd mag bellen of mailen. Dat vonden onze vrijwilligers erg pret-­‐<br />

tig.”<br />

48


13.00 uur: Lunch op het bureau. Een collega vertelt in Roermond onlangs ook een oude dame<br />

met de ‘babbeltruc’ beroofd was van haar sieraden. Hij had dit gezien op Twitter, omdat de wijk-­‐<br />

agent van Roermond net als hij ook op Twitter zit.<br />

13.45 uur: We rijden naar een woonwagenkamp om boetes te innen. Johan: “Ik rijd minstens een<br />

keer per week naar het kamp toe om boetes te innen. Zoals ik al had gezegd betalen ze bijna al-­‐<br />

tijd op het bureau, maar je moet ze wel achter de broek aanzitten.” Bij het woonwagenkamp<br />

aangekomen, blijkt niemand thuis te zijn. Wel zien we dat een aantal kinderen van woonwagen-­‐<br />

bewoners thuis op de bank tv aan het kijken zijn. Johan spreekt ze aan: “Waarom zijn jullie niet<br />

op school?” De kinderen antwoorden dat papa en mama naar het ziekenhuis zijn en dat ze niet<br />

naar school hoeven. Johan kijkt de kinderen streng aan en zegt dat ze toch echt naar school moe-­‐<br />

ten. De kinderen blijven onverstoord op de bank zitten en vragen zich openlijk af wat Johan ei-­‐<br />

genlijk komt doen op het woonwagenkamp.<br />

14.15 uur: Johan maakt de IGP opdracht m.b.t. de geschorste bewaring van de jongeren af. Op<br />

enig moment beseft hij dat hij vergeten is om de leerplichtambtenaar op de hoogte te stellen van<br />

zijn bevindingen op het woonwagenkamp. Hij belt daarom met de leerplichtambtenaar en<br />

spreekt haar voicemail in.<br />

14.45 uur: Met zichtbare ergernis neemt Johan een telefoontje aan van een burger die klaagt<br />

over allerhande ongemakken. Van auto’s half geparkeerd op de stoep tot asociaal weggedrag van<br />

automobilisten op sommige wegen in de bebouwde kom. Johan: “Ja meneer, we houden het in de<br />

gaten.” Johan tegen mij: “Ik zal zelf wel eens gaan kijken als ik tijd heb, maar ik maak hier geen<br />

aantekening van. Ik heb wel wat beters te doen. Die meneer moet eerst zelf maar eens die bouw-­‐<br />

vakkers aanspreken die op de stoep parkeren.”<br />

15.00 uur: Een collega van Johan loopt de kamer binnen en vertelt dat hij gisteren tijdens de<br />

noodhulpdienst een “heterdaadje” had. Johan wil alles weten en stelt een aantal vragen. Andere<br />

collega’s luisteren mee.<br />

15.30 uur: Einde dienst.<br />

Zaterdag 18 juni 2011.<br />

Noodhulpdienst.<br />

07.00 uur: Johan heeft een noodhulpdienst en start daarom vroeg. Na het drinken van een bak<br />

koffie start hij met het invoeren van een nieuwe hanggroep in het recherchesysteem. Johan: “De-­‐<br />

ze hanggroep staat al in BVH (het normale systeem) maar nog niet in BVO (het recherchesys-­‐<br />

teem). Het stomme is dat je de gegevens niet even makkelijk kunt kopiëren. Je moet dus alles<br />

handmatig overzetten. Dit kost echt ontzettend veel werk. Dit soort klusjes probeer ik daarom<br />

tijdens de noodhulp te doen, zodat ik tijdens mijn ‘normale’ diensten de wijk in kan.<br />

08.30 uur: Johan en zijn collega Ismael worden gealarmeerd dat er een inbraakalarm van een<br />

bouwvakkerkeet is afgegaan. We gaan er naar toe. Daar aangekomen blijkt de particuliere bevei-­‐<br />

liging al aanwezig en blijkt het om een vals alarm te gaan.<br />

49


09.00 uur: Na de inbraakmelding rijden we door de twee wijken van Johan. Het is vrij rustig in<br />

de wijken. Er is weinig verkeer en over de portofoon is het ook doodstil. Ik vraag aan Johan of hij<br />

vindt dat hij te veel noodhulp draait. Johan: “Ja, ik zou graag minder noodhulp draaien. 80%<br />

wijkgerichte diensten en 20% noodhulp zou ideaal zijn. Dan heb ik meer tijd voor mijn wijk. Nu<br />

is het 50/50. Natuurlijk kun je tijdens je noodhulpdienst ook voor de wijk werken, maar het lukt<br />

lang niet altijd. Bovendien kan een noodhulpdienst zorgen voor heel veel werk wat je niet altijd<br />

binnen je dienst kunt afronden. Dat betekent dat je tijdens een ‘normale’ dienst nog zaken van je<br />

vorige noodhulpdienst aan het afronden bent.” Ik vraag aan Johan wat voor taken hij meer zou<br />

doen wanneer hij geen noodhulpdiensten meer zou hoeven te draaien. “Ik zou meer tijd willen<br />

besteden aan het kennen en gekend worden in de wijk. Daarnaast zou ik meer in de wijk willen<br />

‘zijn’, zodat ik meer zichtbaar ben voor mijn wijkbewoners.”<br />

10.30 uur: We zijn terug op het bureau. Johan vult een formulier voor de personeelsadministra-­‐<br />

tie in. Ismael, die net van opleiding komt en pas sinds kort op dit bureau werkt, geeft aan dat hij<br />

niets te doen heeft. Johan kan even zo snel geen administratieve klus voor hem verzinnen.<br />

Ik vraag aan Johan of hij vindt dat zijn collega’s veel werk op zijn bordje schuiven, iets wat je in<br />

de literatuur over buurtagenten nog wel eens leest. Johan: “Ja, ik moet eerlijk zeggen dat mijn<br />

collega’s soms wel eens wat makkelijk zijn. Wanneer iets te moeilijk wordt of ze weten niet wat<br />

ze er mee aan moeten, dan sturen ze mij een mail of ik het wil oplossen. Maar zo werkt het ge-­‐<br />

woon niet. Ik krijg bijvoorbeeld wel eens een mail van collega’s uit de noodhulp die bij een bu-­‐<br />

renruzie zijn geweest. Ze vragen dan of ik nog een keer langs wil gaan om te bemiddelen. Dat<br />

irriteert mij omdat er al een keer politie is geweest en wij geen maatschappelijk werk zijn. Bur-­‐<br />

gers moeten in eerste instantie zelf hun problemen oplossen. Mijn collega’s van de noodhulp<br />

moeten dat ook duidelijk aangeven en niet beloven dat de wijkagent nog wel even langskomt.”<br />

11.15 uur: Johan wordt gebeld door een winkeleigenaresse uit de gemeente (niet uit zijn wijk).<br />

Ze geeft aan dat een groep jongeren de bestickering van haar winkelraam gestolen heeft. De<br />

vrouw is woest. De bovenbuurman heeft volgens haar gezien dat een aantal jongeren zich een<br />

tijd lang ophield bij de winkel en denkt dat deze jongeren afkomstig zijn van een camping aan de<br />

rand van de gemeente. De vrouw wil graag dat Johan naar haar toe komt zodat ze aangifte kan<br />

doen. Bovendien vindt ze dat Johan de jongeren moet opsporen en aanhouden. Johan geeft aan<br />

dat hij niet van plan is om langs te komen en dat de vrouw zelf maar naar het bureau moet ko-­‐<br />

men. De vrouw pikt dit niet en zegt dat haar wijkagent – die nu op vakantie is – wel altijd naar<br />

haar toekomt wanneer ze aangifte wil doen. Johan vraagt het telefoonnummer van de boven-­‐<br />

buurman en belt hem vervolgens op. Al snel wordt duidelijk dat de bovenbuurman geen enkel<br />

belastend bewijs tegen de jongeren heeft. Johan belt vervolgens met de winkeleigenaresse en<br />

vertelt dat ze gewoon naar het bureau moet komen om aangifte te doen, maar dat dit geen haast<br />

heeft. Het is immers compleet onduidelijk wie er achter de diefstal zit. De vrouw is hoorbaar<br />

boos.<br />

12.00 uur: Johan, Ismael en ik eten een broodje in de kantine.<br />

13.00 uur: We stappen met elkaar weer in de auto om te surveilleren. We rijden richting de be-­‐<br />

jaarde vrouw die met de babbeltruc bestolen is van haar sieraden. Wanneer Johan wil aanbellen,<br />

50


ziet hij dat hij het verkeerde huisnummer op het proces-­‐verbaal heeft gezet. Johan belt daarom<br />

niet aan en besluit dat hij dat op bureau moet corrigeren.<br />

Tijdens het surveilleren vraag ik aan Johan wat volgens hem centraal zou moeten staan in de<br />

training van buurtbrigadiers. Johan: “Hoofdagenten die buurtbrigadier willen worden moeten<br />

leren dat kennen en gekend worden ontzettend belangrijk is. Daarnaast moeten ze leren dat ze<br />

niet iedere keer de aap op hun schouder nemen. Daarmee bedoel ik dat ze weten wat hun taak is<br />

en wat hun taak niet is. Ze moeten leren dat ze niet iedere keer zelf problemen gaan oplossen,<br />

maar dat ze andere partijen ook probleemeigenaar maken. Ook heel belangrijk is dat ze alle ke-­‐<br />

tenpartners leren kennen. Maar dit geldt evenzeer voor de burgernetwerken in je wijk, zoals de<br />

hanggroepen, de buurtverenigingen, de horecamedewerkers, de verslaafden, etc. Je moet leren<br />

hoe je jezelf profileert in de wijk.<br />

13.30 uur: We worden opgeroepen voor een burenruzie. Johan laat Ismael het woord doen, zo-­‐<br />

dat hij ervaring kan opdoen bij het bemiddelen bij conflicten. Het betreft een man die zijn auto<br />

dubbel geparkeerd heeft tot irritatie van buurtbewoners. De man heeft zijn auto dubbel gepar-­‐<br />

keerd zodat hij zijn kind – die in de auto zit te spelen – in de gaten kan houden. Na een ‘goed ge-­‐<br />

sprek’ besluit de man zijn auto weg te halen en normaal in een parkeervak te zetten. Johan:<br />

“Wanneer de man nog een keer zijn auto dubbel parkeert, moeten we hem een boete geven. Ik<br />

zal dat straks even in het systeem zetten voor de middagdienst, mochten zij straks weer een<br />

melding krijgen.<br />

14.00 uur: De noodhulpdienst zit erop. Johan merkt op dat hij zich serieus genomen voelt binnen<br />

het bureau. “Als ik iets aangeef, heb ik het gevoel dat er naar mij geluisterd wordt. Veel collega’s<br />

komen naar me toe met vragen en willen weten hoe ik over bepaalde zaken denk. Dat doet me<br />

goed.”<br />

14.30 uur: Overdracht.<br />

15.00 uur: Einde dienst.<br />

51


Observatieverslag Buurtbrigadier Erik<br />

Maandag 20 juni 2011.<br />

Middagdienst.<br />

Deze week loop ik mee met buurtbrigadier Erik. Erik is buurtbrigadier van vier wijken in Eind-­‐<br />

hoven. Twee van de vier wijken zijn typische volksbuurten. De derde wijk is een nette villawijk.<br />

In de vierde wijk ligt een groot park. Volgens Erik kent dit park haar eigen problematiek: “Het is<br />

een homo-­‐ontmoetingsplek, er is overlast van zwervers, daklozen en alcoholisten en er bevinden<br />

zich zedendelinquenten.” In de vier wijken bij elkaar wonen ongeveer 5000 mensen. Erik is er<br />

sinds drie jaar buurtbrigadier en vervulde daarvoor verschillende functies bij de politie, de Ma-­‐<br />

rechaussee en in het bedrijfsleven. Vermeldenswaardig is dat Erik meedoet aan een pilot binnen<br />

het korps waarvoor hij moet twitteren over zijn werk.<br />

11.00 uur. Erik en ik treffen elkaar op het bureau. Erik is net terug van vakantie en heeft daarom<br />

een behoorlijk aantal ongelezen e-­‐mails in zijn inbox. Erik: “Meestal begin ik iedere maandag<br />

met het beantwoorden van mijn e-­‐mails. Ik probeer zoveel mogelijk e-­‐mails te beantwoorden<br />

zodat ik de rest van de week veel op straat kan zijn.” Erik legt uit dat hij momenteel meer werk<br />

heeft omdat een collega buurtbrigadier van hem langdurig ziek is. “Binnen het team hebben we<br />

de afspraak dat iedere wijk een back-­‐up buurtbrigadier heeft. Dus als een buurtbrigadier afwe-­‐<br />

zig is, dan kan een ander het overnemen.” Erik geeft aan dat er echter een situatie is ontstaan die<br />

onhoudbaar is geworden: “Je kunt elkaar best tijdelijk waarnemen, maar wanneer een buurt-­‐<br />

brigadier langdurig ziek wordt kun je niet van mij verwachten dat ik er gewoon even vier wijken<br />

bij doe. Ik ga dit ook binnenkort aangeven bij de leiding.” Erik kijkt in zijn agenda en vertelt dat<br />

hij vanavond naar het wijkplatform van een van zijn wijken moet.<br />

12.00 uur. Erik heeft inmiddels een deel van zijn e-­‐mail weggewerkt. Hij krijgt een telefoontje<br />

binnen van een medewerker van een groot theater in zijn wijk. Enkele invalide bezoekers van<br />

het theater hadden geparkeerd op de invalidenparkeerplaats maar waren vergeten om de tijds-­‐<br />

schijf achter de voorruit te plaatsen en hadden daarom een bekeuring gekregen. De medewerker<br />

van het theater vindt dat nogal overdreven. Erik: “Ja, dat is vervelend. Maar wij controleren die<br />

parkeerplaatsen niet. Dat doen medewerkers van de gemeente.” Erik adviseert de man om met<br />

de gemeente te bellen.<br />

Erik vertelt dat hij met veel plezier twittert. “Ik zie het als een manier om als politie meer toe-­‐<br />

gankelijk te zijn voor mijn wijkbewoners. Het leuke is dat een aantal wijkbewoners mij ook fana-­‐<br />

tiek volgen op twitter. Zo krijg ik laatst nog een bericht van een vrouw uit mijn wijk die aangaf<br />

dat er een auto al heel lang in de straat stond en dat niemand wist van wie de auto was. Ik vraag<br />

dan of ze er een foto van wil maken en check het kenteken in ons systeem. Ik ben toen een keer<br />

langsgegaan en heb toen geconstateerd dat de auto een wrak was. Toen heb ik de auto laten<br />

weghalen.” Erik geeft een ander voorbeeld. “Een buurtbewoonster uit mijn wijk had een bericht<br />

ge-­‐retweet dat een vriendin van haar op zoek was naar haar zus. Haar vriendin had namelijk niet<br />

lang meer te leven en ze wilde nog een keer contact met haar zus hebben. Toen heb ik de be-­‐<br />

woonster van mijn wijk gebeld en gevraagd of ze mij in contact wilde brengen met haar vriendin.<br />

52


Ik heb toen aan die vriendin wat gegevens opgevraagd en ben vervolgens in ons systeem gaan<br />

zoeken. Ik kon al snel haar zus vinden. Ik mag die informatie natuurlijk niet direct aan haar ge-­‐<br />

ven. Daarom heb ik met de politie Rotterdam contact opgenomen en gevraagd of zij contact op<br />

willen nemen met haar zus. Ik heb vervolgens de vrouw gebeld dat ze contact op moest nemen<br />

met de politie Rotterdam. Uiteindelijk heeft er een ontmoeting plaatsgevonden tussen de vrouw<br />

en haar zus. Ik vind het prachtig dat ik door zo iets simpels zo iets belangrijks voor iemand an-­‐<br />

ders kan doen.” Erik merkt wel koudwatervrees bij collega’s en het politiemanagement ten aan-­‐<br />

zien van twitter. “Ik ben heel open naar buiten toe. De politieorganisatie is daar nog niet aan<br />

gewend. De politie is van nature een hele gesloten organisatie. Aan mij is gevraagd om te twitte-­‐<br />

ren over mijn werk, zodat burgers beter begrijpen wat het werk van de politie in de dagelijkse<br />

praktijk inhoud. Maar als ik op een dag bij vijf verschillende incidenten te maken heb gehad met<br />

Polen en ik twitter daarover, dan willen ze liever dat eigenlijk liever niet. Dan word ik nadat ik<br />

zo’n tweet heb verstuurd onmiddellijk gebeld door de communicatieafdeling met de vraag of ik<br />

voortaan wil spreken over ‘inwoners van Eindhoven’ in plaats van Polen.”<br />

Ik vraag Erik in welke netwerken hij zoal participeert. Erik legt uit dat hij regelmatig contact<br />

heeft met vertegenwoordigers van de wijkplatforms, de woningbouwcorporatie, de wijkcoördi-­‐<br />

natoren van de gemeente, zijn contactpersoon van Abused Woman (een organisatie die opvang-­‐<br />

huizen heeft voor vrouwen die mishandeld worden en waar hij namens de politie contactper-­‐<br />

soon van is), het leger des heils en diverse opvang-­‐ en verzorgingshuizen voor bijvoorbeeld ver-­‐<br />

slaafden of verstandelijk gehandicapten. Daarnaast moet Erik af en toe voor overleg naar het<br />

gemeentehuis, maar dit doet hij niet graag. “Ik houd niet zo van overleggen op het gemeentehuis.<br />

Het zijn maar kleine dingen, maar ik voel me daar niet serieus genomen. Ik mag bijvoorbeeld<br />

niet even bij iemand naar binnen lopen, maar moet me eerst helemaal officieel aanmelden. Ook<br />

willen ze dat je afspraken met medewerkers van de gemeente maakt. Maar soms wil je gewoon<br />

even iets regelen en heb je geen zin in die bureaucratische ellende. De overleggen op het ge-­‐<br />

meentehuis zijn bovendien weinig effectief. Er wordt teveel gesproken en te weinig gedaan. Op<br />

enig moment wilde de gemeente zelfs dat ik iedere maand naar het overleg zou komen. Ik heb<br />

dat geweigerd. Het levert voor mijn eigen werk te weinig op.”<br />

Erik legt uit dat hij buurtverenigingen en wijkoverleggen ook als ‘netwerken’ ziet. Hij past zijn<br />

rol in deze netwerken aan naar gelang de behoefte van het netwerk. Erik: “Hoe lager de sociale<br />

klasse en economische status van de wijk, hoe meer behoefte er vaak bestaat aan overleg tussen<br />

bewoners en aanwezigheid van de buurtbrigadier. In mijn villawijk bijvoorbeeld bestaat er niet<br />

eens een wijkplatform. De sociale cohesie is laag en mensen lossen veelal hun eigen problemen<br />

op. En als ze een probleem hebben en ze hebben de politie nodig, dan regelen ze het vaak boven-­‐<br />

langs met de chef van mijn chef of zelfs daarboven.” Dat er soms behoefte bestaat aan de aanwe-­‐<br />

zigheid van Erik in het wijkplatform betekent niet dat Erik er ook altijd naartoe gaat. “In het be-­‐<br />

gin ging ik standaard naar het wijkplatform. Maar daar ben ik al snel mee gestopt. Het ging veel<br />

over onderwerpen waar ik niets mee te maken had, zoals de plaatsing van bloemenbakken, par-­‐<br />

keerplaatsen, zwerfafval etc. Ik heb daarom aangegeven aan de voorzitter van het wijkplatform<br />

dat ik alleen kom als hij me specifiek voor een onderwerp uitnodigt. Dit betekent in de praktijk<br />

dat ik gebeld word of ik langs wil komen en dan kan ik aan de hand van de onderwerpen bepalen<br />

of ik dat doe. Maar vaak als ik gebeld word over een specifiek onderwerp dan kom ik. Momenteel<br />

speelt er bijvoorbeeld de overlast van een braakliggend terrein en een vervallen fabriekshal in<br />

53


een van mijn wijken. Er trekken zwervers en alcoholisten naar toe. Daarnaast liggen er gebruikte<br />

condooms en ik heb er ook naalden zien liggen.” Ik vraag aan Erik wat de meerwaarde is voor de<br />

politie voor het leveren van een bijdrage aan het wijkplatform. “Niet zoveel. Je bent zichtbaar<br />

aanwezig voor de burger en dat wordt enorm gewaardeerd.”<br />

12.30 uur: Erik en zijn collega buurtbrigadiers hebben bericht gekregen dat er in de middag een<br />

grote actie gaat plaatsvinden. Wat er precies gaat gebeuren is onduidelijk, maar Erik en zijn col-­‐<br />

lega’s worden om 13.00 uur verwacht op het hoofdbureau. Daarom stappen we in de auto en<br />

gaan we op weg naar het hoofdbureau. Erik geeft aan dat grote acties (er zouden meer dan hon-­‐<br />

derd agenten zijn opgeroepen) niet vaak voorkomen. “Ik denk 1 keer per 2 a 3 maanden. Maar<br />

het gooit wel roet in het eten. Je moet er namelijk verplicht aan meedoen en het betekent dus<br />

gewoon dat je afspraken in de wijk moet laten schieten.”<br />

13.00 uur: Aangekomen bij het hoofdbureau wachten zo’n 150 agenten op de briefing van de<br />

teamleider van de recherche. De agenten worden in groepjes van acht a tien personen verdeeld<br />

en krijgen allemaal een nummer. Ieder groepje bestaat tenminste uit een inspecteur die de lei-­‐<br />

ding heeft. De teamleider van de recherche geeft aan dat er nog gewacht wordt op een seintje uit<br />

België en dat dan de actie kan beginnen.<br />

15.30 uur: Erik en zijn groepsleden gaan in een politiebusje onderweg richting een woonhuis<br />

waar een inval moet worden gedaan. Ze hebben de opdracht meegekregen om uit te kijken naar<br />

drugs, grondstoffen voor drugs, contact geld en bankpassen. Daarnaast moeten telefoons en<br />

computers in beslag genomen worden. De verdachte is thuis aanwezig en zal moeten worden<br />

aangehouden. In de bus wordt een plannetje opgesteld.<br />

17.00 uur: De verdachte is aangehouden en afgevoerd naar het hoofdbureau. Erik en een aantal<br />

collega’s kammen het huis van de verdachte uit. Op enig moment realiseert Erik zich dat hij de<br />

afspraak van vanavond met het wijkplatform moet afzeggen, omdat de hele bovenverdieping<br />

nog onderzocht moet worden. Erik belt met de voorzitter van het wijkplatform en legt uit dat hij<br />

niet kan komen. Hij geeft aan morgen terug te bellen om een nieuwe afspraak te maken.<br />

22.30 uur: Het uitkammen van de woning neemt enkele uren in beslag. Vervolgens komt de Offi-­‐<br />

cier van Justitie langs om de door ons uitgekozen goederen officieel in beslag te nemen. We<br />

brengen de spullen naar het hoofdbureau en rijden vervolgens terug naar het bureau van Erik.<br />

23.00 uur: Einde dienst.<br />

Woensdag 22 juni 2011.<br />

Middagdienst.<br />

13.30 uur: Erik schrijft een artikel voor de wijkkrant van een van zijn wijken. Het artikel gaat<br />

over inbraken. Erik: “De afgelopen tijd is er veel ingebroken bij studenten. Studenten hebben<br />

bijna allemaal wel een laptop en ze zijn in het weekend vaak niet thuis. Bovendien zit de voor-­‐<br />

deur vaak niet op slot omdat dat van de brandweer niet mag. Studenten zijn dus een makkelijke<br />

prooi voor inbrekers.” Ik vraag aan Erik waarom hij dit soort stukjes schrijft. “In de eerste plaats<br />

doe ik het om mensen natuurlijk adviezen te geven hoe ze de kans op een inbraak kunnen be-­‐<br />

perken. In de tweede plaats, en niet onbelangrijk, sluit ik ieder stuk dat ik schrijf af met mijn<br />

54


naam en e-­‐mail adres. Op die manier ben ik voor mijn wijkbewoners direct bereikbaar.” Daar-­‐<br />

naast schrijft Erik in het artikel over het parkeerbeleid. “In een van mijn wijken is er een par-­‐<br />

keerprobleem. De straten zijn heel smal en er is niet altijd voldoende parkeergelegenheid. Veel<br />

automobilisten uit het centrum parkeren in deze wijk omdat ze er gratis kunnen parkeren. Het<br />

gevolg is dat veel auto’s op plekken worden geparkeerd waar ze niet mogen staan. De wijkbe-­‐<br />

woners hadden daarom gevraagd aan mij of de handhaving beter kon. Ik heb dit vervolgens<br />

weggezet bij de parkeerdienst van de gemeente. Het grappige is dat veel wijkbewoners ook be-­‐<br />

boet worden omdat ze zichzelf niet aan de parkeerregels houden. En dat vinden de wijkbewo-­‐<br />

ners natuurlijk niet leuk. Onlangs kreeg ik daar een e-­‐mail over van een buurtbewoner. Ik leg<br />

dan uit dat ‘als je als wijk gaat vragen om handhaving, je er wel rekening mee moet houden dat<br />

er ook stringenter gehandhaafd wordt.’ In het stukje in de wijkkrant wil ik opschrijven dat ik het<br />

jammer vind dat de wijk niet meedoet met een vergunningensysteem zoals andere wijken in de<br />

buurt dit hebben. Daarnaast wil ik ook melden dat buurtbewoners voor klachten over het par-­‐<br />

keerbeleid of over de handhaving bij de gemeente moeten zijn.”<br />

14.30 uur: Erik en ik trekken de wijken in per auto. Hij laat mij zijn wijken zien. Ik praat met Erik<br />

door over de wijze waarop hij bereikbaar is voor burgers. “Voor burgers ben ik vaak het eerste<br />

aanspreekpunt van de overheid. Dit betekent dat ik soms veel vragen krijg van burgers. Ik vind<br />

dit geen probleem want ik vind dat mensen mij moeten kunnen benaderen. Wel heb ik in een<br />

van mijn wijken afgesproken dat wijkbewoners met problemen eerst naar de voorzitter van het<br />

wijkplatform gaan. Die inventariseert vervolgens de klachten en neemt vervolgens met mij con-­‐<br />

tact op. Soms kan de voorzitter van het wijkplatform dan aangeven dat het probleem al bekend<br />

is en dat er naar een oplossing gezocht wordt.” Erik geeft aan dat hij in sommige gevallen weinig<br />

voor zijn wijkbewoners kan betekenen omdat er niet altijd melding wordt gedaan bij de politie.<br />

“Als mensen overlast ervaren, dan moeten ze dat wel melden bij de politie. Dat wil niet zeggen<br />

dat de politie dan onmiddellijk repressief kan optreden, maar we kunnen de klachten wel door-­‐<br />

geven aan de gemeente en de woningcorporatie zodat zij ook weten dat er problemen spelen. Als<br />

wij geen signalen van burgers krijgen, dan bestaat het probleem voor ons ook niet.”<br />

15.45 uur: Erik wil op visite gaan bij een man die een aantal weken geleden dronken achter het<br />

stuur is aangetroffen. “Zijn dochtertje zat achterin de auto en zag er verwaarloosd uit. De colle-­‐<br />

ga’s van de noodhulp hebben de man aangehouden en hebben zijn dochtertje meegenomen naar<br />

het bureau. Vanaf daar is de vrouw van de man gebeld en heeft zij het dochtertje opgehaald. De<br />

collega’s van de noodhulp hebben vervolgens een zorgmelding gemaakt. Dit betekent dat een<br />

collega van het Jeugd Preventie Programma (JPP), Ronald, een keer langsgaat bij het gezin om<br />

hulp aan te bieden. Ik wil ook even bij dit gezin langsgaan om de man streng toe te spreken.” Ik<br />

vraag aan Erik wat precies het doel is van het afleggen van zo’n huisbezoek. Erik: “Ik wil in de<br />

eerste plaats weten wat voor gezin het is. Ik wil weten wat voor mensen het zijn. Als het gezin<br />

problemen heeft kan ik ze tips geven waar ze hulp kunnen vinden. En ik wil ook dat ze weten dat<br />

we ze in de gaten houden. Ik wil dat de man begrijpt dat hij dit nooit meer mag doen.”<br />

Erik belt aan maar niemand doet open. Erik loopt kijkt door het raam van de woonkamer en<br />

constateert dat er niemand thuis is.<br />

55


16.00 uur: Ik vraag aan Erik hoe hij denkt dat zijn collega’s naar het werk van de buurtbrigadier<br />

kijken. Erik: “Wanneer je over buurtbrigadiers begint, zullen veel collega’s onmiddellijk denken<br />

aan grijze haren en dikke buiken. Dat is toch een beetje het imago wat je hebt binnen het bureau.<br />

Ik vind het begrijpelijk maar ook opvallend dat het zijn van buurtbrigadier niet hoog in aanzien<br />

staat. Begrijpelijk omdat het werk en de effectiviteit van de buurtbrigadiers slecht meetbaar is.<br />

Veel collega’s zullen denken dat ik de hele dag koffie drink bij burgers en met ketenpartners<br />

vergader. Ik vind het opvallend omdat je bij de politie merkt dat je in grote mate afhankelijk bent<br />

van de contacten in de wijk.”<br />

16.15 uur: We rijden door een van de wijken van Erik. Op enig moment ziet Erik een Mercedes<br />

nogal hard voorbij rijden. In de auto zitten ogenschijnlijk vier jongeren op de achterbank. Erik<br />

draait onmiddellijk de auto en rijdt er achter aan. Bij een supermarkt worden de jongeren staan-­‐<br />

de gehouden. Uit de auto stappen 7 scholieren. Een van de scholieren geeft aan dat ze drank wil-­‐<br />

den gaan kopen voor vanavond. Erik vraagt naar het rijbewijs van de bestuurder en vertelt dat<br />

de jongeren een boete krijgen. Een van de jongeren is het hier absoluut niet mee eens en begint<br />

tegen Erik te schreeuwen. Erik geeft aan dat de jongen rustig moet doen en legt uit waarom hij<br />

een bekeuring geeft. De jongeren zijn het er zichtbaar niet mee eens. Erik laat het kenteken con-­‐<br />

troleren bij de meldkamer (“of de verzekeringen in orde zijn en of het voertuig niet als gestolen<br />

geregistreerd staat) en schrijft een bon uit.<br />

16.30 uur. We rijden langs Eindhoven CS en zien vijf noodhulpeenheden staan en een honden-­‐<br />

wagen. “Hier is iets aan de hand”, aldus Erik. We luisteren het C2000 verkeer af maar het wordt<br />

niet duidelijk wat er precies aan de hand is. Even later komen er diverse brandweerauto’s voor-­‐<br />

bij maar die rijden niet naar het station. Ik kijk op p2000 en er blijkt VOS6 GRIP 3 te zijn afge-­‐<br />

kondigd voor een vliegtuigongeval bij Eindhoven Airport. Erik stuurt meteen een tweet de we-­‐<br />

reld in dat er een vliegtuig is neergestort bij Eindhoven Airport. Niet veel later horen we over het<br />

C2000 verkeer dat niemand over de crash mag twitteren omdat ‘de communicatie via de ge-­‐<br />

meente verloopt’. De crash blijkt uiteindelijk een klapband van een vliegtuig te zijn.”<br />

16.45 uur. Erik neemt me mee naar een stuk braakliggend terrein nabij een vervallen fabrieks-­‐<br />

hal. Erik: “Bewoners klagen regelmatig bij mij over dit braakliggend terrein. Zoals je ziet ligt het<br />

terrein midden in een van mijn wijken.” We lopen een stuk over het braakliggend terrein en ik<br />

begrijp meteen waarom buurtbewoners ‘overlast’ ervaren van het terrein. Overal liggen blikjes<br />

bier en ander rotzooi. In de verte zien we een jongen en een meisje met elkaar zoenen en elkaar<br />

betasten. Erik loopt naar ze toe en vraagt of ze een beetje rustig aan willen doen.<br />

17.00 uur. Ik vraag aan Erik aan welke formele overleggen hij allemaal deelneemt. Erik denkt<br />

even na en benoemt een voor een de netwerken waarin hij deelneemt.<br />

“In twee van mijn vier wijken vindt een zogeheten wijkoverleg plaats. Dit overleg vindt gemid-­‐<br />

deld 1 keer per 2 maanden plaats en wordt georganiseerd door burgers uit de wijk. De voorzit-­‐<br />

ter en de secretaris van het wijkoverleg nemen hiertoe het initiatief. Meestal gaat dit overleg<br />

over bloemenbakken, hondenpoep en straatverlichting. Dit zijn allemaal thema’s die voor mij<br />

niet interessant zijn. Daarom heb ik gevraagd of ze mij alleen willen uitnodigen wanneer er iets<br />

voor mij op de agenda staat. Ik kom dan aan het begin van het wijkplatform langs en bespreek<br />

het onderwerp. Het gaat dan bijvoorbeeld over woninginbraken en wat de politie daar aan doet.<br />

56


Over het algemeen komt er voor mij zelf weinig uit zo’n wijkoverleg wat ik in mijn werk kan ge-­‐<br />

bruiken. Ik ben er vooral om te laten zien dat ik burgers serieus neem.”<br />

Erik geeft aan dat hij bij zijn aantreden als buurtbrigadier zelf een wijkoverleg in een van zijn<br />

wijken heeft opgebouwd. “ In een van mijn wijken werd er geen wijkoverleg georganiseerd. Het<br />

gevolg was dat veel burgers mij direct benaderde met veel dezelfde vragen. Bovendien vind ik<br />

het belangrijk dat burgers elkaar ook zelf helpen en dat ze niet afhankelijk worden van de poli-­‐<br />

tie. Natuurlijk, als ze echt problemen hebben kom ik langs, maar voor veel kleine gevallen kun-­‐<br />

nen burgers elkaar ook zelf helpen en adviseren. Ik heb toen gevraagd aan een aantal inwoners<br />

in de wijk of ze een bestuur wilde vormen en het wijkoverleg wilde organiseren. Met financiële<br />

steun van de gemeente is dit uiteindelijk van de grond gekomen. Nu heb ik daar veel baat bij.<br />

