3. nota zienswijzen - Gemeente Gorinchem
3. nota zienswijzen - Gemeente Gorinchem
3. nota zienswijzen - Gemeente Gorinchem
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
GEMEENTE GORINCHEM<br />
Bestemmingsplan<br />
’Bedrijventerrein Avelingen - Schelluinsestraat’<br />
NOTA VAN ZIENWIJZEN<br />
- onderdeel beantwoording<br />
- onderdeel wijzigingen
Inhoudsopgave pagina<br />
1. INLEIDING 3<br />
1.1 Algemeen 3<br />
1.2 Wijze van behandeling 3<br />
1.3 Overzicht <strong>zienswijzen</strong> overleginstanties 4<br />
1.4 Overzicht <strong>zienswijzen</strong> bedrijven en burgers (reclamanten) 4<br />
2 ALGEMENE TOELICHTING 5<br />
2.1 Inleiding 5<br />
2.2 Ruimte voor de rivier / beleidslijn Grote Rivieren 5<br />
2.3 Milieuzonering 6<br />
2.4 Zichtzones binnen het plangebied 7<br />
2.5 Planschade 8<br />
<strong>3.</strong> NOTA ZIENSWIJZEN - ONDERDEEL BEANTWOORDING 9<br />
<strong>3.</strong>1 Zienswijzen reclamanten - overleginstanties 9<br />
<strong>3.</strong>2 Zienswijzen reclamanten - eenieder (bedrijven en burgers) 9<br />
4. NOTA ZIENSWIJZEN - ONDERDEEL WIJZIGINGEN 35<br />
4.1 Plantoelichting 35<br />
4.2 Planregels 35<br />
4.3 De verbeelding 39<br />
Bijlagen<br />
- nieuw artikel 5 “bedrijventerrein- watergebonden” - blzd 42<br />
- verslag hoorzitting – blzd 49<br />
- aangepaste verbeelding - (los)<br />
2
1. INLEIDING<br />
1.1 Algemeen<br />
Het ontwerpbestemmingsplan ‘Bedrijventerreinen Avelingen-Schelluinsestraat’ heeft op<br />
grond van afdeling <strong>3.</strong>8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met ingang van 10 februari<br />
2010 gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentehuis te <strong>Gorinchem</strong> en is<br />
gepubliceerd op de gemeentelijke website en was digitaal raadpleegbaar geweest op de<br />
landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl.<br />
Tijdens deze periode kon een ieder een zienswijze tegen het bestemmingsplan indienen.<br />
Tevens zijn de stukken aan diverse overleginstanties gestuurd.<br />
1.2 Wijze van behandeling<br />
In de Nota Zienswijzen - onderdeel beantwoording (<strong>3.</strong>1 en <strong>3.</strong>2) is een overzicht van de<br />
ingekomen <strong>zienswijzen</strong> opgenomen. Iedere reclamant (indiener zienswijze) heeft een<br />
nummer gekregen om de reactie te kunnen onderscheiden.<br />
In het overzicht is de beantwoording van gemeentewege op de ingebrachte zienswijze<br />
opgenomen. Per reclamant zijn opgenomen:<br />
naam en adres van reclamant (geanonimiseerd in kader van Wbp 1 );<br />
datum van indiening zienswijze (dagtekening) en datum van ontvangst;<br />
een samenvatting van de zienswijze;<br />
per zienswijze is de reactie van de gemeente opgenomen;<br />
in de conclusie is per zienswijze aangegeven of de reactie van gemeentewege<br />
leidt tot een wijziging of aanvulling van het bestemmingsplan.<br />
Alle <strong>zienswijzen</strong> zijn ontvankelijk verklaard. Dit betekent niet dat die onderdelen van de<br />
<strong>zienswijzen</strong> van gemeentewege, die niet expliciet worden genoemd, niet bij de<br />
beoordeling zouden zijn betrokken. De <strong>zienswijzen</strong> zijn in hun geheel beoordeeld.<br />
Elke indiener van een zienswijze is in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze tijdens een<br />
hoorzitting nader uiteen te zetten. Van de betreffende hoorzitting is een verslag gemaakt<br />
welke als bijlage bij deze notitie is toegevoegd. Voor zover een indiener van een<br />
zienswijze gebruik heeft gemaakt van de hoorzitting is dit aangegeven bij de zienswijze.<br />
Naar aanleiding van de ingebrachte zienswijze en hoorzitting heeft er een vervolgoverleg<br />
plaatsgevonden met een aantal van de indieners van verschillende <strong>zienswijzen</strong>. Dit is<br />
vermeld in de betreffende zienswijze. Naar aanleiding van de ingebrachte <strong>zienswijzen</strong>,<br />
hetgeen naar voren is gebracht tijdens de hoorzitting en de resultaten uit het<br />
vervolgoverleg kan er sprake zijn van door te voeren wijzigingen in het vast te stellen<br />
1 Wet bescherming persoonsgegevens<br />
3
estemmingsplan. Voor zover dit het geval is, wordt dit vermeld in de betreffende<br />
zienswijze en het onderdeel wijzigingen van de <strong>nota</strong> <strong>zienswijzen</strong>.<br />
Een aantal onderwerpen komt veelvuldig terug in verschillende <strong>zienswijzen</strong>. Deze worden<br />
in hoofdstuk 2 algemeen behandeld. Bij de individuele <strong>zienswijzen</strong> wordt dan steeds naar<br />
de paragrafen uit dit hoofdstuk verwezen. Tevens schets dit hoofdstuk een algemeen<br />
kader.<br />
In een aantal gevallen kan de inhoud van (een deel van) de zienswijze van verschillende<br />
indieners van <strong>zienswijzen</strong> gelijk zijn. In die gevallen is beantwoording van de <strong>zienswijzen</strong><br />
identiek. Daar waar de <strong>zienswijzen</strong> hebben geleid tot wijziging in het bestemmingsplan<br />
zijn de wijzigingen ook opgenomen in het laatste deel van de <strong>nota</strong>: de Nota Zienswijzen –<br />
onderdeel wijzigingen.<br />
1.3 Overzicht <strong>zienswijzen</strong> overleginstanties<br />
Vanuit de aangeschreven overleginstanties zijn geen formeel ingediende <strong>zienswijzen</strong><br />
binnengekomen.<br />
1.4 Overzicht <strong>zienswijzen</strong> bedrijven en burgers (reclamanten)<br />
Onderstaande tabel bevat een overzicht van de ingekomen <strong>zienswijzen</strong> van de<br />
reclamanten.<br />
Naam Nr Blz.<br />
Stigterstaal B.V. en Stigterhaven B.V. 1 9<br />
Firma de Wit 2 11<br />
Fitt Nederland B.V. alsmede 3 reclamanten op persoonlijk titel 3 11<br />
Mercon Steel Structures B.V. 4 15<br />
B.V. Scheepswerf Damen <strong>Gorinchem</strong> h.o.d.n. Damen Shipyards<br />
<strong>Gorinchem</strong><br />
Handelsonderneming Jegor BV alsmede Willemsteins Industriële<br />
Ondernemingen BV, BV Houtwarenfabriék en JéWéRET<br />
Verkoopmaatschappij BV<br />
4<br />
5 18<br />
6 23<br />
Promelca BV 7 31<br />
Van Neerbos Bouwmarkten BV 8 32
2 ALGEMENE TOELICHTING<br />
2.1 Inleiding<br />
Teneinde de inhoud van de ingediende <strong>zienswijzen</strong> correct te kunnen beoordelen, vinden<br />
wij het juist om de context en de geschiedenis van de totstandkoming van dit nieuwe<br />
bestemmingsplan in het kort te verwoorden.<br />
2.2 Ruimte voor de rivier / beleidslijn Grote Rivieren<br />
Naar aanleiding van de hoge waterstanden in 1992 en 1995 heeft het Ministerie van<br />
Verkeer en Waterstaat in 1997 de beleidslijn Ruimte voor de Rivier (is nu Beleidslijn<br />
Grote Rivieren) vastgesteld. In deze beleidslijn is vastgelegd dat in het<br />
uiterwaardengebied niet gebouwd mag worden, tenzij er sprake is van riviergebonden<br />
functies, zoals een steenfabriek of een scheepswerf. Het ministerie kan deze beleidslijn<br />
handhaven met een vergunningenstelsel op basis van de “Wet beheer<br />
rijkswaterstaatwerken”.<br />
Toetsing aan deze beleidslijn betekende in de praktijk dat bijna alle bedrijven op de<br />
bedrijventerreinen Avelingen Oost en West niet-riviergebonden zijn waardoor deze<br />
bedrijven slechts 10% mochten uitbreiden. Daarmee zaten de bedrijven feitelijk op slot.<br />
Slechts onder zeer stringente voorwaarden, waaronder compensatie, kon een grotere<br />
uitbreiding worden gerealiseerd.<br />
Mede om deze onwenselijke situatie op te lossen heeft de gemeente <strong>Gorinchem</strong> het<br />
initiatief voor een planstudie voor de uiterwaardvergraving Avelingen op zich genomen. In<br />
de Bestuursovereenkomst die voor deze planstudie is vastgelegd, is op initiatief van de<br />
gemeente een bepaling opgenomen dat voor de bedrijven op Avelingen een afgewogen<br />
planologisch regime zou gaan gelden.<br />
In de planstudie is aangetoond dat extra bebouwing op Avelingen niet direct leidt tot een<br />
verhoging van de waterstand. Op basis hiervan kon het ministerie van Verkeer en<br />
Waterstaat ermee instemmen dat in het nieuwe bestemmingsplan extra bebouwingsmogelijkheden<br />
zouden worden opgenomen. Bovendien wordt met de uiterwaardvergraving<br />
meer waterstanddaling gerealiseerd dan strikt noodzakelijk. De extra<br />
centimeters waterstanddaling worden dan volgens de bepalingen van de beleidslijn<br />
aangewend als compensatie voor de extra bebouwing op het bedrijventerrein.<br />
Al in 2002 heeft de gemeenteraad van <strong>Gorinchem</strong> vastgelegd Avelingen een duurzame<br />
toekomst te willen bieden als watergebonden bedrijventerrein. Dit is nu vastgelegd in het<br />
5
estemmingsplan door de gebieden die direct aan water grenzen te bestemmen voor<br />
watergebonden bedrijven. De overige delen van het bedrijventerrein worden bestemd als<br />
bedrijventerrein algemeen. Deze constructie is vooralsnog uniek in den lande.<br />
Met dit bestemmingsplan wordt Avelingen vrijgesteld van de beleidslijn. Dat betekent<br />
concreet voor de bedrijven dat er weer uitbreidingsruimte ontstaat.<br />
De bestaande bestemmingsplannen voor Avelingen waren zeer verouderd. In dit nieuwe<br />
bestemmingsplan wordt het reguliere gemeentelijke beleid opgenomen ten aanzien van<br />
ruimtelijke kwaliteit op bedrijventerreinen. Dat betekent dat er bebouwingspercentages en<br />
bouwhoogten worden vastgelegd. Voorts zijn ruimtelijke kwaliteitselementen in het<br />
bestemmingsplan ingebracht die voortkomen uit adviezen van het Q(uality)Team dat de<br />
planvorming voor Ruimte voor de Rivier projecten vanuit Rijkswaterstaat begeleid. De<br />
adviezen van dit Q-Team zijn door de Staatssecretaris overgenomen in het projectbesluit<br />
tot uitvoering van de uiterwaardvergraving. De adviezen van het Q-Team hadden vooral<br />
betrekking op compartimentering van het bedrijventerrein en zorg dragen voor<br />
afwisseling in bebouwingsmogelijkheden.<br />
Het bestemmingsplan ‘Avelingen-Schelluinsestraat’ biedt ten opzichte van de huidige<br />
situatie daarmee de volgende meerwaarde:<br />
bedrijven op het bedrijventerrein krijgen weer uitbreidingsruimte omdat het<br />
bestemmingsplan de strikte toepassing van de beleidslijn Grote Rivieren vervangt;<br />
er wordt een kader gegeven voor de (toekomstige) ruimtelijke kwaliteit op het<br />
bedrijventerrein;<br />
de functionele binding van bedrijventerrein en rivier wordt op maat gesneden<br />
gereguleerd.<br />
Het spreekt voor zich dat deze constructie betekent dat er grenzen aan<br />
uitbreidingsmogelijkheden voor de bedrijven zitten. Een bebouwingspercentage van 70%<br />
en een bouwhoogte van 12 meter (met ontheffingsmogelijkheden tot 18 meter) is naar<br />
onze mening een basis waarmee de bedrijvigheid op Avelingen een gezond<br />
toekomstperspectief heeft (op andere bedrijventerreinen in onze gemeente gelden<br />
vergelijkbare percentages en hoogtes).<br />
De situatie van nu ( = bijna geen uitbreidingsmogelijkheden voor bijna alle bedrijven)<br />
afgezet tegen de bovengeschetste mogelijkheden van dit nieuwe bestemmingsplan lijkt<br />
het ons dat we voor alle partijen een meer dan gemiddeld resultaat hebben kunnen<br />
bereiken.<br />
2.3 Milieuzonering<br />
In het huidige bestemmingsplan is geen regeling opgenomen voor de toegelaten<br />
milieucategorieën. Toch zijn in de praktijk de vestigingsmogelijkheden van zware<br />
bedrijven op het industrieterrein niet onbeperkt, vanwege de grenzen die de Wet<br />
6
milieubeheer stelt. Bij vergunningverlening op grond van de Wet milieubeheer moet<br />
onder meer rekening gehouden worden met gevoelige bestemmingen in de omgeving<br />
van de inrichting (bijvoorbeeld de woningen in de omliggende woonwijken). Daarbij komt<br />
op grond van vaste jurisprudentie ook aan de woningen op het bedrijventerrein<br />
Schelluinsestraat en woonboten een zekere bescherming toe.<br />
Uiteraard dienen de vestigingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt goed aan te<br />
sluiten bij wat praktisch en bij toetsing aan de Wet milieubeheer mogelijk is.<br />
In het nieuwe bestemmingsplan is daarom een regeling over milieuzonering opgenomen.<br />
Milieuzonering gaat uit van richtafstanden tot woningen, waarbij de afstanden toenemen<br />
met de zwaarte van de toegelaten bedrijvigheid. Milieucategorieën 1 tot en met 3 gelden<br />
daarbij als lichte bedrijvigheid, waarvoor bedrijventerrein Schelluinsestraat geschikt is. En<br />
milieucategorieën 4 en 5 als zware bedrijvigheid, inclusief grote lawaaimakers in de zin<br />
van de Wet geluidhinder. Deze bedrijven kunnen zich vestigen op industrieterrein<br />
Avelingen.<br />
Bij de milieuzonering is rekening gehouden met de aanwezigheid van de woningen op<br />
bedrijventerrein Schelluinsestraat en de woonboten. De vestiging van nieuwe bedrijven<br />
uit milieucategorie 5 is daarom niet overal op industrieterrein Avelingen Oost toegestaan.<br />
Het niet opnemen van een regeling voor milieuzonering om de enkele reden dat het een<br />
bestaande situatie betreft is, gezien de jurisprudentie, geen optie. Er moet worden<br />
voorzien in een passend planologisch kader voor nieuwvestiging van bedrijven en het<br />
toepassen van milieuzonering is daarvoor het geëigende instrument. Bestaande<br />
bedrijven die mogelijk niet of niet geheel passen binnen de voorgenomen milieuzonering<br />
kunnen via een maatbestemming worden ingepast, waarbij voor die bestemming (op<br />
maat) wordt afgeweken van de richtafstanden. Voor nieuwe bedrijven uit een te hoge<br />
milieucategorie is het bovendien mogelijk om met een binnenplanse ontheffing alsnog te<br />
worden toegelaten op gronden voor een lagere milieucategorie.<br />
Op deze wijze is voorzien in een passend planologisch kader, waarbij er via de<br />