Wanneer burgers nu bijvoorbeeld kleine problemen hebben dan kunnen ze dit melden bij het<br />

bestuur van de wijk. Die probeert in eerste instantie zelf het probleem op te lossen. Wanneer dit<br />

niet lukt dan kunnen ze mij inschakelen. Andersom werkt het natuurlijk ook zo. Wanneer ik tips<br />

en adviezen heb voor burgers, vraag ik aan het bestuur of ze mijn boodschap binnen de wijk<br />

willen verspreiden.”<br />

“Naast het wijkoverleg vindt ook in deze twee wijken het wijkplatformoverleg plaats. In het<br />

wijkplatform komen de gemeente, bemoeizorg (een samenwerkingsverband tussen GGZ, wel-­‐<br />

zijnsorganisatie, verslavingszorg, GGD en politie), de buurtbrigadier en het bestuur van het<br />

wijkoverleg (burgers) bijeen om te spreken over de leefbaarheid van de wijk en de problemen<br />

die er spelen. Dit overleg vindt ook een keer in de twee maanden plaats en wordt geïnitieerd<br />

door de gemeente. Ik vind dit overleg nuttiger dan het wijkoverleg, omdat bij het wijkoverleg<br />

veel mensen komen met klachten waarmee ik niets kan. Dan zegt een burger bijvoorbeeld dat hij<br />

gehoord heeft dat iemand mishandeld wordt. Ik vraag dan door hoe die man dat weet en dan<br />

krijg je een antwoord als ‘maar dat weet toch iedereen.’ Ik kan daar niet zoveel mee.” Ik vraag<br />

wat de meerwaarde van de samenwerking is tussen de verschillende partijen die bij zo’n wijk-­‐<br />

platform bij elkaar komen. Erik: “Ik krijg veel vragen van burgers die niet voor de politie zijn. Je<br />

kunt dat de burger niet kwalijk nemen. Burgers weten vaak niet dat verkeersproblemen bij de<br />

gemeente horen. Veel overlast hoort eerder bij de woningcorporatie thuis dan bij de politie. Het<br />

voordeel dat je met elkaar zo’n wijkplatform doet is dat je burgers dus direct kunt doorverwij-­‐<br />

zen naar de juiste partij. Je hoeft dus niet de burger van het kastje naar de muur te sturen. Je<br />

verwijst de burger gewoon direct door. Neem straatverlichting. Ik had laatst weer een burger die<br />

bij mij kwam klagen over de straatverlichting. Ik kon die burger toen direct doorverwijzen naar<br />

de gemeente. Burger blij, ik blij.”<br />

“Een ander overleg waarin ik participeer is het zorgteam van een middelbare school. Daarin zit-­‐<br />

ten leraren, de directie van de middelbare school, de GGD en ik. Dit overleg gaat over de pro-­‐<br />

bleemkinderen van de middelbare school. Dit overleg vindt een keer per kwartaal plaats en<br />

wordt geïnitieerd door school. Mijn rol is dat ik soms met probleemkinderen in gesprek ga. Er<br />

was bijvoorbeeld onlangs een leerling op school die heel agressief was tegenover medeleer-­‐<br />

lingen en docenten. Maar het was verder wel een slimme jongen en hij presteerde goed. De<br />

school heeft toen gevraagd of ik een keer langs wilde gaan bij de jongen om polshoogte te ne-­‐<br />

men. De school kreeg namelijk helemaal geen contact met de ouders van de jongen. En wanneer<br />

zo’n leerling probleemgedrag veroorzaakt, dan zit er vaak wat meer achter. Ik zag bijvoorbeeld<br />

57


in het systeem staan dat z’n broer in de gevangenis zat. Dat wist natuurlijk helemaal niemand,<br />

want dat ga je als leerling ook niet even tegen iedereen zeggen. En de ouders van de jongen wa-­‐<br />

ren gescheiden en de vader werkte in een smartshop. Mijn rol is dat ik met zo’n jongen in ge-­‐<br />

sprek ga en hem op z’n intelligentie wijs. Ik prijs hem feitelijk helemaal de hemel in. Voor zover<br />

ik weet houd de jongen zich nu rustig op school. Een mooi resultaat, terwijl het voor mij maar<br />

een kleine moeite is.” Erik is kritisch over de buurtbrigadiers die iedere week op school spreek-­‐<br />

uur houden: “Ik heb dat een keer geprobeerd, maar dat levert niets op. Er was niet of nauwelijks<br />

aanloop.”<br />

Erik vindt ook dat Twitter ook een soort van netwerk is. “Twitter is een virtueel netwerk. Ik<br />

weet het niet precies, maar ik heb al tientallen afspraken gemaakt met wijkbewoners via twitter.<br />

Voor wijkbewoners is het een hele laagdrempelige manier om met mij in contact te komen. Ik<br />

vraag altijd of twitteraars een foto willen meesturen van het probleem, zodat ik kan inschatten<br />

hoe groot het probleem is.”<br />

“Een ander overleg waar ik aan deelneem is het Jeugd Preventie Project overleg. Dit overleg<br />

wordt geïnitieerd door de gemeente en is vooral gericht op het voorkomen van crimineel gedrag<br />

door jongeren. Bij dit overleg zitten mensen van jeugdzorg, welzijnsorganisaties en natuurlijk de<br />

gemeente. Zij willen ook erg graag dat ik aanwezig ben bij de overleggen. Ik vind het prima om<br />

bij een vergadering aanwezig te zijn, maar niet te vaak. Ik vind eens in de vier maanden vergade-­‐<br />

ren genoeg. Op enig moment wilde de gemeente iedere maand gaan vergaderen. Ik ga dat dus<br />

gewoon niet doen. Het voegt namelijk niets toe omdat je vaak over dezelfde personen praat en er<br />

niet of nauwelijks vorderingen gemaakt zijn. Wat heb ik daar aan? Naar mijn gevoel, maar ik kan<br />

dat niet hard maken met cijfers, is het JPP overleg wel effectief. Onlangs heb ik voor het JPP de<br />

ouders van een aantal ontdekkingsreizigers (jongeren die gedrag vertonen dat op de grens tus-­‐<br />

sen baldadigheid en vernieling ligt) weten te overtuigen om hun kinderen aan een opvoedings-­‐<br />

project te laten deelnemen. Deelname is namelijk op vrijwillige basis. Uiteindelijk is het gelukt<br />

om 6 jongens van rond de 12 jaar te laten deelnemen aan het opvoedingsproject. En de jongens<br />

waren allemaal hartstikke enthousiast. Het is nu nog te vroeg om te kunnen bepalen of het<br />

daadwerkelijk effect heeft gehad, maar het lijkt positief uit te pakken bij de jongeren. Ik denk dat<br />

het ook zeker heeft bijdragen dat ik de ouders heb benaderd, en niet bijvoorbeeld de gemeente,<br />

omdat ik de meeste ouders ken en ik in de regel een goede band met ze heb.”<br />

Erik heeft daarnaast ook af en toe overleg met twee woningcorporaties. “Dit noemen we ook wel<br />

het ‘bijzondere klanten’ overleg. Dit overleg gaat dus over huurders die bijvoorbeeld verslaafd<br />

zijn geweest. Of in de gevangenis gezeten hebben. Dit overleg vindt ongeveer 2 keer per jaar<br />

plaats. In principe is het voor mij niet altijd even relevant, al vind ik het wel belangrijk dat ik<br />

inzicht heb in de achtergrond van deze mensen zodat ik weet hoe ik ze moet benaderen.”<br />

Erik legt uit dat hij naast het ‘bijzondere klanten’ overleg ook regelmatig met de woningcorpora-­‐<br />

tie meegaat naar ‘kritieke gesprekken’: “Op verzoek van de woningcorporatie ga ik mee naar<br />

‘kritieke gesprekken’. Dit zijn gesprekken met huurders van de woningcorporatie die veel over-­‐<br />

last veroorzaken en die een laatste waarschuwing krijgen. In principe hoeven we natuurlijk niet<br />

mee te gaan, want het is in eerste instantie een probleem van de woningbouwcorporatie. Maar<br />

voor de wijk is net natuurlijk fijn als de problemen stoppen. En als politie hebben wij er natuur-­‐<br />

58


lijk ook belang bij dat de overlast stopt, want dan krijgen we minder meldingen.” Ik vraag wat de<br />

rol van de buurtbrigadier bij zo’n kritiek gesprek is. “Ik ga mee om duidelijk te maken dat het<br />

serieus is. Je merkt dat het indruk maakt wanneer de politie bij zo’n gesprek aanwezig is. Je ziet<br />

bij een aantal huurders dat ze dan toch inbinden. Andere huurders trekken zich nergens wat van<br />

aan en worden uiteindelijk toch uitgezet. Maar misschien belangrijker is dat de mensen van de<br />

woningcorporatie het fijn vinden als ik mee ga op kritiek gesprek. Ze moeten immers een lastige<br />

boodschap verkondigen bij mensen die vaak best heftig kunnen reageren. Dan is het natuurlijk<br />

fijn dat ik mee ga om back-­‐up te geven.”<br />

Erik geeft aan dat geven en nemen belangrijk is voor de relatie. “Een woningcorporatie uit mijn<br />

wijk heeft het voor mij volledig verpest. In een straat waren een aantal problemen die door de<br />

woningcorporatie makkelijk opgelost hadden kunnen worden. Uiteindelijk hebben ze dat niet<br />

gedaan. Ze waren zelfs te beroerd om het hang en sluitwerk te vervangen bij enkele huizen in de<br />

straat, terwijl dit echt aan vervanging toewas. Ik ben dan snel klaar met zo’n woningcorporatie.<br />

Ik heb daarom ook aangegeven dat ik niets meer voor ze doe. Als zij geld belangrijker vinden dan<br />

hun huurders, dan vind ik dat prima. Maar dan moeten ze niet meer bij mij aankloppen. Ik ga<br />

met mensen van deze woningcorporatie dus ook niet mee naar ‘kritieke gesprekken’.”<br />

17.30 uur. We hebben een rondje om het vervallen terrein gelopen. Erik vertelt dat het bij hem<br />

minstens anderhalf jaar duurde voordat hij wist hoe in zijn wijken de hazen lopen. “Het duurde<br />

mij een jaar tot anderhalf jaar om de mensen een beetje te leren kennen. In het eerste jaar ben je<br />

enkel en alleen aan het investeren. Pas na een jaar, anderhalf jaar, begin je de vruchten van de<br />

investering te plukken. Mensen vertrouwen je en geven je informatie. Mensen worden heel<br />

openhartig. Ze vertellen je zelfs dat de bovenbuurvrouw vreemde geluiden maakt tijdens de<br />

seks.”<br />

18.00 uur. Inmiddels zijn we terug op het bureau voor het avondeten. Met een aantal andere<br />

buurtbrigadiers spreek ik over hun werk en de problemen waar ze tegenaan lopen. “Niet de ke-­‐<br />

tenpartners of burgers zijn een probleem, maar onze eigen organisatie. Wij zijn vaak niet in staat<br />

om te doen wat we beloven. Burgers zijn echt niet gek. Dat denken we wel eens, maar dat is ge-­‐<br />

woon niet zo. Laatst ontving ik signalen van burgers dat er op een plek gedeald zou worden. Ik<br />

ben zelf een aantal keer gaan kijken en het leek er inderdaad verdacht veel op. Ik heb dit vervol-­‐<br />

gens ook aangebracht binnen de organisatie maar men vindt het gewoon niet belangrijk. Mijn<br />

IGP opdracht is afgewezen. Of er is geen capaciteit of andere zaken zijn belangrijker. Wat moet ik<br />

dan terugzeggen tegen de burgers die mij iedere keer van informatie voorzien? In het begin nam<br />

ik het nog voor de organisatie op. Nu doe ik dat niet meer. Ik vertel gewoon zoals het is.” Een<br />

andere buurtbrigadier vult aan: “Binnen de politie, zowel bij de leiding als de werkvloer, wordt<br />

vaak gedacht dat wij burgers zoet houden. Dat wij enkel en alleen koffie bij burgers drinken en<br />

hun verhalen aanhoren.” Een andere buurtbrigadier geeft aan dat sommige problemen soms<br />

overgeorganiseerd worden. “Neem een drugspandje. Buiten de grote stad kun je gemakkelijk een<br />

of twee collega’s regelen via de operationele chef om een inval te doen. In de grote stad moet er<br />

eerst goedkeuring komen van de stuurgroep en daarna moet zo’n actie nog worden ingepland. Je<br />

bent soms weken verder.” Een buurtbrigadier concludeert: “Als buurtbrigadier heb je veel vrij-­‐<br />

heid om zaken op te pakken, maar je krijgt weinig tot soms geen enkele steun vanuit de organi-­‐<br />

satie voor de dingen die je doet.” Erik noemt een voorbeeld. “Ik heb een groot park in een van<br />

59


mijn wijken. Er hangen veel alcoholisten en drugsgebruikers in het park. Ook loopt er veel jeugd<br />

rond. Sinds kort is het verboden om in het park alcohol te nuttigen. Daarom verplaatsen de alco-­‐<br />

holisten zich nu steeds vaker naar de randen van de parken. Aan de rand van het park staan dure<br />

woningen en de bewoners ervan zijn niet blij met de geluidsoverlast die is ontstaan door de al-­‐<br />

coholisten en zwervers. Daarnaast vinden veel bewoners het niet fijn dat de alcoholisten en<br />

zwervers nu bijna voor hun deur aan het drinken zijn. Dat voelt niet echt veilig, zeker niet wan-­‐<br />

neer je ook kinderen hebt. Ik heb afspraken gemaakt met de alcoholisten dat ze alleen in een<br />

bepaald stuk van het park mogen zitten waar ze anderen zo min mogelijk tot last zijn. Bovendien<br />

hebben wij vanaf de openbare weg goed uitzicht op deze plek. Ik weet namelijk dat veel van mijn<br />

collega’s, hoe jammer ook, niet uit de auto komen om door het park te lopen. Vanwege het grote<br />

aantal klachten heb ik een projectvoorstel geschreven. Het projectvoorstel is zo gedetailleerd dat<br />

het zo aan een surveillance-­‐eenheid gegeven had kunnen worden. Ik had zelfs foto’s en platte-­‐<br />

grondjes ingevoegd. Maar dit projectvoorstel wordt dan afgewezen. En ik heb niet eens een te-­‐<br />

rugkoppeling gekregen waarom het is afgewezen. Nu is er een wijkaandachtspunt (WAP) van<br />

gemaakt. In de toekomst ga ik dus ook geen projectvoorstellen meer schrijven. Ik leg eerst mon-­‐<br />

deling uit wat mijn projectidee is en als mijn netwerker het een goed idee vindt, dan schrijf ik het<br />

verder uit.”<br />

Erik legt uit wat een WAP is: “Een WAP is een oproep tijdens de briefing aan de collega’s van de<br />

basispolitiezorg om aandacht te geven aan een bepaald gebied, personen of een probleem in een<br />

wijk. Het probleem bij een WAP is dat je vaak geen terugkoppeling krijgt van collega’s wat ze<br />

hebben waargenomen. Dit is namelijk niet verplicht bij een WAP, in tegenstelling tot een project.<br />

Ik vraag soms wel eens aan collega’s of ze wat hebben waargenomen, bijvoorbeeld of de alcoho-­‐<br />

listen op het bankje zaten. Dan krijg ik als antwoord terug dat ze niets hebben gezien en het<br />

daarom ook niet hebben doorgegeven. Maar zo’n antwoord is voor mij wel ontzettend belang-­‐<br />

rijk. Als burgers klagen over overlast en ik weet dat wij na tien keer surveilleren niets hebben<br />

waargenomen, dan kan ik aangeven dat wij niets hebben waargenomen en weet ik dat het pro-­‐<br />

bleem misschien toch niet zo groot is. Veel collega’s vinden het niet leuk om met de fiets of de<br />

scooter door het park te rijden. En dat is echt noodzakelijk om in het park op te kunnen treden.<br />

Vanuit de auto maak je geen contact en kun je niet handhaven; het is onpersoonlijk en ineffec-­‐<br />

tief.”<br />

19.45 uur: Door de onverwachte actie van afgelopen maandag, kon Erik niet deelnemen aan het<br />

wijkoverleg. Erik heeft daarom een afspraak gemaakt met de voorzitter van het wijkoverleg om<br />

te spreken over enkele lopende zaken. Erik, de voorzitter van het wijkoverleg, een andere<br />

buurtbewoner en ik zitten aan de huiskamertafel. De voorzitter van het wijkoverleg geeft aan<br />

dat de buurt veel last ondervindt van het braakliggend terrein en de fabriekshal. Sommige be-­‐<br />

woners hebben waargenomen dat er zich ‘ongure’ types, zoals daklozen en zwervers, rond het<br />

terrein begeven. Andere bewoners vrezen dat de fabriek in brand zal worden gestoken. Erik<br />

geeft aan dat het terrein eigendom is van een woningcorporatie. Hij heeft zelf al een aantal keren<br />

aangegeven bij de woningcorporatie dat er iets aan gedaan moet worden. Erik denkt dat het<br />

meer zin heeft om te klagen bij de gemeente. De voorzitter van het wijkoverleg: “Ik heb al meer-­‐<br />

dere keren de gemeente erover aangesproken. Maar steeds is de persoon er niet. Wat zijn ze<br />

vaak op vakantie bij de gemeente! Ze bellen ook niet terug!” Erik: “Ik zal wel contact met de ge-­‐<br />

meente opnemen. Ik vind namelijk dat er nu echt eens wat veranderd moet worden met betrek-­‐<br />

60


king tot dit terrein. Misschien helpt het als ik bel in plaats van jullie. Zullen we afspreken dat ik<br />

morgen even bel en dat ik dat vervolgens terugkoppel aan jullie? Dan kunnen jullie het daarna<br />

verder overnemen?” De voorzitter van het wijkoverleg en de wijkbewoner gaan dankbaar ak-­‐<br />

koord. Daarnaast geeft Erik aan dat hij regelmatig surveilleert rond het terrein, maar dat hij zal<br />

proberen om nog vaker langs te rijden, vooral ‘s avonds.<br />

20.30 uur: Erik en ik rijden door zijn wijken. Erik: “Bij het surveilleren let ik vooral op de jeugd.<br />

Ik wil weten wat ze doen. Daarnaast let ik op foutparkeerders. Zoals ik al eerder zei hebben veel<br />

buurtbewoners bij mij geklaagd over het aantal foutparkeerders in de wijk. Ze hebben mij ge-­‐<br />

vraagd om te handhaven. Dat doe ik dan dus ook.” Na tien minuten rijden zien we een auto die<br />

buiten de vakken staat geparkeerd. Erik vraagt aan de meldkamer wie de eigenaar van de auto<br />

is. De eigenaar blijkt een buurtbewoonster van de straat te zijn. Erik stapt de auto uit en schrijft<br />

een bekeuring uit. Vervolgens rijden we iets door naar het huis van de eigenaar van de auto. Erik<br />

belt aan. Een vrouw stormt naar buiten. Erik wijst naar de auto en vraagt of de vrouw de eige-­‐<br />

naar van de auto is. De vrouw begint onmiddellijk uit te leggen dat ze na het boodschappen doen<br />

vergeten was om de auto weg te halen. De vrouw vindt het onterecht dat ze bekeurd wordt ter-­‐<br />

wijl er volgens haar heel veel bewoners fout parkeren. Bovendien is er te weinig parkeerruimte<br />

volgens haar in de wijk. Erik raakt zichtbaar geïrriteerd. Hij geeft aan dat buurtbewoners zelf<br />

wilden dat er meer gehandhaafd zou worden. “Ik kan geen onderscheid maken tussen buurtbe-­‐<br />

woners en niet buurtbewoners. Ik vind het prima om strenger te handhaven, maar dat heeft dan<br />

ook gevolgen voor u als wijkbewoner.” Erik geeft aan dat de vrouw voor deze keer de boete mag<br />

verscheuren, maar dat ze voortaan wel de auto meteen moet weghalen.”<br />

Erik ziet een buurtbewoner van een van zijn wijken door de straat lopen. Hij gaat naast ‘m rijden<br />

en opent het raam van de auto. “He Maikel” zegt Erik. Maikel is zichtbaar blij om Erik te zien en<br />

geeft Erik een hand. Erik vraagt hoe het met Maikel gaat. Maikel antwoordt dat het goed met ‘m<br />

gaat en dat hij blij is met zijn nieuwe leven. Erik vraagt of Maikel Ado kent. “Ik zie Ado de laatste<br />

tijd weer door de wijken lopen. Hij zat het afgelopen jaar in zijn thuisland Roemenië maar is nu<br />

weer teruggekomen. Ik heb alleen geen zicht op hem. Hij praat moeilijk Engels. Sinds hij er weer<br />

is neemt het aantal diefstallen toe. Weet jij wat hij zoal doet? En weet jij waar hij slaapt?” Maikel<br />

zegt dat hij gehoord heeft dat Ado op een industrieterrein slaapt aan de rand van de stad. Maikel<br />

weet niet wat Ado precies doet en hoe hij aan z’n eten komt. Erik bedankt Maikel en we rijden<br />

door richting het bureau. Onderweg vertelt Erik dat Maikel vroeger een drugsverslaafde was.<br />

“Hij was ook een crimineel. Maar nu heeft hij zijn leven weer een beetje op orde. Hij is van de<br />

harddrugs af. Hij weet veel over de wijk. Hij is een belangrijke informant.”<br />

21.00 uur: Erik handelt wat e-­‐mails af.<br />

21.30 uur: Einde dienst.<br />

Zaterdag 25 juni 2011.<br />

Noodhulpdienst.<br />

13.30 uur: Erik heeft vandaag een noodhulpdienst. Erik stond erop dat ik een keer met hem mee<br />

ging om een noodhulpdienst te draaien, zodat ik kon ervaren hoeveel werklast er uit een nood-­‐<br />

hulpdienst voortkomt. Volgens Erik komt hier vaak veel werk uit voort waardoor klussen voor<br />

61


de wijk blijven liggen. “Je kunt tijdens een noodhulpdienst, zeker in het weekend, geen klussen<br />

voor je wijk doen. Soms lukt het om door de wijk te surveilleren, maar vaak kom je daar niet aan<br />

toe. Je crost heel de stad door en bent overal ‘brandjes’ aan het blussen.”. De afdeling waarop<br />

Erik werkt verzorgt de noodhulp voor twee gebieden. Erik kijkt op het rooster en ziet dat hij is<br />

ingedeeld voor het gebied dat buiten zijn wijken ligt. Hij vraagt daarom aan de andere dienst of<br />

ze willen ruilen. Dit vinden zijn andere collega’s geen probleem. Erik: “Als ik dan toch brandjes<br />

ga blussen vandaag, dan liever in mijn eigen wijken dan in een voor mij meer onbekend gebied.”<br />

13.30 uur: Erik vraagt of ik het schietvest wil passen. “Mochten we een melding krijgen waarbij<br />

mogelijk een vuurwapen betrokken is, dan moet je deze aantrekken”.<br />

13.45 uur: De eerste melding komt binnen. Het betreft een aanrijding met blikschade waarbij er<br />

ruzie is ontstaan over de schuldvraag. Wanneer we ter plaatse komen, hebben de twee automo-­‐<br />

bilisten inmiddels overeenstemming bereikt over de schuldvraag.<br />

14.15 uur: We rijden door naar het station. Een man is door twee bijzondere opsporingsambte-­‐<br />

naren beboet omdat hij zwart gereden heeft. De man heeft echter geen identiteitspapieren bij<br />

zich en hij heeft ook geen geld op zak. Hij spreekt bovendien slecht Engels. Na een lang gesprek<br />

tussen Erik en de man wordt besloten om de man mee te nemen naar de vreemdelingendienst<br />

om daar de identiteit van de man vast te stellen. Nadat de identiteit van de man vastgesteld is,<br />

innen de bijzondere opsporingsambtenaren de boete bij de man.<br />

15.30 uur: Nadat de man de boete heeft betaald, krijgen we een melding over een man die met<br />

een sleutel probeert om diverse auto’s open te maken. We gaan ter plaatse maar treffen niemand<br />

aan. Even later zien we een man lopen die voldoet aan het signalement. Erik: “Hé dat is Ado!”<br />

Erik stapt uit en houdt Ado staande. Ado heeft een sleutel van een mini cooper in zijn handen en<br />

geeft aan dat hij deze gevonden heeft op straat. Erik vraagt waarom Ado de sleutel niet naar het<br />

politiebureau gebracht heeft. Ado geeft een ontwijkend antwoord. Erik: “Ado, sinds jij weer te-­‐<br />

rug bent gebeuren er weer allerlei vreemde dingen in mijn wijken. Ik hoor jou naam overal val-­‐<br />

len. Je moet nu echt gaan oppassen anders krijg je hele grote problemen met mij. Begrijp je dat?”<br />

Ado knikt. Erik neemt de sleutel mee en zegt Ado gedag. Even later twittert Erik dat hij een sleu-­‐<br />

tel gevonden heeft.<br />

16.00 uur: We rijden terug richting het bureau. Onderweg krijgen we een melding dat een auto<br />

met Polen tegen een flitspaal gereden is. Aangekomen blijkt het om een ‘groene zone’ bord te<br />

gaan. Een meisje komt zenuwachtig naar ons toe en verklaart dat ze uit de bocht gevlogen zijn.<br />

62


Erik neemt een blaastest af. Ze heeft geen alcohol in haar bloed. We wachten een half uur op de<br />

takelwagen die de auto komt wegtakelen.<br />

17.30 uur: Nadat de auto van de Polen weggetakeld is, rijden we terug door een van de wijken<br />

van Erik. Dan krijgen we een melding van een verkeersongeval waarbij de bestuurders van het<br />

voertuig ontvlucht zou zijn. We gaan erheen. Erik loopt naar de noodhulpeenheid die al ter<br />

plaatse is. Afgesproken wordt dat wij in de omgeving gaan zoeken naar de gevluchte bestuurder.<br />

Na drie kwartier keren we zonder resultaat terug naar het plaats van het ongeval. Ondertussen<br />

wordt dankzij getuigen duidelijk dat de gevluchte bestuurder door rood gereden is. De bijrijder,<br />

de vriendin van de gevluchte bestuurder, wil niet zeggen wat er gebeurd is. Ze weet ook niet<br />

waar haar vriend gebleven is. Uiteindelijk wordt duidelijk dat de bestuurder een gezochte crimi-­‐<br />

neel uit België is.<br />

19.30 uur: Avondeten op het bureau.<br />

20.30 uur: We krijgen een melding van een gewelddadige fietsenroof. Volgens de meldkamer zou<br />

het twee Poolse mannen betreffen die onder invloed van alcohol iemand van de fiets geduwd<br />

zouden hebben. Er zou ook gevochten zijn. Vervolgens zouden ze er met de fiets vandoor gegaan<br />

zijn. We gaan met spoed ter plaatse. Daar wijzen burgers ons de weg naar de plek waar de fiet-­‐<br />

senrovers zich zouden hebben begeven. Op enig moment zien we door een steegje twee mannen<br />

wegfietsen. Erik springt de auto uit en rent achter de mannen aan. Zijn collega rent er achter aan.<br />

Erik kan nog net een van de mannen van de fiets afduwen. De man valt zo hard op de grond neer<br />

dat hij even buiten westen raakt. De andere man schrikt hier zo van dat hij bij het einde van de<br />

steeg blijft staan. Erik en zijn collega arresteren deze man. Vervolgens loopt Erik terug naar de<br />

man die bewusteloos op de grond ligt. Na enkele minuten komt de man bij kennis. Erik probeert<br />

de man aan te houden maar de man verzet zich stevig. Erik dreigt met pepperspray maar ge-­‐<br />

bruikt het uiteindelijk niet. Hij weet de man naar de grond te krijgen en gaat met zijn knieën op<br />

63


de nek van de vermoedelijke dader zitten. De man weet toch nog bijna los te komen. Erik roept<br />

over de portofoon dat de andere eenheden “wel door mogen komen.” Enkele tientallen seconden<br />

later staan vier andere eenheden een hondenwagen paraat. De twee mannen worden afgevoerd.<br />

Erik en zijn collega starten een kort buurtonderzoek om te achterhalen wat er precies gebeurd<br />

is. Daarna rijden we naar het bureau waar we de aangifte opnemen van de moeder, die voor haar<br />

zwakzinnige zoon aangifte doet. Erik en zijn collega maken vervolgens een feitenrelaas op. Het<br />

bureauwerk kost uiteindelijk 2,5 uur.<br />

01.00 uur: Einde dienst.<br />

Maandag 27 juni 2011.<br />

Middagdienst.<br />

13.45 uur: Erik heeft vandaag een aantal huisbezoeken op het programma staan. “Ik doe de na-­‐<br />

zorg bij mensen waarbij ingebroken is. Ik vraag of mensen nog vragen hebben en of ze tevreden<br />

zijn over de hulp van de politie.” Omdat het lekker weer is, stelt Erik voor om vandaag per scoo-­‐<br />

ter te reizen.<br />

14.00 uur: Op de scooter rijden we door de parken die in de wijken van Erik liggen. Onderweg<br />

stopt Erik af en toe bij scooterrijders om te controleren of hun rijbewijs bij zich hebben. Sommi-­‐<br />

ge jongeren hebben hun rijbewijs niet bij zich. Erik spreekt de jongeren toe dat ze toch echt hun<br />

rijbewijs bij zich moeten hebben. Ook stopt hij bij een man die alleen op een bankje zit. “Goeden-­‐<br />

dag, ik ken u nog niet. Heeft u uw legitimatie bij zich.” Er volgt een praatje tussen Erik en de man.<br />

Vervolgens rijden we langs een groepje zwervers. Erik stapt van z’n scooter en maakt een<br />

praatje met de mannen. De zwervers zeggen trots dat ze geen bier bij zich hebben [dat is verbo-­‐<br />

den in de parken, red.]. Erik geeft een compliment aan de mannen.<br />

Iets later vertelt Erik: “Ik heb al een aantal keer bij de gemeente aangegeven dat er verbodsbor-­‐<br />

den met betrekking tot alcoholconsumptie in de parken geplaatst moeten worden. Ik heb dit<br />

onlangs ook aan mijn netwerker meegegeven. Maar het duurt inmiddels al enkele weken en de<br />

borden zijn nog steeds niet geplaatst. Daarom kan ik nu mensen die alcohol drinken in het park<br />

niet beboeten.” Erik voegt er aan toe dat het alcoholverbod niet bedoeld is voor twee vriendin-­‐<br />

nen die een rosétje in het park drinken. “Het is echt bedoeld voor de alcoholisten en overlastge-­‐<br />

vers.”<br />

15.00 uur: We rijden inmiddels door een straat in een van de wijken van Erik. We stoppen voor<br />

een woonhuis waar twee weken geleden is ingebroken. De bewoner is zichtbaar blij dat de<br />

buurtbrigadier op bezoek komt. De bewoner wil weten of er ook bij andere huizen is ingebroken.<br />

Erik geeft aan dat dit inderdaad het geval is. De bewoner stelt nog een aantal vragen over in-­‐<br />

braakpreventie.<br />

Ik vraag aan Erik wat nu precies de toegevoegde waarde is van de huisbezoeken. Erik: “Mensen<br />

vinden het over het algemeen prettig dat ik nog een keer langskom. Ze hebben vaak vragen over<br />

inbraakpreventie en hebben bovendien het gevoel dat we hun zaak serieus nemen. Helaas kan ik<br />

echter zelden melden dat we de dader van de inbraak gepakt hebben.” Wanneer bewoners bij<br />

een huisbezoek niet thuis zijn, gooit Erik een informatiepakket door de bus. “Bij het informatie-­‐<br />

64


pakket zit een brief waarin ik mensen vraag om contact op te nemen als ze nog vragen hebben.<br />

In de jaren dat ik nu buurtbrigadier ben, is dat een of twee keer gebeurd.”<br />

15.30 uur: We rijden door naar het woonhuis van een oude alleenstaande man. Erik: “Ik kreeg<br />

een telefoontje van buurtbewoners verleden week dat een oude man gevallen was. Hij zou een<br />

flinke klap gemaakt hebben. Ze vroegen of ik langs wilde komen. Mijn dienst zat er echter op en<br />

daarom heb ik zijn buurman – tevens een vriend van de oude man – gebeld of hij een oogje in het<br />

zeil wilde houden. Dit wilde hij gelukkig doen en hij heeft de oude alleenstaande man opgevan-­‐<br />

gen. Ik wil nu even langsgaan om te kijken hoe het met de alleenstaande man gaat. Volgens de<br />

buurtbewoners die mij belde zou de man niet of nauwelijks nog voor zichzelf kunnen zorgen.” Ik<br />

vraag wat Erik de man te bieden heeft. “Mocht de man aan het vereenzamen zijn of vergeetachtig<br />

worden, dan kan ik hem aanbrengen bij bemoeizorg. Dit is een samenwerkingsverband tussen<br />

GGZ E, welzijnsorganisaties, GGD, politie en woningcorporaties. Bemoeizorg kan dan gericht<br />

hulp aan de man aanbieden.” Eenmaal binnen blijkt dat de man slecht is in schoonmaken (de<br />

insecten lopen over de grond) maar nog over een bijzonder scherp geheugen beschikt. De man<br />

herkent Erik en memoreert aan het feit dat hij twee jaar geleden getuige was van een woningin-­‐<br />

braak. Ook Erik weet dit zich nog goed te herinneren. Erik vraagt hoe het met de man gaat. De<br />

man geeft aan dat alles in orde is maar dat hij alleen de laatste tijd wat moeilijk loopt. Erik<br />

spreekt met de man af dat hij beter moet schoonmaken, omdat de kans anders aanwezig is dat<br />

hij naar een verzorgingstehuis moet. De man wil dit absoluut niet en geeft aan beter te zullen<br />

gaan schoonmaken.<br />

16.30 uur: We rijden naar een andere wijk van Erik en stoppen bij een seniorencomplex. “Van de<br />

week kreeg ik een berichtje van collega’s uit de noodhulp dat ze een melding hadden gekregen<br />

van een oude vrouw. De vrouw had de politie gebeld omdat haar teckel gestolen zou zijn. De<br />

noodhulpeenheid is gaan kijken en trof de teckel in de woning van mevrouw aan. Mijn collega’s<br />

denken dat mevrouw wellicht dementerende is en hebben mij gevraagd of ik een keer langs wil-­‐<br />

de gaan.” Wanneer we binnen gelaten worden door de vrouw, loopt haar teckel ons kwispelend<br />

tegemoet. De vrouw geeft aan dat ze afgelopen week een nogal slechte week had omdat haar<br />

medicijnen verkeerd waren gevallen. Ze geeft aan dat het nu weer beter met haar gaat.<br />

17.00 uur: Erik en ik rijden door naar een andere wijk en leggen weer een huisbezoek af. Bij een<br />

Chinese familie is drie weken geleden ingebroken. Erik vraagt of er nog problemen zijn en of ze<br />

nog vragen hebben. De dochter van de familie vertaalt het gesprek tussen Erik en haar ouders.<br />

De dochter geeft aan dat haar ouders zich zorgen maken omdat ze over twee weken op vakantie<br />

gaan. Erik legt uit dat haar ouders op het politiebureau een formulier kunnen invullen waarmee<br />

65


ze vragen of de politie tijdens hun vakantie af en toe langs hun huis wil surveilleren. Erik geeft<br />

aan dat hij zelf ook regelmatig door de straat rijdt.<br />

17.30 uur: We rijden weer langs een park in een van de wijken van Erik. Erik ziet dat tientallen<br />

mensen in het park aan het barbecueën zijn. “Dat mag niet volgens de AVP.” Erik spreekt alle<br />

barbecueënde mensen aan dat barbecueën niet is toegestaan in het park. “De volgende keer geef<br />

ik jullie een boete.” De meeste mensen reageren verontwaardigd.<br />

17.45 uur: We rijden terug naar het bureau voor het avondeten. Erik start zijn computer op en<br />

leest zijn e-­‐mail. Hij heeft een mail binnengekregen van een inwoner uit zijn wijk. De e-­‐mail is<br />

gericht aan een adviseur openbare orde en veiligheid van de gemeente. Erik staat in CC. De in-­‐<br />

woner klaagt over “verhoogde activiteit van rondfietsende en brommende mannen” op de paden<br />

in en de weg langs het park. Dit park staat bekend als homo-­‐ontmoetingsplek.<br />

Mail van inwoner aan Erik en adviseur openbare orde:<br />

“Beste Erik. Ik wilde jou een melding doen van verhoogde activiteit van rondfietsende en<br />

brommende mannen op de passen tussen 23 en 24 uur en tussen 17.00-­‐19.00 uur op de<br />

…laan. Ik vind er ook regelmatig plasticzakjes waarin hasj heeft gezeten, enkele diepe<br />

sporen van brommers of motoren. Voordat het erger wordt hoop ik dat jij vooral tussen<br />

17.00-­‐19.00 er gaat surveilleren, nog voordat de zomervakantie aan breekt. Er zijn geen<br />

gekleurde mannen bij maar of zij allemaal Nederlands spreken kan ik niet beoordelen. Ik<br />

hoop dat jij er wel wat aan kan doen. Ik heb je al heel lang niet meer in deze buurt en<br />

omgeving gezien, het gaat toch wel goed met jou?”<br />

E-­‐mail met Antwoord van adviseur openbare orde aan Erik:<br />

“Even snel een eerste reactie. Het is noodzaak dat we snel meer inzicht gaan krijgen in de<br />

feitelijke situatie (omvang, inventarisatie, kenmerken van deze groep, plaats en tijdstip-­‐<br />

pen gedrag). Dit moet gebeuren door mensen die de situatie kunnen ‘lezen’. Ik denk aan<br />

een combinatie van het volgende: een outreachend medewerker van verslavingszorg in<br />

verband met koppeling of uitsluiting betrokkenheid van de doelgroep, stadstoezicht<br />

(team leefbaarheid en surveillance op hottimes), politie (te fiets en surveillance op hot-­‐<br />

times) etc. Eerste gedachte: kapot surveilleren, verstoring, voortdurend legitimatie vra-­‐<br />

gen (UIT DE ANONIMITEIT HALEN).”<br />

Antwoord Erik aan inwoner:<br />

“Hallo. Met mij is alles goed, met jou? Ik ben er nog steeds en ook veel in de wijk, zal toe-­‐<br />

val zijn dat we elkaar hebben misgelopen, vanmiddag zit ik er weer op de scooter in de<br />

parken. Het probleem met de parken is nog steeds hetzelfde: handhaven op een gebied<br />

waar veel drinkers zitten waarbij de gemeente niet snel genoeg anticipeert op gemaakte<br />

besluiten maakt het voor mij lastig om daar te werken. Ik doel daarmee op het alcohol-­‐<br />

verbod waarbij het wachten (nog steeds) is op de gebodsbordjes (actie gemeente). Los<br />

daarvan hebben wij wel tegen onze doelgroep gezegd dat ik niet wil dat ze drinken in<br />

met name een deel van het park en hun daarbij de optie gegeven om alcohol te nuttigen<br />

op de bankjes aan de …laan. Dit verklaart ook de vele blanke mannen, welke bij mij be-­‐<br />

66


kend zijn qua identiteit, die zich daar ophouden. Bijna allemaal zijn ze door mij gecontro-­‐<br />

leerd en hebben enkele nog wat openstaande zaken mogen afhandelen. Ik realiseer me<br />

dat ik een probleem alleen maar verplaats, maar nu zijn ze zichtbaar en verstoren ze de<br />

parken niet met hun aanwezigheid en gebral.<br />

[Tegen de adviseur openbare orde gericht]: Hoe meer zielen in het park hoe beter, dus<br />

laat maar komen al die poppetjes.<br />

Ik heb recent samen met een collega buurtbrigadier een werkplan gemaakt waarbij wij<br />

(politie) de problemen, die wij toen al hadden onderkend, zelf zouden tackelen en be-­‐<br />

heersbaar kunnen maken incluis het handhaven van het alcoholverbod, helaas werd dit<br />

werkplan niet ten uitvoer gebracht (beslissing hogerhand).”<br />

18.15 uur: Avondeten.<br />

19.00 uur: We rijden terug naar een van de wijken van Erik. Er hangt wat jeugd op straat. Het<br />

zijn bekenden van Erik. Wanneer ze Erik op zijn scooter zien rijden, lopen ze naar hem toe. Een<br />

van de jongens, een Marokkaanse jongen van 13 tot 14 jaar, vraagt of hij een stukje op de scooter<br />

van Erik mag rijde. Erik zegt dat de jongen nog te jong is. De jongen dringt aan en Erik moet la-­‐<br />

chen. Een andere jongen wil ook graag op de scooter rijden. Erik: “Maar jij hebt nog helemaal<br />

geen rijbewijs.” De jongen haalt zijn rijbewijs uit z’n zak. Erik moet lachen en laat de jongen op<br />

z’n scooter rijden.<br />

Erik naderhand: “Ik ken al die jongens. Sommige van hen nemen deel aan een opvoedproject. Zag<br />

je die ene jongen die een beetje buiten de groep stond? Hij is een ‘ontdekkingsreiziger’. Ik ver-­‐<br />

denk hem van een aantal kleine vernielingen. Het is moeilijk om met hem contact te krijgen. Ik<br />

vrees dat ik in de toekomst meer met hem te maken ga krijgen.”<br />

19.30 uur: Erik en ik rijden door een straat waarin volgens een burger een auto zonder kenteken<br />

zou staan. Niemand in de straat weet van wie de auto is. Erik kijkt in de auto en constateert al<br />

snel dat de auto een ‘wrak’ is. Hij noteert de gegevens van de auto. “Ik ga zorgen dat deze auto<br />

weggetakeld en vernietigd wordt.”<br />

67


20.00 uur: Erik en ik rijden terug naar het bureau. Erik werkt zijn administratie bij. Een collega<br />

van Erik loopt gefrustreerd de kamer binnen. Ze had net een buurtschouw waarbij veel burgers<br />

klaagden over in haar ogen onnozele zaken. “Dat er een parkeerplaats was verdwenen. En dat<br />

het gevaarlijk was om de straat over te steken omdat er een regenafvoer in de weg was gemaakt.<br />

Nou, ik ga mijn tijd daar niet meer aan verdoen.” Ik vraag aan haar of burgers ook vragen aan<br />

haar hadden gesteld. Ze antwoordt: “Veel vragen die burgers aan mij stellen, zijn niet voor mij<br />

maar voor de gemeente. Bijvoorbeeld onveilige verkeerssituaties, daar gaan wij helemaal niet<br />

over. De gemeente gaat daarover en kan er bovendien wat aan doen. Ik leg dat steeds uit, maar<br />

mensen lijken het moeilijk te begrijpen.” Ik vraag of de gemeente ook meegaat bij een wijk-­‐<br />

schouw. “Ja, tegenwoordig gaan er zelfs twee mensen van de gemeente mee. Vroeger ging er<br />

maar een iemand mee, en die persoon deed vaak niet eens zijn mond open. Dan stond ik daar<br />

tegenover allemaal klagerige burgers. Ik heb toen ook aangegeven bij de gemeente dat ik niet<br />

meer mee zou gaan als zij het niet beter zouden gaan aanpakken.”<br />

21.00 uur: Een collega van de basispolitiezorg loopt de kamer binnen en vertelt dat hij Ado heeft<br />

zien lopen.<br />

21.15 uur: Einde dienst.<br />

Woensdag 29 juni 2011.<br />

Middagdienst.<br />

13.30 uur: Vandaag heeft Erik met de wijkcoördinator en de klantmanager van een woningcor-­‐<br />

poratie afgesproken om een wijkschouw te doen. Erik werkt zijn e-­‐mail bij en beantwoordt en-­‐<br />

kele tweets van zijn volgers.<br />

14.30 uur: Ik ontmoet de wijkcoördinator en de klantenmanager van een woningcorporatie. We<br />

lopen een rondje door de wijk. Erik neemt beide dames mee naar het braakliggend terrein en de<br />

vervallen fabriekshal. Hij laat de dames de rommel zien. Erik geeft aan dat hij weet dat het ter-­‐<br />

rein eigendom is van een andere woningcorporatie, maar hoopt wel dat de gemeente kan helpen<br />

om het terrein zo snel mogelijk leefbaar te maken. De wijkcoördinator maakt aantekeningen.<br />

Erik en de wijkcoördinator klimmen over een schutting om de situatie op het fabrieksterrein te<br />

68


ekijken. De klantenmanager en ik blijven achter. Ik vraag haar hoe ze de samenwerking met de<br />

politie in het algemeen ervaart. “Ik ben zeer tevreden over de samenwerking met Erik. Korte<br />

lijntjes. Vaak hebben we aan een woord genoeg. Als ik begin over een bepaalde probleemfamilie<br />

in de wijk dan weet hij precies waarover het gaat. Vaak heeft hij ook informatie voor mij. Omdat<br />

we in onze regio een convenant ondertekend hebben mag hij met mij informatie delen. Hij weet<br />

dan bijvoorbeeld dat er nog meer mensen geklaagd hebben over een probleemgezin of dat er<br />

onlangs nog politie aan de deur is geweest. Voor ons is dat relevant in het kader van uitzetpro-­‐<br />

cedures.” Ik vraag aan haar of zij ook wel eens specifieke informatie aan Erik geeft. “Ik denk dat<br />

ik meer informatie van Erik krijg dan dat ik teruggeef”, antwoordt ze. “Zo geeft Erik ons informa-­‐<br />

tie, zoals aangiften van buurtbewoners, die we kunnen gebruiken bij een uitzettingsprocedure.<br />

Erik maakt dan ook voor ons ‘sfeerrapportages’. Uiteindelijk heeft dit ook een gezamenlijk doel:<br />

het aanpakken van overlast in de wijk. Ons belang daarbij is dat onze huurders prettig kunnen<br />

wonen.” Ik vraag of ze ook wel eens ‘iets’ voor Erik doet. “Wanneer Erik bijvoorbeeld aangeeft<br />

dat het hang en sluitwerk bij een huis van ons beneden de maat is, dan kan ik kijken of we dat<br />

kunnen verhelpen. Als Erik wat vraagt, dan probeer ik altijd mijn best te doen. Dat weet hij ook.”<br />

Ondertussen zijn de wijkcoördinator en Erik teruggekomen. De wijkcoördinator heeft Erik be-­‐<br />

loofd dat ze intern acties gaat uitzetten. Erik geeft aan dat hij regelmatig surveilleert in het ge-­‐<br />

bied maar dat hij gaat proberen om er wat meer ’s avonds te surveilleren. We lopen richting de<br />

shop alwaar Erik heeft afgesproken met de eigenaar. Ik vraag aan de wijkcoördinator hoe de<br />

politie functioneert in netwerken: “Ik ben erg tevreden over de samenwerking met Erik. Hij<br />

komt zijn afspraken na en dat is prettig. Maar weet je, de politie is eigenlijk niet zozeer het pro-­‐<br />

bleem. Ik heb meer problemen met mijn eigen organisatie – de gemeente – dan met de keten-­‐<br />

partners. Bij ons is alles vastgelegd in beleid en plannen en daardoor is het ingewikkeld om in te<br />

spelen in problemen die soms in wijken opkomen. De wijken van Erik zijn bijvoorbeeld voor ons<br />

geen ‘probleemwijken’. Er is daarom geen extra geld voor deze wijken beschikbaar. Als Erik aan-­‐<br />

geeft dat hij extra verlichting bij het speelveldje wil, dan is dat dus niet mogelijk. Dat is soms wel<br />

eens moeilijk.” Daarnaast geeft de wijkcoördinator aan dat ze niet voor individuele wijkbewo-­‐<br />

ners iets kan betekenen, maar alleen voor het collectief: “Ik ben er voor de hele wijk. Erik is er<br />

meer voor de individuele probleemgevallen.”<br />

We lopen langs een huis waar Erik onlangs bemiddeld heeft bij een burenruzie. Erik: “Een bu-­‐<br />

renruzie veroorzaakt vaak ook overlast in een straat. Ik voel me niet geroepen om alle burenru-­‐<br />

zies op te lossen. Vaak lukt dat ook niet. De ruziemakers willen vooral bij mij hun gelijk halen. Ik<br />

ga daarom maar een keer langs bij ruziemakers om te bemiddelen en daarna moeten ze het zelf<br />

maar zien op te lossen.”<br />

69


We lopen de coffeeshop binnen. De eigenaar komt enthousiast naar ons toe. Erik geeft aan dat ze<br />

er heerlijke koffie hebben. En dat blijkt ook zo te zijn. Wanneer we vertrekken, schiet de coffee-­‐<br />

shopeigenaar Erik nog even aan. Even later komt Erik naar buiten. We nemen afscheid van de<br />

wijkcoördinator en de klantmanager. In de auto legt Erik mij uit waarom hij nog even werd aan-­‐<br />

gesproken door de coffeeshopeigenaar: “De coffeeshopeigenaar bezit een aantal pandjes in<br />

Eindhoven. Hij heeft een nieuw pand gekocht en heeft het helemaal laten opknappen. Echter<br />

krijgt hij van de gemeente geen vergunning. Hij vroeg aan mij of ik wist waarom dat was. Ik heb<br />

toen tegen hem gezegd dat ik contact ga opnemen met de wijkcoördinator om te vragen of zij dat<br />

kan uitzoeken. De coffeeshopeigenaar heeft namelijk echt het beste voor met de wijk. Hij spreekt<br />

zijn klanten aan wanneer ze rotzooi maken in de buurt van de coffeeshop. Daarnaast spreekt hij<br />

klanten aan wanneer ze fout parkeren op de hoek van de straat. Ik krijg zelden klachten over de<br />

coffeeshop. Laatst was de eigenaar zelfs het speeltuintje in de wijk aan het schoonmaken omdat<br />

zijn klanten daar zakjes wiet hadden laten vallen. Hij vind dat echt vervelend en probeert dat te<br />

voorkomen. Hij koopt daarnaast oude huizen op en knapt deze helemaal op. Als hij dan opeens<br />

geen vergunning krijgt om het huis te verhuren is dat natuurlijk wel een beetje zuur. Ik kan hem<br />

natuurlijk niet aan een vergunning helpen, maar ik kan wel vragen of de gemeente in het hoger<br />

beroep nog eens goed naar de zaak wil kijken.”<br />

17.00 uur: We rijden wat door de buurt. Daarna rijden we door naar de Chinees om eten te ha-­‐<br />

len.<br />

18.30 uur: Met Erik spreek ik over de invloed van zijn leidinggevende, de netwerker, op zijn<br />

werk in het algemeen en hoe hij met ketenpartners omgaat. Erik geeft aan dat zijn netwerker al<br />

een aantal weken ziek is. “Ik moet heel eerlijk zeggen dat mijn werkzaamheden er niet door zijn<br />

veranderd. Ik doe precies de dingen die ik anders ook zou doen. Het enige verschil is dat ik nu af<br />

en toe een vergunning moet controleren. Dit deed mijn netwerker altijd.” Ik vraag aan Erik welke<br />

invloed de netwerker heeft op zijn dagelijkse werk. “Om eerlijk te zijn denk ik dat hij niet of<br />

nauwelijks invloed heeft. Af en toe vraag ik aan mijn netwerker of hij een bepaald probleemgezin<br />

wil inbrengen in het Woon Overlast Team. Maar ik vind het moeilijk om duidelijk te maken hoe<br />

groot het probleem van een bepaald gezin is. Veel in de relatie met buurtbewoners zit ‘m in de<br />

non verbale communicatie. Je kunt aan mensen zien of ze in de shit zitten of niet aan hoe ze zich<br />

gedragen. Het is moeilijk om dag uit te leggen aan je netwerker. Maar ik moet eerlijk zeggen dat<br />

ik ook niet veel resultaat van het WOT zie. Het is vooral verslaglegging. Het wordt hoofdzakelijk<br />

gevuld door problemen van de politie maar er wordt weinig concreets opgelost. Een praatclubje<br />

dus. Overigens denk ik niet dat mijn netwerker daar iets aan kan doen. Wat ik al zei, het is soms<br />

moeilijk om op papier een situatie te beschrijven die je hebt meegemaakt. Voor mijn netwerker,<br />

die niet dezelfde beleving bij een zaak heeft als ik, is het dus lastig om op een overtuigende wijze<br />

aandacht te vragen voor een bepaalde zaak.”<br />

Erik geeft aan dat hij tevreden is over de samenwerking met de klantmanager en de wijkcoördi-­‐<br />

nator. “Ik weet dat ze echt hun best doen om dingen binnen hun organisatie voor elkaar te krij-­‐<br />

gen. Bij de klantmanager lukt dat beter dan bij de wijkcoördinator. Gemeenten zijn nu eenmaal<br />

stroperiger. Ik vind de korte lijntjes die ik met hen heb erg prettig.”<br />

70


19.30 uur: Erik en ik gaan langs bij een psychiatrische patiënt. De vrouw is net twee dagen gele-­‐<br />

den ontslagen uit een psychiatrische inrichting en heeft afgelopen week bij het hoofdbureau van<br />

politie aangegeven dat haar voordeur – die destijds door het bezoek van de politie was gefor-­‐<br />

ceerd – nog steeds niet gemaakt was. Haar vraag was daarom of de buurtbrigadier langs wilde<br />

komen.<br />

Erik belt aan. De vrouw laat ons binnen. Erik voelt zich schuldig over wat er is gebeurd. “Ik vind<br />

het erg vervelend hoe het is gegaan. Maar het ging niet goed met je. Snap je dat ik het raam van<br />

de deur kapot gemaakt heb om bij je binnen te komen? Ik en je ex-­‐man maakte ons grote zorgen<br />

om je.” Het kost de vrouw moeite om in te zien dat ze inderdaad opgenomen moest worden,<br />

maar uiteindelijk geeft ze toe dat het beter was. De vrouw geeft aan dat ze het vervelend vindt<br />

dat de deur nog steeds niet gemaakt is. Erik zegt toe dat hij gaat zorgen dat de woningbouwcor-­‐<br />

poratie de deur gaat maken. “Ik neem wel contact op met de woningbouwvereniging. Dat hoef jij<br />

niet te regelen. Zorg dat je je telefoon bij je hebt, want het zou goed kunnen dat de woningbouw-­‐<br />

vereniging jou binnenkort belt om een afspraak te maken zodat ze een nieuwe voordeur kunnen<br />

plaatsen.”<br />

Ik vraag aan Erik waarom hij zich verantwoordelijk voelt voor deze mevrouw. “Ik weet niet of<br />

mijn bezoek aan de vrouw, en daarmee het houden van een vinger aan de pols, politiewerk is.<br />

Maar ik vind het belangrijk. Ook al vind je het geen politiewerk, als politie wordt je toch regelma-­‐<br />

tig bij dit soort zaken betrokken. Ik heb destijds namelijk mailtjes van de bovenburen, onderbu-­‐<br />

ren en andere buurtbewoners gekregen met daarin de vraag om iets aan die vrouw te doen. Ze<br />

maakten zich allemaal zorgen om haar. Ze verwachten dan ook, tenminste zo voel ik dat, dat de<br />

politie er iets aan gaat doen.” Ik vraag aan Erik waarom hij de e-­‐mails niet doorstuurt aan de<br />

GGZ. Erik: “Ja, dat kan ik doen, maar dan heb ik geen garantie dat het probleem wordt opgelost.<br />

En in dit geval merk je ook aan zo’n iemand dat ze het fijn vindt dat ik ga regelen dat haar deur<br />

gemaakt wordt. Ik hoop dat ze nu beter begrijpt dat we echt het beste met haar voor hebben.”<br />

20.30 uur: We surveilleren door de wijken van Erik. Het is rustig op straat. Ik spreek met Erik<br />

over de integratie van de buurtbrigadiers binnen de politie. Erik zegt dat hij gemerkt heeft dat<br />

zijn collega’s nog niet altijd even goed gebruik weten te maken van zijn kennis en expertise.<br />

“Laatst begreep ik bijvoorbeeld dat de recherche onderzoek deed naar een bepaald figuur in<br />

mijn wijk. Maar ze hebben mij helemaal niet om informatie gevraagd. Het bleek dat ze maanden<br />

hadden gerechercheerd naar feiten die ik ze onmiddellijk had kunnen vertellen. Ik begrijp dat<br />

niet zo goed. Het lijkt wat dat betreft wel alsof wij niet echt serieus genomen worden binnen de<br />

politie.”<br />

Ook merkt Erik dat er binnen de basispolitiezorg nog te weinig buurtgericht gewerkt wordt.<br />

“Collega’s in de noodhulp blussen alleen maar brandjes. Ze komen ergens binnen en willen ver-­‐<br />

volgens eigenlijk zo snel mogelijk weer door naar de volgende klus. Als het iets te moeilijk<br />

wordt, sturen ze mij een mail of ik even wil langsgaan. Ik denk alleen dat de politie veel meer<br />

baat zou hebben bij het meer structureel aangaan van contacten met burgers. Je krijgt daardoor<br />

meer vertrouwen van burgers en daarmee meer informatie”.<br />

21.00 uur: Erik werkt zijn administratie bij. Ik praat met een collega uit de noodhulp over gebied<br />

gebonden politiezorg. De agent: “In de noodhulp heb je het vaak druk. Je rijdt van de ene melding<br />

71


naar de andere. Laatst was het op een avond rustig. Er was ingebroken bij een oudere vrouw en<br />

wij gingen er op af. Toen we ter plaatse kwamen konden we niet meer zoveel doen behalve de<br />

aangifte opnemen. Mevrouw maakte zich ergens zorgen over het slot in haar deur. Ze had nog<br />

een cilinder liggen en toen heb ik samen met m’n collega een die nieuwe cilinder in het slot ge-­‐<br />

zet. Je had het gezicht van die mevrouw eens moeten zien. Ze was zo blij!”<br />

21.30 uur: Einde dienst.<br />

72


Observatieverslag Buurtbrigadier Mike<br />

Dinsdag 4 juli 2011.<br />

Dagdienst.<br />

08.00 uur. Mike, buurtbrigadier van Gemert-­‐Laarbeek, ontvangt mij op het politiebureau in Gemert.<br />

Zijn wijk kent circa 6000 bewoners. Ook zijn er enkele cafés en andere horecagelegenheden in zijn<br />

wijk. In een paar cafés kan het ’s avonds erg druk zijn, maar over het algemeen is het uitgaansleven<br />

hier niet heel bruisend. Sinds kort valt ook een recreatiepark in zijn werkgebied. Op dit park staan<br />

ongeveer 250 huisjes die, tegen de regels in, structureel bewoond worden. Veel bewoners van het<br />

park hebben een HKS-­‐registratie, ook wonen er veel Polen op het park (in deze omgeving ook wel<br />

Oostlanders genoemd).<br />

Op het bureau wordt ik door Mike voorgesteld aan zijn collega’s in de gang. Ik leg uit dat ik deze<br />

week Mike op de voet zal volgen. Grappend merken enkele collega’s op dat Mike niet makkelijk te<br />

volgen zal zijn.<br />

08.30 uur. Wij lopen naar boven richting de briefingsruimte. Mike vertelt mij dat elke dag om half<br />

negen hier de briefing is. In de briefing worden door de operationele chef de belangrijkste aan-­‐<br />

dachtspunten voor die dag benoemd. Het gaat vandaag in de briefing vooral om enkele gezochte<br />

personen die mogelijk in Gemert-­‐Laarbeek zijn. Ook worden de laatste weken veel zitmaaiers gesto-­‐<br />

len. De operationele chef vraagt of door iedereen daar extra op gelet kan worden. In de briefing zijn<br />

geen specifieke aandachtspunten waar Mike vandaag mee aan het werk moet.<br />

08.45 uur. We lopen naar beneden, naar de buurtbrigadierkamer: “We kunnen overal gaan zitten,<br />

maar deze plek is vooral bestemd voor de buurtbrigadiers.” Mike vertelt dat zijn afdeling formeel<br />

recht heeft op 10 buurtbrigadiers, maar dat er nu slechts negen werkzaam zijn. Afgelopen weken<br />

heeft hij het tekort wel gemerkt. Het was erg druk. Zo druk zelfs dat hij nog heeft gedacht om mij af<br />

te zeggen: “Het was zo druk dat de stapel werk alleen maar toenam. Ik bedoel, ik heb liever 10 dan 1<br />

ding te doen, maar als je het niet weggewerkt krijgt, wordt het lastig. Ik heb toen tegen de netwerk-­‐<br />

inspecteur gezegd dat even pas op de plaats gemaakt moest worden, zodat ik zaken kon afmaken. Je<br />

probeert natuurlijk wel bepaalde verzoeken weg te plannen, maar uiteindelijk leef je als buurtbriga-­‐<br />

dier vooral gewoon bij de waan van de dag.”<br />

Op de buurbrigadierkamer bekijkt Mike de mutaties in het systeem en scant hij zijn nieuwe mail. Op<br />

verzoek van een collega belt hij vervolgens een bewoner van het recreatiepark terug. Mike vertelt<br />

mij voorafgaande aan zijn telefoontje dat het bestuur van het recreatiepark wilde katten vangt op<br />

het park om deze vervolgens bij het asiel te plaatsen. De man die hem heeft gebeld heeft echter<br />

meerdere huiskatten (stuk of 10) en heeft al diverse keren zijn katten moeten ophalen bij het asiel.<br />

Dit pikt hij niet langer. Pas heeft hij uit frustratie iemand uit het bestuur (soort van) bedreigd. Over<br />

de bedreiging wordt via de telefoon niet expliciet gesproken. Wel vraagt de man zich af of Mike niet<br />

73


aan het bestuur kan vragen het kattenprobleem anders op te pakken, door bijvoorbeeld de katten<br />

een chip te geven. Mike zegt tegen de man dat hij hierover ook met het bestuur in gesprek zal gaan.<br />

09.15 uur. Wij gaan in de auto richting het werkgebied van Mike. Bij de poort van het politiebureau<br />

staan twee stadswachten te roken. Mike vraagt collegiaal hoe het ermee gaat. Er volgt een kort ge-­‐<br />

sprek over de plannen van de gemeente om minder stadswachten beschikbaar te stellen voor Ge-­‐<br />

mert-­‐Laarbeek. Eén van de stadswachten zegt vervolgens al een tijd lang aan Mike te willen vragen<br />

of zij een dienst kunnen meelopen. Ze willen hierdoor meer zicht krijgen op de problemen waar hij<br />

tegenaan loopt en die mogelijk net zo goed door de stadswachten opgepakt kunnen worden. Nu<br />

wordt dit allemaal via een coördinator van de gemeente gespeeld, legt één van de stadswachten uit.<br />

De ander geeft aanvullend aan dat het hierdoor soms lang duurt voordat zij taken kunnen oppakken.<br />

Beide stadswachten zouden graag kortere lijnen met de politie willen zodat zij veel gerichter kunnen<br />

werken.<br />

Bij het wegrijden van het politiebureau vraag ik aan Mike of hij niet bang is dat het inkrimpen van de<br />

capaciteit van de stadswachten zal betekenen dat meer werk bij hem komt te leggen. Mike stelt dat<br />

hij hier niet bang voor is: “Ze gaan van 3 fte naar 1.5 fte in de gemeente. Ik zie dat niet als ons pro-­‐<br />

bleem. Er zal minder tijd aan problemen als hondenpoep worden besteed, maar dat is nooit ons pro-­‐<br />

bleem geweest. Die problemen komt ook dán niet bij ons te liggen denk ik.”<br />

In de auto vertelt Mike verder over zijn loopbaan bij de politie. Vroeger heeft hij in Helmond ge-­‐<br />

werkt. Toen hij begon in Gemert-­‐Laarbeek heeft hij een groot verschil ervaren met het werk in Hel-­‐<br />

mond, zeker in de noodhulp: “De noodhulp hier moet het werk echt gaan zoeken.” Mike vertelt dat<br />

hij niet altijd bij de politie heeft gewerkt. Hij wilde wel, maar hij is in zijn jonge jaren afgekeurd voor<br />

de politieschool. Daarna is hij een tijdje werkzaam geweest als vestigingsmanager bij de Albert<br />

Heijn. Vervolgens heeft hij nog gewerkt in de private beveiligingsbranche. Toen het mogelijk was om<br />

als zij-­‐instromer aan het werk te gaan bij de politie heeft hij deze kans gepakt.<br />

09.30 uur. We rijden de wijk van Mike in. Vanuit de auto laat Mike zien in wat voor een wijk hij<br />

werkt. Hij benadrukt dat er grote verschillen zijn tussen arm en rijk in zijn wijk. Ook vertelt Mike<br />

over een dorpsoverleg waar hij vrij structureel bij aanschuift. Bij het dorpsoverleg zijn diverse vrij-­‐<br />

willigers uit het dorp aanwezig. In het overleg worden buurtproblemen, maar ook leuke initiatieven<br />

besproken. Mike geeft aan in de overleggen vooral te helpen bij het oplossen van problemen waar<br />

het kan: “Soms doe ik wat teveel, maar iedereen vindt dat fijn. Ik denk dat als ik een probleem oppak,<br />

je het met minder mankracht kan oplossen.” Mike geeft ook aan dat hij ook bij de buurt overleggen<br />

aanwezig is om te horen wat er speelt in het dorp.<br />

We rijden inmiddels langs een grasveld aan de rand van zijn buurt: “Hier zijn diverse bommen uit de<br />

Tweede Wereldoorlog gevonden. Elke keer moet ik weer helpen de boel hier te evacueren. Daar<br />

wordt je wel een keer moe van.”<br />

74


Mike vertelt verder over zijn werk in Gemert-­‐Laarbeek. Hij vertelt onder meer over de manier waar-­‐<br />

op hij samenwerkt met verschillende partners in het veiligheidsdomein. Mike geeft aan dat het zijn<br />

voorkeur heeft om via korte lijnen contact te houden met zijn netwerkpartners. Mike zet deze<br />

denkwijze kracht bij door te vertellen dat zijn belangrijkste partners zijn 06-­‐nummer hebben. Ook<br />

burgers die vaak over relevante informatie beschikken kunnen hem direct bereiken op zijn mobiel,<br />

zo vertelt hij.<br />

10.00 uur. We arriveren bij één van de lagere scholen in zijn buurt. Voordat we naar binnen lopen<br />

vertelt Mike dat bij deze school de conciërge zijn eerste aanspreekpunt is: “De directeur lost liever<br />

problemen intern op. Waarschijnlijk omdat hij denkt dat anders het imago van een slechte school<br />

ontstaat. Ik denk zelf juist dat het niet zo is trouwens, iedere school heeft zijn problemen en het pleit<br />

voor een school als zij deze problemen probeert op te lossen samen met anderen, waaronder de<br />

politie.”<br />

We ontmoeten de conciërge in de kantine van de school. De conciërge begint vrijwel meteen te ver-­‐<br />

tellen over problemen met enkele leerlingen uit een moeilijk gezin. Ze vertelt aanvullend dat andere<br />

zorginstellingen inmiddels wel al met het gezin aan het werk zijn gegaan. Mike knikt begrijpend. Hij<br />

vindt het een goed teken dat de problemen door andere zorginstanties al zijn opgepakt. Voor de rest<br />

zijn er momenteel weinig problemen op school. Mike gaat daarom over naar een ander onderwerp.<br />

Hij vertelt dat hij pas op bezoek was bij de buren van de conciërge. De conciërge vertelt dat hij dan<br />

maar snel weer een keer terug moet komen. Vanavond krijgt ze namelijk haar jacuzzi geleverd met<br />

ingebouwde televisie. Mocht Mike weer een keer in de buurt zijn dan is hij welkom om haar nieuwe<br />

aankoop te bekijken en een kop koffie te drinken.<br />

10.15 uur. We rijden een rondje in de wijk. Mike geeft aan dat hij graag even op bezoek wil bij enkele<br />

probleemgevallen in zijn wijk. We bellen bij twee adressen aan, maar bij beiden wordt helaas niet<br />

open gedaan. Vervolgens rijden we door naar de dorpskern om daar naast de kerk de auto te parke-­‐<br />

ren. Bij het uitstappen geeft Mike aan dat een horecaondernemer uit het dorp al een tijdje geen tap-­‐<br />

vergunning meer heeft. De horecaondernemer heeft een hotel en een café in het dorp. In beide ten-­‐<br />

ten is het al lange tijd niet meer druk. Mike heeft een verzoek gekregen vanuit de gemeente om te<br />

kijken of de horecaondernemer beide tenten nog altijd openhoudt. Bij het rondje door de buurt<br />

wordt Mike enkele keren aangesproken door verschillende dorpsbewoners. We lopen ook even de<br />

ijssalon binnen. Daar praten we kort met een ex-­‐collega over de aanstaande vakantie.<br />

Als we het café naderen vertelt Mike dat hij vorige week al is langs gegaan bij de horecaondernemer<br />

om hem erop te wijzen dat hij niet langer mag schenken. Volgens Mike kan – als het zo doorgaat -­‐ het<br />

niet lang meer duren voordat de horecaondernemer failliet gaat. De vorige keer heeft Mike de hore-­‐<br />

caondernemer een week gegeven om de vergunning te regelen. Hij is benieuwd of dit is gelukt, maar<br />

hij vermoedt van niet. Aangekomen bij het hotel blijkt dat de horecaondernemer nog steeds de ver-­‐<br />

gunning niet heeft geregeld: “Volgende week moet ik hem hebben, ik ga aan het eind van de week<br />

met de brouwerij praten.” Mike geeft hem tot volgende week de tijd om het regelen, maar geeft<br />

daarbij wel aan dat het écht uiterlijk dinsdag geregeld moet zijn.<br />

75


10.30 uur. Na het gesprek in het café steken we de markt over vlakbij de kerk. We lopen vervolgens<br />

door naar de lagere school aan de andere kant van de kerk. Daar aangekomen blijkt het sportdag te<br />

zijn. Op het grasveld naast de school zijn de leerlingen verschillende (voornamelijk water-­‐)spelletjes<br />

aan het spelen. Mike vertelt mij dat hij de directeur van deze school ziet als een belangrijke bron van<br />

informatie. Volgende week is het vakantie en Mike wil hem eigenlijk daarvoor nog even spreken. Ik<br />

vraag of hij een specifieke reden heeft om nog even met de directeur te willen spreken. Mike geeft<br />

aan dat daar geen sprake van is. We gaan vooral langs om even te horen of hij nog nieuwe informatie<br />

heeft. In het schoolgebouw is de directeur niet te vinden. Na wat zoekwerk vinden we hem achter op<br />

het grasveld waar hij één van de spelletjes begeleidt. We besluiten om even te kijken hoe het spel<br />

verloopt. Sommige leerlingen komen nieuwsgierig kijken naar de uitrusting van Mike. We lopen sa-­‐<br />

men met directeur en een meisje dat heel nodig naar het toilet moet samen op naar de school. Aan-­‐<br />

gekomen bij de school hebben we een kort gesprek met de directeur. De directeur heeft weinig<br />

nieuws te vertellen, daarom hebben we het al snel over de vakantieplannen.<br />

11.30 uur. We gaan weer op weg naar het bureau. In de auto spreken we over de problemen in zijn<br />

buurt: “De jeugd, dat is niet echt een probleem voor ons. Ik heb er in het begin wel naar gezocht,<br />

maar niet gevonden.” Mike geeft aan dat een groot deel van zijn werk bestaat uit het bemiddelen bij<br />

burenruzies en het in contact brengen van bepaalde individuen of gezinnen met andere hulporgani-­‐<br />

saties: “Het gaat vooral om gezinsproblemen aanpakken, samen met partners.” . Mike geeft hij aan<br />

dat het veel werk voor hem scheelt dat tegenwoordig een Centrum Jeugd en Gezin bestaat: “Hier kan<br />

ik zaken kwijt, en die worden dan doorgespeeld naar de juiste partijen, vroeger deden wij dat alle-­‐<br />

maal zelf.” Ook is hij trekker van het hennepproject. Zijn voornaamste taken is hierbij om acties uit<br />

te zetten zodat voldoende informatie wordt binnengehaald om een inval te plegen<br />