maatbestemming en de ontheffingsmogelijkheid voor bestaande, respectievelijk nieuwe<br />
bedrijven toch voldoende planologische flexibiliteit is en onnodige planologische<br />
beperkingen worden voorkomen.<br />
2.4 Zichtzones binnen het plangebied<br />
Een van de planologische / stedenbouwkundige instrumenten die in het plan ingezet zijn<br />
ten behoeve van het creëren van stedenbouwkundige kwaliteit betreft de bebouwingsvrije<br />
“Zichtzone”. Gezocht is naar min of meer vanzelfsprekende plaatsen binnen het<br />
plangebied waar ook nu geen of weinig bebouwing is. Op deze plekken is het mogelijk<br />
een glimp van de rivier of dijk op te vangen waardoor inzicht in het karakter van dit<br />
bedrijventerrein in buitendijks gebied mogelijk is.<br />
7
Dit aspect is door het Q-team als een belangrijke kwaliteit gezien van dit specifieke<br />
bedrijventerrein. De zones zijn “flexibel” ingepast in overleg met de daar gevestigde<br />
bedrijven. De ruimte kan worden benut voor alle “tijdelijke” activiteiten maar blijven<br />
gevrijwaard van nieuwe bebouwing. Eventuele nu aanwezige verstoringen (aanwezige<br />
bouwsels) binnen de zone zijn geplaatst in een overgangsregeling zodat in de toekomst<br />
de “openheid” en dus ook de beleving van het gebied in deze zones kan worden<br />
versterkt.<br />
2.5 Planschade<br />
Uitvoering van een bestemmingsplan heeft in sommige gevallen een positieve werking op<br />
de waarde van de gronden, maar soms ook een negatieve werking. In dat laatste geval<br />
kunnen belanghebbenden op grond van artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro)<br />
overwegen om een tegemoetkoming planschade aan te vragen. In planschade ex artikel<br />
6.1 Wro kan alleen tegemoet gekomen worden indien aanvrager kan aantonen dat er<br />
sprake is van planschade die niet in redelijkheid voor rekening van aanvrager behoord te<br />
blijven.<br />
Planschade verzoeken kunnen, in relatie tot het nu voorliggend plan, pas worden<br />
ingediend nadat het bestemmingsplan, en waarvan toepassing, wijzigingsplannen<br />
onherroepelijk zijn geworden; daarnaast is dan de zogenaamde planschadeverordening<br />
van toepassing. Bij planschade verzoeken moet aanvrager onderstaande punten<br />
aantonen en in redelijkheid onderbouwen (art. 6.1.2.2 Bro):<br />
de aanduiding van de schadeoorzaak;<br />
opgave van aard en omvang van de schade<br />
specificatie van het bedrag aan schade;<br />
hoe de schade anderszins kan worden gecompenseerd.<br />
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat voor het behandelen van planschadeclaims<br />
leges moeten worden betaald. Indien geheel of gedeeltelijk positief op de<br />
planschadeclaim wordt besloten, worden de leges met de planschade verrekend.<br />
8
<strong>3.</strong> NOTA ZIENSWIJZEN – ONDERDEEL<br />
BEANTWOORDING<br />
<strong>3.</strong>1 Zienswijzen reclamanten - overleginstanties<br />
Geen<br />
<strong>3.</strong>2 Zienswijzen reclamanten – een ieder (bedrijven en burgers)<br />
Nr. Nr.<br />
gemeente<br />
1. 802/in<br />
10-1324<br />
Naam Adres Datum<br />
Dagtekening<br />
raadsman<br />
namens<br />
Stigterstaal B.V. en<br />
Stigterhaven B.V.<br />
9<br />
Kazernestraat 34<br />
7411 CJ<br />
Deventer<br />
Verkorte weergave Reactie van gemeentewege<br />
1A. Reclamant wenst dat de nautische situatie<br />
ter plaatste zodanig wordt geregeld dat er<br />
geen sprake zal zijn van een inbreuk op<br />
het eigendomrecht van reclamant.<br />
- binnenvaren benedenstrooms<br />
(voorkeurspositie) is niet mogelijk<br />
vanwege een (te plaatsen)<br />
drempel ter plaatse;<br />
- technisch draaien ter plaatse is<br />
niet mogelijk gelet op situering<br />
wachtplaatsen en ligging aangemeerde<br />
ladende en/of lossende<br />
schepen<br />
- voorzien in een oplossing waarbij<br />
tegemoet gekomen wordt aan het<br />
wegnemen van het bezwaar van<br />
inbreuk eigendomsrecht en voorkoming<br />
gevaarzetting voor<br />
aangemeerde te laden en lossen<br />
schepen bij nautische manoeuvres<br />
(draaien van schepen ter plaatse).<br />
Datum<br />
binnenkomst<br />
gemeente<br />
08-03-2010 09-03-2010<br />
Op dit moment leggen schepen aan van dezelfde omvang<br />
als die voorzien zijn in de toekomstige situatie. Deze<br />
schepen worden langs de huidige kade van LCG gelost en<br />
geladen. Volgens informatie van LCG verlaten de grotere<br />
schepen de haven door achteruit te varen, via het<br />
toegangskanaal naar de Merwede.<br />
Na doorvoering van de voorziene ontwikkeling in het<br />
plangebied is de haven bereikbaar via de te vergraven geul.<br />
De haven wordt dan tevens gebruikt als locatie waar<br />
schepen kunnen draaien: de schepen kunnen vanuit de<br />
nevengeul achteruit de haven insteken en dan draaien. Het<br />
gebied, waarin wordt gemanoeuvreerd, is door de<br />
vergraving van de geul een factor twee groter geworden dan<br />
de huidige haven. Doordat de schepen kunnen draaien,<br />
kunnen deze in de nieuwe situatie vooruitvarend de<br />
Merwede opvaren.<br />
In de toekomstige situatie moet er gemanoeuvreerd worden<br />
door klasse Va schepen met gebruikmaking van de<br />
insteekhaven van Stigterhaven. Dit zal met name gelden<br />
voor boten met de bestemming LCG en (mogelijk in mindere<br />
mate) Stigterstaal. LCG heeft daarnaast de wens
1B. Reclamant vreest een sterke aanzanding<br />
van de nevengeul en insteekhaven door de<br />
aanpassing van de natuurlijke waterloop<br />
ter plaatse van de (particuliere)<br />
Stigterhaven, waardoor het onderhoud ter<br />
plaatse (nu onderhoudsarm) niet vergelijkbaar<br />
zal zijn met de huidige situatie<br />
(onderhoud om haven op diepte te<br />
houden). Reclamant wenst garanties dat<br />
de kosten van onderhoud ten gevolge van<br />
voornoemde aanpassing voor rekening<br />
komen van de gemeente c.q. Rijkswaterstaat.<br />
10<br />
aangegeven ook schepen van 135 meter lengte te willen<br />
ontvangen.<br />
De voorziene wachtplaatszone in het plangebied is bestemd<br />
voor schepen die langs de kade van LCG moeten worden<br />
gelost. Het gemiddeld aantal wachtende schepen is niet<br />
bekend, dit hangt af van de ontwikkelingsplannen en<br />
capaciteit van LCG in de toekomst.<br />
De tekst in de toelichting wordt op voornoemde punten<br />
verduidelijkt.<br />
Volgens een onderzoeksrapportage met modelberekeningen<br />
van Witteveen en Bos t.a.v. onder meer de<br />
effecten van de uit voeren maatregelen op de mate van<br />
verzanding ter plaatse van Stigterhaven blijkt, dat een<br />
mogelijke verzanding afhangt van de wateruitwisseling<br />
tussen de geul en de insteekhaven. Deze mogelijke<br />
verzanding is slechts beperkt aanwezig (bij extreme<br />
omstandigheden). Dientengevolge zal het onderhoud naar<br />
verwachting vergelijkbaar zijn met de huidige situatie.<br />
Vooralsnog wordt door reclamant niet aangetoond dat de<br />
bevindingen als genoemd in voornoemde rapportage<br />
onjuist zijn c.q. van een ander uitgangspunt en conclusie<br />
moet worden uitgegaan.<br />
Indien reclamant van mening is door het bestemmingsplan<br />
financiële schade te leiden kan op het daartoe geëigende<br />
moment een planschadeclaim ingediend worden (zie<br />
hiervoor paragraaf 2.5).<br />
Een eventueel schadeverzoek (nadeelcompensatie) kan<br />
ingebracht worden overeenkomstig de daarvoor van<br />
toepassing zijnde procedure.<br />
Conclusie<br />
1A. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (plantoelichting) voor zover<br />
verduidelijking kan worden gegeven.<br />
1B. Dit onderdeel geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Nr. Nr.<br />
gemeente<br />
2. 1854/in<br />
10-1679<br />
Naam Adres Datum<br />
Dagtekening<br />
Firma de Wit<br />
11<br />
Broekseweg 11<br />
3373 LA<br />
Hardinxveld<br />
Giessendam<br />
Verkorte weergave Reactie van gemeentewege<br />
2A. Reclamant maakt bezwaar tegen de<br />
doorgevoerde functieverandering van<br />
landbouwgrond naar natuur ter plaatse van<br />
de te ontwikkelen strekdam langs de<br />
Merwede. Reclamant heeft de gronden<br />
nodig in het kader van de agrarische<br />
bedrijfsvoering<br />
Datum<br />
binnenkomst<br />
gemeente<br />
08-03-2010 09-03-2010<br />
Volgens de bestemmingsregeling is op de als ‘Natuur’<br />
bestemde gronden waarnaar reclamant verwijst/doelt<br />
extensief agrarisch medegebruik toegestaan. Deze vorm<br />
van agrarisch gebruik is passend binnen de voorgestane<br />
natuurontwikkeling ter plaatse. Voor zover de agrarische<br />
activiteiten, noodzakelijk volgens de bedrijfsvoering, waarop<br />
reclamant doelt past binnen het functioneel extensief<br />
agrarisch medegebruik, zijn deze agrarische bedrijfsactiviteiten<br />
ter plaatse toegestaan. Bedrijfsactiviteiten die<br />
hier niet toe behoren zijn ter plaatse niet toegestaan. In dat<br />
geval wil de gemeente in overleg met reclamant bekijken of<br />
een passende oplossing geboden kan worden.<br />
In de begripsomschrijving zal een definitie van ‘extensief<br />
agrarisch medegebruik’ worden opgenomen.<br />
Opgemerkt kan worden dat de indiener van de zienswijze gebruik gemaakt heeft van de hoorzitting om een en<br />
ander nader te motiveren c.q. uiteen te zetten. Hetgeen in de zienswijze naar voren is gebracht heeft<br />
geresulteerd in de aanpassing zoals hieronder weergegeven.<br />
Conclusie<br />
2A. Dit onderdeel geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan behoudens het opnemen<br />
van de definitie ‘extensief agrarisch medegebruik’ in artikel 1 van de planregels.<br />
Nr. Nr.<br />
gemeente<br />
<strong>3.</strong> 1056/in<br />
10-1681<br />
Naam Adres Datum<br />
Dagtekening<br />
Raadsman namens<br />
- Fitt Nederland B.V.<br />
- 3 reclamanten<br />
Leidse Schouw 2<br />
Postbus 357<br />
2400 AJ<br />
Alphen aan den Rijn<br />
Verkorte weergave Reactie van gemeentewege<br />
3A Punten 1 t/m 7.<br />
Reclamanten zijn van mening dat de digitale<br />
verbeelding van het bestemmingsplan<br />
onduidelijk is op ruimtelijkeplannen.nl c.q.<br />
slecht te raadplegen is. Reclamanten kunnen<br />
Datum<br />
binnenkomst<br />
gemeente<br />
19-03-2010 23-03-2010<br />
Het bestemmingsplan is opgemaakt en gepubliceerd<br />
(elektronisch beschikbaar gesteld) overeenkomstig de<br />
wettelijke vereisten. Dit betekent dat het plan is<br />
opgemaakt volgens de technische richtlijnen zoals
niet opmaken of en in hoeverre de<br />
bestemmingsvlakken aansluiten bij c.q.<br />
verlopen ten opzichte van de kadastrale<br />
grenzen. Hierdoor zijn reclamanten niet in<br />
staat een juiste beoordeling te maken van de<br />
bestemmingsregeling op hun kadastrale<br />
perceel. De digitale verbeelding en daarmee<br />
het bestemmingsplan voldoet daarmee niet<br />
aan de algemene eisen van de Awb en de<br />
ongeschreven rechtsbeginselen (rechtszekerheidsbeginsel).<br />
3B Punten 8 t/m 24.<br />
Reclamant verzoekt de gebruiksmogelijkheden<br />
van de percelen met de<br />
bestemming ‘Bedrijventerrein – Kade’ niet bij<br />
voorbaat te beperken tot activiteiten die in<br />
verband staan met watergebonden bedrijven,<br />
maar tevens uit te breiden tot laden, lossen<br />
op- en overslag ten dienste van activiteiten<br />
op aangrenzende percelen die in het<br />
bestemmingsplan positief zijn bestemd<br />
(groothandel in transportmiddelen). Dit mede<br />
vanwege het gegeven dat een deel van de in<br />
eigendom toebehorende gronden van<br />
reclamant behoren tot de gronden met de<br />
bestemming ‘Bedrijventerrein – Kade’ en in<br />
gebruik is ten dienste van activiteiten die<br />
behoren tot het laden, lossen op- en overslag<br />
ten dienste van activiteiten op aangrenzende<br />
12<br />
beschreven in de Richtlijn standaarden ruimtelijke<br />
ordening (Rsro). De Rsro bestaat uit de onderdelen:<br />
- SVBP2008 (waarin beschreven wordt hoe een en<br />
ander verbeeld moet worden zowel analoog als<br />
digitaal);<br />
- STRI2008 (geeft de technische uitwisselingsvereisten<br />
aan waaraan een dataset moet voldoen);<br />
- IMRO (beschrijft de technische opbouw in GML<br />
(Geograhic Markup Language) van een plan.<br />
Tevens is voorliggende plan opgesteld conform de<br />
geldende standaarden en bijbehorende praktijkrichtlijn<br />
(PRBP).<br />
Bij de digitale oplevering behoort ook de digitale<br />
ondergrond (bevroren) die gebruikt is bij de opmaak van<br />
het bestemmingsplan. Bij de digitale oplevering van het<br />
plan is aangegeven welke ondergrond gehanteerd is bij<br />
het opstellen van het bestemmingsplan. Indien het voor<br />
reclamanten bij de raadpleging onduidelijk is te bepalen<br />
waar welke perceelsgrenzen liggen kan nader inzicht<br />
hierin gegeven worden door de gemeente op afspraak.<br />
De gemeente is van mening dat het voorliggende<br />
bestemmingsplan is opgebouwd volgens de thans<br />
geldende wettelijke vereisten en dientengevolge geen<br />
sprake is van een strijdigheid met het rechtszekerheidsbeginsel.<br />
Het ligt in de rede om de activiteiten gericht op het<br />
laden/lossen, op- en overslag ten aanzien van de bedrijfsactiviteiten<br />
tevens van toepassing te laten zijn vanaf de<br />
waterkant. De bestaande situatie met daarbij behorende<br />
bedrijfsactiviteiten (groothandel in transportmiddelen)op<br />
de in eigendom behorende gronden van reclamant zullen<br />
gerespecteerd worden en het plan zal op dit punt<br />
aangepast worden door de specifieke functieaanduiding<br />
sb-ght (groothandel in transportmiddelen) tevens van<br />
toepassing te laten zijn binnen de bestemming<br />
‘Bedrijventerrein - Kade’.
percelen.<br />
De opgenomen nadere eisenregeling in 5.3 is on<br />
voldoende objectief en past niet binnen het<br />
wettelijk kader van de Wro.<br />
De opgenomen regeling in 5.8.1 is onjuist.<br />
3C. Punten 25 t/m 28 + 29 + 30 t/m 32.<br />
In voormelde punten wordt door reclamant<br />
betoogd (met gebruikmaking van citaten uit<br />
rapportages) dat voor de planontwikkeling<br />
van voornoemd bestemmingsplan een<br />
kwalitatief goede ontsluiting van het<br />
bedrijventerrein gewenst is vanuit de<br />
wegzijde, wat op dit moment niet het geval is.<br />
Uit de toelichting van het bestemmingsplan<br />
blijkt geenszins dat gedurende de<br />
planperiode van dit bestemmingsplan iets<br />
wordt gedaan aan de slechte ontsluiting van<br />
Avelingen-Oost. Een goede ruimtelijke<br />
ordening is gebaat bij een goede ontsluiting<br />
van het bedrijventerrein. Het hieraan niet<br />
voldoen ondermijnt de economische<br />
uitvoerbaarheid van het plan.<br />
13<br />
De opgenomen nadere eisenregeling in 5.3 is voldoende<br />
objectief en past binnen het wettelijke kader van de Wro.<br />
Voor zover wenselijk kunnen burgemeester en<br />
wethouders van de nadere eisenregeling gebruik maken<br />
om beperkingen aan te brengen aan de toegelaten<br />
situering en afmetingen van bouwwerken in de onder a tot<br />
en met e opgesomde gevallen. Het betreft een beperking<br />
om de bouwactiviteiten verantwoord ter plaatse toe te<br />
staan. (zie juridische toelichting <strong>3.</strong>2.2 in het plan.<br />
5.8.1 betreft een regeling die toegepast kan worden indien<br />
de specifiek bestemde activiteiten ter plaatse beëindigd<br />
zijn en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de<br />
activiteit op korte termijn wordt voortgezet. De toegestane<br />
termijn van een half jaar kan aangepast worden tot een<br />
jaar.<br />
Wellicht is op basis van onze beantwoording van de<br />
inspraakreactie van de cliënten van reclamant de indruk<br />
ontstaan dat de ontsluiting van het bedrijventerrein<br />
Avelingen Oost zelf problematisch is. Dit is echter niet wat<br />
we bedoeld hebben.<br />
Wij hebben bedoeld aan te geven dat er zich onveilige<br />
situaties kunnen voordoen op bepaalde plaatsen op de<br />
Wolpherensedijk daar waar het gemotoriseerde verkeer<br />
kruist met het fietsverkeer. Eén van de betreffende<br />
kruisingen nabij bouwmarkt Karwei hebben wij aangepast.<br />
De verkeersveiligheid op deze kruising is hierdoor<br />
aanzienlijk verbeterd. Het voornemen bestaat om ook de<br />
andere kruisingen aan te passen. Vanwege de genoemde<br />
punten (hoogteverschillen, eigendom en financiën) is dit<br />
niet direct en tegelijkertijd uitvoerbaar.<br />
In paragraaf 2.4.2 “kwaliteiten en aandachtspunten” van<br />
de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan is een<br />
korte analyse over het deelgebied Avelingen Oost<br />
gegeven. Qua ontsluiting wordt geconstateerd dat er 1<br />
ontsluitingsweg is namelijk de Wolpherensedijk, die van<br />
essentieel belang is voor de bereikbaarheid van de<br />
bedrijven. Hierover kunnen wij het volgende opmerken: de<br />
Wolpherensedijk functioneert als ontsluitingsweg voor het
14<br />
bedrijventerrein Avelingen Oost goed. Het verkeer van en<br />
naar dit bedrijventerrein kan zijn bestemming vlot vinden.<br />
De doorstroming wordt slechts beperkt vanwege sluipverkeer<br />
in ‘de spits’ dat via de Wolpherensedijk naar de<br />
rijksweg A27 rijdt. Deze vermindering van de doorstroming<br />
wordt niet door of vanwege de kwaliteit van de<br />
Wolpherensedijk veroorzaakt. De bereikbaarheid blijft<br />
hierdoor een aandachtspunt zoals ook in de toelichting<br />
staat vermeld. Het is nadrukkelijk geen knelpunt. De<br />
aanleg van een 2 de ontsluitingsweg is zeker niet<br />
noodzakelijk.<br />
Overigens brengt dit nieuwe bestemmingsplan geen<br />
planologische wijziging in de verkeersstructuur van en<br />
naar het bedrijventerrein Avelingen Oost.<br />
De commissie MER constateert in zijn advies dat er<br />
aandacht moet worden besteed aan de ontsluiting van het<br />
bedrijventerrein Avelingen op de A27, met voetnoot 3 die<br />
luidt: dit punt valt buiten het kader van de MER. De<br />
Commissie wijst erop dat een goede ontsluiting wel een<br />
voorwaarde is voor de economische ontwikkeling van het<br />
bedrijventerrein.<br />
Wij zijn het met de commissie eens dat dit punt buiten de<br />
MER valt. Wij nemen deze opmerking van de Commissie<br />
voor kennisgeving aan. Volledigheidshalve verwijzen wij<br />
voor wat betreft de ontsluiting van Avelingen op de<br />
rijksweg naar de tekst in bovenstaande alinea.<br />
Overigens constateert de commissie niet dat er thans<br />
sprake is van een slecht functionerende ontsluiting.<br />
Reclamanten geven zelf geen onderbouwing van hun<br />
stelling dat de ontsluiting nu niet goed is of goed<br />
functioneert. Een door reclamant vermeende relatie van<br />
de ontsluiting met de economische uitvoerbaarheid van<br />
het bestemmingsplan is niet aan de orde.<br />
De aangegeven groei van het aantal vrachtwagenbewegingen<br />
van 300 is in het kader van de MER gewogen<br />
en beoordeeld. Hiertegen kan in deze fase geen<br />
zienswijze meer worden ingediend omdat de <strong>zienswijzen</strong>procedure<br />
van de MER reeds is doorlopen.<br />
Overigens mist de grief elke grond omdat het op bladzijde<br />
37 van de toelichting gaat over de luchtkwaliteit en niet<br />
over de ontsluiting.
15<br />
Daarnaast is het parkeren van bedrijven op de openbare<br />
weg op sommige locaties ook een aandachtspunt. Dit leidt<br />
tot een beperkt aandachtspunt qua bereikbaarheid.<br />
De tekst in de toelichting wordt op voornoemde punten<br />
verduidelijkt.<br />
Opgemerkt kan worden dat de indiener van de zienswijze aanwezig was bij de hoorzitting maar geen gebruik<br />
gemaakt heeft van de hoorzitting om een en ander nader te motiveren c.q. uiteen te zetten. De aanpassingen<br />
zoals hieronder weergegeven is het resultaat van hetgeen in de zienswijze naar voren is gebracht.<br />
Conclusie<br />
3A. Dit onderdeel geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />
3B. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (planregels en verbeelding)<br />
3C. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (plantoelichting)<br />
Nr. Nr.<br />
gemeente<br />
4. 1891/in<br />
10-1688<br />
Naam Adres Datum<br />
Dagtekening<br />
Mercon Steel Structures<br />
B.V.<br />
Krinkelwinkel 6-8<br />
Postbus 254<br />
4200 AG <strong>Gorinchem</strong><br />
Verkorte weergave Reactie van gemeentewege<br />
4A Reclamanten vindt de toegankelijkheid van<br />
het bestemmingsplan (via www.ruimtelijkeplannen.nl)<br />
een gecompliceerde opgave<br />
(ondanks uitleg tijdens een informatiebijeenkomst)<br />
hetgeen een goede beoordeling<br />
onmogelijk maakt. Voorzover door gemeente<br />
geen duidelijkheid kon worden gegeven of<br />
geen duidelijkheid is verkregen brengt<br />
reclamant de volgende <strong>zienswijzen</strong> in.<br />
Datum<br />
binnenkomst<br />
gemeente<br />
23-03-2010 24-03-2010<br />
Het bestemmingsplan is opgemaakt en gepubliceerd<br />
(elektronisch beschikbaar gesteld) overeenkomstig de<br />
wettelijke vereisten. Dit betekent dat het plan is<br />
opgemaakt volgens de technische richtlijnen zoals<br />
beschreven in de Richtlijn standaarden ruimtelijke<br />
ordening (Rsro). De Rsro bestaat uit de onderdelen:<br />
- SVBP2008 (waarin beschreven wordt hoe een en<br />
ander verbeeld moet worden zowel analoog als<br />
digitaal);<br />
- STRI2008 (geeft de technische uitwisselingsvereisten<br />
aan waaraan een dataset moet voldoen);<br />
- IMRO (beschrijft de technische opbouw in GML<br />
(Geograhic Markup Language) van een plan.<br />
Het voorliggende plan is opgesteld conform de geldende<br />
standaarden en bijbehorende praktijkrichtlijn (PRBP).<br />
Bij de digitale oplevering behoort ook de digitale<br />
ondergrond (bevroren) die gebruikt is bij de opmaak van<br />
het bestemmingsplan. Bij de digitale oplevering van het<br />
plan is aangegeven welke ondergrond gehanteerd is bij<br />
het opstellen van het bestemmingsplan.<br />
Indien het voor reclamant bij de raadpleging onduidelijk is
4B. In overleg met de gemeente is bepaald dat<br />
een toekomstig kantoor van Mercon op de<br />
zuidelijke punt van de Krinkelwinkel mogelijk<br />
moet worden gemaakt binnen het voorliggende<br />
bestemmingsplan (ontheffingsbevoegdheid)<br />
en daarvoor de zichtlijn wordt<br />
gecorrigeerd. Verzocht wordt de zichtlijn te<br />
corrigeren conform afspraak en verzoek bij<br />
schrijven van 20 januari 2010 of de zichtlijn<br />
te corrigeren op de verbeelding bij<br />
toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.<br />
4C. Mercon verzoekt om voor haar gehele terrein<br />
(inclusief het huidige parkeerterrein) directe<br />
toelating van milieucategorie 5.1 bedrijven<br />
mogelijk te maken.<br />
16<br />
te bepalen waar welke bestemming geldt op eigen<br />
perceelsgrenzen kan nader inzicht hierin gegeven worden<br />
door de gemeente op afspraak.<br />
De gemeente heeft gebied waarop de “Wijzigingsbevoegd<br />
Wro-zone –wijzigingsgebied 1” is geprojecteerd iets<br />
verruimd. Hiermee wordt voldoende zekerheid voor<br />
reclamant geboden om een representatief kantoorgebouw<br />
te realiseren op voornoemde locatie rekening houdende<br />
met de stedenbouwkundige uitgangspunten die voor de<br />
invulling op deze locatie gelden.<br />
In het ontwerpbestemmingsplan ligt Mercon gedeeltelijk<br />
op gronden voor maximaal milieucategorie 5.1 en<br />
gedeeltelijk op gronden voor maximaal milieucategorie<br />
4.2. De gronden met milieucategorie 4.2 zijn overwegend<br />
de gronden van de vroegere woonwijk, thans in gebruik<br />
als parkeerterrein. Om Mercon planologisch voldoende<br />
ruimte te geven, wordt voor dit bedrijf een<br />
maatbestemming opgenomen (door de aanduiding<br />
‘specifieke vorm van bedrijf – Mercon’) voor de gronden<br />
met milieucategorie 4.2.<br />
Dat betekent dat in het vast te stellen bestemmingsplan<br />
alle gronden van Mercon zonder planologische<br />
beperkingen door Mercon zelf gebruikt kunnen worden,<br />
ook al is Mercon zelf een milieucategorie 5.1 bedrijf.<br />
In het ontwerpbestemmingsplan was abusievelijk de grens<br />
voor directe toelating van milieucategorie 5.1 bedrijven<br />
gelijk getrokken aan de huidige bedrijfsgrens. Ook<br />
nieuwvestiging van andere milieucategorie 5.1 bedrijven<br />
dan Mercon werd hierdoor mogelijk, op (te) korte afstand<br />
van de woonbebouwing en woonboten. Zie hierover ook<br />
de algemene toelichting in deze <strong>nota</strong> over milieuzonering.<br />
De nu opgenomen begrenzing van milieucategorie 5.1<br />
bedrijven is nu afgestemd op een afstand van 200 meter<br />
gemeten van de dichtstbijzijnde woonboot tot Mercon<br />
In de brief van 3 februari 2010 aan Mercon heeft de<br />
gemeente een reactie gegeven op de inspraakreactie van<br />
Mercon op het voorontwerpbestemmingsplan. Onder punt
4D. Reclamant wenst gebruik te maken van een<br />
ontheffing binnen het plan (wat thans niet is<br />
opgenomen in het bestemmingsplan) om<br />
een zelfstandig kantoor te kunnen vestigen<br />
van meer dan <strong>3.</strong>000 m² voor een reeds<br />
gevestigde watergebonden onderneming<br />
conform de toezegging van de gemeente.<br />
Een beperking tot meer dan <strong>3.</strong>000 m² zal<br />
leiden tot grote beperkingen in de<br />
ontwikkelingsmogelijkheden van Mercon.<br />
4E. Mercon gaat er vanuit dat de bedoelde<br />
zichtzone waar permanente opslag van<br />
goederen en materialen niet is toegestaan<br />
geen belemmering betekent voor het<br />
permanent gebruik van deze gronden ten<br />
behoeve van het samenbouwen van tijdelijk<br />
constructies.<br />
4F. Mercon wenst de planregels als bedoeld in<br />
artikel 19.1 en 19.2 te verduidelijken of te<br />
verwijderen voor zover funderingspalen ook<br />
worden beschouwd als ondergrondse<br />
bouwwerken.<br />
4G. Conform afspraak met de gemeente dient ter<br />
plekke van de in te korten scheepshelling<br />
enkele activiteiten ter plaatse mogelijk<br />
17<br />
8.9 van de beantwoording van de inspraakreacties staat<br />
vermeld dat de specifieke bedrijfsactiviteiten van Mercon<br />
worden aangeduid op de verbeelding. Deze zinsnede is<br />
wat te laag in de tekst geplaatst waardoor de indruk zou<br />
kunnen ontstaan dat milieucategorie 5.1 voor de gehele<br />
locatie op de verbeelding zou komen. Dit is nadrukkelijk<br />
niet het geval.<br />
De gemeente is gebonden aan de provinciale regeling<br />
(provinciaal beleid) ten aanzien van de regulering van<br />
zelfstandige en niet-zelfstandige kantoren op een<br />
bedrijventerrein. Indien dit niet gebeurd vindt er<br />
mogelijkerwijs een reactieve aanwijzing plaats van de<br />
zijde van de provincie. Het provinciale beleid geldt zowel<br />
ten aanzien van bestaande kantoren als voor<br />
nieuwvestiging. Het betreft dan de zuivere kantooractiviteiten<br />
en niet activiteiten die een bedrijfsmatig<br />
karakter hebben maar qua uitstraling/inrichting op<br />
kantooractiviteiten lijken.<br />
Uitzondering kan gemaakt worden voor een op maat<br />
toegesneden regeling gebaseerd op de feitelijke<br />
bestaande legale situatie of indien het kantoor behoort tot<br />
een specifiek locatiegebied (haven) bestemd kantoorgebouw<br />
c.q. daarop afgestemde kantooractiviteiten. In de<br />
toelichting van het bestemmingsplan wordt een en ander<br />
verduidelijkt.<br />
De bestaande omvang aan niet-zelfstandige kantooractiviteiten<br />
wordt in het plan gerespecteerd.<br />
Het permanent gebruiken van gronden ter plaatse binnen<br />
de zichtzone om grote constructies te bouwen is<br />
toegestaan almede het tijdelijk hiervoor opslaan van<br />
goederen en materialen ten dienste van de<br />
constructiewerkzaamheden. Uitgesloten is het gebruik van<br />
de gronden voor opslaan van goederen en materialen met<br />
een permanent karakter (voor langere tijd).<br />
De gemeente zal de planregels aanpassen om<br />
funderingspalen als bouwwerk ter plaatse mogelijk aan te<br />
kunnen brengen in het kader van ondergronds bouwen.<br />
Hetgeen reclamant aangeeft is inderdaad met de<br />
gemeente afgesproken. Abusievelijk is dit in het<br />
voorliggende ontwerpbestemmingsplan niet op een juiste
worden gemaakt. Dit is thans niet het geval<br />
binnen de voorliggende planologischjuridische<br />
regeling (bestemming ‘Water). Het<br />
betreft het aanbrengen van een vervangende<br />
constructie ten dienste van het verplaatsen<br />
van verrijdbare hallen op de scheepshelling,<br />
verrijdbare torenkranen en de opslag van<br />
materialen in de kraanbanen en het afmeren<br />
van zeegaande pontons en schepen.<br />
18<br />
wijze geregeld. Het plan zal op dit punt worden aangepast<br />
conform afspraak met reclamant.<br />
Opgemerkt kan worden dat de indiener van de zienswijze geen gebruik gemaakt heeft van de hoorzitting om<br />
een en ander nader te motiveren c.q. uiteen te zetten. Wel heeft er een vervolggesprek plaatsgevonden met<br />
reclamant. De aanpassingen zoals hieronder weergegeven is het resultaat van hetgeen in de zienswijze naar<br />
voren is gebracht alsmede tijdens het vervolgoverleg is besproken.<br />
Conclusie<br />
4A. Dit onderdeel geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (planregels, plantoelichting,<br />
verbeelding).<br />
4B. Dit onderdeel geeft (geen) aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (verbeelding).<br />
4C. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (planregels, plantoelichting,<br />
verbeelding).<br />
4D. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (planregels, plantoelichting,<br />
verbeelding).<br />
4E. Dit onderdeel geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (planregels).<br />
4F. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (planregels).<br />
4G. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (planregels en verbeelding).<br />
Nr. Nr.<br />
gemeente<br />
5. Fax<br />
Naam Adres Datum<br />
Dagtekening<br />
Raadsman namens<br />
- B.V. Scheepswerf Damen<br />
<strong>Gorinchem</strong> h.o.d.n.<br />
Damen Shipyards<br />
<strong>Gorinchem</strong><br />
Pioenroosstraat 20<br />
Postbus 141<br />
5241 AB<br />
Rosmalen<br />
Verkorte weergave Reactie van gemeentewege<br />
5A. Reclamant kan zich niet verenigen met de op<br />
de verbeelding opgenomen gebiedsaanduiding<br />
‘bebouwingsvrije (zicht)zone’ op zijn percelen.<br />
Dit vanwege het gegeven dat de<br />
geprojecteerde ‘bebouwingsvrije (zicht)zone’<br />
suggereert dat ter plaatse geen bebouwing<br />
aanwezig is. Dit strookt niet met de bestaande<br />
werkelijkheid aangezien bestaande bebouwing<br />
Datum<br />
binnenkomst<br />
gemeente<br />
23-03-2010 23-03-2010<br />
(fax)<br />
De constatering van reclamant is terecht. De gemeente<br />
zal het plan op dit punt aanpassen met inachtneming<br />
van de bestaande bebouwde situatie in combinatie met<br />
de wens om waar mogelijk vanuit stedenbouwkundige<br />
kwaliteit zichtzones in het plangebied te creëren. De<br />
gemeente heeft een voorstel gemaakt waarmee<br />
reclamant kan instemmen. Het bestemmingsplan wordt<br />
op dit onderdeel aangepast.