We rijden door naar het benzinestation om de hoek van het bureau. Daar koop ik snel even een<br />

broodje voor de lunch. In de auto hebben we een gesprek over prestatie-­‐indicatoren en beoorde-­‐<br />

lingsgesprekken. Mike geeft aan dat hij het wel vreemd vindt dat hij over zijn functioneren gesprek-­‐<br />

ken heeft met de OPC en niet met bijvoorbeeld de netwerkinspecteur: “De OPC weet eigenlijk niet<br />

precies wat ik doe maar heeft wel een beoordelingsgesprek met mij. Hij kan alleen maar zien hoe-­‐<br />

veel BVH’s en zorgmeldingen ik aanmaak. Maar mijn werk gaat helemaal niet om die cijfers, maar<br />

om de veiligheid.”<br />

12.00 uur. Mike scant op het bureau snel even de mail. Ook heeft hij zittend op een bureau in de cen-­‐<br />

trale ruimte een kort overleg met collega over de lopende hennepprojecten. Mike vraagt Mike nog<br />

snel even aan zijn collega hoe het staat met de voortgang van ‘plankzaken’. Later legt Mike uit dat hij<br />

in het kader van zijn ontwikkeltraject heeft aangeboden om de OPC’s te ondersteunen. Dit doet hij<br />

door bijvoorbeeld collega’s aan te sporen bepaalde zaken op te pakken die anders te lang dreigen te<br />

blijven liggen (zogeheten plankzaken). Mike zegt dat andere collega’s al eerder hieraan hebben ge-­‐<br />

trokken maar zonder al te veel succes. Nu is het zijn taak om het wel voor elkaar te krijgen. Hij geeft<br />

aan wel erop te vertrouwen dat het hem gaat lukken.<br />

12.30 uur. Lunch.<br />

76


12.45 uur. Mail lezen. Mike print alvast de bespreekstukken voor het OC-­‐overleg van vanmiddag. Hij<br />

belt even kort met collega die ook zo aanwezig zal zijn bij het OC-­‐overleg.<br />

13.00 uur. We vertrekken naar het OC-­‐overleg in Asten<br />

In de auto vertelt Mike dat hij de ambitie heeft om netwerkinspecteur te worden: “Ik heb erg getwij-­‐<br />

feld of ik netwerkinspecteur of OPC zou willen worden. Nu ben ik er wel min of meer uit dat ik net-­‐<br />

werkinspecteur wil worden, al denk ik dat ik ook de functie van OPC goed zou kunnen vervullen.<br />

Collega’s hebben weleens gezegd dat ik veel meer geschikt ben voor de rol van netwerkinspecteur.”<br />

Ik vraag hoe hij zijn rol als netwerkinspecteur invulling zou geven: “Ik zou weleens willen zien wat<br />

de buurtbrigadiers nu precies doen, ik zou vaker met ze aan tafel gaan zitten en eens meegaan in de<br />

auto. Dat gebeurt nu niet. Mijn netwerkinspecteur is nu vooral op de hoogte van mijn werk omdat ik<br />

veel, misschien wel teveel, terugkoppel. Ik denk niet dat hij van iedereen zo’n goed beeld heeft van<br />

het werk als bij mij. Zeker niet als het gaat om de oudere garde.” In aanvulling benoemt Mike grote<br />

verschillen te zien tussen het team in Gemert-­‐Laarbeek en zijn voormalige team in Helmond: “In<br />

Helmond wordt veel meer informatie gedeeld. Hier is men veel meer individueel bezig met zijn<br />

werk. Ik denk dat we hier veel minder nuttig gebruik van elkaar maken.”<br />

Hij merkt net als vanochtend op dat hij het vreemd vindt dat de OPC formeel zijn directe leidingge-­‐<br />

vende is. Mike vindt dat deze constructie niet aansluit op het werk van de buurtbrigadiers. Hij wijt<br />

het mede aan deze constructie dat er weinig sturing is op het dagelijks werk: “Er is hier ook geen<br />

dagelijks overlegje aan het begin van de dag waar wij als buurtbrigadiers elkaar vertellen wat wij<br />

gaan doen. Anderen zien zo’n overlegje misschien als een soort van controle, terwijl ik denk dat het<br />

juist zou moeten helpen. Nu wordt alleen maar van achter het bureau gestuurd, zonder dat zij pre-­‐<br />

cies weten wat wij doen.”<br />

13.30 uur. We arriveren op het bureau Asten voor het OC-­‐overleg. Binnen aangekomen blijkt nog<br />

niet iedereen aanwezig te zijn. Daarom wachten we nog maar even met het begin van het overleg. Ik<br />

leg kort aan de anderen uit waarom ik met Mike meeloop. Ik vraag of iedereen het goed vindt als ik<br />

bij het overleg aanwezig ben. Iedereen knikt instemmend. Een collega van Mike vertelt in aanvulling<br />

op mijn verhaal dat hij al heel lang bij de politie ziet en daar veel heeft zien gebeuren. Zo vertelt hij<br />

dat hij in de jaren tachtig is begonnen bij de milieupolitie. Destijds was de milieupolitie hét nieuwe<br />

aandachtspunt: “Het was toen verplicht gesteld dat 5,7% van de begroting besteed moest worden<br />

aan de milieupolitie. Van dat geld is toen allemaal materiaal gekocht, auto’s, computers alles. Ook als<br />

je het materiaal al in huis had, moest het uitgegeven worden. De milieupolitie was alleen voor de<br />

rest helemaal niet onder de aandacht gebracht bij andere collega’s – zij hadden geen idee waar wij<br />

ons mee bezig hielden. Het liep daardoor voor geen meter. Het probleem is geweest dat de dienst<br />

helemaal niet geïntegreerd was in het korps, waardoor het amper iets heeft kunnen betekenen. Uit-­‐<br />

eindelijk hebben we na 10 jaar een hoop van dat materiaal weggegooid.”<br />

14.30 uur. Verlaat begin van het overleg. In het overleg worden verschillende interne personeelsza-­‐<br />

ken besproken (het is mij gevraagd om deze bespreking niet in de rapportage op te nemen).<br />

77


15.45 uur. Mike vraagt of ik buiten even op hem wacht. Hij wil naar aanleiding van het OC-­‐overleg<br />

nog kort wat bespreken met de districtschef. Mike komt na een klein kwartier naar buiten loopt. Hij<br />

stelt voor om even langs het recreatiepark te rijden. In de auto op weg naar het recreatiepark vertelt<br />

Mike dat het park één van zijn belangrijkste aandachtspunten is. Daar aangekomen rijden we een<br />

rondje over het park. De huisjes verschillen erg: sommige zijn goed onderhouden, terwijl bij het an-­‐<br />

deren echt een puinzooi is. Hij stopt de auto voor een woning waar dit weekend veel overlast is ge-­‐<br />

weest. In het huis wonen circa vijf Poolse mannen. ’s Avonds drinken de mannen veel (teveel) en<br />

maken een hoop lawaai. Afgelopen zaterdag was het zo erg dat de buren de politie hebben gebeld.<br />

Mike stapt zonder iets tegen mij te zeggen uit en loopt naar het huisje. Aan het geluid te horen is er<br />

iemand thuis. Mike belt aan. Pas na een paar keer bellen doet een man van rond de dertig de deur<br />

open. Hij spreekt zeer matig Engels. Mike vraagt of hij zijn huisgenoot kan halen die wel Engels<br />

spreekt. Een grote potige man met alleen een korte broek aan komt naar de deuropening toegelo-­‐<br />

pen.<br />

Mike begint rustig te praten tegen de man door te vertellen dat zaterdag voor de zoveelste keer veel<br />

overlast is gemeld. De Poolse man knikt ‘ja’ maar lijkt weinig onder de indruk te zijn van Mikes ver-­‐<br />

haal. Dan zegt Mike op een veel luidere toon dat hun gedrag niet langer getolereerd wordt. Het moet<br />

nú over zijn anders zal het betekenen dat de heren niet langer hier kunnen wonen. Inmiddels is één<br />

van de bestuursleden naast Mike komen te staan. Mike geeft aan dat bij een eerstvolgende melding<br />

het bestuur persoonlijk zal helpen hen eruit te zetten. De Poolse man zegt dat hij het begrijpt, en het<br />

aan zijn huisgenoten zal mededelen. Ondertussen is een andere auto gestopt achter de politieauto.<br />

We besluiten om te gaan, dan kan deze auto ook verder rijden. Bij het instappen zegt Mike tegen het<br />

bestuurslid dat hij vrijdag langskomt bij het inloopspreekuur. Hij vertelt kort dat hij even wil praten<br />

over het ‘kattenprobleem’ waar hij vanochtend één van de bewoners over heeft gesproken.<br />

Ik zeg tegen Mike dat ik denk dat de donderpreek van Mike wel eens zou kunnen helpen. Mike ver-­‐<br />

telt mij lachend dat hij nu nog niet eens echt boos was: “Boos wil je mij ook niet meemaken hoor,<br />

maar af en toe een beetje bluffen dat moet kunnen.” In de auto praten we verder over zijn contact<br />

met het bestuur van het recreatiepark: “Ik help waar ik kan, want ik heb hen ook af en toe nodig. Het<br />

is een beetje een wisselwerking. Alleen als ze het niet eerst zelf hebben geprobeerd dan zeg ik dat ze<br />

dat eerst maar op eigen kracht moeten doen. Ik zie het ook anders dan mijn voorganger. Hij was veel<br />

meer van het ‘zelf laten oplossen’. Maar je kan overal wel nee tegen zeggen, maar dat wordt ook<br />

weer zo wat.”<br />

In de auto op de weg terug naar het bureau vraag ik aan Mike of hij ook in structurele overleggen zit.<br />

Hij geeft aan dat hij in drie overleggen zit met externe partners:<br />

• HALT/JPP-­‐overleg (1x in de maand)<br />

• MAW-­‐ diverse andere maatschappelijk partners (1x in de zes a 8 weken)<br />

• Dorpsoverleg (1x in de maand)<br />

78


Mike vindt de overleggen vooral nuttig omdat ‘even de koppen bij elkaar gestoken kunnen worden’<br />

en bij de overleggen de laatste informatie gedeeld kan worden. Zo krijgt iedereen weer een beeld<br />

van de huidige stand van zaken: “Korte directe lijnen werken overigens daarbij het best, dus als je<br />

echt iets wil en het snel wil dan wacht je niet op een overleg, maar bel je even op.”<br />

Mike geeft aan dat hij samenwerken in het algemeen belangrijk acht: “Ik heb de partners wel echt<br />

nodig om sommige problemen op te lossen. Zij beschikken over middelen die wij niet hebben. Zo<br />

heb ik pas een woningbouwvereniging betrokken bij een overleg over een probleemgezin. Het gezin<br />

kon gewoon echt niet langer in dat huis wonen. De woningbouwvereniging is aangeschoven bij het<br />

overleg en hebben vervolgens een nieuw huis geregeld. Dan scheelt het dat je van de politie bent,<br />

heb ik gemerkt. Soms krijg ik weleens verbaasde reacties van burgers dat het opeens zo snel gere-­‐<br />

geld is.” Mike geeft aan dat de rol van de politie bij het samenwerken gedurende de tijd wel is veran-­‐<br />

derd: “Naar mijn idee is de politie in deze overleggen nú vooral een luisterend oor, we zetten slechts<br />

soms de lijnen uit. Vroeger was dat wel anders: toen moesten we alles zelf regelen.”<br />

16.30 uur. Terug op het bureau. Administratie bijwerken.<br />

17.00 uur. Einde dienst.<br />

Donderdag 7 juli.<br />

Dagdienst.<br />

09.00 uur. Mike checkt de laatste mails, en bekijkt de mutaties. Ter voorbereiding op het buurt-­‐<br />

brigadiersoverleg print hij alvast de notulen van het laatste buurtbrigadieroverleg uit. De netwerk-­‐<br />

inspecteur loopt binnen en gaat zitten achter één van de computers in de buurtbrigadierskamer. Ik<br />

leg aan de netwerkinspecteur uit wat het doel is van ons onderzoek. Hij is heel geïnteresseerd en wil<br />

graag later hierover met mij verder praten. De netwerkinspecteur praat vervolgens kort even met<br />

Mike over de gang van zaken op het recreatiepark.<br />

09.15 uur. Start van het buurtbrigadieroverleg.<br />

De JPP-­‐medewerkster in Gemert-­‐Laarbeek krijgt als eerste het woord. Zij moet over tien minuten<br />

alweer weg daarom wil zij snel even de stand van zaken door spreken. De JPP-­‐medewerkster geeft<br />

aan dat het in Gemert naar haar idee goed gaat: “We zitten al bijna aan het aantal casus, we zitten al<br />

op 11.” In Laarbeek gaat het minder voorspoedig: “In Laarbeek staan we op zes, daar mogen nog wel<br />

wat zaken bij.” Ten slotte deelt de JPP-­‐medewerkster aan de buurtbrigadiers een lijst uit met lopen-­‐<br />

de zaken inclusief belangrijkste aandachtspunten. De buurtbrigadiers nemen de informatie aan en<br />

bekijken het aandachtig. Na het uitreiken van de informatie vertrekt de JPP-­‐medewerkster meteen.<br />

De netwerkinspecteur geeft vervolgens het woord aan de TIC-­‐er. Ter inleiding vertelt de netwerkin-­‐<br />

specteur kort dat naar zijn idee het korps te weinig gebruik maakt van TIC-­‐er . Veel te veel wordt de<br />

TIC-­‐er ingezet voor allerlei zaken die weinig met zijn primaire functie te maken hebben. De TIC-­‐er<br />

geeft daarom aan dat hij vanaf 1 september zich volkomen gaat richten op zijn functie als TIC-­‐er. Hij<br />

79


legt uit waarvoor de buurtbrigadiers hem allemaal kunnen benaderen. Ook legt hij uit hoe IGP-­‐<br />

opdrachten formeel behandeld worden: “IGP-­‐opdrachten worden door de netwerkinspecteur be-­‐<br />

sproken in het MT. Vanaf daar zal de opdracht eventueel worden doorgezet naar de OPC om capaci-­‐<br />

teit vrij te maken.”<br />

De TIC-­‐er vertelt een Excel bestand bij te houden met daarin alle IGP-­‐opdrachten. In het bestand is<br />

ook te lezen wat de status is van de opdrachten. Zo kan je zien of bepaalde opdrachten al opgepakt<br />

zijn: “Als je graag wil dat een opdracht opnieuw wordt opgepakt, moet je een actueel voorstel aan<br />

leveren bij de netwerker.” De TIC-­‐er benadrukt nogmaals dat hij de aangewezen persoon is om in-­‐<br />

formatie te verzamelen voor bepaalde zaken. Hij haalt hiervoor de informatie uit de verschillende<br />

systemen. Vervolgens categoriseert de TIC-­‐er in zelf opgemaakte Excel bestanden de informatie naar<br />

eigen inzicht zodat op meerdere manieren doorsnijdingen gemaakt kan worden. Het is de taak van<br />

de buurtbrigadiers om zoveel mogelijk informatie aan de TIC-­‐er aan te leveren: “Geven we het niet<br />

door en de pleuris breekt uit, dan hebben we pas écht een probleem.”<br />

De TIC-­‐er voegt tussen de regels door toe dat het een slechte zaak is dat nu veel buurtbrigadiers<br />

informatie voor hun eigen wijk in een eigen bestand bijhouden. Het is veel handiger om alles te ver-­‐<br />

zamelen bij de TIC-­‐er, dan kan deze de informatie in de Excel-­‐bestanden bijhouden. Ook voor de<br />

buurtbrigadiers is dit veel handiger, denk hij: “Dwaal in een verloren kwartiertje maar eens door<br />

deze informatie dan kan je zien hoe nuttig deze informatie is.”<br />

10.00 uur. Het buurtbrigadieroverleg wordt vervolgd in de kantine. Voordat we verder gaan wordt<br />

even koffie gedronken of een cup-­‐a-­‐soup gemaakt. Mike en de netwerkinspecteur praten over de<br />

geringe beschikbaarheid van Mike zijn adoptanten. Aan mij wordt kort uitgelegd dat ieder buurt-­‐<br />

brigadier de beschikking heeft over extra mankracht in de vorm van ‘adoptanten’. Mike geeft aan dat<br />

zijn adoptanten veel te veel werk hebben aan de andere projecten waardoor hij ze in de wijk nauwe-­‐<br />

lijks kan inzetten. De netwerkinspecteur geeft aan dit ook in de vergadering te willen bespreken,<br />

misschien zijn andere adoptanten veel meer beschikbaar.<br />

Na het hervatten van het overleg is het woord eerst aan twee agenten van basispolitiezorg. Beiden<br />

zijn de komende tijd vrij gepland om zich volledig te richten op het oppakken van OM-­‐verdachten.<br />

Het is aan de buurtbrigadiers om zoveel mogelijk zaken aan te brengen, maar het moet wel gaan om<br />

misdrijven: “We zijn er eigenlijk om OM-­‐verdachten te jagen. Als je het zelf wil doen mag dat ook,<br />

maar wij zijn daar in principe voor vrijgemaakt.”<br />

Het tweede agendapunt is het interne project ‘zicht op zaken’. In dit project heeft Mike de leidende<br />

rol. Het project is erop gericht om verschillende buurtbrigadiers aan te zetten zaken sneller op te<br />

pakken. Sommige buurtbrigadiers zijn daar al persoonlijk op aangesproken, anderen wordt dat in de<br />

komende tijd nog verteld, zo zegt netwerkinspecteur. Ook wordt nog aandacht gevraagd voor het<br />

feit dat heel wisselend invulling wordt gegeven aan de BVH-­‐registraties. Dit moet écht beter gedaan,<br />

zo stelt de netwerkinspecteur.<br />

80


De netwerkinspecteur wil ook stil staan bij de moeilijkheden om buurtbemiddeling in sommige<br />

buurten van de grond te krijgen. De coördinator van het project heeft maar weinig vrijwilligers die<br />

hem willen ondersteunen. Dit is jammer want buurtbemiddeling kan de buurtbrigadiers ontlasten<br />

van veel taken die niet echt bij hen thuis horen. Daarom vraagt de netwerkinspecteur zich af of de<br />

buurtbrigadiers zicht hebben op welke burgers hierbij misschien een rol willen vervullen.<br />

Het laatste agendapunt is de vaststelling dat de adoptanten van verschillende buurtbrigadiers slecht<br />

beperkt beschikbaar zijn. Sommige buurtbrigadiers zeggen dat dit voor hen niet geldt, zij hebben<br />

juist adoptanten met veel tijd hebben maar geen werk beschikbaar. Mike is hierdoor blij verrast. Hij<br />

wil graag met de andere buurtbrigadier afspraken maken om af en toe gebruik te maken van hun<br />

adoptanten. De netwerkinspecteur geeft aan dat het aan de buurtbrigadiers zelf is om ervoor te zor-­‐<br />

gen dat waar mogelijk de adoptanten onderling worden uitgewisseld.<br />

Ter slotte krijgen alle buurtbrigadiers nog één keer het woord tijdens een rondvraag. In deze rond-­‐<br />

vraag geven alle buurtbrigadiers aan welke zaken bij hen spelen en vooral welke barrières of pro-­‐<br />

blemen zij op het moment ervaren bij het werk in hun wijk. Verschillende buurtbrigadier geven aan<br />

dat het onmogelijk is om met bepaalde functies in de informatiesystemen te werken. Ze geven aan<br />

dat dit tot veel frustraties leidt bij het verwerken van de administratie.<br />

11.00 uur. Na het buurtbrigadiersoverleg geven zowel Mike als de netwerkinspecteur aan dat het de<br />

eerste keer is dat zo uitgebreid informatie wordt gedeeld door de buurtbrigadiers. Mike: ”Meestal is<br />

het alleen maar zenden vanuit de netwerkinspecteurs.”<br />

Beneden hebben wij met de netwerkinspecteur afgesproken om in zijn kamer verder te praten over<br />

de ontwikkelingen op het recreatiepark. Belangrijk punt is dat op 2 augustus een ‘kleine driehoek’<br />

staat gepland waarin de strategie voor de komende tijd bepaald gaat worden. De netwerkinspecteur<br />

geeft aan dat hij bang is dat de gemeente wel heel makkelijk neigt naar een strafrechtelijke aanpak.<br />

Het is een optie, maar hij vindt niet dat de gemeente daar zondermeer voor moet kiezen. Zijn voor-­‐<br />

stel is om voorlopig niet teveel te vertellen aan de gemeente. Hij wil voorkomen dat de gemeente in<br />

andere overleggen deze informatie gaat gebruiken als drukmiddel om de politie in te schakelen. Hij<br />

vindt dat de gemeente ook haar eigen bevoegdheden helder voor ogen moet houden bij het kiezen<br />

voor een strategie.<br />

De netwerkinspecteur vindt wel dat het handig is als Mike alvast met de TIC-­‐er doorneemt wat bin-­‐<br />

nenkort van hem verwacht kan worden, zodat hij alvast zaken kan gaan uitzoeken. De netwerkin-­‐<br />

specteur en Mike zijn het eens dat het vooral voor henzelf belangrijk is om het beeld van het recrea-­‐<br />

tiepark meer inzichtelijk te maken. De netwerkinspecteur wil graag van specifieke personen op de<br />

het recreatiepark al meer weten. Hiervoor kunnen we alvast opdrachten uitzetten bij de TIC-­‐er, zo<br />

zegt de netwerkinspecteur. Mike geeft aan hierover zowel met de gemeente als met de TIC-­‐er op<br />

korte termijn contact op te nemen<br />

81


12.00 uur. Gesprek tussen netwerkinspecteur en Mike over zijn taak om plankzaken door collega’s<br />

te laten oppakken (gevraagd niet over te rapporteren).<br />

12.30 uur. Mike belt met zijn contactpersoon bij Impuls over een overlast gevende man in zijn buurt.<br />

Mike geeft aan hem een bezoek te zullen brengen: “Ik ga wel even langs om te zeggen dat ie wat<br />

meer normaal moet doen.” De contactpersoon van Impuls vertelt dat het vooral de buren zijn die<br />

klagen over het vreemde gedrag van de man. Na het telefoongesprek praat Mike met enkele collega’s<br />

over lopende zaken die snel opgepakt moeten worden. Hij zegt naderhand tegen mij hierbij harde<br />

eisen te willen hanteren. Als zaken gewoon nog niet gedaan zijn, is Mike zijn standpunt dat collega’s<br />

maar binnen moeten blijven tot dat het is gebeurd. Anders blijf je altijd met zulke zaken zitten.<br />

13.30 uur. We vertrekken van het kantoor richting het huis van de verwarde man. De man is weder-­‐<br />

om niet thuis. De buurvrouw vertelt ons dat hij een tijdje geleden met de auto is vertrokken. We zien<br />

de overbuurvrouw voor het raam naar ons staan te kijken. Mike besluit even bij haar langs te lopen<br />

om te vragen of zij recent overlast heeft gemeld. De bejaarde vrouw doet open en geeft meteen te<br />

kennen dat ze bang is voor de man, met al zijn rare gedrag. Elke keer als iets gebeurt denkt de vrouw<br />

dat de man daar iets mee te maken heeft. Zo heeft de kat pas de vaas van tafel gestoten in de tuin. Ze<br />

dacht meteen dat de buurman in haar achtertuin was geweest.<br />

Mike geeft aan dat zij zich vooral niet druk moet maken. De man is raar, maar zal niemand kwaad<br />

doen. Ter aanvulling vertelt hij dat de man contact heeft met Impuls. Dit belooft beterschap. De<br />

vrouw is duidelijk niet gerustgesteld en begint te huilen. Ze geeft aan dat ze tegen haar zin in heeft<br />

moeten verhuizen. In haar leven heeft zij zeven kinderen alleen moeten opvoeden en dit heeft het<br />

leven voor haar niet makkelijk gemaakt. Mike vraagt of de mevrouw haar kinderen al heeft gevraagd<br />

om haar te helpen. De mevrouw geeft aan dat zij haar kinderen ook niet teveel wil belasten met haar<br />

problemen. Mike geeft haar het advies om toch meer steun te vragen van haar kinderen. Het is he-­‐<br />

lemaal niet erg om de kinderen te vragen om vaker langs te komen als ze zich onveilig voelt, zo zegt<br />

Mike. Mike belooft om binnenkort nog eens bij haar langs te gaan om even een kop koffie te drinken.<br />

14.00 uur. We rijden naar een familie waar Mike al eerder is geweest. Mike heeft van de ouders be-­‐<br />

grepen dat dit weekend weer erg ruzie is geweest tussen de oudste dochter en haar moeder. Na een<br />

ruzie heeft de dochter haar moeder bij de keel gegrepen. De moeder heeft de Mike gebeld omdat zij<br />

niet meer weten wat ze met haar aan moeten. Mike vertelt mij voordat we aanbellen dat de dochter<br />

al eerder via hem bij Maatschappelijk Werk is terecht gekomen. Dit traject is echter snel beëindigd<br />

doordat zij niet kwam opdagen. We bellen aan. Beide ouders zijn thuis en we worden meteen ge-­‐<br />

vraagd om binnen te komen. Nadat we aan tafel hebben plaatsgenomen vraagt Mike om nogmaals te<br />

vertellen wat precies gebeurd is dit weekend. Na het verhaal geeft Mike aan dat de problemen in het<br />

gezin niet écht bij de politie thuis horen: “Pas als er aangifte wordt gedaan, kan ik pas echt stappen<br />

ondernemen. Dit is niet om jullie daartoe aanzetten, maar het is wel een mogelijkheid. Ikzelf zou<br />

eerst andere opties proberen.”<br />

82


Na nog meer te hebben gehoord over de thuissituatie in het algemeen, stelt Mike voor om opnieuw<br />

Maatschappelijk Werk in te schakelen. De ouders lijkt dit een goed plan. De stiefvader vraagt of Mike<br />

misschien nog even met de dochter wil gaan praten. Zij is in de tuin, althans in het tot kamer omge-­‐<br />

bouwde tuinhuisje . We kloppen op de deur van het huisje, waarna het even duurt voordat zij open<br />

doet. Ze geeft aan ziek te zijn en eigenlijk niet zoveel zin te hebben om te praten. Uiteindelijk wil ze<br />

toch wel even praten over het incident van afgelopen zaterdag. In het gesprek geeft ze aan dat zij<br />

ook veel last heeft van haar ouders. Zo drinken haar ouders dikwijls een borreltje in de tuin, waar-­‐<br />

door zij niet kan slapen: “Ze drinken er dan niet 1 à 2 hé.” De tranen springen bij de dochter in de<br />

ogen. Mike ziet dat en zegt dat ook zij wel zal inzien dat dit niet langer zo werkt. De dochter begint te<br />

huilen, en zegt dat ze het hier mee eens. Op de vraag van Mike of ze dit keer wil meewerken aan<br />

hulpverlening, zegt ze dat zij dat wel wil onder voorwaarde dat dit keer ook écht naar haar geluis-­‐<br />

terd wordt. Mike vertelt dat hij het Maatschappelijk werk zal bellen om te kijken op welke manier zij<br />

het best geholpen kan worden. We lopen nog even langs bij de ouders om aan te geven dat ook de<br />

dochter liever geen ruzie heeft, maar het gevoel heeft niet begrepen te worden. Ook vertelt Mike dat<br />

hij vandaag nog hierover contact op zal nemen met Maatschappelijk Werk.<br />

15.15 uur. We rijden langs een gezin dat vroeger op het recreatiepark woonde. Mike vertelt mij dat<br />

hij in het (recente) verleden heel veel problemen te heeft gehad met het gezin. Het gezin heeft ook al<br />

lange tijd financiële problemen. Een tijdje geleden heeft Mike bij de gemeente aangedrongen om het<br />

gezin versneld op te nemen in een schuldsaneringsproject, uiteindelijk is dit gelukt: “Als agent krijg<br />

je zulke dingen gewoon sneller voor elkaar.” Mike geeft aan langs te gaan bij het gezin omdat hij te<br />

horen heeft gekregen dat de vader van de vrouw dit weekend op verlof vrij is. De vader heeft de<br />

vrouw (zijn dochter) vroeger misbruikt. We drinken in de zon een kop koffie en hebben het over<br />

allerlei zaken. Zo wil het zoontje van de vrouw heel graag binnenkort mee naar het bureau. Hij wil<br />

later graag politieman worden. Mike belooft hem over twee weken eens mee te nemen naar het bu-­‐<br />

reau. Op een gegeven moment merkt Mike tegen de vrouw op dat haar vader dit weekend met verlof<br />

is. Zij stuurt haar zoon even naar binnen: “dit is niet voor zijn oren bestemd.” Haar man geeft aan dat<br />

ze al op de hoogte waren: “ik ga de problemen niet opzoeken maar als hij contact met ons opneemt<br />

kan ik niet voor mijzelf instaan.” Mike geeft aan niet te verwachten dat dit zal gebeuren. Nadat de<br />

koffie op is vertrekken we. Als we weer in de auto zitten zegt Mike dat de man zeer opvliegerig is:<br />

“Bij de gemeente hebben ze daar veel problemen mee gehad.”.<br />

16.00 uur. We zijn terug op kantoor. Mike gaat de mutaties van de verschillende gesprekken ver-­‐<br />

werken en hij probeert om het maatschappelijk werk te bereiken. Tussendoor heeft Mike een kort<br />

gesprekmet de afdelingschef over het recreatiepark. Mike stuurt ook nog een mail naar zijn collega’s<br />

over het evenement Streetrock dat komend weekend in Gemert wordt gehouden. Hij is zelf zaterdag<br />

niet aanwezig, daarom wijst hij per mail een collega aan als eerste aanspreekpunt.<br />

17.00 Vertrek van kantoor<br />

83


Vrijdag 8 juli.<br />

Dagdienst.<br />

08.30 We lopen naar de briefing. Mike vertelt mij vandaag al om 07.00 uur te zijn begonnen zodat hij<br />

alvast het papierwerk kon wegwerken. In de briefing worden enkele verdachten besproken. Onder<br />

de verdachten is een Poolse man die op het recreatiepark woont. Mike merkt op dat hij wel weet om<br />

welke woning het gaat. In de briefing is ook aandacht voor het pakken van de fietsendief met hulp<br />

van collega’s. De OPC reageert verbaasd. Hij snapt niet waarom deze informatie in de briefing is op-­‐<br />

genomen. Het volgende punt is het vaak verkeerd invullen van de mini proces-­‐verbalen. Dit kan er-­‐<br />

toe leiden dat de boetes niet geïnd kunnen worden. De OPC legt uit hoe het wel moet. Sommige agen-­‐<br />

ten geven aan nooit te hebben geweten dat het formulier op deze manier ingevuld moet worden.<br />

Ook meldt de OPC nog dat vannacht twee jongens zijn opgepakt. Bij het horen van de namen hebben<br />

de meeste agenten wel een beeld wie het zijn: “Zij weer, wat verrassend!”<br />

08.45 Mike leest snel het dagrapport door om te kijken of gisteravond nog incidenten zijn gebeurd in<br />

zijn buurt. Ook scant hij de nieuwe e-­‐mails en boekt hij zijn uren in het systeem. Hij spreekt vervol-­‐<br />

gens met de OPC over de planning van de komende tijd.<br />

09.15 We vetrekken vanaf het kantoor richting het recreatiepark om langs te gaan bij het bestuur.<br />

Mike geeft aan dat het een open spreekuur is waarbij hij meestal even langs gaat om informeel in-­‐<br />

formatie uit te wisselen: “Uiteraard niet de informatie die ik niet kan delen, zoals informatie over<br />

wie we zoeken enzo. Het gaat vooral om informatie over hoe we bepaalde problemen gaan oppak-­‐<br />

ken.”<br />

Ik vraag na of dit anders is dan bij bijvoorbeeld een JPP/Halt-­‐overleg. Mike geeft aan dat hij bij dit<br />

overleg veel meer de trekker is: “JPP en HALT lijken niet doordrongen te zijn van hoeveel bijvoor-­‐<br />

beeld valt te halen op een school. Daarom heb ik de leiding daarin genomen, zodat er wel echt wat<br />

zou gaan gebeuren.” Het trekken van dit overleg betekent volgens Mike vooral dat de taken duidelijk<br />

worden belegd en worden uitgevoerd: “Nu de taken toch wel duidelijk zijn gaat het vooral om het<br />

afstemmen van de inzet. Voor de politie is de rol vooral een signaalfunctie, het doorgeven en uitzoe-­‐<br />

ken van zaken.” Mike geeft aan dat hij ook wel informatie krijgt van de andere partijen in dit overleg.<br />

Deze informatie is niet echt van direct nut voor zijn politiewerk. Eerder helpt het om bepaalde pro-­‐<br />

blemen in de buurt beter te begrijpen.<br />

Op de vraag of Mike voor zijn werk echt afhankelijk is van de andere partijen zegt Mike dat hij vooral<br />

van HALT afhankelijk is in het geval hij een lichter middel wil inzetten dan het strafrecht: “Soms wil<br />

je alleen even een tik op de vingers geven, zodat ze het weten. Dat kan beter met een alternatieve<br />

straf.” Mike vertelt dat bij het samenwerken met JPP het lastiger is om de meerwaarde van samen-­‐<br />

werking aan te wijzen: “Dit zit hem denk ik vooral in het verlichten van problemen in mijn buurt,<br />

waardoor de overlast af kan nemen. Het wordt daardoor rustiger.”<br />

84


09.30 uur. We komen aan op het recreatiepark. Voordat we naar het bestuur gaan rijden wij eerst<br />

een rondje over het recreatiepark . We stoppen even bij het huis van de gezochte Poolse man – deze<br />

lijkt niet thuis te zijn. Daarom rijden we verder naar het ‘bestuurhuis’. We gaan met twee bestuurs-­‐<br />

leden aan tafel zitten. We bespreken de melding van de bewoner van het park. Mike vertelt dat zijn<br />

gechipte katten telkens worden meegenomen naar het asiel. Een van de bestuursleden weet dit en<br />

vertelt dat de bewoner van het park hier laatst zo boos om geworden dat hij gedreigd heeft de ban-­‐<br />

den van haar auto aan stukken te snijden. Het bestuurslid denkt er over na om aangifte te doen van<br />

deze bedreiging. Mike geeft aan dat dit niet echt een incident is waar snel melding van wordt gedaan.<br />

Ook speelt het een rol dat de bewoner van het park al ter plekke heeft aangegeven dit niet te zullen<br />

doen omdat het hen beiden geld zal kosten. Het bestuurslid legt uit dat de frustratie wel te begrijpen<br />

is, maar dat de bewoner van het park geen been heeft om op te staan. In het huishoudelijk regele-­‐<br />

ment staat namelijk gewoon dat huisdieren op de eigen grond moeten worden houden: “Het is hier<br />

gewoon anders dan in een woonbuurt.”<br />

Het bestuurslid vertelt dat aanstaande woensdag een gesprek gepland staat met de bewoner van het<br />

park. Zij vraagt zich af of Mike bij dit gesprek aanwezig kan zijn. Mike legt uit dat normaal zo’n pro-­‐<br />

bleem niet bij de politie hoort. Nu is wel sprake van een bedreiging waardoor het gesprek wel een<br />

strafrechtelijk randje kent. Daarom stemt hij toe om (op zijn vrije dag) hierbij aanwezig te zijn. Hij<br />

benadrukt nogmaals dat hij hierbij vooral aanwezig is vanwege de eerder geuite bedreigingen. Beide<br />

bestuursleden begrijpen dit, en stellen het erg op prijs dat hij bij het gesprek wil zijn.<br />

Vervolgens heeft Mike het met het bestuur over enkele andere overlastgevallen op het recreatie-­‐<br />

park. Mike vindt dat deze overlast vooral een taak van het bestuur en van de gemeente. Wel geeft hij<br />

aan de Polen op nummer 213 nogmaals aan te willen spreken op hun overlast gevende gedrag: “Dit<br />

heb ik pas ook nog gedaan, en ik wil best een keer met een busje voorrijden en ze allemaal op de bon<br />

gooien. Een beetje bluffen kan hierbij weleens helpen.” Mike geeft aan dit vooral te willen doen om-­‐<br />

dat het bestuur al zoveel heeft geprobeerd om de overlast te verminderen, maar met weinig resul-­‐<br />

taat.<br />

10.30 uur. We vertrekken bij het bestuur van het recreatiepark. We rijden nog een rondje over het<br />

park en stoppen bij een woning waarvan het bestuur aangaf dat het één grote troep is. Wij constate-­‐<br />

ren dat het inderdaad een troep is, en stappen weer in. Mike geeft aan dat de gemeente hier mis-­‐<br />

schien iets mee kan.<br />

Ik vraag aan Mike waarom hij ervoor kiest het bestuur te helpen bij het aanpakken van de overlast<br />

van de Polen (dezelfde als eerder deze week). Mike zegt hierover: “Die Polen hebben weleens in hun<br />

blote kont daar gestaan. Dan kan je wel tegen het bestuur zeggen ‘doe je best’, maar zulk gedrag gaat<br />

mij ook te ver.” Daarom wil Mike de overlastmelding dit weekend uitzetten bij collega’s: “Zij kunnen<br />

dit weekend even een rondje er langs rijden om bij overlast ze op de bon te gooien. Kijk, als het be-­‐<br />

stuur hun best doet, dan help ik wel even.” Over het dilemma wel of niet helpen bij het oplossen van<br />

maatschappelijk problemen zegt Mike dat de netwerkinspecteur daar strak instaat maar dat altijd<br />