niet of niet correct op de ondergrond van de<br />
verbeelding is opgenomen c.q. hier niet in<br />
voldoende mate rekening mee is gehouden.<br />
Reclamant verzoekt de planregels en<br />
verbeelding op dit punt aan te passen met<br />
inachtneming van de bestaande situatie.<br />
5B. Reclamant maakt bezwaar tegen het verbod<br />
om binnen de gebiedaanduiding ‘zichtzone’ en<br />
voor de voorgevelrooilijn geen permanente<br />
opslag van goederen en materialen toe te<br />
staan. Dit verbod strookt niet met het<br />
bestaande gebruik van permanente opslag op<br />
het terrein (vigerende regeling) en verbiedt<br />
tevens de opslag op locaties die niet vanaf de<br />
openbare weg zichtbaar zijn. Daarnaast<br />
beperkt de regeling grote delen van het<br />
bedrijfsperceel(en) van reclamant gelet op de<br />
definitie van voorgevelrooilijn. Reclamant<br />
verzoekt het plan op dit aspect aan te passen<br />
en het verbod uitsluitend van toepassing te<br />
laten zijn op het nog nader te bepalen gebied<br />
met gebiedsaanduiding ‘zichtzone’.<br />
5C.Reclamant stemt niet in met de op de<br />
verbeelding opgenomen bouwvlakken.<br />
Bestaande bebouwing blijkt buiten het<br />
geprojecteerde bouwvlak te zijn gesitueerd.<br />
Cliënt bepleit een zodanige begrenzing van de<br />
bouwvlakken, dat de grens samenvalt met de<br />
eerder bepleite begrenzing van de zichtzone.<br />
Tevens wordt een aanpassing van de<br />
begrenzing bepleit om in westelijke richting de<br />
oprichting van gebouwen mogelijk te maken,<br />
met het oog op aldaar uit te voeren<br />
werkzaamheden gerelateerd aan de in het<br />
water gesitueerde steigers waaraan schepen<br />
afgemeerd liggen ter reparatie en afbouw<br />
(toekomstige bebouwing). Daarnaast dient het<br />
bebouwingvlak aangepast te worden met<br />
inachtneming van de bestaande bebouwing.<br />
5D. Volgens reclamant is zijn bedrijfsperceel ten<br />
onrechte voorzien van de aanduiding “geluidszone<br />
industrie”, aangezien de geluidszone in<br />
de systematiek van de Wet geluidhinder zich<br />
19<br />
Voor zover de regeling onduidelijkheid is ten aanzien<br />
van de toepassing en de beoogde locaties zal<br />
aanpassing van het plan (verbeelding en regels) op dit<br />
vlak plaatsvinden. Vanuit het realiseren en waarborgen<br />
van gewenste kwaliteit vanuit de openbare weg in het<br />
plangebied alsmede het zoveel mogelijk vrij houden van<br />
gewenste zichtzones is een regeling ter voorkoming van<br />
permanente opslag van goederen en materialen<br />
gewenst op bepaalde locaties. Deze locaties zullen op<br />
de verbeelding worden weergegeven uit een oogpunt<br />
van rechtszekerheid. Het betreft dus in concreto de<br />
zones grenzend aan de openbare rijweg alsmede de op<br />
de verbeelding geprojecteerde ‘bebouwingsvrije zichtzone’s’.<br />
De constatering van reclamant is terecht ten aanzien<br />
van de bestaande bebouwing die buiten het<br />
bebouwingsvlak is gesitueerd. De gemeente zal het plan<br />
op het aspect bouwbegrenzing aanpassen met<br />
inachtneming van de bestaande bebouwde situatie in<br />
combinatie met de wens om waar mogelijk vanuit<br />
stedenbouwkundige kwaliteit zichtzones in het<br />
plangebied te creëren en toekomstige bebouwing te<br />
kunnen realiseren. De gemeente heeft een voorstel<br />
gemaakt waarmee reclamant kan instemmen. Het<br />
bestemmingsplan wordt op dit onderdeel aangepast.<br />
Reclamant heeft op dit punt gelijk. De aanduiding is<br />
abusievelijk op een onjuiste wijze op de verbeelding<br />
verwerkt en zal hierop aangepast worden.
niet uitstrekt over het gezoneerde<br />
industrieterrein maar wordt gevormd door het<br />
gebied gelegen tussen de 50 dB(A) zonegrens<br />
en de begrenzing van het gezoneerde<br />
industrieterrein. Verzocht wordt de verbeelding<br />
op dit punt aan te passen.<br />
5E. Reclamant verzoekt de op de verbeelding<br />
opgenomen “Wro-zone ontheffingsgebied’<br />
meer in westelijke richting op te schuiven tot<br />
aan de westgrens van het bouwvlak, teneinde<br />
op die locatie aan de rand een bebouwingsaccent<br />
te kunnen realiseren ter versterking van<br />
de beoogde ruimtelijke kwaliteit. Op de locatie<br />
waar thans de “Wro-zone ontheffingsgebied’ is<br />
gesitueerd, is de bebouwingssituatie en funderingsconstructie<br />
niet geschikt om ter plaatse<br />
een bebouwingsaccent te realiseren.<br />
5F. Reclamant stemt niet in met de regeling als<br />
bedoeld in artikel 5 aanhef en onder I, voor<br />
zover het oppervlak van niet-zelfstandige<br />
kantoren beperkt wordt tot ten hoogste 50%<br />
van het maximale bedrijfsvloeroppervlak tot<br />
maximaal <strong>3.</strong>000 m². Dit is een onaanvaardbare<br />
ingrijpende beperking, aangezien op het terrein<br />
van reclamant al 18.380 m² b.v.o aan<br />
kantoorruimte aanwezig is en zal na realisatie<br />
van het Masterplan de oppervlakte toenemen<br />
tot 2<strong>3.</strong>538 m². hiermee wordt de ontwikkeling<br />
van het bedrijf gefrustreerd d.w.z. de<br />
kennisintensieve activiteiten uitgevoerd in<br />
daarop afgestemde ruimten.<br />
Reclamant is van mening dat de opgenomen<br />
regeling ter uitvoering van het kantorenbeleid<br />
dient te worden toegepast en niet op de situatie<br />
van reclamant van toepassing is.<br />
De regeling is afgestemd op het provinciale<br />
beleid (de ontwerp verordening Ruimte) dat<br />
niet door provinciale staten is vastgesteld. Het<br />
is prematuur om in dit bestemmingsplan op de<br />
definitieve verordening Ruimte vooruit te lopen.<br />
Het huidige provinciale beleid kent geen<br />
beperkingen voor de uitbreiding van de<br />
kantoorbebouwing bij het bedrijf van reclamant.<br />
20<br />
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het wenselijk het<br />
bebouwingsaccent te situeren aan de bestaande danwel<br />
te realiseren bebouwingsvrije zichtzone’s. Naar<br />
aanleiding van nader overleg met reclamant is de ‘wrozone’<br />
aan de noord- westzijde aangepast.<br />
De gemeente is van mening dat er voor wat betreft<br />
Damen Shipyards sprake is van een bijzondere<br />
omstandigheid. Damen heeft zijn internationale<br />
hoofdkantoor gevestigd op het perceel op het<br />
bedrijventerrein Avelingen.<br />
Dit brengt met zich mee dat het aantal benodigde<br />
kantoorruimtes en kantoorachtige bedrijvigheid<br />
omvangrijk is. Deze functies zijn onlosmakelijk<br />
verbonden met de bedrijfsactiviteiten op het perceel aan<br />
Avelingen; een scheiding is niet mogelijk.<br />
De omvang van deze functies is niet te vervatten in een<br />
algemene regeling. De landelijk gehanteerde regeling<br />
voorziet niet in deze specifieke situatie van het bedrijf<br />
Damen op Avelingen.<br />
Een uitzonderingssituatie is naar ons oordeel op zijn<br />
plaats. Nadrukkelijk wordt gesteld dat het een regeling<br />
betreft voor niet-zelfstandige kantoren.<br />
Wij zijn het dus eens met reclamant en gaan een<br />
specifieke regeling opnemen in artikel 5 welke als volgt<br />
luidt:<br />
‘ter plaatse van de aanduiding ‘k- Damen Shipyards’<br />
specifiek voor het hoofdkantoor van het watergebonden<br />
bedrijf Damen Shipyards bestaande uit niet-zelfstandige<br />
kantoren en uit kantoorachtige bedrijvigheid welke
Reclamant wenst dat artikel 5, lid i wordt<br />
geschrapt dan wel zodanig te worden gewijzigd<br />
dat de daarin opgenomen beperkingen niet van<br />
toepassing zijn op de voorgenomen uitbreiding<br />
van kantoorgebouwen bij reclamant. Of een<br />
ontheffingsmogelijkheid op te nemen identiek<br />
aan de ontheffingsmogelijkheid in de ontwerp-<br />
verordening Ruimte in geval van een<br />
ongewijzigde handhaving van de regeling in<br />
het plan.<br />
5G. Reclamant wenst een verruiming van het thans<br />
opgenomen bebouwingspercentage van 70%<br />
naar 80%, danwel een ontheffingmogelijkheid<br />
tot 80% teneinde enige flexibiliteit te verkrijgen.<br />
5H. Reclamant verzoekt de toegestane bouwhoogte<br />
op twee locaties te wijzigen in het plan.<br />
Te weten de bouwhoogte van de assemblagehal<br />
te verhogen van 22 meter naar 24 meter<br />
(conform bestaande situatie) en de bouwhoogte<br />
op het zuidoostelijke deel van het<br />
bedrijfsperceel te verhogen van 12 meter tot 20<br />
meter (conform het Masterplan – om gewenste<br />
nieuwe bebouwing daar ter plaatse te kunnen<br />
realiseren).<br />
5I. Artikel 11.1 (Water) bevat in de onderdelen b<br />
en d abusievelijk dezelfde tekst.<br />
5J. In artikel 11 (Water) is ten onrechte niet<br />
voorzien in een positieve bestemmingsregeling<br />
voor de aan de zuidoost zijde aanwezige<br />
afbouwsteiger en de ter plaatse uitgevoerde<br />
reparatie- en onderhoudswerkzaamheden.<br />
Voorts is niet voorzien in een positieve<br />
bestemmingsregeling van de scheepswerfactiviteiten,<br />
inclusief laad- en losfaciliteit<br />
(helling) op gronden met de bestemming<br />
‘Water’ aan de westzijde van het bedrijfsperceel<br />
van reclamant. Reclamant verzoekt het<br />
plan op deze punten aan te passen zodat de<br />
gepleegde bedrijfsactiviteiten ter plaatse<br />
21<br />
behoren bij het bedrijf Damen Shipyards’<br />
Vooralsnog is er geen aanleiding om het<br />
bebouwingspercentage te verhogen naar 80% (direct of<br />
via een ontheffingsbevoegdheid). Op dit moment is het<br />
bebouwingspercentage aanmerkelijk lager dan 70%<br />
en biedt de regeling nog voldoende ruimte om op<br />
grondvlakniveau bebouwing te realiseren, rekening<br />
houdende met noodzakelijke onbebouwde ruimte op het<br />
bouwperceel.<br />
Het plan wordt aangepast om toegestane bebouwing in<br />
elk geval af te stemmen op de reeds bestaande<br />
bebouwingshoogte.<br />
De gevraagde aanpassing tot 20 meter wordt niet<br />
overgenomen omdat de huidige maatvoering van het<br />
Masterplan past binnen het bestemmingsplan.<br />
Het plan wordt op dit punt aangepast.<br />
Voornoemde bedrijfsactiviteiten zijn onlosmakelijk<br />
verbonden aan de inrichting en dienen gefaciliteerd te<br />
worden. Het plan zal derhalve zodanig aangepast<br />
worden waardoor de geformuleerde bedrijfsactiviteiten<br />
juridisch-planologisch positief bestemd worden.
positief bestemd worden.<br />
5K. In artikel 7 (Natuur) is ten onrechte niet<br />
voorzien in een positieve bestemming voor het<br />
afmeren van schepen langs de langsdam,<br />
voorzien van de aanduiding ‘waterstaat’.<br />
Verzocht wordt de bedrijfsmatige activiteiten ter<br />
plaatse positief te bestemmen.<br />
5L. Binnen de bestemming ‘Groen’ is geen<br />
rekening gehouden met toegangen tot de<br />
aanwezige bedrijfsbebouwing en voorziet niet<br />
in een bedrijfsmatig gebruik van deze gronden.<br />
Verzocht wordt de bestemming op dit laatste<br />
punt aan te passen in een bestemming<br />
‘Bedrijventerrein-Watergebonden’, danwel die<br />
delen van de westelijke begrenzing binnen de<br />
bestemming ‘Groen’ die in verbinding staan<br />
met de aanwezige steigers.<br />
5M. Het bepaalde in artikel 16 (medebestemming<br />
‘Waterstaat – Waterkering’ gaat ten onrechte<br />
voorbij aan het bestaande gebruik en<br />
bebouwing. Verzocht wordt het bestaande<br />
artikel zodanig te wijzigen dat de bestaande<br />
situatie zowel voor wat betreft gebruik als voor<br />
wat betreft bebouwing positief wordt bestemd.<br />
22<br />
Voornoemde bedrijfsactiviteiten zijn onlosmakelijk<br />
verbonden aan de inrichting en dienen gefaciliteerd te<br />
worden. Het plan zal derhalve zodanig aangepast<br />
worden waardoor de geformuleerde bedrijfsactiviteiten<br />
juridisch-planologisch positief bestemd worden.<br />
Voor zover delen binnen de bestemming ‘Groen’<br />
betrekking hebben op ontsluitingen (paden en<br />
toegangwegen) tot naastliggende bedrijfsgronden zijn<br />
deze gebruiksfuncties toegestaan (of zullen worden<br />
toegestaan) binnen de bestemming ‘Groen’. Voor zover<br />
gronden die nu bestemd zijn tot ‘Groen’ in gebruik zijn<br />
voor bedrijfsactiviteiten (b.v. aanlegsteiger) past deze<br />
gebruiksfunctie niet binnen de groenbestemming en<br />
dient de bestemming hierop aangepast te worden. De<br />
gemeente zal de bestaande gebruiksfunctie binnen de<br />
bestemming ‘Groen’ nagaan en conform de bestaande<br />
gebruiksfunctie bestemmen.<br />
Het bepaalde in artikel 16 heeft betrekking op<br />
bebouwing en het uitvoeren van bepaalde werken, geen<br />
bouwwerken zijnde en werkzaamheden. Voor wat<br />
betreft bestaande bebouwing, worden bestaande<br />
bouwwerken gerespecteerd conform het bepaalde in de<br />
regelgeving. Voor nieuwe bebouwing (gebouwen zijnde)<br />
dient vooraf schriftelijk advies ingewonnen te worden.<br />
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
(niet zijnde een gebouw) zal de regeling in artikel 16.<strong>3.</strong>3<br />
aangepast worden in die zin dat bouwwerken, geen<br />
gebouwen worden toegelaten met een bouwhoogte<br />
overeenkomstig de toegestane bouwhoogte in de<br />
betreffende (onderliggende) basisbestemming.<br />
Opgemerkt kan worden dat de indiener van de zienswijze gebruik gemaakt heeft van de hoorzitting om een en<br />
ander nader te motiveren c.q. uiteen te zetten. Op basis hiervan heeft er een vervolgoverleg plaatsgevonden<br />
met reclamant. De aanpassingen zoals hieronder weergegeven is het resultaat van hetgeen in de zienswijze<br />
en tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht alsmede tijdens het vervolgoverleg is besproken.<br />
Conclusie<br />
5A. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (planregels, plantoelichting,<br />
verbeelding).<br />
5B. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (planregels, verbeelding).<br />
5C. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (verbeelding).<br />
5D. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (verbeelding).<br />
5E. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (verbeelding).
5F. Dit onderdeel geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan – wel nadere verduidelijking<br />
in de toelichting (toelichting – verantwoording uitbreidingsruimte).<br />
5G. Dit onderdeel geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />
5H. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (verbeelding).<br />
5I. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (planregels).<br />
5J. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (planregels, verbeelding).<br />
5K. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (planregels, verbeelding).<br />
5L. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (planregels, verbeelding).<br />
5M. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (planregels).<br />
Nr. Nr.<br />
gemeente<br />
6. Fax<br />
Naam Adres Datum<br />
Dagtekening<br />
Raadsman namens<br />
- Handelsonderneming<br />
Jegor BV<br />
- Willemstein’s Industriële<br />
Ondernemingen BV<br />
- BV Houtwarenfabriek<br />
- JéWéRet<br />
Verkoopmaatschappij<br />
BV Verder aan te duiden als<br />
JéWé.<br />
23<br />
Stationsplein 45<br />
Postbus 19265<br />
3001 BG<br />
Rotterdam<br />
Verkorte weergave Reactie van gemeentewege<br />
6A.<br />
Reclamant geeft in haar <strong>zienswijzen</strong> aan op<br />
meerdere punten onvoldoende informatie of<br />
onduidelijke informatie te hebben verkregen vanuit<br />
het bestemmingsplan om te kunnen beoordelen of<br />
en hoe een en ander gerealiseerd kan of gaat<br />
worden binnen het kader van dit bestemmingsplan.<br />
Reclamant wil op die weergegeven punten nader<br />
geïnformeerd worden. Gewezen wordt in dit kader<br />
op de punten vermeld onder 2, 3, 4, 6, 7, 8, en 11.<br />
6A, onder 1<br />
Het bepaalde onder 1 is een constatering.<br />
6A, onder 2<br />
Verzocht wordt in de toelichting een verduidelijking<br />
en uitleg op te nemen over de Schelluinsestraat,<br />
Datum<br />
binnenkomst<br />
gemeente<br />
23-03-2010 23-03-2010<br />
(fax)<br />
De gemeente zal hieraan aandacht schenken, voor<br />
zover relevant en noodzakelijk, in de toelichting<br />
behorende bij het bestemmingsplan.<br />
Ad 6A, onder 1.<br />
Het bepaalde onder 1 is wordt voor kennisgeving<br />
aangenomen.<br />
Ad 6A, onder 2<br />
a. In 1998 is een proces in gang gezet om te komen<br />
tot de revitalisering van het bedrijventerrein
ten aanzien van:<br />
a. de relatief onveilige verkeerssituatie;<br />
b. de uitstraling van de panden in het oostelijke<br />
deel;<br />
c. de inzet op herstructurering en revitalisering.<br />
6A, onder 3<br />
I. Waarom zijn alleen de koppen van de<br />
Schelluinsestraat interessant voor<br />
kantoorontwikkeling?<br />
24<br />
Schelluinsestraat. Dit proces is in nauw overleg met<br />
betrokken bedrijven tot stand gekomen en heeft<br />
geleid tot een aanpak, waarbij de inrichting van het<br />
openbare gebied is aangepast aan de eisen van de<br />
tijd. De riolering is vervangen, de betreffende<br />
herinrichting van particuliere terreinen zijn<br />
uitgevoerd en de nodige bodemsaneringen hebben<br />
plaatsgevonden.<br />
De destijds met de betrokken bedrijven, waaronder<br />
Jéwé, overeengekomen revitalisering heeft geleid<br />
tot een verbetering van de gesignaleerde problemen<br />
welke noopten tot de revitalisering. De als onveilig<br />
bestempelde verkeerssituatie op de Schelluinsestraat<br />
is met de doorgevoerde herprofilering en<br />
aansluitende reconstructie aanzienlijk verbeterd.<br />
Door het verbeteren en uitbreiden van de<br />
parkeercapaciteit op eigen terrein werd de druk op<br />
deze belangrijkste ontsluitingsweg gereguleerd.<br />
Daar waar de bedrijfsactiviteiten zich deels op het<br />
openbaargebied afspelen is er nog steeds sprake<br />
van een relatief onveilige situatie voor (doorgaand)<br />
fietsverkeer. Dit blijft dus een punt van zorg.<br />
b. Uit een oogpunt van het verbeteren van de<br />
ruimtelijke kwaliteit blijft de gedateerde uitstraling<br />
van enige bedrijfspanden gelegen aan de zuidoostzijde<br />
van de Schelluinsestraat, niet zijnde<br />
panden van Jéwé, een punt van zorg en aandacht.<br />
c. Het project herstructurering Schelluinsestraat is<br />
een aantal jaren terug uitgevoerd. Voor de nabije<br />
toekomst heeft de gemeente geen concrete<br />
plannen tot opnieuw een herstructurering. Dit staat<br />
los van het feit dat de bedrijven en de gemeente de<br />
levensvatbaarheid van het bedrijventerrein als<br />
blijvend aandachtpunt hebben om ook naar de<br />
toekomst een eigentijds en goed functionerend<br />
bedrijventerrein te behouden.<br />
Ad 6A, onder 3<br />
I. Om de herkenbaarheid en de uitstraling van het<br />
bedrijventerrein Schelluinsestraat positief te<br />
beïnvloeden is in het bestemmingsplan gekeken<br />
naar eventuele verbeteringsmogelijkheden.<br />
De aansluiting van de Schelluinsestraat op het
II. Jéwé wenst uitleg over de achtergrond van de<br />
wijzigingsbevoegdheden.<br />
6A, onder 4 en 5<br />
Er wordt in het bestemmingsplan veel aandacht<br />
besteed aan de mogelijke verbreding van de A27<br />
hoewel deze niet concreet is maar wel (deels)<br />
vertaald is in het bestemmingsplan. Er wordt een<br />
reservering gedaan hoewel er aangegeven staat<br />
dat het bestemmingsplan geen mogelijkheden tot<br />
verbreding biedt. Jéwé wenst duidelijkheid.<br />
25<br />
kantorengebied rond het stadhuis biedt<br />
mogelijkheden om daar de ruimtelijke en<br />
architectonische uitstraling te verbeteren door<br />
bijvoorbeeld een kantoorachtige uitstraling mogelijk<br />
te maken (door een ontheffing voor de<br />
bebouwingshoogte). Ook nabij de Rijksweg A 27, is<br />
een dergelijke ontheffing geregeld opdat een bedrijf<br />
zich meer met een aansprekende architectonisch<br />
ruimtelijk beeld naar de rijksweg kan tonen.<br />
II. De wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen in het<br />
plan om aan het plan een bepaalde mate van<br />
flexibiliteit te geven gedurende de planperiode.<br />
Burgemeester en wethouders kunnen gebruik<br />
maken van deze bevoegdheid binnen de<br />
aangegeven bepalingen van deze bevoegdheden.<br />
Ad 6A, onder 4 en 5<br />
Een gedeelte van de rijksweg A27 maakt onderdeel uit<br />
van het bestemmingsplan. Binnen de bestemmingsplanperiode<br />
is de verwachting dat er duidelijkheid komt of en<br />
op welke wijze de rijksweg wordt verbreed. Het plan is<br />
echter nu nog in de variantenfase.<br />
De daadwerkelijke planologische vertaling van de<br />
mogelijke verbreding van de A27 valt dus buiten het<br />
kader van dit bestemmingsplan. Hiervoor zal t.z.t. een<br />
apart bestemmingsplan worden opgesteld.<br />
De laatste zin van paragraaf 2.5.4 “Visie” uit de<br />
toelichting van het bestemmingsplan betreffende de<br />
reservering van gronden voor de ontsluiting van de<br />
Schelluinsestraat op de A27 is niet meer actueel. Deze<br />
zin zal als volgt worden aangepast: ‘Daarom wordt het<br />
open karakter van een perceel ten noordenwesten van<br />
de Schelluinsestraat, dat in eigendom bij de gemeente<br />
is, gelegen direct aan de A27 behouden voor een<br />
dergelijke aansluiting’.<br />
Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat wij gronden van<br />
Jéwé, welke gelegen zijn nabij de A27, gaan reserveren<br />
voor een mogelijke verbreding van deze rijksweg.<br />
Overigens worden er door ons noch in de regels noch<br />
op de verbeelding reserveringen gemaakt voor een<br />
mogelijke verbreding van de A27.