85


speelruimte voor hem blijft bestaan om daar zelf keuzes in te blijven maken: “Dat zijn vaak je eigen<br />

keuzes, bij iets complexere zaken vraag je advies, maar meestal ben jij het die beslist.”<br />

11.00 uur. Wij maken te voet een rondje door de dorpskern. We lopen weer even langs de ex-­‐collega<br />

in de ijssalon. We lopen vervolgens langs een paardrijwinkel. Deze ondernemer heeft in het verleden<br />

veel overlast gehad van graffiti. Mike vraagt aan de eigenaar of hier de laatste tijd nog problemen<br />

mee zijn geweest. De eigenaar geeft aan tegenwoordig hier helemaal geen last meer van te hebben,<br />

ook zijn er geen andere problemen die spelen. Mike en de ondernemer hebben het daarna kort over<br />

de verbouwing van de zaak. De eigenaar geeft aan het allemaal zelf te doen en hier veel tijd aan kwijt<br />

te zijn. Vervolgens gaan we langs een café op de hoek. In het café wordt altijd het ondernemerscafé<br />

gehouden. Mike gaat daar volgende week wat zeggen – daarom gaat hij even vragen hoe zo’n avond<br />

er precies aan toe gaat. Ook vraagt hij of hij bij een volgend horeca-­‐overleg eens kan aanschuiven om<br />

zijn rol weer eens onder de aandacht te brengen.<br />

We lopen terug naar de auto. Wij rijden met de auto verder door de buurt, onder meer langs een<br />

huis waar recentelijk is ingebroken: “Het is een vaste procedure om na een aantal maanden weer<br />

eens langs te gaan. Maar zo te zien is daar niemand thuis.” Ik vraag of Mike al deze gesprekken zelf<br />

doet. Hij vertelt mij dat dit wel zijn voorkeur heeft: “Ik kan zoiets ook uitzetten, maar zie liever zelf<br />

wie achter zo’n voordeur woont.” We rijden vervolgens door het bos waar een zorginstelling voor<br />

ouderen is gevestigd. Mike geeft aan hier eigenlijk nooit problemen te hebben. Slechts één keer was<br />

er een diefstal door personeel, maar dat personeelslid was op het moment van ontdekking ook al<br />

niet meer werkzaam daar. Hij komt dan ook vrijwel nooit bij de zorginstelling: “Ik heb wel vrij snel<br />

na mijn indiensttreding hier ook een contactpersoon gezocht, maar ik kom daar slechts zelden een<br />

kop koffie drinken.”<br />

12.00 uur. Lunchen<br />

12.45 uur. Mike leest zijn mail door. Hij probeert het bestuur van het recreatiepark nog te bereiken<br />

om de afspraak van aanstaande woensdag nog te verplaatsen. Hij krijgt helaas niemand te spreken.<br />

In de buurtbrigadierskamer heeft hij een gesprek met collega’s over de bezuinigingsmaatregelen van<br />

de gemeente. Ook belt hij de bewoner van het park terug om te vertellen over zijn gesprek met het<br />

bestuur. Hij stelt voor om hier woensdag nog even over verder te praten.<br />

13.15 uur. Vertrek van kantoor richting de buurt.<br />

13.30 uur. We gaan een bezoek brengen aan een ex-­‐prostitué die vroeger verslaafd aan drugs en<br />

alcohol was. De vrouw is een tijd lang opgenomen geweest in een zorginstelling, maar woont nu al<br />

weer even op zichzelf. Mike parkeert de auto om de hoek en we gaan lopend naar het adres. Onder-­‐<br />

weg vertelt Mike dat de vrouw het moeilijk vindt om verleidingen te weerstaan. Zo heeft zij nog<br />

steeds contact met een jongen die haar verleid heeft om drugs te gebruiken en de prostitutie in te<br />

gaan. We bellen aan bij haar huis. De vrouw opent de deur en zegt druk te zijn met schoonmaken,<br />

maar we mogen wel even binnenkomen. Mike zegt dat hij gewoon even kort wil bijpraten. We ne-­‐<br />

86


men plaats op de bank terwijl de vrouw vertelt dat haar ouders nu op vakantie zijn en vanavond<br />

weer terugkomen. Ze vindt dat het goed met haar gaat, ook al drinkt ze nog steeds: “maar geen drugs<br />

meer voor mij.” Tussen neus en lippen door vertelt de vrouw dat ze nog wel even de vuilniszak vol<br />

bierblikken moet weg gooien voor haar ouders terugkomen. De vrouw biedt ons wat te drinken aan:<br />

“Willen jullie thee of misschien een biertje?” Mike zegt tegen de vrouw dat wij weer verder moeten.<br />

Zij begrijpt dit en zegt dan ook maar weer verder te gaan met schoonmaken.<br />

Na het vertrek bij de vrouw vertelt Mike mij zich wel een beetje zorgen te maken over haar drank-­‐<br />

gebruik. Het is volgens hem geen aanleiding om hier nu direct melding van te maken, maar het is wel<br />

iets wat hij in de gaten wil houden. Hij neemt zich voor om over een tijdje weer eens langs gaan bij<br />

haar om te vragen hoe het gaat.<br />

13.40 uur. We rijden een rondje door de buurt. In de auto wordt Mike aangesproken door een man<br />

op een grote herenfiets. De man zegt net bijna van zijn fiets te zijn gereden door een zwart busje met<br />

buitenlands nummerbord. Hij wijst in de richting waarheen het busje is vertrokken. Mike rijdt even<br />

langs de supermarkt om te kijken of hij het busje daar ziet staan. We zien geen zwart busjes staan<br />

waarop Mike zegt: “Ik kan ook niet echt wat met zo’n melding, tsja een zwart busje, daar zijn er wel<br />

meer van.”<br />

14.00 uur. We vervolgen ons rondje door de buurt. Mike rijdt langs een huis waarvan de bewoonster<br />

door haar man is mishandeld. Bij het huis staat de moeder van een vrouw buiten met haar kleinkin-­‐<br />

deren klaar om in de auto te stappen. Hij vraagt de vrouw hoe het gaat met haar dochter. Volgens de<br />

moeder is er geen contact meer met de man. Mike geeft aan binnenkort wel eens langs te willen ko-­‐<br />

men om te vragen hoe het gaat.<br />

Verderop in de wijk spreekt Mike vanuit de auto een jonge moeder aan met een kind in een draag-­‐<br />

zak. Dankzij Mike is deze jonge moeder versneld in contact gekomen met de woningbouwvereniging.<br />

Hij vraagt na hoe het gaat met de huizenjacht. Zij geeft aan gereageerd te hebben op een woning in<br />

de buurt. Mike zegt nog wel even te zullen bellen met de woningbouwvereniging om te kijken hoe<br />

het ervoor staat.<br />

Op de hoek verderop ziet Mike een andere bekende. Hij heeft de man geholpen bij de uithuisplaat-­‐<br />

sing van zijn zoon na geweldspleging. Hij roept naar de man dat hij binnenkort eens langskomt voor<br />

een kop koffie. Mike vertelt mij dat hij één keer in de zoveel tijd bij deze man langs gaat om gewoon<br />

even bij te praten.<br />

We vervolgen de ronde. Mike neemt een mooie route door het buitengebied: “Als ik de tijd heb rij ik<br />

hier ook graag even langs, wel mooi hier hoor.” Mike rijdt voor mij nog even door naar de Time-­‐Out,<br />

een grote discotheek in Gemert: “Zo dan weet je ook waar die zit.”<br />

14.30 uur. Terug op kantoor. Mike praat met collega’s over de aanstaande veranderingen met de<br />

komst van de Nationale <strong>Politie</strong>. Mike streept onderwijl zijn taken af op zijn takenlijstje. Hij consta-­‐<br />

87


teert dat veel taken zijn gedaan. Al moet hij nog wel wat hennepdossiers aanvullen. Hij besluit dit op<br />

een ander moment te gaan doen.<br />

15.00 uur. Einde dienst.<br />

Dinsdag 11 juli 2011.<br />

Dagdienst.<br />

08.00 uur. Mike begint de dag met het checken van de mail. Ook bekijkt hij de mutaties van de<br />

nachtdienst, en neemt hij enkele sfeerrapportages door. Daarna verwerkt hij alvast een deel van zijn<br />

administratie. Om half negen is de briefing. In de briefing wordt niets besproken dat invloed heeft op<br />

de werkzaamheden van Mike voor vandaag.<br />

09.00 uur. Op de buurtbrigadierskamer hebben de netwerkinspecteur en drie buurtbrigadiers (in-­‐<br />

clusief Mike) een gesprek over de vakantieplannen en de gevolgen daarvan voor de planning. Eigen-­‐<br />

lijk hebben ze allemaal nog veel overuren staan die ze op één of andere manier willen verzilveren.<br />

Mike drukt ondertussen de mutaties af die hij vandaag gaat behandelen. Ook zoekt hij in de verschil-­‐<br />

lende systemen nog even verder naar meer informatie over deze meldingen.<br />

09.15 uur. Mike wil graag contact opnemen met de Hulp Officier van Justitie om vragen te stellen<br />

over een bepaalde procedure met betrekking tot een mogelijke hennepkwekerij in zijn buurt. Mike<br />

ontdekt dat hij het nummer van haar niet in zijn telefoon heeft en vraagt daarom aan de anderen of<br />

zij dat misschien wel hebben. Mike wordt ‘uitgelachen’ dat hij als enige het nummer niet heeft. Na<br />

enkele flauwe grappen hierover belt Mike haar op. Er wordt niet opgenomen.<br />

09.30 uur. Mike wordt door de receptie gevraagd om mee te lopen naar voren. Er heeft zich bij de<br />

ontvangstbalie een jongen gemeld. De jongen heeft verteld dat zijn vader met Mike heeft afgespro-­‐<br />

ken dat hij even naar zijn scooter zal kijken. De jongen is pas in een dorp verderop aangehouden<br />

omdat hij een sportuitlaat onder zijn scooter heeft. Hij heeft hier toen een boete voor gekregen. Ook<br />

moet hij aanstaande vrijdag bij het politiebureau in het andere dorp zijn de scooter laten zien mét<br />

standaarduitlaat. De vader van de jongen heeft aan Mike gevraagd om ook even naar de scooter te<br />

kijken, zodat zij weten wat misschien nog meer veranderd moet worden.<br />

Voor de deur staat een jonge pukkelige jongen met een helm op. Hij heeft zijn Yamaha Aerox voor de<br />

deur van het politie gestald. Mike vraag waarom hij precies is aangehouden. Hij legt verlegen uit wat<br />

er is gebeurd. De jongen vertelt dat hij de scooter in deze staat heeft gekocht. Mike knikt en zegt te-­‐<br />

gen de jongen: “Als ik zo’n scooter zie rondrijden weet ik eigenlijk al per definitie dat ze te hard<br />

gaan. Als ik die uitlaat van je zo zie is dat ook geen standaarduitlaat. Deze scooter gaat denk ik wel<br />

zo’n 70 km/h.” De jongen glimlacht. Mike geeft aan dat hij niets aan de boete kan doen. Hij zou het<br />

anders hebben gedaan, maar nu heeft hij daar niets over te zeggen. Zijn advies is om een standaard-­‐<br />

uitlaat onder de scooter te laten monteren, ook voor de eigen veiligheid. De jongen vraagt ook nog<br />

aan Mike of hij denkt dat zijn nummerbord juist bevestigd is. Het spatbord van de scooter is verwij-­‐<br />

derd waardoor het nummerbord aan de achterlamp hangt. Mike geeft aan dat zijn collega’s uit het<br />

88


andere dorp hier waarschijnlijk niet over zullen vallen. We nemen afscheid van de jongen en lopen<br />

weer naar binnen.<br />

We lopen langs het secretariaat aan het begin van de gang. Mike legt uit dat bij een inval in een pand<br />

een slot is geforceerd. Mike legt aan één van de medewerksters van het secretariaat uit dat de reke-­‐<br />

ning van de slotenmaker naar de eigenaar van het pand gestuurd moet worden: “Dat het tot twee-­‐<br />

maal toe is onderverhuurd is het probleem van de eigenaar, hij moet de kosten maar verhalen op de<br />

onderhuurders.”<br />

Mike en ik lopen terug naar de buurbrigadierskamer. Mike bekijkt daar op zijn computer kort de<br />

dagrapportage voor de belangrijkste gebeurtenissen in zijn buurt. Hij geeft aan mij aan snel te willen<br />

vertrekken richting de buurt. Voor vertrek naar de buurt zegt Mike grappend tegen mij: “Zo, gaan we<br />

vandaag eens even een hennepkwekerijtje oprollen.” De netwerkinspecteur staat in de deuropening,<br />

maar lijkt het niet horen. Mik zegt daaropvolgend: “Laat het de netwerkinspecteur niet horen, dan<br />

begint hij te stuiteren.”<br />

09.45 uur. We gaan vandaag eerst op weg naar het recreatiepark voor een bezoek aan de uitbaatster<br />

van het naastgelegen recreatiecentrum. Dit weekend zijn vernielingen aangericht aan het hek rond-­‐<br />

om het privéterrein. De uitbaatster heeft al eerder aangegeven veel last te hebben van vernielingen<br />

op het parkeerterrein. Mike legt in de auto uit dat het recreatiecentrum een grote parkeerplaats<br />

heeft waar zowel bewoners als bezoekers van het recreatiepark hun auto parkeren. De parkeer-­‐<br />

plaats is echter privéterrein. Dit geeft de uitbaatster het recht om de slagboom op wisselende tijden<br />

te sluiten. Soms staan daardoor dan nog auto’s op de parkeerplaats die niet meer wegkunnen. Boze<br />

autobezitters hebben al meerdere keren het hek aan de zijkant van het terrein kapot geknipt. Zo ook<br />

deze keer. We lopen langs het vernielde hek richting het recreatiecentrum. Bij binnenkomst blijkt de<br />

uitbaatster niet aanwezig te zijn. Wel is de barvrouw van het recreatiecentrum aan het werk. Ze legt<br />

ons uit wat er te zien is op de camerabeelden. Ze vertelt dat op de beelden alleen te zien is dat de<br />

(waarschijnlijke) daders met de auto wegrijden. Ze denk dat de daders vervolgens over het hek heen<br />

door de bossage naar de weg zijn gereden. Op de camera zijn helaas alleen schimmen te zien van de<br />

daders en de auto: “Maar waarschijnlijk zijn het wel de witte nummerborden (lees: Poolse nummer-­‐<br />

borden)” vult ze haar verhaal aan. We krijgen het mobiele telefoonnummer van de uitbaatster. We<br />

praten nog even verder over hoe het gaat bij het recreatiecentrum. De barvrouw geeft aan dat los<br />

van de vernielingen weinig problemen zijn: “Maar als het rustig is, gooien we gewoon dat hek dicht.<br />

Dat mogen we ook.” We nemen afscheid van de barvrouw en geven aan de uitbaatster te zullen bel-­‐<br />

len voor een afspraak.<br />

Buiten op het parkeerterrein van het recreatiepark zien we een man voorbij fietsen. Mike groet hem.<br />

Mike vertelt mij dat hij de vader is van de jonge moeder die wij eerder tegenkwamen in het dorp. Zij<br />

woont met haar vriend en kinderen in een veel te klein huisje op het recreatiepark. Niet lang geleden<br />

heeft Mike daarom de woningbouwvereniging gevraagd om met spoed nieuwe woonruimte voor het<br />

gezin te zoeken. De vader keert om voor een praatje. Hij geeft aan dat de situatie nog altijd heel<br />

moeilijk is, vooral financieel. Het gezin heeft geen geld. Als er al geld is maakt haar vriend al het geld<br />

89


op: “Ze hebben geen geld om het huis in te richten, dat moeten wij dan doen. We hebben er ten slotte<br />

maar één.” Mike geeft aan dat hij heel goed begrijpt dat de vader zijn dochter blijft steunen, maar dat<br />

ze dan ook niet écht geconfronteerd wordt met haar situatie. De vader is het eens met Mike: “We<br />

steunen haar ook alleen maar zo dat de kinderen geen last ondervinden van de situatie.” Mike wenst<br />

de vader sterkte en geeft aan nog even met de woningbouwvereniging contact op te nemen om te<br />

kijken hoe het staat met de zoektocht nieuwe huis: “We houden elkaar op de hoogte!”<br />

10.15 uur. We vertrekken richting het dorp. Mike vertelt mij dat collega’s tijdens het festival Street<br />

Rock op zaterdag een meisje van vijftien jaar zwaar onder invloed op straat hebben aangetroffen. Hij<br />

wil graag een bezoek brengen aan de ouders van het meisje om te kijken wat voor een mensen dit<br />

zijn. We rijden door een nette buurt. We stoppen voor de deur van een grote vrijstaand huis. Voor de<br />

deur staat de caravan van de familie klaar voor vertrek. Beide ouders blijken thuis te zijn en nodigen<br />

ons uit om even een kop koffie te komen drinken. Nadat we op de bank in de woonkamer hebben<br />

plaatsgenomen vertelt Mike dat het voorval van afgelopen zaterdag hem verontrust. De vader geeft<br />

aan dat hij dit begrijpt, ook hem heeft het zorgen doen baren: “Maar we hebben er veel over gepraat<br />

hier in huis.”<br />

De vader vertelt vervolgens honderduit over zijn eigen gedrag tijdens zijn jeugd. Hij begrijpt wel dat<br />

het kan gebeuren, maar praat er wel met haar over zodat ze de les zo snel mogelijk leert: “Ik bedoel<br />

praten hé, wel streng, maar niet slaan, dat heeft toch geen zin.” De moeder vertelt dat haar zoon heel<br />

anders is: “Van hem zou je juist willen dat hij meer erop uit trekt. Maar ja, zij ziet eruit als 18 en<br />

komt overal binnen. Ik vind eigenlijk dat ze zich nog heel netjes gedraagt. Ze drinkt misschien één,<br />

twee biertjes dan gaat ze over op fris. Maar ze heeft nu dus de smaak van bier te pakken.” De vader<br />

vertelt dat het afgelopen zaterdag ook niet alleen lag aan de alcohol: “Ze zegt heel weinig te hebben<br />

gedronken, maar ze heeft weed gerookt van een oudere man met krulletjes. Iedereen vond hem leuk,<br />

ook al haar vriendinnen. Ze hebben zelfs foto’s met hem gemaakt.” Mike luistert vooral naar de ver-­‐<br />

halen van de ouders. Hij geeft na het verhaal van de ouders aan wel benieuwd te zijn wie die man<br />

met de krulletjes is: “Het is niet de bedoeling dat dit vaker gebeurt.” De vader reageert hierop door<br />

nogmaals te zeggen dat zij beiden veel met de dochter praten: “en dan bedoel ik écht praten.” Mike<br />

vertelt dat hij de situatie in de gaten zal houden: “Als het vaker gebeurt zal ik voorstellen om Maat-­‐<br />

schappelijk Werk in te schakelen.”<br />

De vader begint over zijn aanstaande vakantie. De familie vertrekt morgen op vakantie, waarheen<br />

weten ze nog niet. Mike zegt nog dat bij vakantie dit doorgegeven kan worden aan de politie, zodat<br />

wij dat weten. De vader acht dit niet nodig: “Wij letten hier allemaal op elkaars huis, als er een<br />

vreemde auto in de straat rijdt noteren we het nummerbord. Ook hebben we allemaal elkaars num-­‐<br />

mer en weten we wanneer wie op vakantie is. Zo kunnen we voor elkaar een beetje een oogje in het<br />

zeil houden.” Bij vertrek wordt Mike gebeld door de uitbaatster van het recreatiecentrum. Ze is pas<br />

donderdagmiddag of vrijdag weer aanwezig. Mike geeft aan dan wel tijd te hebben om langs te ko-­‐<br />

men – zij moet maar aangeven wanneer haar het beste uitkomt.<br />

90


10.45 uur. We rijden door de buurt langs een huis waar mogelijk hennep wordt gekweekt. Mike ver-­‐<br />

telt dat dit een tip is van een ex-­‐collega. Alleen een tip is echter niet voldoende om tot actie over te<br />

gaan: “De zaak moet eerst ‘geplust’ (lees: meer informatie over verzameld worden) worden voordat<br />

wij hier actie op kunnen ondernemen. Maar dat vind ik eigenlijk zo’n onzin. Ik bedoel ik steek ge-­‐<br />

woon mijn snufferd door de brievenbus en ik ruik of het wat is. Als het wat is onderneem ik actie.” Er<br />

is niemand thuis. We rijden terug naar het bureau.<br />

11.00 uur. Aankomst op het bureau.<br />

In de buurtbrigadierskamer is de medewerkster communicatie persberichten op aan het stellen. Ze<br />

merkt op dat het nieuwsbericht over een opgerolde hennepkwekerij oud nieuws is: “Het is vorige<br />

week al gebeurd, en er komt nu pas een bericht over.” Mike grapt over zijn aanwijzing voor een an-­‐<br />

dere hennepkwekerij: “Wil je nieuw nieuws hebben? Hier: Vanmiddag hennepkwekerij opgerold. Zo<br />

vers van de pers. Niks wachten tot die zaak geplust is.”<br />

Mike heeft een mail ontvangen van de medewerkster van het Centrum voor Jeugd en Gezien over het<br />

probleemgezin waarvan de dochter vorige week haar moeder heeft aangevallen. De medewerkster<br />

heeft de mail geïnterpreteerd alsof zij de vorige keer niets met de melding hebben gedaan. Zij geeft<br />

in de mail aan dat dit helemaal niet het geval is. Mike probeert haar te bellen om uit te leggen dat hij<br />

dit niet bedoelde. Hij wilde juist aangeven dat medewerking van zowel de ouders als de dochter vol-­‐<br />

gens hem een voorwaarde is om opnieuw energie in het gezin te investeren. Ze neemt niet op. Mike<br />

zegt tegen mij dat hij het later nog wel een keer probeert.<br />

11.15 uur. Mike heeft vandaag een afspraak met een ambtenaar van de gemeente om te spreken<br />

over het recreatiepark. Hij weet alleen niet meer precies hoe laat de afspraak vanmiddag gepland<br />

staat. Hij wil graag op de fiets de wijk in. Daarom is het wel handig om hier eerst duidelijkheid over<br />

te hebben. Mike belt de ambtenaar maar er wordt niet opgenomen. Mike print het buurtwerkplan.<br />

Hij geeft het aan mij om door te nemen. Zelf gaat Mike verder met het beantwoorden en lezen van<br />

interne mail. Ik lees het buurtwerkplan door. In het plan valt op dat de aandachtspunten van de poli-­‐<br />

tie niet overeen stemmen met de problemen van de buurt. Ik vraag Mike of hij kan uit te leggen hoe<br />

dat kan: “Dat komt omdat die gegevens op een hele aparte manier verzameld worden, het is heel<br />

selectief. Alleen de problemen die overeenkomen met de problemen die de politie (en de gemeente)<br />

constateert kunnen toegevoegd worden als aandachtspunten. Als de gemeente bijvoorbeeld ergens<br />

hinder van ondervindt kunnen zij in overleg met ons aandachtspunten toevoegen aan de regionale<br />

prioriteiten Maar niet alle problemen horen bij ons. Ook zou het kunnen dat maar een heel beperkt<br />

deel van de bevolking ergens hinder van ondervindt. Neem de verkeersader door het dorp. Daar<br />

kunnen wij dan niets mee, en dat doen we dan ook niet.”<br />

In het buurtwerkplan staan diverse (structurele) overleggen benoemd. Ik vraag wat zo al wordt be-­‐<br />

sproken in deze overleggen. Mike geeft aan dat in de meeste overleggen met partners vooral wordt<br />

teruggekoppeld wat inmiddels is gedaan met lopende zaken: “Zo blijf je op de hoogte van de situa-­‐<br />

tie.” Als er nieuwe casuïstiek is dan kan het hier ook besproken worden legt hij uit: “Maar meestal is<br />

91


het zo dat deze casuïstiek inmiddels al telefonisch is besproken en dat duidelijk is wie het gaat op-­‐<br />

pakken.” Uit de overleggen komen vooral vragen naar meer informatie voort. Deze vragen kan de<br />

politie vaak beantwoorden, al hoewel dat wel afhankelijk is van de afspraken (lees: convenanten)<br />

met deze partijen en de aard van de informatie.<br />

Mike vertelt dat hij bij het dorpsoverleg en het integrale buurtoverleg vooral aanwezig is om te kij-­‐<br />

ken of er zaken spelen waarmee hij mogelijk te maken heeft of gaat krijgen. Het aanwezig zijn bij<br />

deze overleggen kan vooral helpen bij het beter begrijpen van de problemen in de buurt, denkt Mike.<br />

De meeste zaken die tijdens deze overleggen worden besproken vragen echter niet om politie-­‐inzet.<br />

Mike acht de overleggen vooral van nut omdat je als buurtbrigadier je hier makkelijk aan de buurt<br />

kan presenteren: “In zo’n overleg kan je nog wel even toelichten wat van je verwacht kan worden, je<br />

kan je profileren als de buurtbrigadier.”<br />

Mike geeft aan dat sommige overleggen alleen maar gaan om buurtactiviteiten. Bij deze overleggen<br />

is zijn aanwezigheid niet echt nodig is: “Dan is het handig om misschien in de eerste vijf minuten<br />

even uit te leggen wie je bent en wat je doet. En belangrijk: dat je altijd bereikbaar bent in het geval<br />

er iets aan de hand is.” Toch geeft Mike aan ook bij deze overleggen toch wel vaak langer te blijven<br />

dan strikt noodzakelijk. Soms blijf je langer zitten, die twee uur maakt mij niet uit en het wordt door<br />

de anderen gewaardeerd. Het komt ook het vertrouwen in de politie ten goede. Als mij bijvoorbeeld<br />

daar iets gevraagd wordt en ik zeg ja, dan doe ik dat ook. Want wat ik beloof, dat doe ik.”<br />

12.00 uur. Mike heeft een gesprek met netwerkinspecteur over het ondernemerscafé waar Mike<br />

morgen kort gaat spreken. De netwerkinspecteur vindt het een goed initiatief van Mike om hier heen<br />

te gaan: “Daar kan je nog beter jezelf in beeld brengen bij de ondernemers, en je kan weer eens an-­‐<br />

dere spreken. Al ken je er natuurlijk al een hoop.” Mike vertelt dat hem gevraagd is om in uniform te<br />

komen: “De voorzitster van het ondernemerscafé heb ik de keuze gelaten. Zij zei: ik hou wel van<br />

mannen in uniform, dus kom maar in uniform. Ik heb wel gezegd dat ik geen biertje ga drinken dan,<br />

dat kan ik niet doen als ik het uniform aan heb.”<br />

12. 15 uur. Lunch.<br />

13.00 We parkeren de auto weer bij de kerk om vanaf daar de buurt in te lopen. Het eerste adres wat<br />

we gaan bezoeken is het café waar wij vorige week ook al waren. Mike geeft aan te denken dat de<br />

problemen met Bavaria nog niet opgelost zijn. Hij kan zich niet voorstellen dat de horecaonderne-­‐<br />

mer nu wel een tapvergunning zal hebben. Mike zegt dat hij nu dan toch echt een proces-­‐verbaal zal<br />

gaan opmaken. Het is vervolgens aan de gemeente om de sanctie vast te stellen. Bij aankomst heeft<br />

de vrouw van de horecaondernemer net de lunch op tafel gezet. Mike zegt dat hij wel eerst even een<br />

rondje door de buurt maakt zodat zij eerst rustig kunnen lunchen.<br />

We lopen vanaf het café aan het dorpsplein een zijstraat in waar diverse winkels zijn gevestigd,<br />

waaronder een snackbar en één van de beter lopende cafés. Als we langs de snackbar lopen vraagt<br />

de snackbareigenaar of we een kop koffie bij hem komen drinken. We gaan zitten en krijgen een kop<br />

92


Douwe Egberts koffie. “Dat is nog eens andere koffie dan op het bureau” zegt Mike. De snackbareige-­‐<br />

naar vertelt over het verloop van Street Rock. Hij geeft aan eerder dicht te zijn gegaan omdat op het<br />

terrein van het festival een fritestent stond. Ook vertelt hij te hebben gehoord dat er een plan is om<br />

op de hoek van de straat een nieuwe snackbar te vestigen. Mike is hier verbaasd over en het lijkt<br />

hem helemaal niet verstandig. Hij zegt dat hij eens zal navragen bij de gemeente hoe dit precies zit:<br />

“Dat kan toch niet de bedoeling zijn. In Helmond zie je dat ook veel. Maar dat is helemaal niet goed<br />

voor de ondernemers.”<br />

Mike vraagt aan de snackbareigenaar of de laatste tijd nog problemen zijn geweest. Die geeft aan<br />

weinig last te hebben: “Nee het is rustig in Gemert-­‐Laarbeek, toch?” Mike wijst vanuit de snackbar<br />

naar de overkant. In het pand aan de overkant woont boven de eigenaar van het pand en daaronder<br />

is een groenteboer gevestigd. Beide liggen al een tijdje met elkaar in de clinch, vertelt Mike. Volgens<br />

Mike is de eigenaresse van de zaak het beu om de hele tijd een strijd te moeten voeren met de eige-­‐<br />

naar van het pand. De snackbareigenaar zegt hierover: “Ach, ja daar heb ik geen last van. Ik vraag<br />

hem altijd gewoon de auto weg te halen op de drukke momenten en dat doet hij dan netjes. Het ligt<br />

ook aan haar, zij is zo’n schijnheilige. Ik bedoel die kras op zijn auto, ik weet niet zeker of ze het heeft<br />

gedaan, maar ik vermoed van wel. Ik heb het haar ook gezegd: je moet van andermans spullen afblij-­‐<br />

ven.” Mike zegt dat het de laatste tijd wel beter gaat tussen beiden.<br />

De snackbareigenaar geeft aan de laatste tijd wel veel last te hebben van het uitgaanspubliek dat<br />

vanaf het café naast de snackbar met de taxi vertrekt naar Helmond: “Het zijn er maar een paar die<br />

zoveel lawaai maken. Maar de fietsen parkeren ze naast de snackbar, en ik slaap daar boven. Bij het<br />

vertrek en terugkomst wordt ik wakker door het lawaai.” Hij zegt een camera te willen ophangen<br />

zodat hij het in de gaten kan houden wie precies de lawaaimakers zijn: “Als ik dan zie wie de herrie-­‐<br />

schoppers zijn, spreek ik ze daar eerst op aan, en als ze het dan nog een keer doen zullen ze het we-­‐<br />

ten.” Mike geeft aan dat dit niet de beste oplossing te vinden. Beter kan de snackbareigenaar probe-­‐<br />

ren met de gemeente en de café-­‐eigenaar afspraken te maken over het stallen van de fietsen: “Mis-­‐<br />

schien kan het op het kerkplein, dat is een veel betere plek daarvoor.”<br />

13.45 uur. We besluiten om later dan gepland weer terug te lopen naar het café op de hoek van de<br />

straat. De vrouw van de horecaondernemer vraagt of wij een kop koffie willen. “Nee dank je, wij<br />

hebben net koffie op. Doe mij maar een colaatje” zegt Mike. De horecaondernemer is zich aan het<br />

omkleden. In de tussentijd spreken we met zijn vrouw over het meisje dat ‘out’ was gegaan op<br />

Streetrock. De eigenaresse geeft aan dat de vader van het meisje op straat verschrikkelijk boos is<br />

geworden op het meisje. Ook geeft zij aan verbaasd te zijn dat het meisje alcohol heeft kunnen ko-­‐<br />

pen: “Wij vragen altijd naar een ID op het moment dat we denken dat iemand nog niet de leeftijd<br />

heeft om te drinken. Dit zou eigenlijk toch niet mogen gebeuren op zo’n festival.” Mike geeft haar<br />

gelijk. Hij zegt dit te zullen aankaarten bij de evaluatie van het festival.<br />

De horecaondernemer komt naar beneden gelopen en gaat zitten aan tafel. Ook hij begint eerst over<br />

het verloop van Streetrock, en hoe dronken enkele personen waren. Na enkele minuten over het de<br />

gang van zaken in het dorp te hebben gehad, vraagt Mike of het is gelukt met de vergunning. De ho-­‐<br />

93


ecaondernemer geeft aan er nog niet uit te zijn met Bavaria: “Het gaat om een financiële kwestie<br />

waar we nu nog niet uit zijn, ik verwacht hier wel uit te komen, maar ik weet niet binnen welk ter-­‐<br />

mijn.” Mike geeft aan hem niet langer uitstel te kunnen geven: “Er zit er niets anders op voor mij dan<br />

een proces-­‐verbaal te schrijven. De gemeente zit achter mijn vodden aan, dus ik kan daar echt niet<br />

langer mee wachten, dat heb ik je de vorige keer al verteld.” De horecaondernemer knikt begrijpend<br />

en geeft aan dat het hem eigenlijk ook niet zoveel uitmaakt. Het is in ieder geval niet zijn grootste<br />

probleem. Hij vertelt te willen stoppen met beide tenten omdat het hem veel te veel kopzorgen ople-­‐<br />

vert: “Het gaat hier niet goed meer, en dit café is onderpand voor het hotel (verderop in de straat).<br />

Bavaria is eigenaar van het andere pand en wil dat verkopen. Maar dat gaat niet van de één op de<br />

andere dag.” De eigenaar geeft aan te proberen tot de verkoop van het pand zijn hoofd boven water<br />

te houden. Mike geeft aan dat hij hoopt dat het pand snel verkocht kan worden.<br />

14.45 We lopen vanaf het café richting de C1000 . We lopen naar achteren om aan de bedrijfsleider<br />

te vragen of alles goed gaat de laatste tijd. De eigenaar geeft aan dat er geen bijzonderheden zijn en<br />

vraagt naar de vakantieplannen van Mike. “Pas over tweeënhalve week ga ik weg” zegt Mike. Dan<br />

bedenkt de eigenaar dat hij wel een vraag heeft. Afgelopen zaterdag heeft één van de leveranciers<br />

een boete gekregen omdat zij blijkbaar de parkeerwijzer verkeerd had ingesteld. Door Streetrock<br />

was het nogal een chaos op de parkeerplaats. Om die reden is ook min of meer afgesproken dat niet<br />

té streng gecontroleerd zou worden op deze dag. Nu zijn toch bonnen geschreven. De bedrijfsleider<br />

geeft aan graag te willen weten wie dat heeft gedaan.<br />

Mike geeft aan dat de politie in ieder geval niet de bonnen heeft geschreven: “De gemeente hand-­‐<br />

haaft de blauwe zone tegenwoordig, dus ik kan me niet anders voorstellen dan dat de dorpswachten<br />

deze bonnen hebben geschreven.” De eigenaar belt met de leverancier om te vragen of zij meer in-­‐<br />

formatie heeft over de boete. De leverancier vertelt inderdaad een bon te hebben gekregen voor het<br />

verkeerd instellen van de parkeerkaart. Ze weet niet of de gemeente of de politie deze bon heeft uit-­‐<br />

geschreven. Mike en de bedrijfsleider laten de zaak rusten.<br />

De bedrijfsleider begint vervolgens over de diefstal van een portemonnee in de C1000. Mike herin-­‐<br />

nert zich dat het slachtoffer ook op het politiebureau aangifte heeft gedaan. De bedrijfsleder vertelt<br />

precies te weten hoe de diefstal is gegaan. De bejaarde vrouw werd afgeleid door de ene man, terwijl<br />

de andere snel de portemonnee pakt uit haar rollator: “Er zijn camerabeelden, die hangen in de kan-­‐<br />

tine.” We lopen naar de kantine om de foto’s te bekijken. Op de foto’s zijn twee mannen zichtbaar.<br />

Mike vraagt of de politie al in het bezit is van deze foto’s. “Volgens mij niet” antwoordt de eigenaar.<br />

Mike geeft aan graag de foto’s ook te ontvangen zodat zij gebruikt kunnen worden in de briefing: “Ik<br />

kom volgende week wel even langs anders, of je kan ze even mailen.<br />

We praten op de gang nog even verder over de enorme stijging van de drankomzet door de toename<br />

van het aantal Poolse arbeiders. De eigenaar vertelt dat de zaken heel goed gaan: “De drank is niet<br />

aan te slepen, ik verkoop nu zelfs Pools bier. En die gasten zuipen direct een halve liter op voordat ze<br />

hier weer in de auto stappen.” Mike: “Oh ja, dat heb je wel eerder gezegd, we hebben toen ook een<br />

keer een alcoholcontrole hier uitgevoerd, maar daar is toen niemand bij gepakt. Het is wel iets om in<br />

94


de gaten te houden.” De bedrijfsleider geeft aan dat de Polen weleens als bedreigend worden erva-­‐<br />

ren door het personeel. Vooral omdat ze vaak met een hele groep tegelijk binnenkomen, maar eigen-­‐<br />

lijk gebeurt er bijna nooit iets.<br />

15.00 uur. We lopen naar buiten richting de auto. We zijn nog geen honderd meter onderweg als de<br />

medewerkster van het Centrum Jeugd en Gezin belt. Mike legt haar meteen uit dat hij helemaal niet<br />

heeft bedoeld dat het Centrum voor Jeugd en Gezin niets heeft ondernomen, maar dat hij niet wil dat<br />

hulp wordt ingezet als de dochter geen medewerking verleent. De medewerkster begrijpt het en<br />

vertelt wat de huidige stand van zaken is. Zij heeft de medewerker van Maatschappelijk Werk net<br />

gesproken, en hij gaat contact opnemen met het gezin. De medewerker van het Maatschappelijk<br />

Werk heeft zijn voorgesteld om samen met Mike een bezoek te brengen aan het gezin, vooral voor<br />

zijn veiligheid, zo zegt zij. Mike geeft aan dat hij hierover contact zal opnemen met medewerker van.<br />

Na het telefoongesprek zegt Mike tegen mij dat het kantoor van het maatschappelijk werk niet ver<br />

weg is. Mike geeft aan meteen even bij hem langs te willen lopen.<br />

Op de weg naar het kantoor van het Maatschappelijk Werk vertelt Mike dat hij niet denkt dat hij mee<br />

hoeft te gaan voor de veiligheid. Hij vindt het vooral belangrijk om bij zulke problemen duidelijk een<br />

blok te vormen: ”Je moet even aangeven dat het Maatschappelijk Werk en de politie op één lijn zit-­‐<br />

ten.” Bij aankomst is de medewerker van het Maatschappelijk Werk aan de telefoon. Wij wachten in<br />

de gang even tot hij is uitgesproken.<br />

15.15 uur. We nemen plaats in het kantoor. De medewerker van het Maatschappelijk Werk begint<br />

ons het verhaal uit te leggen over de gezinssituatie. Mike vertelt vervolgens wat bij zijn laatste be-­‐<br />

zoek is gezegd en waarom hij opnieuw contact hierover heeft gezocht met Centrum voor Jeugd en<br />

Gezin. De medewerker van het Maatschappelijk Werk is van mening dat de dochter het zichzelf<br />

moeilijk maakt door kansen op veranderingen te laten liggen. Beiden zijn het er over eens dat het<br />

onmogelijk is voor het gezin om op deze manier door te gaan: “Zij moet eigenlijk gewoon weg uit dat<br />

tuinhuisje.” De medewerker van het Maatschappelijk Werk legt uit dat zijn voorstel is om volgende<br />

week samen een bezoek te brengen: “In het gesprek worden de opties voorgelegd en leggen wij nog<br />

een keer uit wat van de hulpverlening en van de politie verwacht kan worden.” Mike vindt dit een<br />

goed plan: “Dit is de enige optie om dit probleem op te pakken. Ze zullen dit ook zelf moeten doen.”<br />

Mike en de medewerker van het Maatschappelijk Werk kijken in de agenda om een moment te prik-­‐<br />

ken. Volgende week hebben ze al samen een overleg gepland staan. Beiden vinden het handig om na<br />

dit overleg samen langs te rijden bij het gezin.<br />

15.45 uur. We vertrekken vanaf het kerkplein richting bureau.<br />

16.00 uur. Op het bureau heeft Mike een kort gesprek met netwerkinspecteur over het bezoek aan<br />

de horecaondernemer. De netwerkinspecteur geeft aan de problemen van de horecaondernemer te<br />

begrijpen, maar dat het ook niet langer te tolereren is. De medewerkster van het JPP komt de buurt-­‐<br />

brigadierskamer binnenlopen om even bij te praten. Na dit gesprek vraag ik aan Mike wat voor een<br />

gevolg het proces-­‐verbaal heeft voor de horecaondernemer. Mike geeft aan dat de gemeente nog<br />

95


weinig beleid heeft op dit gebied. De netwerkinspecteur verwacht dat de gemeente bestuursdwang<br />

zal opleggen, de bedragen hiervoor liggen wettelijk vast. Vervolgens zal de politie telkens moeten<br />

handhaven: “De gemeente is op dit gebied veel minder ver dan bijvoorbeeld de gemeente Amster-­‐<br />

dam” vertelt de netwerkinspecteur. De netwerkinspecteur is hier nog bezig om de gemeente aan te<br />

zetten plannen te maken over bijvoorbeeld de grootte van de terrassen. Hij legt uit dat de politie nu<br />

de proces-­‐verbalen moet schrijven en de gemeente daar vervolgens mee aan de bak moet.<br />

Ik praat met Mike nog kort na over het bezoek aan de C1000 . Mike vertelt dat bij de C1000 veel<br />

winkeldiefstal door hen zelf wordt afgedaan: “Als het mensen uit het dorp zijn, spreken ze deze zelf<br />

aan.” Voor andere gevallen geldt dat ze vaak geen aangifte doen. Het hoort bij het runnen van een<br />

supermarkt: “Als ik het hier vergelijk met Helmond valt mij op dat sowieso hier veel meer zelf wordt<br />

opgelost. Burgers stappen in Gemert veel minder snel naar de politie.”<br />

Mike heeft een gesprek met een collega die sinds kort ook buurtbrigadier is. De formele benoeming<br />

vindt binnenkort plaats. Ze vertelt dat zij niet precies weet wie bij de ceremonie aanwezig zijn. Mike<br />

zegt: “Ik wil die bloemkolen wel op je schouder doen hoor, als daar niemand tijd voor heeft.” Waarop<br />

de collega reageert: “Dan kom je zeker met échte bloemkolen aan!”<br />

16.30 uur. Mike werkt zijn administratie bij. Het lukt niet om vandaag al het papierwerk te doen. De<br />

rest van de administratie bewaart hij voor donderdagochtend.<br />

17.00 uur. Einde dienst.<br />

Vrijdag14 juli 2011.<br />

Dagdienst.<br />

Ik kom pas laat op het politiebureau aan doordat de hoofdweg naar Gemert is afgesloten. Als ik aan-­‐<br />

kom vertelt Mike mij dat hij vanochtend al vroeg is begonnen. Hij heeft zijn mail al gelezen en de<br />

nieuwe wijk scan bekeken. Om half negen was de briefing. Hieruit zijn geen actiepunten voor Mike<br />

naar voren gekomen. Mike vertelt mij dat hij vanochtend voor mijn komst ook aangiften heeft ver-­‐<br />

werkt in één van de hennepdossiers.<br />

09.00 uur. Mike heeft op het bureau afgesproken met de uitbaatster van het recreatiecentrum om te<br />

spreken over de vernielingen op haar parkeerterrein. De uitbaatster vertelt dat op de videobeelden<br />

een nummerbord is te zien en het merk van een auto die de kant van het hek op rijdt. De camera<br />

staat niet op het hek gericht waardoor niet honderd procent zeker is dat de bestuurder van deze<br />

auto de dader is van de vernielingen. Ook vertelt de uitbaatster dat zich een getuige bij haar heeft<br />

gemeld. Mike vraagt of zij kan vragen of de getuige zich wil melden bij het bureau: “Als we die gege-­‐<br />

vens hebben en ze wijzen dezelfde kant op dan kunnen we er wat mee.”<br />

De uitbaatster en Mike zijn het er over eens dat een structurele oplossing moet worden gevonden<br />

voor de vernielingen op het parkeerterrein. Mike legt uit welke mogelijkheden daarvoor zijn: “Je kan<br />

met de gemeente het er eens over hebben of een extra parkeerplaats voor het recreatiepark kan<br />

96


worden gerealiseerd. Daarvoor kan je contact opnemen met mijn contactpersoon bij de gemeente.<br />

En als hij het niet kan, weet hij wel iemand die daarover gaat.” Een andere optie is een slagboom<br />

installeren, maar dat kost veel geld. Ook kan de nagedacht worden over het verleggen van de ingang<br />

naar het bospad. De uitbaatster zegt daar al over te hebben nagedacht: “Ik heb het met Staatsbosbe-­‐<br />

heer daarover gesproken, en die zien dat niet zitten.”<br />

De uitbaatster vraagt of het niet mogelijk is om boetes uit te schrijven voor het illegaal parkeren op<br />

het terrein: “Daar bedoel ik eigenlijk mee dat jullie boetes gaan uitschrijven, ik kan dat niet zelf<br />

doen.” Mike weet niet of dit zomaar kan, en zegt hierover geen beloftes te willen doen. Hij ziet daar-­‐<br />

bij ook enkele praktische bezwaren: “Ik weet niet hoe wij kunnen zien wie daar wel mag parkeren<br />

en wie niet.” Mike weet wel dat dat het bestuur over wielklemmen beschikt. De uitbaatster geeft aan<br />

voor het gebruik van wielklemmen niet zoveel te voelen: “ Zij hebben daar slechte ervaringen mee,<br />

bedreigingen en zo. Daar zit ik niet echt op te wachten.”<br />

De uitbaatster zegt binnenkort contact op te zullen nemen met de gemeente. Ze geeft aan wel graag<br />

een vervolgafspraak te willen maken met Mike: “Mail me maar even na terugkomst van je vakantie,<br />

dan praten we wel even verder.” Voordat de uitbaatster vertrekt geeft ze aan dat op de parkeer-­‐<br />

plaats waarschijnlijk wordt gedeald: “Dan stopt er een auto, daar komt dan kort daarna een andere<br />

auto en een scooter bijstaan. Vervolgens rijden ze alle drie weer weg.” Op Mikes vraag wanneer dit<br />

gebeurt antwoordt zij dat het vooral in de weekenden gebeurt. Mike geeft aan dat de politie hier wel<br />

werk van moet maken: “OK, hmm .. dan kunnen we daar weleens gaan posten. Misschien vanuit jullie<br />

wel. Mocht je nummerborden of iets dergelijks kunnen opschrijven dan graag.”<br />

09.45 uur. We lopen terug naar de buurtbrigadierskamer. Mike bekijkt zijn mail. Ook zoekt hij het<br />

telefoonnummer op van de vreemdelingepolitie. Hij wil even bellen met de vreemdelingepolitie om-­‐<br />

dat hij al een tijdje geleden het verzoek bij hen heeft neergelegd om op het recreatiepark twee hui-­‐<br />

zen te controleren. Daarover heeft hij tot nog toe niets terug gehoord. Daarom belt hij even na wat<br />

met zijn verzoek is gedaan tot nu toe. Het blijkt dat zijn verzoek helemaal niet is opgepakt. Na het<br />

gesprek geeft Mike aan dat hij het dan maar via bovenaf gaat uitzetten: “Dan ga ik het via de OPC<br />

daar uitzetten, in plaats van via mijn contactpersoon vreemdelingepolitie.”<br />

Op de buurtbrigadierskamer praten we bij over het ondernemerscafé van gisteren. Mike vertelt en-­‐<br />

thousiast over de avond: “Het was een succes, ik was om twaalf uur thuis. Het was echt erg leuk.”<br />

Mike vertelt dat hij drie minuten op ‘de stoel’ op het podium in het café heeft gesproken over zijn<br />

werk als buurtbrigadier. Vervolgens zijn vooral onderwerpen behandeld die weinig te maken heb-­‐<br />

ben met zijn rol in de buurt. Zo was er bijvoorbeeld een discussie over het voordeel van het verzeke-­‐<br />

ren tegen ziekte binnen je bedrijf. Naderhand is hij blijven hangen om met verschillende onderne-­‐<br />

mers te praten. In totaal was bij de bijeenkomst circa zeventig man aanwezig: “Er waren veel beken-­‐<br />

den, maar ook personen die ik nog niet kende, zoals mensen die vanuit huis werken en enkele agra-­‐<br />

riërs. Tegenover de kerk hier verderop zit een groot bedrijf waar ik binnenkort nog eens langs ga.<br />

Hij is nog geen contactpersoon van mij.”<br />

97


Ook spreken we nog even over ‘het kattenprobleem’ op het recreatiepark: “Het bestuur heeft uitge-­‐<br />

legd hoe het zit. Jarenlang is het huishoudelijk regelement niet gehandhaafd, waardoor het katten-­‐<br />

probleem steeds groter is geworden. Nu moet het bestuur wel handhaven. De vrouw van de bewo-­‐<br />

ner van het park vindt dit wel begrijpelijk. Hijzelf is het niet eens met het huishoudelijk regelement.<br />

Op een gegeven moment bleef het bestuur maar het verhaal uitleggen, en hij zijn verhaal. Dat schoot<br />

echt niet op. Toen heb ik gezegd: of het regelement moet aangepast worden of het blijft zo. Daar<br />

moet over besloten worden. Daarna moest ik weg, dus ik weet niet hoe het precies is afgelopen.”<br />

Mike geeft aan dat hij niet echt meerwaarde zag van zijn aanwezigheid bij het overleg: “Ik heb nog<br />

wel gezegd dat de bedreigingen niet getolereerd worden. Maar de bewoner zei dat het helemaal niet<br />

zo bedoeld was. Ik ga ook de volgende keer wel zeggen dat ik bij dit soort gesprekken er niet meer<br />

bij hoef te zijn. Anders kan ik daar de hele week wel gaan zitten. Ik bedoel: ze moeten eerst zelf maar<br />

zulke dingen gaan doen, en als het echt niet lukt dan help ik. Maar als ik geen meerwaarde heb, be-­‐<br />

halve dat het gesprek vijf minuten sneller verloopt dan hoef ik daar écht niet te zijn.”<br />

10.15 uur. Mike heeft een afspraak op het politiebureau met een ambtenaar van de gemeente. De<br />

ambtenaar van de gemeente is belast met het recreatiepark. Dit betekent dat hij zich bezighoudt met<br />

wildbouw op het park en de vergunningverlening. Ook is de ambtenaar ingehuurd als projectleider<br />

bij het RIEC. De ambtenaar en Mike hebben het eerst over het verloop van de voorgaande strategi-­‐<br />

sche overleggen tussen de politie en de gemeente. Ze concluderen dat de discussie tot nu toe alleen<br />

maar is gegaan over welke rol bij welke partij past, zonder daaraan concrete afspraken te verbinden.<br />

“Op 23 augustus in de kleine driehoek zal dit waarschijnlijk weer het geval zijn” zegt de ambtenaar.<br />

De ambtenaar vraagt hoe het zit met het plan om een vreemdelingencontrole te houden. Mike vertelt<br />

dat zijn vraag niet is opgepakt door de vreemdelingepolitie, maar dat hij nog wel graag een afspraak<br />

wil plannen voordat hij op vakantie gaat: “Ik ga dit nu via de OPC regelen.” De ambtenaar is het er-­‐<br />

mee eens dat het goed zal zijn om dit op korte termijn op te pakken: “Zowel jullie als wij hebben<br />

daar mensen zitten die we willen controleren, jij daar voor de hennepkwekerij, wij voor die Roeme-­‐<br />

nen die daar zitten.”<br />

Vanuit zijn rol als projectleider RIEC stelt de ambtenaar aan de orde dat het misschien voor Mike<br />

interessant is om ook andere ‘bekenden’ in de gaten te gaan houden. Mike reageert niet op dit ad-­‐<br />

vies. De ambtenaar legt uit dat het RIEC momenteel weinig kan doen omdat het er naar uitziet dat<br />

het niet aantoonbaar is dat het hier gaat om georganiseerde misdaad. Hij merkt op dat het vooral<br />

komt doordat de informatie die vanuit de verschillende partijen wordt aangeleverd niet volledig is:<br />

“Wij zien heel goed wat er gebeurt. Jij en ik hebben informatie die voldoende is om het project door<br />

te zetten, maar die informatie is niet bij het RIEC. Terwijl hier wordt bepaald of het onderzoek wordt<br />

vervolgd. Ik heb ze ook gezegd dat wij met onvolledige informatie geen volledige analyse kunnen<br />

draaien.”<br />

De ambtenaar denkt dat bij andere personen in de organisatie misschien nog wel meer informatie<br />

ligt. Daarmee doelt hij op het RIO en de DIC-­‐er die niet alle informatie doorgeven aan het RIEC en de<br />

98


gemeente: “Misschien ligt er ook nog informatie bij de netwerkinspecteur en de afdelingschef die<br />

niet gedeeld wordt.” Mike reageert hierop door te zeggen dat hij dat ook niet weet, maar wel weet hij<br />

hoe ze er beiden erin zitten: “Zij vinden dat de problemen op het recreatiepark veel te veel vanuit<br />

het strafrecht worden benaderd. Tijdens de overleggen wordt een hele rits aan activiteiten genoemd<br />

die door de politie uitgevoerd moeten worden. Daar zijn zij het niet mee eens. Dat vinden zij trou-­‐<br />

wens hoor. Ik pak op wat ik kan oppakken.”<br />

Mike geeft vervolgens aan dat hij teleurgesteld is over het feit dat de ambtenaar in een overleg met<br />

de netwerkinspecteur en de afdelingschef heeft laten vallen dat Mike het observatieteam wil gaan<br />

inzetten: “Dat heb ik ten eerste niet gezegd en ten tweede wordt ik vervolgens bevraagd wat ik pre-­‐<br />

cies met je heb besproken.” De ambtenaar biedt zijn verontschuldiging aan en geeft hij aan dat hij dit<br />

niet als drukmiddel heeft willen gebruiken. Het was meer bedoeld om aan te geven dat er initiatie-­‐<br />

ven zijn, maar dat deze wel moeten passen binnen de strategie die in het overleg wordt gekozen.<br />

Mike zegt dat het daar naar zijn idee niet veel mee te maken heeft. Toen heeft hij ook al gezegd dat<br />

hij gewoon doorgaat met zijn werk op het recreatiepark: “ Ik ga niet wachten totdat zij wat hebben<br />

besloten in het overleg.”<br />

Mike pakt een lijst erbij met enkele namen waarvan hij meer informatie wil hebben. Het zou handig<br />

zijn om bijvoorbeeld een foto van deze personen te hebben. De ambtenaar geeft aan dat hij dit een-­‐<br />

voudig kan regelen bij de gemeente. Mike kan dit zelf ook doen maar de ambtenaar benadrukt dat hij<br />

dit graag voor hem wil doen. Mike maakt een kopie van de namenlijst voor de ambtenaar zodat hij<br />

daarmee aan het werk kan. Ook stelt Mike voor om eens samen op pad te gaan om op het recreatie-­‐<br />

park eens goed rond te gaan kijken. De ambtenaar is het helemaal eens met dit plan. Er worden di-­‐<br />

rect twee data vastgesteld om samen te gaan kijken op het recreatiepark. Ook vertelt de ambtenaar<br />

dat hij vindt dat Mike z’n adoptant wel heel weinig informatie aanlevert over het wel en wee op het<br />

recreatiepark. Mike geeft aan dat dit inderdaad zo is: “Ik ga met de netwerkinspecteur om de tafel<br />

zitten om te bespreken of de adoptant niet meer vrijgemaakt kan worden hiervoor, want zo werkt<br />

het niet.”<br />

11.30 uur. We lopen terug naar de buurtbrigadierskamers. Op de buurtbrigadierskamer praten we<br />

na over het gesprek met de ambtenaar: “In principe mogen we alles met hem delen, alleen geen CIE-­‐<br />

informatie. We hebben namelijk een convenant. Maar in de praktijk doe ik dat niet altijd, zeker niet<br />

na zo’n voorval. Ik ga in het vervolg rekening mee houden wat ik zeg tegen hem. Sommige dingen<br />

hoeft hij ook gewoon niet te weten.” Het samen op stap gaan vindt Mike vooral handig om even af te<br />

stemmen waar zij beiden mee bezig zijn: “Dat weten we nu niet precies van elkaar, hij weet al hele-­‐<br />

maal niet wat ik daar allemaal heb gedaan. Ook is het goed om het gevoel te houden dat we samen<br />

ergens aan werken.” Mike vult aan dat de ambtenaar een lastige positie heeft omdat hij twee petten<br />

op heeft: één die van projectleider RIEC en de ander als de gemeenteambtenaar.<br />

Mike geeft aan tegenwoordig wel veel van zijn tijd te besteden aan het recreatiepark: “Ik moet daar<br />

nu ook wel gaan uitleggen dat het bestuur mij niet overal maar bij kunnen betrekken. Ik zie dat nu<br />

99


meer en meer gebeuren. Op korte termijn moet ik aan hen duidelijk maken dat ik dat niet kan door-­‐<br />

zetten.”<br />

12.00 uur. Lunch<br />

12.30 uur. Mike belt met de gemeente over het proces-­‐verbaal naar aanleiding van zijn bezoek aan<br />

de horecaondernemer. Hij wil weten wat zij precies van hem willen ontvangen hierover. Ook vult<br />

Mike een dossier aan met informatie over een mogelijke hennepkwekerij. Voor de rest verwerkt<br />

Mike nog wat achterstallige administratie.<br />

14.00 uur. Einde dienst.<br />

100


Observatieverslag Buurtbrigadier Twan<br />

Dinsdag 2 augustus 2011.<br />

Middagdienst.<br />

Twan werkt sinds 1994 bij de politie Brabant Zuid-­‐Oost. Hij is afkomstig uit de noodhulp (als zoge-­‐<br />

heten noodhulpbrigadier) en is nu sinds drie en een half jaar de buurtbrigadier. Sinds een jaar is hij<br />

buurtbrigadier van ‘zijn’ huidige wijk in Eindhoven. In deze wijk wonen ongeveer 4000 inwoners. De<br />

wijk bestaat uit een oud en een nieuwer gedeelte. In het oude gedeelte zijn de problemen hoofdzake-­‐<br />

lijk gecentreerd rondom drugs(handel) en prostitutie (tippelen). Het nieuwe gedeelte van de wijk<br />

kampt vooral met overlast van drank-­‐ en drugsverslaafden, GGZ-­‐E ‘klanten’ en hanggroepen met<br />

veel criminele jongeren.<br />

12.30 uur: Ik vertel Twan wat het doel van het onderzoek is en hoe de komende vijf dagen zullen<br />

verlopen. Twan noemt de partijen met wie hij regelmatig samenwerkt. “Iedere week ben ik in het<br />

wijksteunpunt aanwezig om vragen van burgers te beantwoorden. Meestal is er niet zo’n grote toe-­‐<br />

loop van burgers. Het zijn veelal dezelfde mensen die het steunpunt bezoeken. Belangrijker vind ik<br />

het dat mijn belangrijkste netwerkpartners – de gemeente en de woningbouwcorporatie – aanwezig<br />

zijn. Hierdoor kan ik burgers die vragen hebben, die niet voor de politie zijn, direct doorverwijzen<br />

naar de gemeente of de woningbouwcorporatie. Laatst was er bijvoorbeeld een probleem met de<br />

vuilnisbakken. Een man klaagde dat de vuilniszakken naast de vuilnisbak werden gezet. Hij vond dat<br />

ik dat maar moest oplossen. Omdat de woningbouwcorporatie en de gemeente over deze kwestie<br />

gaan, kan ik meteen de man doorverwijzen. Dit soort problemen zijn niet voor ons bedoeld. Daar-­‐<br />

naast ‘onderhoud’ ik zo op simpele wijze het contact met mijn netwerkpartners. Wanneer je name-­‐<br />

lijk korte lijntjes hebt, krijg je sneller dingen bij de ander voor elkaar.”<br />

Naast het wijksteunpunt heeft Twan te maken met bemoeizorg en het woon overlast team (WOT).<br />

• Bemoeizorg is een gezamenlijk initiatief van de gemeente, politie, de GGZ, de GGD, welzijns-­‐<br />

organisaties en verslavingszorg. Bemoeizorg richt zich op zogeheten zorgmijders, ofwel<br />

mensen die vereenzamen, dak-­‐ en thuislozen, mensen die een gevaar vormen voor zichzelf<br />

en hun omgeving en mensen die stelselmatig overlast veroorzaken. De politie wordt verte-­‐<br />

genwoordigd in het bemoeizorgteam door een collega van Twan. Twan kan een casus via die<br />

collega aanmelden voor bemoeizorg.<br />

• Het WOT is er voor mensen die overlast veroorzaken ‘vanuit huis’. Doel van het WOT is om<br />

ernstige woonoverlast te voorkomen en te bestrijden. In het WOT zitten eveneens verschil-­‐<br />

lende partners, zoals de GGZ, gemeente en woningcorporaties. In het WOT zit een netwerk-­‐<br />

inspecteur namens de politie die namens de buurtbrigadiers ‘cases’ kan inbrengen.<br />

Twan is tevreden met de samenwerking met zijn contactpersonen bij de gemeente en de woning-­‐<br />

bouwcorporatie. Ons contact is vooral functioneel. Wanneer we elkaar nodig hebben, zoeken we<br />

elkaar op.” Volgens Twan is samenwerking met andere partijen soms noodzakelijk om ‘dingen’ voor<br />

elkaar te kunnen krijgen.<br />

101


“We hebben een tijd lang last gehad van een man die de hele buurt terroriseerde. Hij stalkte vrou-­‐<br />

wen, veroorzaakte rommel in de buurt en zou graffiti spuiten. De woningcorporatie had al een aantal<br />

klachten gekregen van omwonenden. Op enig moment kregen wij die klachten binnen. Strafrechte-­‐<br />

lijk konden we weinig tegen de man beginnen want we hadden weinig bewijs. Maar we konden wel<br />

de aangiften en meldingen van bewoners doorgeven aan de woningcorporatie zodat zij een uithuis-­‐<br />

zettingsprocedure konden starten. Ik heb vervolgens een sfeerrapportage gemaakt waarin ik inder-­‐<br />

daad heb aangegeven dat deze man in grote mate overlast veroorzaakte. De man is toen uiteindelijk<br />

uit huis geplaatst. De buurt heeft nu geen last meer van hem. Kortom, door samenwerking krijg je<br />

zaken sneller voor elkaar.”<br />

Maar Twan erkent ook dat ketenpartners niet altijd hetzelfde belang hebben. “Een man bedreigde<br />

een vrouw uit mijn wijk. Het ging uiteindelijk zo ver dat de vrouw haar huis uit is gevlucht. De vrouw<br />

wilde geen aangifte doen. De woningbouwcorporatie ziet in dit soort zaken niet in waarom ze in<br />

actie moeten komen. Zolang de huur netjes wordt betaald en de wijk geen overlast ondervindt, vin-­‐<br />

den zij het prima.”<br />

12.45 uur: Twan geeft aan dat hij morgen samen met zijn netwerkinspecteur een gesprek heeft met<br />

een burger in zijn wijk. “Deze man klaagt over overlast van zijn Somalische buren. Volgens hem ver-­‐<br />

oorzaken de Somaliërs overlast. Ze zouden veel lawaai veroorzaken en rommel maken. De vorige<br />

buurtbrigadier is anderhalf jaar met deze man bezig geweest. Het probleem is namelijk dat de man<br />

geen aangifte doet en ons niet belt wanneer het probleem zich voordoet. Maar hij komt wel langs het<br />

bureau om te klagen dat zijn buren de avond ervoor geluidsoverlast hebben veroorzaakt. Maar dan<br />

kunnen wij er weinig meer aan doen. De man leeft ook in onvrede met de woningbouwcorporatie.<br />

De woningbouwcorporatie zou volgens de man ook te weinig doen om de problemen op te lossen.<br />

Dit is echter niet het geval. De woningcorporatie heeft ook aangegeven dat de man direct zijn klach-­‐<br />

ten bij hen moet melden. De woningcorporatie heeft zelfs aangegeven dat ze ’s nachts willen komen<br />

kijken wanneer de man problemen ervaart. Maar de man blijft steeds achteraf klagen. Het vervelen-­‐<br />

de is dat deze man nu ook de gemeente heeft benaderd. Hij heeft een brief naar de gemeenteraad<br />

gestuurd waarin staat dat wij niet ontvankelijk zouden zijn voor zijn klachten. Ook de woningbouw-­‐<br />

corporatie krijgt ervan langs. Onze korpschef heeft hij ook al meerdere brieven gestuurd. Dit heeft<br />

ertoe geleid dat onze afdelingschef wil dat we met deze man in gesprek gaan. Om wat meer ‘gewicht’<br />

aan het gesprek te geven, neem ik mijn netwerkinspecteur mee. Ik hoop dat we de man kunnen<br />

overtuigen dat hij echt direct een klacht moet indienen wanneer hij de overlast ervaart. Maar ik heb<br />

er een hard hoofd in. Het is mijn voorganger ook nooit gelukt om dit bij deze man aan het verstand<br />

te brengen en ik vrees dat het mij ook niet gaat lukken.”<br />

13.00 uur: Ik vraag aan Twan in hoeverre het hem lukt om politiecapaciteit te regelen voor bepaalde<br />

problemen die in zijn wijk spelen. Twan: “Je moet iedere keer je netwerker warm maken voor wat er<br />

speelt in je wijk. En het hangt ook af van de prioriteiten die er gesteld worden binnen de afdeling. In<br />

mijn wijk heb ik bijvoorbeeld veel last van drugsdealers en minder last van hanggroepen. Maar op<br />

afdelingsniveau is prioriteit gegeven aan overlast jongeren.<br />

102


Dat betekent dus dat ik bijna nooit capaciteit kan krijgen om drugsdealers aan te pakken, terwijl ze<br />

wel vaak overlast veroorzaken en burgers nota bene zien dat er op straat wordt gehandeld! Ik had<br />

onlangs een wijk-­‐aandachtspunt gemaakt om drugspandjes in de gaten te houden maar dit punt is<br />

dus afgekeurd.”<br />

13.30 uur: Twan is bezig met het afhandelen van zijn mail. Vandaag is zijn eerste werkdag na twee<br />

weken vakantie. Hij heeft zich voorgenomen om niet meer al zijn e-­‐mail tot in de detail door te ne-­‐<br />

men. “Je kunt het toch niet allemaal bijhouden”, aldus Twan. Twan legt uit dat hij een buurtbrigadier<br />

is die veel zelf oppakt en ook niet vies is van recherchewerk. Twan: “In principe probeer ik alle aan-­‐<br />

giften uit mijn wijk door te nemen en waar mogelijk een onderzoekje in te stellen. Het voelt heel<br />

verkeerd dat wij als politie iedereen vragen om aangifte te komen doen, terwijl 80% van de zaken<br />

wordt geseponeerd. Onlangs kreeg ik de aangifte voor me van een meneer van 84 jaar oud uit mijn<br />

wijk. Tot twee maal toe is zijn uitkering gejat van de bank. Door een ongelukkige samenloop van<br />

omstandigheden heeft meneer nu een schuld van bijna 15.000 euro. Bij ons beland zo’n aangifte op<br />

de stapel en wordt er uiteindelijk niets mee gedaan. Dat kan toch niet? Dus ik ben onlangs naar de<br />

operationele chef gegaan en heb gevraagd of dit opgepakt kon worden. Maar oplichtingszaken heb-­‐<br />

ben volgens hem geen prioriteit. De OPC zegt dat ik het zelf maar moet oppakken. Dit is echter voor<br />

mij mij alleen onbegonnen werk. Omdat de man een huurachterstand had, heb ik via mijn contacten<br />

bij de woningcorporatie geregeld dat de man niet uitgezet zou worden. Daarnaast heb ik de man<br />

geadviseerd om tegen de seponering bezwaar aan te tekenen bij justitie.”<br />

13.45 uur: Ik vraag aan Twan of hij wel eens IGP (informatie gestuurde politie) voorstellen doet.<br />

Twan laat merken dat hij geen voorstander is van IGP. “Een IGP voorstel duurt veel te lang. Eerst<br />

moet je een heel plan schrijven, vervolgens moet het plan worden goedgekeurd en daarna moet er<br />

nog capaciteit voor gevonden worden. Wanneer je dus bijvoorbeeld informatie wilt hebben over een<br />

bepaald pand waarbij je het vermoeden hebt dat er gedeald wordt, kun je zo twee tot drie weken<br />

verder zijn alvorens er capaciteit voor wordt vrijgemaakt. Dan ben je veel te laat! Dealers worden<br />

ook steeds slimmer. Ze weten tegenwoordig dat wij minstens een aantal weken nodig hebben voor-­‐<br />

dat we pas voldoende informatie hebben om een zaak tegen hen te beginnen. Een slimme dealer<br />

dealt daarom een maand en stopt vervolgens een maand. Zo slim zijn ze. Hetzelfde geldt voor wo-­‐<br />

ninginbraken. Woninginbraken vinden plaats in golven. Twee weken vinden er veel woninginbraken<br />

plaats en vervolgens gebeurt er een maand helemaal niets. Met een IGP voorstel lukt het je gewoon<br />

niet om binnen twee weken capaciteit te regelen. Dus zodra er eenmaal extra surveillance is gere-­‐<br />

geld in de wijk, zijn de inbrekers allang gevlogen.”<br />

14.00 uur: Een collega van het bedrijfsbureau loopt binnen in de kamer van Twan. Een Poolse man<br />

heeft zich gemeld met het verhaal dat hij benadeeld is door een andere Poolse man in Nederland: De<br />