6A, onder 6<br />
Jéwé is tegenstander van een directe aansluiting<br />
aan de Schelluinsestraat op de A27. Jéwé is in het<br />
bijzonder afhankelijk van het gebruik van de Schelluinsestraat<br />
ten behoeve van het logistiek transport<br />
tussen haar bedrijfsonderdelen.<br />
6A, onder 7<br />
Jéwé wenst uitleg waarom het plan overwegend<br />
gericht is op het behoud van functies.<br />
6A, onder 8<br />
I. Jéwé wenst informatie over het huidige<br />
bestemmingsplan voor Schelluinsestraat.<br />
26<br />
Het huidige beleid van Rijkswaterstaat aangaande<br />
bouwen langs rijkswegen heeft er toe geleid dat het<br />
terrein, dat grenst aan de A27, zodanig is bestemd dat<br />
het kan worden benut voor bedrijfsactiviteiten, maar<br />
zonder bebouwingsmogelijkheden. Dit is ook de<br />
voorwaarde waaronder Jéwé het betreffende terrein<br />
destijds heeft verworven. Jewe heeft het terrein als<br />
parkeerterrein in gebruik. Er staan geen gebouwen op<br />
het terrein in tegenstelling tot hetgeen in de zienswijze<br />
wordt gesuggereerd.<br />
Ad 6A, onder 6<br />
Het is al jaren een wens van de gemeente om het<br />
betreffende bedrijventerrein Schelluinsestraat een<br />
tweede ontsluitingsmogelijkheid te geven teneinde de<br />
huidige route via de Banneweg te ontlasten. Met de<br />
realisatie van een tweede ontsluiting zou een betere<br />
doorstroming van de Banneweg mogelijk worden. Het is<br />
daarbij niet de opzet om de Schelluinsestraat onderdeel<br />
te laten worden van een route voor het doorgaande<br />
verkeer. De ontsluiting is sec voor de bereikbaarheid<br />
van de bedrjjven op de Schelluinsestraat bedoeld.<br />
In dat kader onderschrijven wij de historisch gegroeide<br />
verkeerssituatie van Jéwé op het bedrijventerrein. Wij<br />
zien geen reden om dit thans te willen veranderen. Ten<br />
tijde van de revitalisering is met de reconstructie van de<br />
Schelluinsestraat aangetoond, dat wij bereid zijn met de<br />
bedrijven mee te denken. Daar komt bij dat meerdere<br />
aan de Schelluinsestraat gevestigde bedrijven hier een<br />
belang bij hebben.<br />
Ad 6A, onder 7<br />
Het bestemmingsplan is conserverend van karakter,<br />
zeker voor wat betreft de Schelluinsestraat. De functies<br />
zoals wegen, bedrijventerrein, waterlopen, dijken etc.<br />
blijven dus zoals ze zijn en worden derhalve<br />
“overwegend” behouden.<br />
Ad 6A, onder 8<br />
I. Het vigerende bestemmingsplan (1973) is aan<br />
reclamant toegezonden.<br />
Het vigerende bestemmingsplan gaat uit van de<br />
gegeven situatie met een grote overall bedrijfs-
II. Jéwé wenst informatie over de milieuzonering.<br />
27<br />
bestemming ‘Industriële bedrijven met bijbehorende<br />
erven (BI)’. Binnen deze bestemming geldt dat:<br />
- de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht<br />
binnen de op de verbeelding aangegeven<br />
bebouwingsvlakken;<br />
- per bedrijf een dienstwoning mag worden gebouwd<br />
met een goothoogte van ten hoogste 6 meter en<br />
een inhoud van ten hoogste 500 m³;<br />
- de goothoogte van de overige gebouwen ten<br />
hoogste 12 meter mag bedragen;<br />
- indien op de verbeelding geen andere maat is<br />
aangegeven de afstand van gebouwen tot de<br />
zijdelingse perceelgrens ten minste 2 meter zal<br />
bedragen;<br />
- ten hoogste 70 % van de oppervlakte van een<br />
bouwperceel mag worden bebouwd.<br />
Het college van burgemeester en wethouders kan<br />
vrijstelling verlenen voor de bouw van een tweede<br />
dienstwoning en van de hoogte van 12 meter tot ten<br />
hoogste 18 meter, indien zulks voor een goed bedrijfsvoering<br />
nodig is.<br />
Het vigerende bestemmingsplan Schelluinsestraat en<br />
het onderhavige ontwerpbestemmingsplan zijn voor wat<br />
betreft de percelen op de Schelluinsestraat planologisch<br />
vrij identiek.<br />
II. Voor de algemene beantwoording wordt verwezen<br />
naar hetgeen hieromtrent beschreven staat onder<br />
2.<strong>3.</strong> Specifiek voor JeWe kan het volgende worden<br />
aangegeven. In paragraaf 2.5.6 van de<br />
plantoelichting, onder het kopje Bedrijven en<br />
milieuzonering, is geconstateerd dat het noordelijke<br />
terreindeel op circa 60 meter afstand ligt van de<br />
woonwijk. Dat betekent doorgaans dat daar<br />
bedrijven uit milieucategorie <strong>3.</strong>2 niet zijn<br />
toegelaten, omdat de richtafstand tot en rustige<br />
woonwijk 100 meter is. Omdat de Gildenwijk wordt<br />
beschouwd als gemengd gebied kan de<br />
richtafstand met 1 afstandstap worden verlaagd.<br />
Voor milieucategorie <strong>3.</strong>2 betekent dat een verlaging<br />
van 100 meter naar 50 meter. Aan die richtafstand<br />
wordt wel voldaan, zodat categorie <strong>3.</strong>2 toelaatbaar<br />
is geacht. In paragraaf 2.4.6 is onder het kopje
6A, onder 9<br />
I. Wat is een risicovolle inrichting? Over nut en<br />
noodzaak graag uitleg!<br />
II. Waarom is gekozen voor een wijzigingsbevoegdheid<br />
i.p.v. een ontheffingsbevoegdheid?<br />
28<br />
bedrijven en milieuzonering gemotiveerd, waarom<br />
de Gildenwijk als gemengd gebied wordt<br />
beschouwd. JEWE zelf valt onder milieucategorie<br />
<strong>3.</strong>2, en past zodoende binnen de bestemming<br />
“Bedrijven tot maximaal categorie <strong>3.</strong>2” . Een<br />
maatbestemming is niet nodig. Voor nieuwvestiging<br />
van bedrijven is het evident, dat bedrijven uit hoge<br />
milieucategorieën niet gewenst zijn, gezien de<br />
ligging nabij een woonwijk. Met een keuze voor<br />
maximaal milieucategorie <strong>3.</strong>2 (en op het zuidelijk<br />
deel van Schelluinsestraat maximaal categorie 4.1)<br />
is gekozen voor een passend planologisch kader,<br />
dat enerzijds de woonwijk nog voldoende<br />
bescherming biedt (ondanks de verlaging van de<br />
richtafstanden met 1 afstandstap) en anderzijds<br />
voldoende ruimte biedt voor bedrijvigheid (mede<br />
dank zij de verlaging van de richtafstanden met 1<br />
afstandstap).<br />
Ad 6A, onder 9<br />
I. Wat onder een risicovolle inrichting wordt verstaan<br />
zal worden aangegeven in de begripsomschrijvingen.<br />
De betreffende definitie is het plan is<br />
opgenomen vanuit de wettelijke vereisten ten<br />
aanzien van externe veiligheid die in het plan<br />
gewaarborgd dient te worden.<br />
Een risicovolle inrichting betreft:<br />
a. een inrichting bij welke ingevolge het BEVI een<br />
grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een<br />
risico-afstand moet worden aangehouden bij het in<br />
het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of<br />
beperkt kwetsbare objecten;<br />
b. een AMVB-inrichting waarvoor krachtens artikel<br />
8.40 van de Wet Milieubeheer regels gelden met<br />
betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij<br />
de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen;<br />
c. bedrijven waarvan de aantoonbare PR 10 -6 /jaar<br />
contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens;<br />
II. Gekozen is voor een wijzigingsbevoegdheid op<br />
basis van de wettelijke vereisten volgens de Wro<br />
ten aanzien van hantering van een ontheffing en<br />
wijzigingsbevoegdheid.
6A, onder 10<br />
De ontheffingsmogelijkheid in artikel <strong>3.</strong>7 van de<br />
regels van het bestemmingsplan lijkt zo<br />
geschreven dat het alleen voor milieucategorie <strong>3.</strong>1<br />
kan worden toegepast. De voorwaarden hiervoor<br />
hebben een ver verwijderd verband met de<br />
milieucategorie.<br />
6A, onder 11<br />
Graag aandacht voor de woningen in het zuidelijk<br />
deel van de Schelluinsestraat.<br />
6B. Op een deel van de gronden, deels in<br />
eigendom van JéWé, lijkt gereserveerd te zijn<br />
voor de toekomstige aansluiting op de A27.<br />
Aan die gronden is geen bebouwingsvlak<br />
toegekend, waardoor er sprake is van het weg<br />
bestemmen van een en ander.<br />
6C. Niet kan worden vastgesteld of de<br />
milieuzonering zoals deze thans in het<br />
bestemmingsplan is opgenomen voldoende<br />
ruimte biedt voor reclamant of beperkingen.<br />
Tevens lijkt de geformuleerde ontheffingsmogelijkheid<br />
zo te zijn geformuleerd dat deze<br />
alleen zou kunnen worden toegepast bij<br />
categorie <strong>3.</strong>1.<br />
29<br />
Ad 6A, onder 10<br />
De ontheffingsbevoegdheid is opgenomen om bedrijven<br />
of bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet genoemd zijn<br />
in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten maar qua milieubelasting<br />
gelijk gesteld kunnen worden met die<br />
bedrijven die ter plaatste gevestigd kunnen worden<br />
(toegestane milieucategorie) dan wel bedrijven of<br />
bedrijfscategorieën van een naast hogere milieucategorie<br />
mits de milieubelasting gelijkgesteld kan<br />
worden met de direct toegestane bedrijven en bedrijfscategorieën<br />
(milieucategorie). Ter verduidelijking zal in<br />
de regels verwezen worden naar het bepaalde in artikel<br />
<strong>3.</strong>1<br />
Ad 6A, onder 11<br />
Het bestemmingsplan is een conserverend<br />
bestemmingsplan op dit onderdeel. De burgerwoningen<br />
stonden er al voordat de bedrijven er kwamen. Als<br />
zodanig hebben deze burgerwoningen dus altijd hun<br />
plek in het bestemmingsplan gehad en zullen deze ook<br />
behouden. In de achterliggende jaren hebben JéWé en<br />
de gemeente regelmatig overleg gevoerd over de<br />
milieuvergunningprocedures rond deze burgerwoningen<br />
hetgeen niet geleid heeft tot een andere dan de nog<br />
altijd feitelijke situatie zoals deze op de verbeelding<br />
staan weergegeven.<br />
Het is geenszins de bedoeling van de gemeente om<br />
bestaande bebouwing of bouwmogelijkheden ter plaatse<br />
weg te bestemmen. De bestaande situatie ter plaatse<br />
wordt gerespecteerd en dienovereenkomstig juridischplanologisch<br />
vastgelegd. Van een reservering van<br />
gronden ten behoeve van de toekomstige aansluiting<br />
op de A27 is in het kader van dit bestemmingsplan geen<br />
sprake.<br />
De gronden van bedrijventerrein Schelluinsestraat laat<br />
directe toelating toe van bedrijven uit milieucategorie <strong>3.</strong>2<br />
en 4.1, afhankelijk van de afstand tot de Gildenwijk.<br />
JéWé valt onder milieucategorie <strong>3.</strong>2 (welke geldt voor<br />
houtzagerijen, fineer- en plaatmaterialenfabrieken,<br />
timmerfabrieken en meubelfabrieken) en JéWé wordt<br />
daarom planologisch niet beperkt.<br />
De ontheffingsbevoegdheid is opgenomen om bedrijven
6D. Betwijfeld wordt of het toegestane maximale<br />
bebouwingspercentage van 70% per bouwperceel<br />
(en ook de toegelaten omvang van een<br />
niet-zelfstandig kantoor) voldoende is om de<br />
bestaande bebouwing en noodzakelijke<br />
uitbreidingen (in de toekomst) te kunnen<br />
faciliteren.<br />
De koppeling van een maximaal bebouwingspercentage<br />
aan een bouwperceel ligt niet voor<br />
de hand, temeer meerdere bedrijfsonderdelen,<br />
niet zijnde op één bouwperceel, op het terrein<br />
zijn gelegen. Er bestaat zodoende geen<br />
flexibiliteit door uitwisseling.<br />
6E. De geformuleerde eisen in <strong>3.</strong>3 zijn te<br />
onbepaald en daarmee rechtsonzeker.<br />
30<br />
of bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet genoemd zijn<br />
in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten maar qua milieubelasting<br />
gelijk gesteld kunnen worden met die<br />
bedrijven die ter plaatste gevestigd kunnen worden<br />
(toegestane milieucategorie) dan wel bedrijven of<br />
bedrijfscategorieën van een naast hogere milieucategorie<br />
mits de milieubelasting gelijkgesteld kan<br />
worden met de direct toegestane bedrijven en<br />
bedrijfscategorieën (milieu-categorie). Ter<br />
verduidelijking zal in regels verwezen worden naar het<br />
bepaalde in artikel <strong>3.</strong>1.<br />
De in het nieuwe plan gehanteerde regels gaan uit van<br />
de historisch gegroeide situatie en continueert het beleid<br />
zoals dat in het voorgaande plan is vastgelegd. Door<br />
aankopen en verwerving zijn nieuwe bouwpercelen<br />
ontstaan. Het gehanteerde bebouwingspercentage in<br />
relatie tot de bouwvlakken biedt bedrijven de<br />
mogelijkheid hun eigen flexibiliteit te regelen. Het<br />
percentage dat niet bebouwd wordt regelt benodigde<br />
vrije ruimte op eigen grond welke benut wordt voor o.a.<br />
parkeren bevoorrading en de beoogde logistieke<br />
processen. Zonder dat een beroep dient te worden<br />
gedaan op openbaar gebied.<br />
Vanuit de systematiek van de regeling en na te streven<br />
ruimtelijke kwaliteit wordt het wenselijk geacht voor de<br />
bestaande maar ook voor de toekomstige situatie<br />
maximaal 70% aan bebouwing toe te laten op<br />
aaneengesloten stukken grond waarop bebouwing is<br />
toegestaan (bouwperceel). Voor zover de verschillende<br />
bedrijfspercelen van reclamant gesitueerd zijn op<br />
verschillende bouwpercelen is het gewenst om op elk<br />
bouwperceel het 70% bebouwingspercentage te blijven<br />
hanteren. Indien blijkt dat de bestaande situatie meer<br />
bedraagt dan het toegestane maximum, wordt deze<br />
bestaande situatie gerespecteerd (zie artikel 19.3). De<br />
ruimtelijk mogelijkheden bieden dan ook voldoende<br />
flexibiliteit voor reclamant.<br />
Het bepaalde in de formulering van nadere eisen is<br />
volgens het systeem van de wet voldoende bepaald en<br />
kan gehanteerd worden om minimale beperkingen aan<br />
te brengen ten opzichte van de reeds toegestane<br />
bebouwingsmogelijkheden ten aanzien van situering
Niet valt in te zien wat <strong>3.</strong>4.1, onder c van doen<br />
heeft met een ontheffing van de maximale<br />
bouwhoogte.<br />
31<br />
(binnen of buiten het bouwvlak) en afmetingen van<br />
toegelaten bouwwerken indien dit vereist en gewenst is<br />
ter waarborging van de onder a tot en met e genoemde<br />
aspecten.<br />
Het bepaalde in <strong>3.</strong>4.1, onder c heeft wel degelijk een<br />
relatie met het realiseren van een maximale<br />
bouwhoogte, voor zover de bebouwingsmogelijkheid<br />
functioneel activiteiten toestaat, waarbij voorzien moet<br />
worden in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein<br />
om de mogelijke behoefte aan parkeerplaatsen/<br />
parkeerdruk te kunnen opvangen. Het betreft dan het<br />
parkeren van medewerkers en bezoekers verbonden<br />
aan de functioneel toegestane activiteit binnen het op te<br />
richten gebouw.<br />
Opgemerkt kan worden dat de indiener van de zienswijze gebruik gemaakt heeft van de hoorzitting om een en<br />
ander nader te motiveren c.q. uiteen te zetten. Op basis hiervan heeft er een vervolgoverleg plaatsgevonden<br />
met reclamant. De aanpassingen zoals hieronder weergegeven is het resultaat van hetgeen in de zienswijze<br />
en tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht alsmede tijdens het vervolgoverleg is besproken.<br />
Conclusie<br />
6A. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (plantoelichting) voor zover<br />
verduidelijking kan worden gegeven.<br />
6B. Dit onderdeel geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />
6C. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (planregels).<br />
6D. Dit onderdeel geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />
6E. Dit onderdeel geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />
Nr. Nr.<br />
gemeente<br />
Naam Adres Datum<br />
Dagtekening<br />
7. Fax Juridisch adviseur namens<br />
Promelca BV<br />
Postbus 195<br />
3880 AD<br />
Putten<br />
Verkorte weergave Reactie van gemeentewege<br />
7A. Reclamant verzoekt de met de gemeente<br />
gemaakte afspraken als genoemd onder 1 tot<br />
en met 4 op pagina 2 van de zienswijze in<br />
het plan aan te passen.<br />
7B. Promelca verzoekt om voor haar gehele<br />
terrein directe toelating van milieucategorie<br />