Pool had voor 1500 euro een auto gekocht in Nederland. Toen hij de auto wilde ophalen, bleek de<br />

auto nergens te bekennen. Twan tegen zijn collega: “Dit lijkt me meer een civiele zaak waar wij niets<br />

mee van doen hebben.”<br />

14.30 uur: Koffiepauze.<br />

103


15.00 uur: Samen met een collega rijdt Twan naar een woning in Eindhoven buiten zijn wijk. In de<br />

woning zou zich mogelijk een meisje van 15 bevinden die bij jeugdzorg uit Breda is weggelopen. De<br />

politie van Breda heeft de politie van Eindhoven verzocht om het meisje te gaan halen en aan hen<br />

over te dragen. Aangekomen bij de woning opent een oudere vrouw de deur. Het meisje blijkt be-­‐<br />

vriend te zijn met de zoon van de vrouw. De vrouw heeft haar zoon en het meisje al een tijdje niet<br />

gezien. Mogelijk bevinden ze zich buiten Eindhoven. De collega van Twan noteert het verhaal en<br />

geeft aan dat hij ergens deze week nog een keer langskomt. Vervolgens rijden we nog even door de<br />

wijk van Twan. We stoppen bij een groep jongeren die aan de rand van een park hangt. Twan stapt<br />

uit de auto en maakt een praatje met ze. De jongeren willen weten of Twan een fijne vakantie heeft<br />

gehad. Na een kort praatje rijden we verder. In de auto vertelt Twan dat er enkele jongeren bij deze<br />

hanggroep zitten die ‘carrière’ aan het maken zijn binnen het criminele circuit.” Die ene jongen in<br />

dat groene shirt heeft een paar keer op de uitkijk gestaan bij een woninginbraak. Hij heeft overal lak<br />

aan. Met hem gaan we nog veel te maken krijgen. En die jongen die me aansprak, moet zich binnen-­‐<br />

kort bij de rechter verantwoorden voor een aantal diefstallen en berovingen. Ik vind het ook grappig<br />

dat ze vragen hoe mijn vakantie was. Want ik heb hen niet verteld wanneer ik op vakantie zou gaan.<br />

Op de een of andere manier gebeurd er namelijk van alles in mijn wijk wanneer ik er niet ben. Soms<br />

denk ik wel eens dat ze weten wanneer ik wel of niet in dienst ben.”<br />

15.50 uur: We rijden terug naar het bureau. Onderweg krijgt Twan het bericht binnen dat er in de<br />

buurt van de rondweg een naakte man zou lopen. Twan draait de auto en we rijden terug. Na een<br />

tijdje zoeken is geen spoor van de naakte man te bekennen.<br />

16.30 uur: We zijn terug op het bureau. Ik vraag aan Twan in welke burgernetwerken hij deelneemt.<br />

Twan geeft aan dat er in zijn wijken geen wijkplatforms of buurtverenigingen zijn. Wel is hij bezig<br />

om samen met de netwerkinspecteur een ‘veiligheidsoverleg’ op te zetten. “Het doel hiervan is om<br />

burgers meer bij ons werk te betrekken en het initiatief ook meer bij burgers neer te leggen. In an-­‐<br />

dere wijken hebben ze bijvoorbeeld een burgerwacht opgericht naar aanleiding van een inbraakgolf.<br />

Burgers houden met elkaar toezicht en bellen ons wanneer ze iets verdachts zien. Ideaal.”<br />

Twan ervaart dat burgers het fijn vinden wanneer je veel zichtbaar aanwezig bent in de wijk. “Daar<br />

ben ik tenslotte ook voor”, aldus Twan. Maar volgens Twan is het als wijkagent ook wel eens goed<br />

om juist niet zichtbaar de wijk in te gaan. “Uiteindelijk vind ik dat het resultaat moet tellen. Af en toe<br />

ga ik bewust in burger de straat op en ga ik bij een paar pandjes observeren. Alleen dan heb je kans<br />

dat je een inbreker of een dealer kunt pakken. De keerzijde is dat je dan niet zichtbaar bent in de<br />

wijk terwijl je weldegelijk in de wijk aan het werk bent. Bovendien heb je ook werkelijk kans dat je<br />

er een pakt. Ik had laatst bijvoorbeeld toen ik in burger aan het werk was twee mensen aangehou-­‐<br />

den voor een poging tot inbraak. Je kunt weliswaar niet bewijzen dat ze ook daadwerkelijk wilden<br />

inbreken maar je hebt wel een belangrijk signaal afgegeven naar de inbrekers.”<br />

16.45 uur: Twan krijgt een telefoontje van zijn contactpersoon van verslavingszorg. De medewerker<br />

van verslavingszorg krijgt geen contact meer met een cliënt. Het is niet duidelijk of de man wel of<br />

niet thuis is.<br />

104


Zijn medicijnen heeft hij in ieder geval niet gekregen waardoor de man mogelijk in de problemen<br />

kan komen. De psychiater maakt zich daar zorgen over. De medewerker van verslavingszorg vraagt<br />

daarom of Twan een keer langs wil gaan bij de man. Twan stemt in en belooft dat hij even langsgaat<br />

bij de man. Ik vraag aan Twan waarom hij langsgaat en het niet gewoon aan verslavingszorg over-­‐<br />

laat. Twan: “Ik ken deze man niet en ik vind het wel belangrijk dat ik dit soort mensen ken. Daar-­‐<br />

naast kan de man volgens de psychiater gekke dingen gaan doen wanneer hij z’n medicijnen niet<br />

inneemt. Wat dat betreft heb ik er dus wel een zeker belang bij dat we deze meneer weer vinden.”<br />

Twan vindt dat de geestelijke gezondheidszorg in Nederland vreemd georganiseerd is. “Als wij ie-­‐<br />

mand van straat plukken en naar de spoedopvang brengen, kost het ons tussen de twee en drie uur<br />

wachten en overdragen. Het probleem is namelijk dat we niet zomaar weg kunnen als we iemand<br />

hebben afgeleverd. Eerst moet er een overdracht plaatsvinden en moet de GGZ een ‘intake’ doen.<br />

Daarna pas kunnen we weer vertrekken. Veel van mijn collega’s hebben geen zin om drie uur te<br />

wachten in een psychiatrisch ziekenhuis. Het is zonde van je tijd. Daarom nemen ze zo’n geestelijk<br />

zieke man mee naar het bureau en gaat hij achter een dikke deur totdat een medewerker van de GGZ<br />

hem meeneemt. Maar je begrijpt wel dat zo’n persoon van het wachten in een cel nog veel gekker<br />

wordt. Dus voor het welzijn van de patiënt zou het beter zijn wanneer wij zo’n iemand direct naar de<br />

GGZ kunnen brengen en zij het daarna van ons overnemen. Maar dat is kennelijk in Nederland niet<br />

mogelijk.”<br />

Ik vraag aan Twan hoe de samenwerking verloopt tussen verslavingszorg en de politie. “Ik heb zelf<br />

niet zoveel aan de medewerker van verslavingszorg. Het lukt deze medewerker niet echt om contact<br />

te krijgen met die verslaafden. Hij zou de persoon moeten zijn die een veel beter contact heeft met<br />

die mensen dan ik. Sterker nog, dat weet ik wel zeker. Tijdens overleggen hoor ik altijd terug van<br />

mijn netwerker dat hij informatie inbrengt in het bemoeizorg-­‐overleg dat van mij afkomstig is. Hij<br />

biedt zelf dus geen enkele meerwaarde aan mijn werk of aan de samenleving. Toch denkt zijn baas<br />

waarschijnlijk dat hij goed werk levert want in ieder overleg weet hij wel weer informatie van mij zo<br />

te brengen, alsof het lijkt dat het zijn informatie is.” Ik vraag aan Twan of hij dat niet vervelend vindt.<br />

“Ik vertel hem natuurlijk niet meer zoveel als ik in het begin deed. Maar aan de andere kant kan het<br />

mij niet zoveel interesseren. Ik heb mijn strepen toch al lang verdiend.”<br />

17.00 uur: Twan legt uit dat hij vindt dat de regionaal georganiseerde recherche meer gebruik zou<br />

kunnen maken van de kennis en informatie van buurtbrigadiers. “Laatst waren ze bezig met een<br />

zaak naar een bewoner uit mijn wijk. Ik vind het vreemd dat ze mij niet op de hoogte brengen van<br />

dat onderzoek. Ze waren op zoek naar de verblijfplaats van de vriendin van deze man terwijl ik die<br />

al lang wist. Je ziet dat de afstand tussen de recherche en ‘wij op straat’ te groot is. Bovendien zou ik<br />

ook informatie voor hun kunnen verzamelen. Criminelen kijken niet raar op als ik door de wijk fiets.<br />

Ze kennen mij. Maar wanneer een andere agent door de straat rijdt, of rechercheurs in burger, zullen<br />

ze veel meer achterdochtig zijn.”<br />

105


17.30 uur: Avondeten.<br />

18.15 uur: We rijden in een politieauto door de wijk van Twan. Twan legt uit dat hij een gebruikelij-­‐<br />

ke route heeft en dat hij nog even langs een mevrouw wil rijden die geklaagd heeft over ‘overlast’<br />

van de bovenburen. Op zichzelf is dit niet zo bijzonder, zij het niet dat Twan weet dat de boven-­‐<br />

buurman is opgepakt en in de gevangenis zit. Ook de zoon van de bovenbuurman zit vast. Volgens de<br />

mevrouw zouden er jongeren in de woning zitten. Ik ben heel benieuwd of ze me daar meer over kan<br />

vertellen.”<br />

18.30 uur: We rijden door de wijk van Twan. Op enig moment stopt hij bij een appartementencom-­‐<br />

plex. “Hier woont de mevrouw die last heeft van haar bovenburen”, legt Twan uit. Twan loopt eerst<br />

naar een geparkeerde Mercedes met een buitenlands kenteken. De Mercedes ziet er oud en vervallen<br />

uit; er groeit onkruid rond de banden en de auto is wat groenig uitgeslagen. Twan: “Ik had stadstoe-­‐<br />

zicht al gevraagd of ze deze auto willen weghalen maar kennelijk hebben ze dat nog niet gedaan.”<br />

Twan noteert een en ander in zijn notitieblok. Vervolgens lopen we het appartementencomplex bin-­‐<br />

nen. De vrouw woont op de tweede verdieping en wacht ons al op. Eenmaal binnen legt de vrouw uit<br />

dat ze behoorlijk veel last heeft van haar bovenburen. Zowel ’s avonds laat als ‘s morgens vroeg<br />

hoort ze heel veel gebonk van boven komen. Ook hoort ze mensen door de kamer lopen. Ze heeft al<br />

een keer iemand aangesproken of ze wat stiller wilden zijn maar daar werd niet op gereageerd. Vol-­‐<br />

gens de mevrouw is er al eens eerder politie geweest. “Toen liepen de jongeren hard weg via de<br />

nooduitgang”, aldus de vrouw. De vrouw klaagde ook dat er onlangs fietsen gestolen waren in de<br />

gemeenschappelijke hal op de begane grond. Twan noteert alles in zijn notitieblok en vraagt de<br />

vrouw om vooral de politie te bellen wanneer ze weer last heeft van de jongeren. Daarnaast legt<br />

Twan uit dat hij een keer bij de jongeren langsgaat: “Maar dat doe ik niet nu, anders weten ze direct<br />

dat u geklaagd heeft. Daar kunt u last van krijgen.”<br />

19.00 uur: We rijden ‘surveillerend’ door de wijk. We worden aangehouden door een buurtbewoner,<br />

genaamd Frits. Frits is bevriend met Joris, een andere bewoner in de wijk van Twan. Joris heeft een<br />

jaar vastgezeten vanwege het verbouwen van hennep. Volgens Twan is Joris hiertoe gedwongen<br />

door een andere man maar durfde Joris geen belastende verklaring tegen hem af te leggen. Zodoen-­‐<br />

de is Joris door de rechter veroordeeld. Frits verteld dat Joris nog steeds lastig gevallen wordt door<br />

Henk, een andere wijkbewoner. Joris en Henk hebben al een paar maanden ruzie maar volgens Frits<br />

wordt het steeds erger. Twan stelt een aantal vragen en noteert een en ander op zijn notitieblok.<br />

Volgens Frits is hij nu zelf ook betrokken bij de ruzie: “Ik vind echt dat Henk te ver gegaan is. Als ik<br />

hem weer zie, timmer ik ‘m op z’n bek. Ik rijd ‘m dood!” Twan geeft aan dat het niet verstandig is om<br />

hem iets aan te doen en dat hij ‘er boven’ moet staan.<br />

19.10 uur: Terwijl we nog steeds in gesprek zijn met Frits, krijgt Twan een melding binnen dat er bij<br />

een pand een steen door het raam is gegooid door twee jongens op een scooter. Het blijkt dat het een<br />

straat bij ons vandaan is. Twan neemt snel afscheid van Frits en rijdt vol gas richting het adres. Bin-­‐<br />

nen 15 seconden staan we voor het adres. De ruit zit vol barsten, maar de steen is er niet doorheen<br />

gekomen. Een aantal buurtbewoners staat voor het huis.<br />

106


Twan doet het raampje van de auto open en vraagt hoe de jongens eruit zien. Volgens een buurtbe-­‐<br />

woner gaat het om een blanke en een licht getinte jongen. De blanke jongen droeg een petje. Twan<br />

vraagt hoe lang geleden het gebeurd is. Tien minuten aldus de omstanders. We rijden snel door om<br />

in de buurt een aantal rondjes te rijden. Ondertussen komen we ook andere eenheden tegen die<br />

richting het huis rijden. De jongens of de scooter zijn nergens te bekennen. We rijden terug en Twan<br />

stapt uit om een kort buurtonderzoek te houden. Twan noteert in zijn notitieblok wat omstanders<br />

gezien hebben. Vervolgens bellen we aan bij het woonhuis maar niemand doet open. Twan kent het<br />

huis. “Het is een pand dat wordt bewoond door hoofdzakelijk Somaliërs. Er wordt hier veel QAT -­‐<br />

een legale drug waarbij je op bladeren van een plant kauwt-­‐ gebruikt. Drie weken geleden werden er<br />

ook al op twee verschillende dagen stenen door de voorruit gegooid”. De omwonenden spreken er<br />

schande van dat er zoveel overlast wordt veroorzaakt door de bewoners van het pand. Twan: “Wan-­‐<br />

neer u weer last heeft, moet u ons direct bellen. Ik heb een aandacht vestiging gemaakt voor dit<br />

pand. Dat betekent dat wanneer u belt met een klacht over dit pand, wij direct met spoed komen<br />

kijken.”<br />

20.30 uur: We rijden terug naar het bureau. Twan klopt op het bureau de getuigenverklaringen in.<br />

Daarnaast maakt hij een mutatie over zijn gesprek met Frits. Twan: “Ik zet wel even in het systeem<br />

dat Frits heeft gezegd dat hij Henk wil doodmaken.” Twan geeft aan dat Henk heeft aangegeven dat<br />

hij wel wil verhuizen naar een andere buurt in de stad. “Maar de woningbouwvereniging heeft dit<br />

verzoek afgewezen. Toen ik dit hoorde, heb ik via mijn contact bij de woningcorporatie, de klantma-­‐<br />

nager, gevraagd of ze dit besluit wilden herzien. Het is anders in mijn beleving wachten totdat de<br />

situatie escaleert. Nu maar hopen dat er bij de woningbouwvereniging nog iets meegedaan wordt.”<br />

21.30 uur: Einde dienst.<br />

Maandag 8 augustus 2011.<br />

Kermisdienst.<br />

17.00 uur. Twan heeft vandaag een zogeheten kermisdienst. Dit betekent dat hij paraat moet staan<br />

wanneer er buiten het kermisterrein openbare orde problemen ontstaan. Twan vindt het nogal ‘on-­‐<br />

zinnig’ dat er tien agenten zijn ingeroosterd om paraat te staan terwijl er in zijn beleving nooit iets<br />

gebeurd. “De kermis is zelf verantwoordelijk voor de veiligheid op het terrein. Ze hebben bijvoor-­‐<br />

beeld ook eigen beveiligers op het terrein rondlopen. Ze kunnen het makkelijk zelf aan”. Twan is<br />

daarom voornemens om met een andere collega buurtbrigadier werk voor de wijk te gaan doen. “We<br />

moeten een jongen ophalen die nog twee maanden moet zitten. Ik heb hem gisteren opgezocht en hij<br />

heeft van mij nog een dag de tijd gekregen om van iedereen afscheid te nemen en vakantie te nemen<br />

op zijn werk. Op die manier hoop ik iets van krediet op te bouwen bij dit soort jongens. Daarnaast<br />

moeten we ook nog even langs bij een andere jongen die nog twee weken moet zitten.” Twan gaat<br />

eerst achter de computer zitten om zijn e-­‐mail te lezen en de recente verblijfplaats van de laatste<br />

jongen in kwestie op te zoeken.<br />

107


Twan vertelt dat hij afgelopen week het door jongeren bewoonde appartement gesloten heeft. “Ik<br />

heb de gezamenlijke recherche gebeld en gevraagd of ze aan de eigenaar van het appartement -­‐die in<br />

de gevangenis zit willen vragen of er jongeren mogen wonen. De man heeft aangegeven dat hij dat<br />

absoluut niet wil. Dus heb ik even aan een aantal jongens van de noodhulp gevraagd of ze met mij<br />

het appartement willen sluiten. Ik heb er gewoon een nieuw slot in laten zetten. Binnen in het pand<br />

lagen overigens nog wat attributen waaruit blijkt dat er gedeald werd in het pand.”<br />

Twan laat een e-­‐mail zien. “Afgelopen maand werd een collega van mij door de afdelingsleiding over<br />

de e-­‐mail beloond omdat hij veel mutaties had aangemaakt. Ik ben toen eens gaan kijken naar de<br />

mutaties die deze collega had aangemaakt. Ik ben toen bijna van m’n stoel gevallen. In de meeste<br />

mutaties stonden maar een of twee regels tekst, vaak nog slecht geschreven ook. En sommige muta-­‐<br />

ties gaven geen nieuwe informatie. Dan vraag ik me wel eens af waar we nu precies heen willen met<br />

de politie. Kwaliteit lijkt steeds minder belangrijk te worden.”<br />

17.30 uur: Twan vertelt dat hij Joris en Henk bij buurtbemiddeling heeft aangedragen. “Dat is een<br />

project van de gemeente gericht op het oplossen van conflicten in de wijk. Ik hoop dat door buurt-­‐<br />

bemiddeling het probleem kan worden opgelost. Ik krijg namelijk steeds meer signalen van buurt-­‐<br />

bewoners dat het uit de hand dreigt te lopen tussen die twee.” Ik vraag aan Twan of buurtbemidde-­‐<br />

ling een effectief instrument is. “In 75% van de gevallen worden de conflicten daadwerkelijk opge-­‐<br />

lost. In 25% van de gevallen dus niet. Ik vind het over het algemeen wel een behulpzaam instrument<br />

om in te zetten. Het probleem is alleen dat beide partijen wel mee moeten willen werken.”<br />

Ik vraag aan Twan hoe het is afgelopen met de wijkbewoner die klaagt over zijn Somalische buren.<br />

Twan zou afgelopen woensdag samen met zijn netwerker een gesprek met de man hebben om hem<br />

te vertellen dat de politie alleen iets voor hem kan betekenen als hij de overlast direct meldt. Twan<br />

geeft aan dat het gesprek weinig geholpen heeft. “De man vindt dat wij niet voor zijn belangen op-­‐<br />

komen. Hij begreep niet dat wij hem niet kunnen helpen. Het enige wat hij hoeft te doen is ons direct<br />

bellen wanneer hij overlast ervaart. Maar dat doet hij steeds maar niet. Volgens mij is die man niet te<br />

helpen. Hij heeft een probleem met zichzelf. Het jammere is alleen dat hij in toenemende mate de<br />

publiciteit opzoekt. Het beste zou zijn wanneer de man zou verhuizen naar een andere wijk.”<br />

17.45 uur: We rijden richting het hoofdbureau om de briefing voor de kermisdienst bij te wonen.<br />

Onderweg horen we over de portofoon dat een vrouw een vriendin van haar heeft neergestoken. De<br />

vrouw zou op de vlucht zijn en in een bepaald type auto rijden. Omdat we op een doorgaande weg<br />

van Eindhoven rijden, besluit Twan om de auto in de berm te rijden en enige minuten te posten.<br />

“Misschien komt ze zo wel voorbij rijden.” Na twintig minuten wachten rijden we uiteindelijk door<br />

naar het HB.<br />

18.15 uur: Wanneer we aangekomen zijn op het hoofdbureau is de briefing inmiddels afgelopen.<br />

Twan heeft gister ook al een kermisdienst gedraaid dus weet wat hem te doen staat. We halen onze<br />

lunchpakketjes op en rijden naar het eerste adres om een jongen op te halen.<br />

108


18.30 uur: We zijn aangekomen bij het huis van de jongen, Sido genaamd die nog een aantal dagen<br />

moet ‘zitten’. Twan belt aan en de vader van de jongen doet open. “Hij is er niet.” Twan kijkt de man<br />

verbaasd aan. “Hoezo”, zegt Twan, “Ik had een afspraak met Sido dat ik hem vandaag rond etenstijd<br />

zou ophalen.” De vader van de jongen legt uit dat zijn zoon er vandoor gegaan is en een briefje heeft<br />

achtergelaten dat hij zich de volgende ochtend bij het bureau gaat melden. Twan is zichtbaar geïrri-­‐<br />

teerd. “Zodra uw zoon thuiskomt, bel me dan. Ik heb tot vanavond laat dienst. Ik heb uw zoon ge-­‐<br />

matst door hem nog een dag de tijd te gunnen om vakantie te nemen op het werk en om van ieder-­‐<br />

een afscheid te nemen. Maar zodra ik hem nu zie lopen pluk ik hem zonder pardon van de straat.”<br />

Twan zegt de vader van de jongen gedag en we stappen de auto in. In de auto zegt Twan: “Het liefst<br />

laat ik hem nu even lopen en haal ik hem in de kerstperiode op. De meeste jongens vinden het in de<br />

regel verschrikkelijk om dan in de bak te zitten. Ik maak nooit meer afspraken met die jongens. Ik<br />

doe het niet meer!”<br />

19.00 uur: We staan inmiddels in een andere straat. De collega van Twan parkeert het dienstvoer-­‐<br />

tuig terwijl wij aanbellen. Een jongen doet open. Twan herkent hem meteen en legt uit dat de jongen<br />

nog twee weken moet zitten of 450 euro moet betalen. De jongen sputtert tegen en geeft aan dat hij<br />

enkele weken geleden met een collega van Twan een afspraak heeft gemaakt dat hij de boetes later<br />

mag betalen. Twan: “Ok, dan zullen we dat op het bureau uitzoeken. Je gaat nu met ons mee naar het<br />

bureau en dan bellen we onze collega.” De moeder van de jongen is overstuur en wil dat de jongen<br />

blijft. Maar Twan is resoluut en neemt de jongen mee de auto in. We rijden richting het bureau al-­‐<br />

waar de jongen via de arrestanteningang naar binnen geleid wordt. Ondertussen pleegt Twan een<br />

telefoontje. De collega in kwestie geeft aan dat hij zeker geen afspraken met deze jongeman heeft<br />

gemaakt. De jongen moet dus twee weken blijven.<br />

20.00 uur: Nadat de administratieve handelingen die horen bij het in bewaring stellen van de jongen<br />

zijn afgerond, rijden we richting de kermis. We lopen over de kermis. Twan hoopt dat hij Sido nog<br />

tegenkomt. “Dan kan hij gelijk mee”, aldus Twan. Het is nog niet echt druk op de kermis. Tijdens ons<br />

rondje over de kermis lopen we langs de projectleider die de operationele leiding heeft over de tien<br />

agenten die kermisdienst hebben. Volgens de projectleider -­‐die zich in een commandocontainer be-­‐<br />

vindt aan de rand van de kermis-­‐ is het broodnodig dat de politie aanwezig is. “Je weet nooit wat er<br />

kan gebeuren. Wij zijn er om de veiligheid van burgers te garanderen. Dat is onze taak. Je kunt niet<br />

alles overlaten aan beveiligers. Wij zijn veel beter opgeleid en geoefend om conflicten te voorkomen.<br />

Maar ook kunnen wij criminele activiteiten zoals drugsdeals veel beter herkennen.” De projectleider<br />

laat zien dat een van de beveiligers een steeksleutel van minstens vier kilogram zwaar gevorderd<br />

heeft van een van de bezoekers van de kermis. Twan: “Die is vast van een van de kermisexploitan-­‐<br />

ten.” Daarnaast heeft een bezoeker van de kermis een gevonden portemonnee afgegeven bij een van<br />

de beveiligers. De projectleider geeft de portemonnee aan Twan. “Willen jullie deze naar het hoofd-­‐<br />

bureau brengen? Er zit nog vijftig euro in.” Na een kort praatje vertrekken Twan, zijn collega en ik<br />

weer van de kermis. Wanneer we terug naar de auto lopen zegt Twan dat hij het onzinnig vindt dat<br />

er zoveel politiecapaciteit wordt ingezet voor de kermis.<br />

109


“Voor een projectleider is dit het meest belangrijke wat er nu is. Hij wil een goede beurt maken op<br />

het hoofdbureau. Het is puur belangrijk willen zijn. De capaciteit die is vrijgemaakt voor de kermis is<br />

gewoon absurd.”<br />

In de auto bekijkt Twan de portemonnee. Hij vindt een verzekeringskaartje. “Hij is van iemand uit<br />

mijn wijk. Laten we kijken of de betreffende persoon thuis is.” We rijden naar het adres wat op het<br />

verzekeringskaartje staat. Niemand blijkt thuis te zijn. Twan: “We gaan niet naar het hoofdbureau<br />

hoor. We brengen de portemonnee wel naar ons eigen bureau, dan voeren we de portmonnee in en<br />

kan de eigenaar deze bij ons ophalen.”<br />

21.00 uur: Twan en zijn collega horen over de portofoon dat er nog steeds onderzoek wordt gedaan<br />

naar een winkeloverval van vanmiddag. Een man -­‐ een bekende van Twan-­‐ heeft diverse goederen<br />

gestolen uit een winkel en daarbij een beveiligingsmedewerker met een mes bedreigd. De man zou<br />

vervolgens zijn gevlucht met een gele auto. Twan kent de man omdat hij in ‘zijn’ wijk gewoond heeft<br />

en weet ook wie zijn vriendin is. Gedurende de avond heeft Twan dan ook al meerdere keren infor-­‐<br />

matie doorgegeven aan zijn collega’s die op zoek zijn naar de man, zoals informatie over zijn moge-­‐<br />

lijke verblijfplaatsen en de mensen met wie hij omgaat. Twan en zijn collega besluiten om te gaan<br />

helpen met het onderzoek en rijden -­‐tegen de opdracht van de projectleider in om in de buurt van de<br />

kermis te blijven-­‐ naar een ander stadsdeel om daar op zoek te gaan naar de gele vluchtauto (“dan<br />

rijden we wel wat harder terug om sneller bij de kermis te zijn”). Twan: “Als we de auto vinden, we-­‐<br />

ten we waarschijnlijk ook waar hij te vinden is.” Twan geeft aan dat het belangrijk is om nu werk te<br />

maken van deze winkeldiefstal omdat de zaak morgen anders op de stapel met andere zaken komt te<br />

liggen en daarmee niet de aandacht krijgt die het verdient. We rijden in een buurt waar volgens<br />

Twan de vriendin van de verdachte woont. In het buurtje staan een aantal gele auto’s. Twan voert de<br />

nummerborden in van de gele auto’s die we tegenkomen maar geen van de auto’s staat op naam van<br />

de verdachte of zijn vriendin.<br />

22.00 uur: We rijden terug naar het bureau om een hapje te eten. Twan gaat achter de computer<br />

zitten en zoekt in het opsporingsprogramma BVO naar de gele auto. Ergens in een mutatie van een<br />

jaar terug over een buurtonderzoek elders in de straat waar we een gele auto aantroffen, vindt Twan<br />

de informatie die hij zoekt: “Een van de auto’s die we hebben ingevoerd blijkt van de vriendin van de<br />

verdachte te zijn. De auto staat alleen niet op haar naam. In de mutatie staat zelfs dat wanneer de<br />

auto voor de deur staat, de vriendin thuis is.” Twan geeft de informatie door aan zijn collega’s die<br />

nog altijd met de zaak bezig zijn. Zijn collega’s rijden toevallig in de buurt en besluiten om een huis-­‐<br />

zoekingsbevel te gaan organiseren. Twan geeft nog een tip mee: “Hij knijpt er zeker tussenuit, hij is<br />

mij al een keer ontkomen. Zorg er dus voor dat je dus ook in de achtertuin een mannetje hebt staan!”<br />

23.15 uur: We stappen weer de auto in en rijden terug naar de kermis. Bij de kermisuitgang staan<br />

we te wachten op het einde van de kermis. Een collega van Twan vertelt over zijn ervaringen op een<br />

landelijk politiebureau: “Er gebeurd veel minder. Er zijn minder meldingen en er spelen minder<br />

problemen in de wijken. Maar als er wat gebeurd, dan sta je er wel langer alleen voor.” Ik vraag aan<br />

Twan en zijn collega hoe zij de aansturing vanuit de leiding ervaren.<br />

110


Twan: “Ik bepaal zelf veel wat ik doe. Zo nu en dan heb ik contact met de operationele chef om te<br />

bespreken of ik ergens hulp bij kan krijgen of niet. Maar als ik het zelf moet doen, bepaal ik ook zelf<br />

hoe ik het doe. De netwerkers spelen toch meer op de achtergrond. Zij zijn druk met hun toegewe-­‐<br />

zen beleidsveld en zij kunnen nooit van alle buurtbrigadiers weten waar ze allemaal op een dag mee<br />

bezig zijn.” Ik vraag aan Twan wat er zou gebeuren wanneer er geen netwerker meer zou zijn. Twan<br />

denkt even na en stelt vervolgens: “Wij buurtbrigadiers zouden dan meer in overleggen zitten, dat is<br />

zeker. Maar voor het dagelijkse werk of mijn overleg met ketenpartners maakt het denk ik niet zo-­‐<br />

veel uit.”<br />

00.00 uur: De kermis gaat dicht. Beveiligers van de kermis laten niemand meer binnen en sturen de<br />

bezoekers op het terrein naar buiten. Langzaam stromen de bezoekers naar buiten. Twan en zijn<br />

collega’s verspreiden bij de uitgangen om zo “de mensen weg te jagen”. Op enig moment ontstaat er<br />

een opstootje tussen een groep jongeren. Twan en andere collega’s rennen er op af. De vechtersba-­‐<br />

zen worden apart genomen en toegesproken. De rust keert langzaam terug. Over de portofoon krijgt<br />

Twan een melding dat er aan de andere kant van het terrein een ruzie zou zijn uitgebroken. We<br />

stappen in de auto en rijden er naartoe. Aangekomen blijkt dat er al andere eenheden staan en dat<br />

ook hier de rust is wedergekeerd. Geen vechtpartijen meer. We rijden terug naar de kermis en ver-­‐<br />

zamelen ons bij de commandocontainer. Na een kort praatje met een aantal collega’s rijden we terug<br />

naar het bureau.<br />

01.15 uur: Einde dienst.<br />

Woensdag 10 augustus 2011.<br />

Dagdienst.<br />

08.00 uur: Briefing.<br />

08.30 uur: We drinken een bak koffie. Twan vertelt dat de man die verdacht wordt van de winkel-­‐<br />

diefstal en bedreiging van een beveiliger gisteravond is aangehouden. “En ik had gelijk! Hij wilde er<br />

weer tussenuit knijpen die jongen. Gelukkig waren ze met een aantal man sterk om hem aan te hou-­‐<br />

den. Hij zat thuis bij zijn vriendin, die overigens helemaal onder invloed van ‘van alles en nog wat’ op<br />

de bank zat te trippen.”<br />

09.00 uur: Twan start de computer op en leest z’n email. “Gisteravond heeft een bewoner geklaagd<br />

over geluidsoverlast van een man verderop in de straat. De klager heeft al eens eerder een klacht<br />

ingediend bij ons over deze man. Daarom maak ik een afspraak op locatie op dit adres. Zodra er<br />

weer een melding komt, zal de meldkamer direct een eenheid sturen.”<br />

09.45 uur: Twan en ik stappen op de fiets op weg naar het steunpunt. Het steunpunt bevindt zich in<br />

de speeltuin van de wijk van Twan en wordt gerund door vrijwilligers. Op het steunpunt kunnen<br />

burgers vragen stellen aan gemeente, woningcorporatie of de politie. Op enig moment horen Twan<br />

en ik een auto met piepende banden een bocht nemen. We kijken achterom en zien dat een zwarte<br />

auto wordt achtervolgd door een grijze auto.<br />

111


Wanneer de auto’s onze kant oprijden, gooit Twan zijn fiets er voor. De zwarte auto stopt vijftig cen-­‐<br />

timeter voor de fiets van Twan en de achtervolgende grijze auto rijdt de zwarte auto klem. Een<br />

vrouw, zichtbaar boos en agressief, stapt uit de grijze auto en loopt naar de zwarte auto toe. Ze be-­‐<br />

gint te schreeuwen: “Klootzak, hoe durf je met een andere vrouw te neuken.” De bestuurder van de<br />

zwarte auto stapt uit. Twan komt tussenbeide en houdt de vrouw in bedwang. De vrouw geeft aan<br />

dat haar vriend is vreemdgegaan en dat het meisje waarmee hij is vreemdgegaan haar kleren gesto-­‐<br />

len heeft. De man richt zich vervolgens tot Twan en geeft aan dat hij aangifte wil doen van bedrei-­‐<br />

ging door zijn vrouw en dat ze hem net bijna ‘kapot’ gereden heeft. De vrouw wordt nog bozer en<br />

slaat haar vriend in z’n gezicht. Wederom probeert Twan de man en de vrouw uit elkaar te halen.<br />

Twan noteert de kentekens van beide auto’s. De vrouw zegt dat ze aangifte wil doen van diefstal van<br />

kleding. Twan geeft aan dat ze aangifte kan doen op het bureau. Twan spreekt de man en de vrouw<br />

toe en zegt dat het nu over moet zijn. Twan geeft aan dat de zwarte auto weg moet rijden terwijl wij<br />

bij de vrouw en haar grijze auto wachten. Wanneer de zwarte auto uit het zicht verdwenen is, laat<br />

Twan de vrouw gaan. Wij fietsen vervolgens verder richting het steunpunt.<br />

10.20 uur: Op het steunpunt is het rustig. De buurtcoördinator van de gemeente en de klantmanager<br />

van de woningbouwcorporatie zijn al aanwezig. Verder zitten er een aantal vrijwilligers van het<br />

steunpunt aan tafel. In de speeltuin spelen een tiental kinderen. Er zijn nog geen burgers gekomen<br />

die specifieke vragen hebben. Twan excuseert zich dat hij wat later is. Vervolgens neemt hij de<br />

buurtcoördinator en de klantmanager mee naar een aparte ruimte om wat zaken te bespreken die<br />

lopen in de wijk. Twan geeft aan dat hij Joris en Henk wil opgeven voor buurtbemiddeling. “Het gaat<br />

niet langer zo. De sfeer tussen beide partijen wordt steeds grimmiger.” De klantmanager van de wo-­‐<br />

ningcorporatie geeft aan dat het afgewezen verzoek van Henk om overgeplaatst te worden naar een<br />

andere buurt is herzien. “Ik heb naar aanleiding van jouw aandringen bij collega’s aangegeven dat<br />

het toch echt beter is dat deze meneer een andere woning krijgt. Ze hebben het nog een keer be-­‐<br />

sproken en nu besloten dat hij een andere woning krijgt aan de andere kant van de stad.” Twan is<br />

zichtbaar blij. “Mooi, zegt hij. Dan zal ik buurtbemiddeling stopzetten.” Vervolgens geeft Twan aan<br />

dat er afgelopen week wederom een steen door de ruit van het qat-­‐pand is gegooid. “Buurtbewoners<br />

klagen over overlast. Er is veel toeloop van vreemde snuiters. Er ligt veel rotzooi op straat. Wij zitten<br />

er bovenop en reageren direct wanneer er een melding komt. Ook weet ik dat er de afgelopen weken<br />

meer gesurveilleerd wordt rond het pand. Ikzelf probeer ook meer aanwezig te zijn. Daarnaast heb<br />

ik van de week nog even met de eigenaar gesproken en gevraagd of hij de leefbaarheid rond het<br />

pand en in het huis een beetje wil vergroten. De verhuurder klonk bereidwillig”. De buurtcoördina-­‐<br />

tor maakt aantekeningen. Verder worden er geen concrete afspraken rond het QAT pand.<br />