5.1 bedrijven mogelijk te maken, evenals dit<br />
Datum<br />
binnenkomst<br />
gemeente<br />
23-03-2010 23-03-2010<br />
(fax)<br />
De afspraken met reclamant worden gerespecteerd en<br />
zullen in het plan verwerkt worden voor zover<br />
noodzakelijk.<br />
De toelichting, verbeelding en planregels worden op de<br />
overeengekomen afspraken aangepast.<br />
Zoals in de reactie op de zienswijze van Mercon op dit<br />
onderwerp is aangegeven, is directe toelating van<br />
categorie 5.1 bedrijven niet op alle gronden mogelijk. Zie
in het ontwerpbestemmingsplan mogelijk<br />
gemaakt wordt bij Mercon.<br />
7C. Reclamant verwijst in de <strong>zienswijzen</strong> naar<br />
enkele onderzoeken, toezeggingen en<br />
vervolgacties waarover nog duidelijkheid en<br />
overeenstemming moet worden bereikt.<br />
32<br />
hierover ook de algemene toelichting in deze <strong>nota</strong> over<br />
milieuzonering.<br />
De aanduiding maximaal milieucategorie 4.2 voor een<br />
deel van de gronden van Promelca blijft daarom<br />
gehandhaafd.<br />
Wel is gebleken, dat Promelca vanwege het sproeidrogen<br />
van zuivelproducten moet worden ingedeeld in milieucategorie<br />
5.1. Voor zover de inrichting van Promelca<br />
gelegen is op gronden voor maximaal milieucategorie 4.2,<br />
krijgen die gronden (naast de algemene bestemming voor<br />
bedrijven tot maximaal milieucategorie 4.2) een<br />
maatbestemming voor de activiteiten van Promelca.<br />
Het betreft de volgende maatbestemming: Zuivelproductenfabrieken,<br />
SBI (1993) code 1561. Ook de<br />
sproeidroogactiviteiten van zuivelproducten passen in<br />
deze maatbestemming.<br />
De opmerkingen van reclamant en de daaruit<br />
voortvloeiende acties leiden niet tot een aanpassing van<br />
de planologisch-juridische regeling zoals thans in het<br />
voorliggende bestemmingsplan is opgenomen.<br />
Opgemerkt kan worden dat de indiener van de zienswijze gebruik gemaakt heeft van de hoorzitting om een en<br />
ander nader te motiveren c.q. uiteen te zetten. Op basis hiervan heeft er een vervolgoverleg plaatsgevonden<br />
met reclamant. De aanpassingen zoals hieronder weergegeven is het resultaat van hetgeen in de zienswijze<br />
en tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht alsmede tijdens het vervolgoverleg is besproken.<br />
Conclusie<br />
7A. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (planregels, plantoelichting,<br />
verbeelding).<br />
7B. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (planregels, plantoelichting,<br />
verbeelding).<br />
7C. Dit onderdeel geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (planregels, plantoelichting,<br />
verbeelding).<br />
Nr. Nr.<br />
gemeente<br />
8. 1827 / in<br />
10-1653<br />
Naam Adres Datum<br />
Dagtekening<br />
Van Neerbos Bouwmarkten<br />
BV<br />
Reeuwijkse Poort B5<br />
nr. 201<br />
Postbus 580<br />
2800 AN Gouda<br />
Verkorte weergave Reactie van gemeentewege<br />
Datum<br />
binnenkomst<br />
gemeente<br />
19-03-2010 22-03-2010<br />
8A. Reclamant verzoekt gemeente rekening te De gemeente heeft het verzoek in behandeling genomen
houden met een toekomstige uitbreiding van<br />
de bouwmarkt conform bijgevoegde tekening<br />
met locatiesituering nieuwbouw/uitbreiding.<br />
Tevens wenst reclamant de verschillende<br />
bedrijfsactiviteiten zoals deze thans worden<br />
uitgeoefend op het terrein planologischjuridisch<br />
vastgelegd zien binnen voorliggend<br />
bestemmingsplan. Het betreft:<br />
- Pontmeijer (groothandel en leverancier van<br />
bouwmaterialen voor grootverbruikers – geen<br />
detailhandel);<br />
- Bouwmaat groothandel/leverancier van<br />
bouwmaterialen voor professionele<br />
gebruikers (bedrijven) – geen detailhandel;<br />
- Karwei (detailhandelsbedrijf)<br />
33<br />
en is van mening dat aan het verzoek van reclamant<br />
tegemoet gekomen kan worden. De voorgestane<br />
ruimtelijke uitbreiding aan de zuidzijde alsmede de aan de<br />
oostzijde gesitueerde uitbreiding is vanuit stedenbouwkundig<br />
oogpunt verantwoord, temeer aan de oostzijde<br />
rekening wordt gehouden met de geprojecteerde<br />
‘bebouwingsvrije zichtzone’. Tevens zijn de voorziene<br />
bedrijfsactiviteiten voor wat betreft de gebruiksfunctie<br />
passend en sluiten aan de reeds ter plaatse uitgeoefende<br />
bedrijfsactiviteiten (bestaand) en als zodanig ook al<br />
juridisch-planologisch vastgelegd. In de planregels wordt<br />
ten behoeve van de bouwmarkt activiteiten een maximaal<br />
vloeroppervlak van 5.500 m² bvo opgenomen. De<br />
zichtzone op de verbeelding hoeft niet aangepast te<br />
worden.<br />
Opgemerkt kan worden dat de indiener van de zienswijze geen gebruik gemaakt heeft van de hoorzitting om<br />
een en ander nader te motiveren c.q. uiteen te zetten. Wel heeft er een telefonisch vervolgoverleg<br />
plaatsgevonden met reclamant. De aanpassingen zoals hieronder weergegeven is het resultaat van hetgeen<br />
in de zienswijze is aangegeven en tijdens het vervolgoverleg is besproken.<br />
Conclusie<br />
8A. Dit onderdeel geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan (plantoelichting, verbeelding,<br />
regels).
4. NOTA ZIENSWIJZEN – ONDERDEEL WIJZIGINGEN<br />
Opeenvolgend uit de Nota van beantwoording, voortkomende wijzigingen in het ontwerp-<br />
bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Avelingen – Schelluinsestraat’.<br />
De wijzigingen zijn geordend naar wijzigingen op de toelichting, de planregels, de<br />
verbeelding en ambtshalve wijzigingen.<br />
4.1 Plantoelichting<br />
4.1.1 N.a.v. <strong>zienswijzen</strong><br />
1) Verduidelijking van tekstpassages naar aanleiding van ingebrachte <strong>zienswijzen</strong>;<br />
2) Aanvullingen van tekstpassages naar aanleiding van ingebrachte <strong>zienswijzen</strong>.<br />
4.1.2 Ambtshalve verbeteringen<br />
1) Verduidelijking van tekstpassages naar aanleiding van aangebrachte ambtshalve<br />
aanpassingen.<br />
2) Aanvullingen van tekstpassages naar aanleiding van aangebrachte ambtshalve<br />
aanpassingen.<br />
4.2 Planregels<br />
4.2.1 N.a.v. <strong>zienswijzen</strong><br />
Artikel 1 - Definities:<br />
1) Kantoren: aanpassing en uitbreiding definities van kantoren<br />
Kantoor:<br />
Het bedrijfsmatig verrichten van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële en<br />
organisatorische werkzaamheden, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate<br />
rechtstreeks te woord wordt gestaan of geholpen, waaronder mede begrepen<br />
vergaderaccommodaties, met uitzondering van dienstverlening.<br />
Zelfstandig kantoor:<br />
Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het verlenen van diensten op administratief,<br />
financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij de<br />
dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van<br />
bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt.<br />
35
Havengebonden kantoor:<br />
Een kantoor of kantooractiviteiten verbonden aan een havengebied of waarvan de<br />
bedrijfsactiviteiten uitsluitend of in hoofdzaak ten dienste staan van haven gebonden bedrijvigheid.<br />
2) Risicovolle inrichting; toevoegen<br />
Risicovolle inrichting:<br />
a. een inrichting bij welke ingevolge het BEVI een grenswaarde, richtwaarde voor<br />
het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het<br />
bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;<br />
b. een AMVB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer<br />
regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag<br />
en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen;<br />
c. bedrijven waarvan de aantoonbare PR 10 -6 /jaar contour is gelegen buiten de<br />
inrichtingsgrens.<br />
3) Voorgevellijn: aanpassen dat deze van de openbare rijweg geldt<br />
Voorgevellijn:<br />
Denkbeeldige naar de openbare rijweg gesitueerde lijn die strak loopt langs de voorgevel van een<br />
gebouw tot aan de perceelsgrenzen<br />
4) Zijdelingse perceelsgrens: definitie toevoegen<br />
Zijdelingse perceelsgrens:<br />
Is de grens tussen twee percelen die voor en achterzijde van een perceel verbindt<br />
5) Extensief agrarisch medegebruik toevoegen<br />
Extensief agrarisch medegebruik:<br />
een vorm van grondgebonden landbouw, zijnde beweiding in lage veebezetting, in hoofdzaak<br />
gericht op de instandhouding en/of vergroting van de natuur-, landschappelijke en<br />
cultuurhistorische waarden<br />
Artikel 3 – Bedrijventerrein<br />
<strong>3.</strong>7 In sub a en b wordt toegevoegd dat het om bedrijfsactiviteiten gaat als bedoeld in<br />
artikel <strong>3.</strong>1.<br />
<strong>3.</strong>8 De wijzigingsbevoegdheid voor kantoor Mercon wordt verplaatst naar artikel 5.9<br />
Artikel 5 – Bedrijventerrein - Watergebonden<br />
- sub d voor Mercon: toevoegen aan opsomming dat het watergebonden bedrijven<br />
betreft en tevens omvat het bouwen van offshore-platforms<br />
36
- sub h voor de bouwmarkt; het opnemen van een maximaal vloeroppervlak van<br />
5.500 m² bvo voor de bouwmarkt;<br />
- het opnemen van een maatbestemming voor Promelca in artikel 5.1 onder e voor<br />
zover de bedrijfsactiviteiten gesitueerd zijn in een lager toegestane milieucategorie<br />
binnen het plangebied;<br />
- het aanpassen van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – groothandel in<br />
verlichtingsartikelen (sb-ghv) ’ in de aanduiding ‘groothandel (gh)’ in artikel 5.1 sub<br />
g;<br />
- het opnemen van een nieuw sub p luidende ‘ter plaatse van de aanduiding<br />
‘specifieke vorm van bedrijf – damen shipyards’ specifiek voor het hoofdkantoor<br />
van het watergebonden bedrijf Damen Shipyards bestaande uit niet-zelfstandige<br />
kantoren en uit kantoorachtige bedrijvigheid welke behoren bij het bedrijf Damen<br />
Shipyards’<br />
- in 5.8.1 de termijn van een half jaar omzetten naar een termijn van een jaar.<br />
- in 5.8.4 wordt de wijzigingsbevoegdheid voor kantoor Mercon opgenomen.<br />
Artikel 11 - Water<br />
- aanpassen planregels om funderingspalen in het water te kunnen realiseren<br />
- het opnemen van de mogelijkheid om bouwwerken te realiseren binnen de<br />
aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bouwwerken geen gebouwen zijnde<br />
(sba-bgg) ten behoeve van het bouwen van constructies in het water dienste van<br />
de aanliggende bedrijfsactiviteiten;<br />
- het opnemen van de functionele mogelijkheid voor schepen om binnen de<br />
aanduiding ‘specifieke vorm van water – wachtplaats voor schepen (swa-wc)’ de<br />
wachtfunctie te kunnen faciliteren.<br />
4.2.2 Ambtshalve aanpassingen<br />
- het opnemen van definities: kantoorachtig bedrijf en havengebonden kantoor;<br />
Havengebonden kantoor:<br />
Een kantoor of kantooractiviteiten verbonden aan een havengebied of waarvan de<br />
bedrijfsactiviteiten uitsluitend of in hoofdzaak ten dienste staan van haven gebonden bedrijvigheid.<br />
Kantoorachtig bedrijf:<br />
Een bedrijf met bijzondere ontwerp-, development, research en automatiseringsprocessen met<br />
daarop afgestemde en noodzakelijke productieruimten, assemblage-, ontwerp-, research-,<br />
development, test-, opslag-, atelier-, studio- en computerruimten, laboratoria, showrooms en<br />
dergelijke, gecombineerd met een administratieve ruimten als niet zelfstandig onderdeel van het<br />
bedrijf.<br />
- het aanpassen van definities kantoor en zelfstandig kantoor.<br />
37
Kantoor:<br />
Het bedrijfsmatig verrichten van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële en<br />
organisatorische werkzaamheden, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate<br />
rechtstreeks te woord wordt gestaan of geholpen, waaronder mede begrepen<br />
vergaderaccommodaties, met uitzondering van dienstverlening.<br />
Zelfstandig kantoor:<br />
Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het verlenen van diensten op administratief,<br />
financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij de<br />
dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van<br />
bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt.<br />
- het opnemen van de definitie bvo<br />
Bruto (bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):<br />
De totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van een (bedrijfs)gebouw(en) met inbegrip van alle<br />
daartoe behorende ruimten, gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek<br />
van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende<br />
scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een<br />
ander gebouw.<br />
- het weghalen van artikel 5.1 sub c en 5.1. sub e (uit ontwerp bestemmingsplan)<br />
door het toelaten van deze functies niet direct toe te staan maar uitsluitend met<br />
een ontheffingsmogelijkheid (met voorwaarden) opgenomen onder artikel 5.7.2<br />
- het weghalen van artikel 5.1 sub n uit het ontwerp bestemmingsplan (het is niet<br />
nodig laad- en loskade specifiek te regelen)<br />
- aanpassing aanduiding perceel Massive, Avelingen Oost 12.<br />
Op grond van het ontwerpbestemmingsplan geldt voor de locatie Avelingen-Oost 12<br />
(Massive) de bestemming ‘Bedrijventerrein – Watergebonden’ met als functieaanduiding<br />
‘specifieke vorm van bedrijf – groothandel in verlichtingsartikelen’. De eigenaar van het<br />
pand heeft ons geïnformeerd dat het huurcontract per juli 2012 wordt opgezegd.<br />
Dit betekent, gelet op het ontwerpbestemmingsplan, dat er een nieuwe huurder gezocht<br />
moet worden passend binnen de functieaanduiding of de bestemming. De eigenaar heeft<br />
te kennen gegeven dat de toekomstige huurder in ieder geval geen groothandel in<br />
verlichtingsartikelen zal zijn omdat er in heel Nederland (en zelfs heel Europa) geen<br />
groothandel in verlichtingsartikelen bestaat van gelijke grootte als de huidige huurder. Er<br />
zal binnen deze sector dan ook niemand gevonden kan worden voor dit grote pand met<br />
een vloeroppervlak van circa 28.000 m².<br />
38
Daarnaast geeft de eigenaar aan dat het niet mogelijk is om binnen de bestemming<br />
‘Bedrijventerrein – Watergebonden’ een huurder te vinden. Grenzend aan zijn perceel<br />
wordt namelijk geen kade aangelegd waardoor watergebonden bedrijfsmatige activiteiten<br />
mogelijk zijn zoals omschreven in de definitie voor watergebonden bedrijven uit het<br />
bestemmingsplan. De bruikbaarheid van de kavel wordt daarnaast nog beperkt doordat<br />
de kavel met een schip lastig te bereiken is omdat het aan het einde van dit havendeel<br />
ligt en vanwege het feit dat schepen nabij hun perceel kunnen aanleggen aan de<br />
langsdam waardoor dit lastig manoeuvreren wordt.<br />
Andere overwegingen zijn:<br />
- het verruimen van groothandel in verlichting naar een algemene groothandelsfunctie<br />
heeft geen effect op de waterstanddaling;<br />
- de Beleidslijn Grote Rivieren van Rijkswaterstaat maakte geen onderscheid in<br />
gebruik van de bestaande gebouwen dus alleen groothandel is volgens deze<br />
beleidslijn mogelijk voor pand Massive.<br />
- het nieuwe bestemmingsplan leidt tot een incourant pand met mogelijk een<br />
schadeclaim richting de gemeente omdat het namelijk een pand op een zeer goede<br />
zichtlocatie met een corresponderende (huur)waarde is;<br />
- het pand is ook niet geschikt voor een bedrijf dat rivierwater toepast in het<br />
productieproces. Deze bedrijven vind je in de procesindustrie (a la Purac,<br />
Vreugdenhil) en dergelijke nieuwe bedrijven zullen niet snel ontstaan in Nederland.<br />
Deze productie gaat eerder naar het buitenland. Bovendien is het pand daarvoor niet<br />
geschikt.<br />
- een leegstaand pand leidt tot verarming van het bedrijventerrein terwijl met dit Ruimte<br />
voor de Rivier-project en de verdere herstructurering juist een kwaliteitsimpuls wordt<br />