Twan, de klantmanager en de buurtcoördinator gaan weer aan de tafel zitten in de centrale hal. Nog<br />

steeds hebben zich geen burgers gemeld met vragen. Twan merkt op dat hij al een aantal keer mel-­‐<br />

ding heeft gemaakt van autowrakken die weggehaald moeten worden. Echter is dit nog altijd niet<br />

gebeurd. Hij vraagt aan de buurtcoördinator of zij weet hoe dit komt en of zij er wellicht wat aan kan<br />

doen. De buurtcoördinator vraagt om welke auto’s het gaat en waar deze staan. Twan geeft de<br />

adressen door.<br />

112


De buurtcoördinator zegt dat ze het intern bij de afdeling stadstoezicht zal neerleggen. Daarnaast<br />

geeft Twan aan dat de verkeerssituatie bij de C1000 nog steeds verwarrend is. “Mensen komen bij<br />

mij klagen. Ze snappen het niet. Veel mensen rijden de straat in terwijl dit verboden is. Maar wij<br />

kunnen zo’n onduidelijke situatie niet handhaven. Dat is gewoon ondoenlijk. Ik zou je willen vragen<br />

om dit intern nog eens mee te nemen.”<br />

10.45 uur: Een vrouw loopt het steunpunt binnen. De buurtcoördinator zegt haar gedag en vraagt<br />

voor wie mevrouw komt. “De woningbouwvereniging en de politie”, zegt ze met een harde stem. De<br />

vrouw legt uit dat sommige bewoners in het appartementencomplex hun afval niet in de containers<br />

gooien maar ernaast zetten. De vrouw ervaart dit als vervelend. Twan kijkt naar de buurtcoördina-­‐<br />

tor en stelt voor om de milieuambtenaar hierover te informeren. De buurtcoördinator vindt dit een<br />

goed idee en stelt tevens voor om in het wijkkrantje te laten zetten dat afval in de vuilnisbak hoort<br />

en niet ernaast.<br />

11.00 uur: Twan vindt het tijd om te gaan. We zeggen iedereen gedag en stappen op de fiets. We lo-­‐<br />

pen door het park. Twee mannen drinken bier op een bankje. Twan spreekt beide mannen aan en<br />

legt uit dat het verboden is om in het park alcohol te nuttigen. Hij vraagt naar de legitimatie en con-­‐<br />

troleert de gegevens. Het blijkt te gaan om twee Poolse mannen. Een van de mannen blijkt nog een<br />

aantal boetes te hebben uitstaan. Twan geeft aan dat de man de boetes moet betalen of een aantal<br />

dagen de cel in moet. De man geeft aan dat hij de boetes wil betalen maar dat hij niet weet of hij geld<br />

heeft. Twan vraagt aan de meldkamer of een auto de man op kan komen halen. “Anders kan hij gelijk<br />

de cel in wanneer hij niet kan betalen”, zegt Twan tegen mij. Er blijkt echter geen auto beschikbaar<br />

vanwege een vechtpartij in een supermarkt. Twan vraagt de Poolse man om zelf naar het bureau te<br />

gaan en daar de boete te betalen.<br />

We lopen verder. Twan geeft aan dat de alcoholverbodsborden nog steeds niet geplaatst zijn terwijl<br />

iedereen het er over eens is dat ze geplaatst moeten worden. “Anders mogen wij het alcoholverbod<br />

in de parken niet handhaven van justitie.” Twan geeft aan dat zijn netwerker veel tijd heeft gespen-­‐<br />

deerd om de alcoholverbodsborden in de parken te krijgen: “Volgens mij moest mijn netwerker ze<br />

zelfs zelf bestellen”.<br />

11.15 uur: We lopen vervolgens verder van het looppad af de bosjes in. “Dit is een plek waar vaak<br />

zwervers zitten. Ik had van de week een melding gekregen van een burger die hier allemaal rotzooi<br />

had zien liggen.” We lopen enkele meters dieper het bos in en zien inderdaad tientallen openge-­‐<br />

scheurde vuilniszakken liggen. “Die moeten opgeruimd worden”, aldus Twan.<br />

11.30 uur: We fietsen door de wijk. Op enig moment wordt Twan staande gehouden door een vrouw<br />

op leeftijd. Het is duidelijk dat ze iets wil vertellen tegen Twan. Twan stapt van z’n fiets af en zegt de<br />

vrouw gedag. De vrouw: “Bent u niet de wijkagent?” Twan: “Ja, dat klopt.” De vrouw: “Oh, okee, dat<br />

komt goed uit. Ziet u dat mooie grasveld daar? Diverse mensen uit de buurt laten daar hun hond uit.<br />

Ik vind dat niet normaal.” Twan: “Ze mogen alleen hun hond daar uit laten als ze ook de poep oprui-­‐<br />

men.” De vrouw: “Maar dat doen ze niet! Echt hoor, ik zie het dagelijks allemaal gebeuren!<br />

113


Ze ruimen het echt niet op. Kunt u daar niet iets aan doen?” Twan zegt dat hij een melding gaat ma-­‐<br />

ken voor de milieuambtenaar. We nemen afscheid en fietsen door. Eenmaal onderweg zegt Twan:<br />

“Waar maakt die vrouw zich druk om? Ze heeft er niet eens last van.”<br />

12.00 uur: Inmiddels zijn we aangekomen op het bureau. Twan maakt een mutatie van de ruzie van-­‐<br />

ochtend tussen de bestuurders van de grijze en zwarte auto. Tevens trekt hij de kentekens na. Ze<br />

blijken beiden geen bekenden van de politie te zijn. Vervolgens belt Twan met de afvaldienst van de<br />

gemeente en meldt dat in het park een aantal vuilniszakken zijn opengetrokken. Twan vraagt of het<br />

binnenkort opgeruimd kan worden. Dit blijkt geen probleem.<br />

12.30 uur: Lunch.<br />

13.00 uur: De middag staat in het teken van het zoeken naar Sido en het per auto surveilleren door<br />

de wijken van Twan. Twan heeft afgesproken om samen met een van zijn favoriete collega’s, Sandra<br />

(ook buurtbrigadier) op stap te gaan. Twan en Sandra duiken eerst een half uur in de computer om<br />

te achterhalen of Sido de afgelopen dagen nog ergens gesignaleerd is<br />

Daarnaast heeft Sandra nog een aantal klusjes die ze in haar wijk moet doen, zoals het uitreiken van<br />

een ‘akte van uitreiking’. Ze print de benodigde papieren.<br />

13.30 uur: We rijden richting de wijk van Twan. We rijden langs ‘de rosse buurt’ van Eindhoven<br />

waar we een even uitstappen en een rondje lopen. Vervolgens rijden we door naar het ouderlijk huis<br />

van Sido. Twan parkeert de auto buiten het zicht van het huis. Sandra loopt achterom terwijl Twan<br />

en ik aanbellen. De moeder des huizes opent de deur. Ze verteld dat haar zoon niet thuis is. “Ik heb<br />

hem al even niet meer gezien. Zodra hij thuis komt, bel ik jullie meteen op. Ik ben echt boos op hem.”<br />

Twan vraagt of de moeder weet wie de nieuwe vriendin van Sido is. “Geen idee”, antwoordt de moe-­‐<br />

der. “Hij heeft haar nog nooit meer naar huis toe genomen.” Vervolgens rijden we een rondje langs<br />

alle hangplekken in de wijk van Twan en de aangrenzende wijken.<br />

14.35 uur: Twan wordt gewenkt door Frits die buiten een sigaretje staat de roken. Twan stopt de<br />

auto en stapt uit. Hij vraagt of Sandra en ik in de auto willen zitten. Na een gesprek van tien minuten<br />

komt Twan weer terug. Twan: “Volgens Frits is Joris benaderd door een man uit de wijk om hennep-­‐<br />

knoppen te knippen. Frits heeft mij alle gegevens van de man doorgegeven. Dit is zeer interessante<br />

informatie voor de collega’s van recherche. Maar misschien pak ik het ook zelf wel op door binnen-­‐<br />

kort eens te gaan posten bij deze meneer. Daarnaast had Frits nog informatie over een prostituee die<br />

weer in de wijk actief zou zijn. Al met al waardevolle informatie van onze vriend Frits.”<br />

14.50 uur: We rijden naar een groot bedrijf in de wijk van Sandra toe om de akte van uitreiking te<br />

overhandigen aan een van de managers van het bedrijf. “Iets met een rechterlijke zaak in India maar<br />

ik kan het niet goed lezen. Het is in het Indiaas geschreven.” Twan en ik blijven buiten staan wan-­‐<br />

neer Sandra het bedrijfsgebouw inloopt om de akte te overhandigen.<br />

114


Het blijkt onduidelijk te zijn voor wie de akte precies bedoeld is. De betreffende manager bevindt<br />

zich in ieder geval niet in het gebouw. Na twintig minuten komt Sandra buiten met de akte in haar<br />

hand. “Ik word straks teruggebeld door de manager. Als hij er iets van weet, stuur ik de akte van<br />

uitreiking per fax naar hem toe.”<br />

Onderweg komen we nog twee autowrakken (auto’s zonder kenteken) tegen. Twan maakt hiervan<br />

een aantekening in zijn notitieblok. We stoppen bij een huis in de wijk van Sandra om een kort<br />

buurtonderzoek te doen naar aanleiding van een inbraak enkele dagen terug. Twan: “Lekker laat om<br />

nu nog een buurtonderzoek te gaan doen. Waarom hebben onze collega’s dat toen niet meteen ge-­‐<br />

daan?”<br />

15.30 uur: We krijgen een melding over de portofoon. Twee jongens zouden navigatiesystemen pro-­‐<br />

beren te verkopen in het winkelcentrum. Meerdere eenheden worden er op af gestuurd. Omdat we<br />

in de buurt zijn, geeft Twan aan de meldkamer door dat wij ook even gaan kijken. We rijden over het<br />

fietspad het winkelcentrum binnen. In de verte zien we twee jongens die aan het signalement vol-­‐<br />

doen. Twan rijdt er naartoe. Een van de jongens loopt een belwinkel in, de andere blijft buiten staan.<br />

Twan wacht tot de jongen weer uit de belwinkel komt en spreekt hem aan. Twan vraagt of hij het<br />

identiteitsbewijs van de jongen mag zien. Ondertussen is een andere eenheid gearriveerd. Deze een-­‐<br />

heid loopt direct door naar de andere jongen die mogelijk betrokken is bij de verkoop bij de naviga-­‐<br />

tiesystemen. Nadat Twan de identiteit gecontroleerd heeft, fouilleert Twan de jongen. Twan vindt<br />

niets bijzonders behalve drie telefoons en wat klein contant geld. De jongen zegt in slecht Neder-­‐<br />

lands dat hij niets te maken heeft met de verkoop van navigatiesystemen. Via de meldkamer krijgt<br />

Twan door dat de jongen nog voor 550 euro aan boetes heeft openstaan. Twan geeft daarom aan dat<br />

de jongen mee moet naar het bureau: “Je gaat nu meer naar het bureau. Je kunt dan kiezen om de<br />

boetes te betalen of om een paar dagen de cel in te gaan. Aan jou de keuze”. We nemen de jongen<br />

mee naar het hoofdbureau.<br />

16.15 uur: De jongen zit inmiddels ‘achter een dikke deur’ en Twan is bezig met het invoeren van de<br />

gegevens van de jongen in het politiesysteem. De jongen heeft aangegeven dat zijn vriendin de boe-­‐<br />

tes wil komen betalen. “Ik maak een notitie voor mijn collega’s bij de receptie dat ze weten dat er<br />

iemand komt om de boetes te betalen. Daarnaast schrijf ik nu een ambtelijk verslag over het feit dat<br />

wij de persoon hebben meegenomen naar het bureau vanwege een aantal openstaande onherroepe-­‐<br />

lijke vonnissen”.<br />

16.45 uur: Twan krijgt telefoon van de receptioniste dat het openstaande geldbedrag is betaald. “De<br />

jongen mag naar huis”, zegt Twan. Twan haalt de jongen op uit de cel en brengt hem naar de uitgang<br />

van het bureau. Vervolgens rijden we terug naar het bureau.<br />

17.00 uur: Einde dienst.<br />

115


Donderdag 11 augustus 2011.<br />

Dagdienst.<br />

8.00 uur: Briefing. Twan vertelt dat Sido zich gemeld heeft bij de politie gisteravond. “Daar hoeven<br />

we dus niet meer naar te zoeken”, grinnikt Twan.<br />

8.30 uur: Twan drinkt een bak koffie en rookt een sigaret.<br />

8.45 uur: Twan start de computer op. Hij heeft een hoop administratie te doen. “Ik moet nog in het<br />

computersysteem een verslag invoeren van het gesprek dat ik gister had met Frits. Daarnaast moet<br />

ik nog twee wrakkenformulieren maken van auto’s die we gisteren zijn tegengekomen.” Twan begint<br />

stug met typen.<br />

10.00 uur: Twan geeft aan dat hij bijna klaar is met het administratieve werk. Hij zegt dat er de afge-­‐<br />

lopen dagen weer in een inbraakgolf is geweest. “We besteden heel veel werk aan de zorg en nazorg<br />

van burgers bij zo’n inbraak. We komen altijd ter plaatse, nemen de aangifte op bij mensen thuis, en<br />

we laten vaak ook nog forensische opsporing komen. Daarnaast komen we ook altijd nog even terug<br />

voor een ‘nazorggesprek’. Maar echt opsporen doen we feitelijk niet. Acht van de tien zaken blijft<br />

gewoon liggen. Ik vind dat eigenlijk niet te verkopen. We besteden met elkaar veel tijd aan die in-­‐<br />

braken terwijl we niets doen om het te voorkomen. Soms is dat best wel eens moeilijk voor mij. Ik<br />

ben bij de politie gekomen om de samenleving te verbeteren. Als je eenmaal bij de politie bent, kom<br />

je erachter dat je hieraan eigenlijk maar een hele kleine bijdrage kunt leveren. Het voelt soms als<br />

dweilen met de kraan open.”<br />

10.30 uur: Twan wordt gebeld door een burger die een vraag heeft over een auto in de straat. De<br />

auto staat er al heel lang en lijkt van niemand te zijn. Twan geeft aan dat de procedure om zo’n auto<br />

weg te laten halen lang duurt.” Ik kan alleen op korte termijn wat doen als er geen nummerplaten op<br />

de auto zitten”. De burger: “Insinueert u nu dat ik de nummerplaten van de auto moet halen”? Twan:<br />

“Ik insinueer helemaal niets. Ik zeg alleen zo als het is. Wanneer er geen nummerplaten meer op de<br />

auto zitten, is een auto officieel een wrak. Dan kan ik het door de dienst stadstoezicht van de ge-­‐<br />

meente laten weghalen.”<br />

11.00 uur: We zijn op de fiets gestapt en rijden door de wijk. Onderweg komt Twan twee alcoholis-­‐<br />

ten tegen die hij kent van vroeger. Hij spreekt ze aan: “Frank, dat is lang geleden. Zijn jullie weer<br />

terug?” De alcoholisten en Twan maken een kort praatje. Ze hebben een tijdje aan de andere kant<br />

van Eindhoven gezeten maar zijn om onduidelijke redenen weer teruggekomen naar de wijk van<br />

Twan. Twan neemt afscheid van de mannen en adviseert hen om niet te veel te drinken. Wanneer de<br />

alcoholisten weg zijn, zegt Twan: “Beide mannen zijn echt kleine criminelen. Die lange man heb ik al<br />

een aantal keren na achtervolgingen door de stad aangehouden. Je zal zien dat het aantal meldingen<br />

gaat toenemen nu ze weer in mijn buurt zijn. Die twee types moeten goed in de gaten gehouden<br />

worden.”<br />

116


11.15 uur: We gaan langs een burger die enkele weken geleden aangifte gedaan heeft van mishande-­‐<br />

ling door zijn huisgenoot. Het is een Spanjaard en hij blijkt slecht Nederlands te spreken. Twan<br />

vraagt aan de man of hij zijn aangifte wil doorzetten. De man belt een vriend op zodat hij het gesprek<br />

kan vertalen. Uiteindelijk geeft de man aan dat hij de aangifte inderdaad wil doorzetten. Twan: “Dat<br />

betekent dus de officier van justitie gaat bepalen of het voorkomt. Woont de dader nog steeds bij u in<br />

huis?” De Spanjaard knikt. Twan maakt er een notitie van en zegt de man gedag.<br />

11.45 uur: Twan wil langs bij een ex-­‐verslaafde en crimineel die momenteel probeert om af te kic-­‐<br />

ken. De man genaamd Dave heeft grote schuldproblemen en heeft een groot aantal boetes openstaan<br />

bij de politie. Omdat Dave deze boetes niet kan betalen, moet hij eigenlijk direct meegenomen wor-­‐<br />

den naar het bureau en een aantal dagen zitten. Twan wil Dave echter een kans geven en wil bij hem<br />

langs om hem te vertellen dat hij hem heeft aangemeld voor schuldhulpverlening. We bellen aan. Na<br />

enkele minuten doet Dave open. Twan legt uit dat hij hem via het Woon Overlast Team heeft aange-­‐<br />

meld voor schuldhulpverlening. “Je veroorzaakt geen overlast maar in dit overleg kunnen ze kijken<br />

of ze iets aan je schulden kunnen doen.” Dave is dankbaar en vraagt aan Twan of hij nu over straat<br />

kan lopen zonder opgepakt te worden door de politie. Twan: “Dat kan ik niet beloven. Ik kan in het<br />

systeem zetten dat wij een afspraak hebben maar als een collega jou aanhoudt en meeneemt naar<br />

het bureau kunnen ze je aanhouden.”<br />

12.00 uur: We rijden langs de ouders van Sido om hen te informeren dat hij zich gemeld heeft op het<br />

politiebureau om zijn straf uit te zitten.<br />

12.15 uur: We zijn teruggekomen op het bureau. Twan eet zijn broodje achter de computer en voert<br />

in het systeem in dat twee ‘bekende’ alcoholisten weer in zijn wijk lopen zonder goede reden. Ook<br />

schrijft hij op waar ze volgens henzelf verblijven. Daarnaast schrijft hij in het systeem dat hij Dave<br />

heeft aangemeld voor schuldhulpverlening.<br />

12.45 uur: We rijden op de fiets richting het hoofdbureau. Twan wil even langs de afdeling perso-­‐<br />

neelszaken in verband met de openstelling van een vacature. “Ik wil wat meer informatie hebben<br />

over de vacature.”<br />

13.45 uur: Twan heeft een aantal bekenden op het hoofdbureau gesproken maar kon niemand vin-­‐<br />

den die hem iets kon vertellen over de vacature. We fietsen via een andere route en daarmee door<br />

een andere wijk terug. Twan: “De buurtbrigadier van deze wijk is met vakantie en ik ben zijn ver-­‐<br />

vanger.” We fietsen langs een aantal grasveldjes maar het is ondanks het mooie weer bijzonder rus-­‐<br />

tig op straat. We praten over het ‘kennen en gekend worden’ in de wijk. Twan vindt het vreemd dat<br />

buurtbrigadiers slechts een aantal uur per week fysiek in hun wijk hoeven te zijn. “In wijkafspraken<br />

is vastgelegd dat we twee of drie uur per week in de wijk aanwezig moeten zijn. Maar ik vind dat je<br />

iedere dag fysiek aanwezig moet zijn. Er is genoeg in de wijk te doen.”<br />

Op enig moment passeren we een Volkswagen Golf met daarin vier licht getinte jongens. Twan stapt<br />

af en maakt een praatje met de jongens.<br />

117


We fietsen vervolgens verder en stoppen uit het zicht van de Volkswagen Golf. Twan heeft het ken-­‐<br />

teken van de auto onthouden en wil weten van wie het voertuig is. Twan: “De eigenaar van het voer-­‐<br />

tuig is een bekende van ons. Een andere jongen in de auto herkende ik, dat is namelijk de voetbal-­‐<br />

trainer van mijn zoontje. Hij is een goede jongen, maar hij zit wel bij verkeerde types in de auto.”<br />

14.30 uur: Twan wordt aangesproken door een tegemoetkomende fietser. Het blijkt Twan’s contact-­‐<br />

persoon van verslavingszorg te zijn.<br />

Twan en de man maken kort een praatje. De man van verslavingszorg vraagt of hij nog nieuwe in-­‐<br />

formatie heeft. Twan denkt na en geeft aan dat hij twee ‘bekende’ alcoholisten weer terug zijn in zijn<br />

wijk. Twan vraagt of hij nog nieuwe informatie heeft. De man van verslavingszorg schudt zijn hoofd.<br />

Twan en de man wisselen nog wat woorden en zeggen elkaar vervolgens gedag.<br />

15.00 uur: We gaan langs bij een adres waar volgens Twan mogelijk ‘prostituees’ verblijven. We bel-­‐<br />

len aan. Twee vrouwen, een van rond de 30 en een van rond de 45, doen open. We mogen binnen-­‐<br />

komen. Het hele huis staat zo goed als leeg. In de woonkamer staat een bank en een tv. De vloer is<br />

van beton en de wanden zijn kaal. Twan vraagt naar de identiteitsbewijzen van de dames. Hij no-­‐<br />

teert de namen in zijn notitieblok. Vervolgens vertrekken we weer. Buiten zegt Twan: “Het is heel<br />

moeilijk om hier iets aan te doen. Je hebt geen bewijs. En je mag ze ook niet naar Polen sturen. Er is<br />

namelijk vrij verkeer van werk binnen de EU. En je kunt ze ook niet zomaar het huis uitsturen. Je<br />

moet dan namelijk aantonen dat iemand langer dan een bepaalde periode ergens woont en niet op<br />

dat adres ingeschreven staat.”<br />

15.30 uur: We maken een ronde door de parken. We spreken enkele jongens met scooters aan. Twan<br />

maakt een praatje met ze. Hij vraagt of de jongens iets meer weten van de auto-­‐inbraken en vernie-­‐<br />

lingen van de afgelopen tijd. De jongens zeggen van niets te weten.<br />

15.45 uur: Twan wordt aangesproken door een vrouw die zich irriteert aan een fietswrak aan een<br />

lantaarnpaal. “Kunnen jullie die niet eens een keer komen weghalen”, vraagt ze. “Het hangt er al<br />

meer dan een half jaar”, vervolgt ze. Twan antwoordt: “Nee, mevrouw, dat doen wij niet. Daarvoor<br />

moet u de gemeente bellen. Die komen vervolgens langs om het fietswrak weg te halen”.<br />

16.00 uur: We rijden langs de woning van de man die al een tijdje door de GGZ wordt vermist. Afge-­‐<br />

lopen week zijn we hier al eerder geweest maar toen deed er niemand open. We bellen aan. We wil-­‐<br />

len bijna weggaan of een onverzorgde man opent de voordeur. Twan loopt naar hem toe en stelt zich<br />

voor. “Ik wilde even weten of alles goed met u was. Uw hulpverleners kunnen geen contact meer met<br />

u krijgen. En omdat u uw medicijnen niet had opgehaald waren ze een beetje bezorgd. Heeft u in-­‐<br />

middels weer contact gehad met uw psychiater”? De man knikt en zegt dat hij inmiddels weer con-­‐<br />

tact heeft met de GGZ. Twan neemt afscheid van de man. We fietsen terug naar het bureau. “Zo, heb<br />

ik die man ook eens gezien”, zeg hij.<br />

118


16.15 uur: We zijn aangekomen op het bureau. Twan gaat achter de computer zitten en voert de<br />

gegevens in van de Volkswagen Golf en de ‘vermoedelijke’ prostituee. Daarnaast stuurt hij een e-­‐<br />

mail naar de GGZ dat hij de ‘vermiste’ man gesproken heeft en dat alles in orde lijkt.<br />

17.00 uur: Einde dienst.<br />

119


Vrijdag 12 augustus 2011.<br />

Dagdienst.<br />

08.00 uur: Briefing. Twan geeft aan dat gebleken is dat de man die we van de week hebben aange-­‐<br />

houden omdat hij navigatiesystemen zou verkopen -­‐en vervolgens zijn nog openstaande boetes op<br />

het bureau betaald heeft-­‐ uitgeleverd had moeten worden aan Portugal. “Er staat een internationaal<br />

aanhoudingsverzoek voor hem uit. Zodra hij wordt aangehouden, moet hij direct aan Portugal wor-­‐<br />

den uitgeleverd. Balen dat we dat niet eerder gezien hebben.” Ik vraag aan Twan hoe het kan dat hij<br />

dit niet eerder gezien heeft. Twan: “Dit staat dan weer in een ander systeem waar je normaliter ei-­‐<br />

genlijk nooit naar kijkt. Het probleem is dat systemen bij de politie niet met elkaar communiceren. Je<br />

moet dus zelf in ieder systeem kijken en dat doe je bijna nooit. Daarmee kunnen dus dit soort geval-­‐<br />

len voorkomen dat je iemand vrijlaat terwijl die eigenlijk had moeten worden uitgeleverd.”<br />

08.45 uur: We vertrekken samen met Sandra (collega buurtbrigadier) in een onopvallende politieau-­‐<br />

to naar een woning in de wijk van Twan. Twan: “De woning werd bewoond door iemand die onlangs<br />

is overleden. Het was een beetje een eenzame man. De man had geen familie of vrienden meer en is<br />

daarom door de gemeente begraven. Wanneer je door de gemeente begraven wordt, hebben zij het<br />

recht om de waardevolle spullen uit de woning van de overledene mee te nemen en verkopen. Ie-­‐<br />

mand van de gemeente is gisteren naar de woning van de man gegaan. Maar toen hij bij de deur<br />

stond, bleek dat er drie mannen binnen waren. Hierop heeft de man van de gemeente de politie ge-­‐<br />

beld. Mijn collega’s troffen binnen stapels kleding aan met de prijskaartjes er nog aan. Ze dachten dat<br />

dit mogelijk gestolen zou kunnen zijn maar omdat ze geen bewijs hadden hebben ze de drie mannen<br />

laten gaan. Ik vind dat zelf een beetje vreemd. Ze hadden de kleding namelijk gewoon mee kunnen<br />

nemen naar de winkel waar het vandaan kwam en dan weet je snel genoeg of al dan niet het gesto-­‐<br />

len is.” Twan legt uit dat de woningcorporatie gevraagd heeft om hij mee wil gaan naar binnen. “Ze<br />

durven niet nadat gebleken is dat er nog mensen in het pand aanwezig waren. De woningcorporatie<br />

wil een nieuw slot op de duur zetten en het huis laten leeghalen zodat het binnenkort weer de ver-­‐<br />

huur in kan. En wanneer wij de kleding vinden, nemen we het mee naar het warenhuis en gaan we<br />

navraag doen of het gestolen is.”<br />

09.00 uur: We arriveren bij het betreffende huis. De klantmanager van de woningcorporatie en de<br />

sleutelmaker wachten ons op. We lopen door de portiek naar boven. Twan bonkt op de deur. “Poli-­‐<br />

tie”, schreeuwt hij. Hij legt zijn oor tegen de deur maar hoort niets. Hij geeft de sleutelmaker een<br />

teken dat hij kan beginnen met het openmaken van de deur. Binnen enkele tellen heeft hij de deur<br />

open. Twan loopt als eerste naar binnen gevolgd door Sandra. De klantmanager loopt er achteraan.<br />

Van de mannen is geen spoor meer te bekennen. Ook de kleding is verdwenen. Twan: “Wat stom dat<br />

ze die drie mannen gisteren niet hebben aangehouden. Die kleding hebben ze gewoon gestolen, dat<br />

kan niet anders”! Twan zegt de klantmanager gedag en loopt nog een rondje om het appartementen-­‐<br />

complex om de tuin te controleren. “Misschien ligt de kleding ergens verstopt in de bosjes”, aldus<br />

Twan.<br />

120


Buiten legt Twan uit wat volgens hem een groot voordeel van het ‘netwerken’ is. “Wij moeten alvo-­‐<br />

rens we iemand kunnen aanpakken eerst kunnen bewijzen dat hij of zij iets gedaan heeft. De wo-­‐<br />

ningcorporatie hoeft dat niet. Wanneer ik bepaalde personen niet strafrechtelijk kan aanpakken,<br />

kunnen zij dat wel civiel rechtelijk. Dat is een enorm voordeel van onze samenwerking.”<br />

09.40 uur: Twan parkeert de auto aan de rand van het park en pakt zijn verrekijker. Samen met San-­‐<br />

dra bestudeert hij het park. In de verte ziet hij twee donker getinte personen zitten. Na een kwartier<br />

kan hij nog steeds niet zien of het mannen of vrouwen zijn. Het lijkt geen verdachte situatie te zijn.<br />

We rijden vervolgens door en komen langs een appartementencomplex waar vannacht een ander<br />

incident heeft plaatsgevonden. Twan: “Een man was boos op zijn vrouw geworden. De man wilde het<br />

appartementencomplex waar de vrouw woonde binnenkomen maar de vrouw liet hem niet binnen.<br />

Daarop trapte de man de ruit van de deur in. Hierop lag de hele voet van de man open. Net toen de<br />

man bij de voordeur van het appartement van de vrouw was aangekomen, waren mijn collega’s ter<br />

plaatse en konden ze hem overmeesteren. Vervolgens hebben ze een ambulance laten komen maar<br />

de man wilde niet naar het ziekenhuis. Toen hebben ze een simpel verbandje om z’n voet gelegd en<br />

is hij de cel ingegaan.” We stappen uit de auto en lopen naar de deur van het appartementencom-­‐<br />

plex. Het glas wordt opgeruimd door een medewerker van de woningbouwcorporatie. Tevens is er<br />

een glaszetter aanwezig die nieuw glas komt zetten. Twan geeft de man van de woningcorporatie<br />

een tip hoe hij de schade mogelijkerwijs kan verhalen op de dader. De man van de woningcorporatie<br />

geeft aan dat de portiek en het trappenhuis vol bloed lag. “Dat wordt dus een dure schoonmaakklus”,<br />

aldus Twan. De man van de woningbouwcorporatie knikt.<br />

10.00 uur: We rijden door de wijk en controleren kentekens. Het rustig op straat en we zien geen<br />

opvallende zaken. We rijden langs een man die op een bankje ligt te slapen. Een andere man zit naast<br />

hem en drinkt een biertje. Twan stapt uit en zegt dat er geen alcohol gedronken mag worden op<br />

straat. Daarnaast wil hij de legimitatie zien van beide mannen. Ook wil Twan dat de man die op het<br />

bankje ligt opstaat en gaat zitten. “Dit is geen bed maar een bank. Slapen doen we thuis.” De man is<br />

zichtbaar dronken en stribbelt tegen. Twan verheft zijn stem en zegt dat de man moet opstaan. Uit-­‐<br />

eindelijk staat de man op. Nadat Twan de identiteitsbewijzen van beide Polen gecontroleerd heeft en<br />

er niets mis blijkt te zijn, rijden we verder.<br />

12.00 uur: We rijden terug naar het bureau om te lunchen.<br />

12.15 uur: Twan leest in het verslag van het Woon Overlast Team dat Dave geen schuldhulpverle-­‐<br />

ning krijgt. “Hij blijkt niet te helpen te zijn. Hij heeft eerder hulp gekregen en het vervolgens ver-­‐<br />

prutst. Ze gaan het niet weer opnieuw met hem proberen.”<br />

13.00 uur: We trekken weer de wijk in om bij een aantal bewoners langs te gaan die nog onherroe-­‐<br />

pelijke vonnissen open hebben staan. Helaas is niemand thuis. In totaal gaan we langs bij zeven hui-­‐<br />

zen waar nog onherroepelijke vonnissen (en daarmee boetes en celstraffen) open staan.<br />

121


14.15 uur: We zien een verdacht persoon zich begeven in een belwinkel die al een langere tijd door<br />

de politie in de gaten gehouden wordt. Sandra noteert het signalement en de auto waarmee de per-­‐<br />

soon rijdt.<br />

14.30 uur: Twan ziet in de verte dat een man aanbelt bij het huis van Dave. Hij rijdt wat sneller om te<br />

kunnen zien wie de man precies is die aanbelt. Dichterbij ziet Twan dat het een ‘bekende’ loopjon-­‐<br />

gen van drugsdealer is. “Dit is niet zo best dat hij daar komt”, zegt Twan. Hij stopt de auto en maakt<br />

een notitie in zijn aantekeningenblok.<br />

15.00 uur: We drinken een bak koffie op het hoofdbureau.<br />

15.15 uur: Over de portofoon horen we dat drie dikke negroïde vrouwen een winkeldiefstal ge-­‐<br />

pleegd hebben bij een supermarkt en vervolgens op de vlucht geslagen zijn in een grijze auto. Het<br />

winkelpersoneel had nog geprobeerd om hen tegen te houden maar de bestuurster van de auto was<br />

stug doorgereden. We posten op een van de grote doorgaande wegen van de stad in de hoop dat de<br />

auto ons tegemoet komt rijden Na twintig minuten -­‐Twan en Sandra willen al bijna wegrijden -­‐ komt<br />

een auto voorbij rijden die voldoet aan het signalement. We scheuren er in onze burgerauto achter-­‐<br />

aan. Omdat het druk is op de weg, raken we het voertuig even kwijt. In een ander winkelcentrum<br />

komen we het voertuig weer tegen en zien we dat de inzittenden – drie gezette donkere vrouwen<br />

willen uitstappen. Twan spurt uit de auto en vraagt de dames om in de auto te blijven zitten en hun<br />

legitimatie te overhandigen. Over de portofoon hoort Twan dat het zou gaan om de diefstal van twee<br />

repen chocolade. Twan houdt de bestuurster van de auto aan en vraagt aan de inmiddels gearri-­‐<br />

veerde collega’s of zij haar willen afvoeren. Twan en ik rijden naar het hoofdbureau om het papier-­‐<br />

werk rond de aanhouding en diefstal te gaan doen. Sandra rijdt in de grijze auto van de bestuurster<br />

achter ons aan, zodat we deze op het bureau verder kunnen onderzoeken. De andere twee dames<br />

worden niet aangehouden maar moeten zelf verder vervoer regelen.<br />

16.15 uur: Op het bureau aangekomen, constateert Sandra dat de hele achterbank bezaaid is met<br />

dure vleeswaren zoals varkenshaas en andere producten. Ze vindt een kassabon van vandaag maar<br />

hierop staat dat er alleen melk is afgerekend. Twan: “Gelukkig dat we nog meer gevonden hebben.<br />

Toen ik hoorde dat het alleen zou gaan om een chocoladereep baalde ik wel even. Het is niet echt<br />

motiverend om zoveel werk te moeten verzetten voor iemand die enkel en alleen een chocoladereep<br />

heeft gestolen. Zeker als je weet dat diefstallen onder de vijf euro geseponeerd worden.” Uit het<br />

computersysteem blijkt dat de aangehouden vrouw een veelpleger is. Twan: “Ze is al voor tientallen<br />

diefstallen aangehouden. Dan kunnen we al meer doen tegen deze vrouw.”<br />

17.15 uur: Nadat al het papierwerk geregeld is, rijden we naar het bureau. Over de portofoon horen<br />

we een melding aan de andere kant van de stad. Twan: “Vroeger zou ik zijn meegereden met dit<br />

soort meldingen. Nu doe ik dat niet meer. Je blijft bezig. Het houdt nooit op. Nu ga ik naar huis.”<br />

17.30 uur: Einde dienst.<br />

122

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!