gegeven (conform nationaal en provinciaal beleid om bestaande bedrijventerreinen te<br />
behouden door herstructurering/revitalisering).<br />
Wij vinden deze situatie zodanig uniek geval in het bestemmingsplan Avelingen dat wij<br />
willen meewerken aan een aanpassing van de aanduiding. Omdat het een uniek geval is,<br />
lijkt het geen precedent werking te hebben. Gelet hierop willen wij de functieaanduiding<br />
‘specifieke vorm van bedrijf – groothandel in verlichtingsartikelen’ wijzigen in alleen<br />
‘specifieke vorm van bedrijf - groothandel’. Rijkswaterstaat kan met deze aanpassing<br />
instemmen.<br />
Omdat er in artikel 5 “Bedrijventerrein – Watergebonden” een groot aantal wijzigingen<br />
worden voorgesteld, treft u als bijlage het nieuwe artikel 5 aan waarin de wijzigingen zijn<br />
verwerkt.<br />
4.3 De verbeelding<br />
4.<strong>3.</strong>1 N.a.v. <strong>zienswijzen</strong><br />
1) Damen Shipyards: Aanpassing/uitbreiding wro-ontheffingsgebied;<br />
2) zichtzone Promelca uitbreiden;<br />
39
3) het opnemen van een maatbestemming voor Promelca binnen de toegestane<br />
maximale milieucategorie 4.2;<br />
4) aanpassen gebied beschermd stadsgezicht en gebied wijzigingsbevoegdheid kantoor<br />
Mercon;<br />
5) aanpassing bouwbegrenzing ten behoeve van bouwplan Van Neerbos (geen<br />
aanpassing van de gesitueerde zichtzone);<br />
6) Fitt Nederland B.V.: de specifieke functieaanduiding sb-ght (groothandel in<br />
transportmiddelen) wordt tevens opgenomen binnen de bestemming ‘Bedrijventerrein<br />
- Kade’ op gronden in eigendom van Fitt Nederland B.V.<br />
7) aanpassing van aanduiding (verklaring) – geluidszone (situeren binnen het plangebied<br />
en buiten de grenzen van het gezoneerde bedrijventerrein);<br />
8) aanpassing scheidingslijn toegestane milieucategorieën op de gronden behorende bij<br />
Mercon;<br />
9) Damen: a. de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – damen shipyards’, b. de<br />
aanpassing van de zichtzone in oostelijke richting, c. het aanpassen van de<br />
bouwvlakken, d. de wijziging van de bestemming ‘Groen’ in de bestemming ‘Bedrijven<br />
– Watergebonden’, e. het opnemen van een bouwvlak aan de westzijde van het<br />
perceel (bestaande bergingsgebouwen), f. de bestaande kraan aan de zuidzijde bij de<br />
rivier en g. het aanpassen van de opgenomen bouwhoogte van 22 naar 24 meter<br />
voor een bestaand gebouw.<br />
4.<strong>3.</strong>2 Ambtshalve aanpassingen<br />
1) het opnemen van een bestaande reclamemast binnen het plangebied (sbt-rm);<br />
2) het opnemen van een bestaande mast binnen het plangebied (sbt-mst);<br />
3) het opnemen van een bestaand brandstofservicepunt (kleine onbemande pomp) aan<br />
de Schelluinsestraat 10 – SMD (Q8) dieselpomp met een specifieke maatbestemming<br />
verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg (vm);<br />
4) het opnemen van een bestaand brandstofservicepunt (kleine onbemande pomp) aan<br />
de Schelluinsestraat 34 – Deltabrug dieselpomp met een specifieke maatbestemming<br />
verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg (vm);<br />
5) het aanpassen van bouwbegrenzingen aan bestaande gerealiseerde bebouwing op<br />
enkele percelen;<br />
6) het aanpassen van de ondergrond naar aanleiding van een projectbesluitprocedure<br />
voor Avelingen West 30-32;<br />
7) aanpassen plangebied aan westzijde door het opnemen van een deel van het water<br />
wat behoort tot het gezoneerde bedrijventerrein (waar bedrijfsactiviteiten in of aan het<br />
water plaatsvinden);<br />
8) aanpassing (verhoging) maximaal toegestane bouwhoogte op enkele plekken binnen<br />
het plangebied, afgestemd op de feitelijk reeds bestaande situatie;<br />
9) het opnemen van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bouwwerken geen<br />
gebouwen zijnde (sba-bgg) ten behoeve van het bouwen van constructies in het water<br />
dienste van de aanliggende bedrijfsactiviteiten;<br />
40
10) het opnemen van de aanduiding ‘specifieke vorm van water – wachtplaats voor<br />
schepen (swa-wc) ten behoeve van het faciliteren van schepen;<br />
11) het aanpassen van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – groothandel in<br />
verlichtingsartikelen (sb-ghv) ’ in de aanduiding ‘groothandel (gh)’’.<br />
12) Het aanpassen van de bestaande geluidzones voor de bedrijventerreinen Avelingen<br />
Oost en Avelingen West.<br />
De aangepaste verbeelding ligt voor u in de leeskamer ter inzage en<br />
is tevens raadpleegbaar via het raadsinformatiesysteem<br />
41
42<br />
Bijlage<br />
nieuw artikel 5 Bedrijventerrein Watergebonden
Gewijzigde artikel, behorend bij <strong>zienswijzen</strong><strong>nota</strong><br />
Artikel 5 Bedrijventerrein - Watergebonden<br />
5.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Bedrijventerrein - Watergebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen op het bedrijventerrein Avelingen-Oost en<br />
Avelingen-West ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -<br />
geluidzoneringsplichtig bedrijf';<br />
b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' het uitoefenen van<br />
watergebonden bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 2 tot en<br />
met 4.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;<br />
c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1' het uitoefenen van<br />
watergebonden bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 2 tot en<br />
met 5.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;<br />
d. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – mercon’ zijn toegestaan<br />
watergebonden scheepsbouw- en reparatiebedrijven, constructiewerkplaatsen in de<br />
open lucht, het bouwen van offshore-platforms, tankbouw-, installatie-, machinebouw-<br />
, apparatenbouw-, reservoirbedrijven en metaalproductiebedrijven, die staan vermeld<br />
in de categorie 2 tot en met 5.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;<br />
e. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – promelca’ zijn<br />
toegestaan zuivelproductenfabrieken met de daarbij behorende<br />
sproeidroogactiviteiten van zuivelproducten;<br />
alsmede ook voor:<br />
f. een groothandel ten aanzien van in- en verkoop van transportmiddelen, alsmede het<br />
stallen van, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -<br />
groothandel in transportmiddelen;<br />
g. een groothandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'groothandel';<br />
h. een bouwmarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van<br />
detailhandel - bouwmarkt' met een maximaal vloeroppervlak van 5.500 m² bvo;<br />
i. de aanleg en instandhouding van waterkerende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse<br />
van de aanduiding 'waterstaat';<br />
j. productiegebonden detailhandel als onderdeel van de bedrijven als genoemd in sub<br />
a tot en met g, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;<br />
k. niet zelfstandige kantoren als onderdeel van en grenzend aan de bedrijven als<br />
genoemd in sub a tot en met sub g, met dien verstande dat het oppervlak van deze<br />
kantoren maximaal 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen met een<br />
maximum van <strong>3.</strong>000 m², behoudens ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone -<br />
lpg' waar een maximum van 1.500 m² geldt;<br />
l. havengebonden kantoren;<br />
m. de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen, specifiek ter plaatse van de<br />
aanduiding 'groen';<br />
n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenzone', specifiek voor<br />
groenvoorzieningen en water (waterberging, waterhuishouding, waterlopen en<br />
waterpartijen);<br />
o. de aanleg en instandhouding van waterkerende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse<br />
43
van de aanduiding 'waterstaat';<br />
p. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijven – damen shipyards’<br />
voor het hoofdkantoor van het watergebonden bedrijf Damen Shipyards bestaande<br />
uit niet-zelfstandige kantoren en uit kantoorachtige bedrijvigheid welke behoren bij<br />
het bedrijf Damen Shipyards;<br />
met de daarbij behorende:<br />
q. wegen en paden;<br />
r. groenvoorzieningen;<br />
s. laad- en losvoorzieningen;<br />
t. parkeervoorzieningen,<br />
u. bouwwerken, werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden.<br />
5.2 Bouwregels<br />
5.2.1 Algemeen<br />
a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 5.2.1 tot en met<br />
5.2.4;<br />
b. ten aanzien van het bouwen gelden de aanduidingen.<br />
5.2.2 Gebouwen, niet zijnde voorzieningen van algemeen nut<br />
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien<br />
verstande dat binnen de gebiedsaanduiding 'bebouwingsvrije (zicht)zone' een strook<br />
van 20 meter breed vanaf de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' tot aan de<br />
bestemming 'Water' niet bebouwd mag worden met gebouwen;<br />
b. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 70% per bouwperceel, met dien<br />
verstande dat voorzien dient te worden in voldoende laad- en losvoorzieningen op<br />
eigen terrein, waarbij de laad- en losplaatsen zo dienen te worden gesitueerd dat het<br />
openbaar terrein niet wordt belast met de bevoorrading, alsmede in voldoende<br />
parkeervoorzieningen voor het parkeren van medewerkers en bezoekers op eigen<br />
terrein, waarbij in ieder geval ruimte dient te worden gereserveerd om te voldoen aan<br />
de parkeernormering zoals opgenomen in 'ASVV 2004, Aanbevelingen voor<br />
verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom, CROW;<br />
c. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 5 meter;<br />
d. ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen gelden de aanduidingen;<br />
e. indien de bestaande situatie als bedoeld in artikel 5.2.2, sub b, sub c, sub d en<br />
binnen de gebiedsaanduiding ‘kantoor’ voor het bepaalde in artikel 5.1, sub k, op het<br />
tijdstip van inwerkingtreding van het plan afwijkend is, is in dat geval de bestaande<br />
legale situatie, met het daarbij behorende bebouwingspercentage c.q. de daarbij<br />
behorende maximale maatvoeringen, van toepassing.<br />
5.2.3 Voorzieningen van algemeen nut<br />
a. voorzieningen van algemeen nut zijn zowel binnen als buiten bouwvlak toegestaan;<br />
b. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter;<br />
c. de maximale oppervlakte bedraagt 30 m².<br />
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 3 meter;<br />
b. de maximale bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, vlaggenmasten, antennes en<br />
lichtmasten bedraagt 8 meter;<br />
44
c. de maximale bouwhoogte van kranen bedraagt 40 meter;<br />
d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt<br />
12 meter.<br />
5.3 Nadere eisen<br />
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de<br />
afmetingen van de bebouwing:<br />
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het<br />
woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;<br />
b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste<br />
omgeving;<br />
c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;<br />
d. ter waarborging van de sociale veiligheid;<br />
e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.<br />
5.4 Ontheffing van de bouwregels voor gebouwen<br />
5.4.1 Algemeen<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in<br />
5.2.2, sub d door de maximale bouwhoogte ter plaatse te verhogen tot 18 meter, onder<br />
de voorwaarden dat:<br />
a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit van<br />
de omgeving;<br />
b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van<br />
aangrenzende gronden;<br />
c. voorzien dient te worden in voldoende laad- en losvoorzieningen op eigen terrein,<br />
waarbij de laad- en losplaatsen zo dienen te worden gesitueerd dat het openbaar<br />
terrein niet wordt belast met de bevoorrading, alsmede in voldoende<br />
parkeervoorzieningen voor het parkeren van medewerkers en bezoekers op eigen<br />
terrein, waarbij in ieder geval ruimte dient te worden gereserveerd om te voldoen aan<br />
de parkeernormering zoals opgenomen in 'ASVV 2004, Aanbevelingen voor<br />
verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom, CROW'.<br />
5.4.2 Wro-zone – ontheffingsgebied<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor de gronden met<br />
de aanduiding ‘Wro-zone – ontheffingsgebied’ van het bepaalde in 5.2.2, sud d, door de<br />
maximale bouwhoogte ter plaatse te verhogen tot 20 meter, onder de voorwaarden dat:<br />
a. geen onevenbredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit<br />
van de omgeving;<br />
b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van<br />
aangrenzende gronden;<br />
c. voorzien dient te worden in voldoende parkeervoorzieningen voor het parkeren van<br />
medewerkers en bezoekers op eigen terrein, waarbij in ieder geval ruimte dient te<br />
worden gereserveerd om te voldoen aan de parkeernormering zoals opgenomen in<br />
‘ASVV 2004, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde<br />
kom, CROW’.<br />
5.5 Ontheffing van de bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
45
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in<br />
5.2.4, sub d door de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter<br />
plaatse te verhogen tot maximaal 25 meter, onder de voorwaarden dat:<br />
a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit van<br />
de omgeving;<br />
b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van<br />
aangrenzende gronden;<br />
c. door de aanvrager wordt aangetoond dat een hoger bouwhoogte noodzakelijk is in<br />
het kader van de bedrijfsvoering ter plaatse.<br />
5.6 Specifieke gebruiksregels<br />
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het<br />
gebruik voor:<br />
a. vuurwerkbedrijven;<br />
b. geluidszoneringsplichtige bedrijven op het bedrijventerrein Schelluinsestraat;<br />
c. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. 1994;<br />
d. wonen;<br />
e. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in<br />
5.1, sub j en specifieke vorm van detailhandel als bedoeld in het bepaalde in 5.1, sub<br />
h;<br />
f. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);<br />
g. seksinrichtingen;<br />
h. permanente opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en ter plaatse<br />
van de aanduiding 'zichtzone';<br />
i. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken<br />
voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval,<br />
behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />
gerichte gebruik van de grond;<br />
j. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen<br />
behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />
gerichte gebruik van de grond.<br />
5.7 Ontheffing van de gebruiksregels<br />
5.7.1 Milieucategorie<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 5.1<br />
ten behoeve van:<br />
a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere categorie<br />
dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.1 indien deze gelet op de milieubelasting<br />
naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als<br />
bedoeld in artikel 5.1, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd;<br />
b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar<br />
aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als<br />
bedoeld in artikel 5.1, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd.<br />
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen<br />
de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken:<br />
geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de<br />
verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van<br />
het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.<br />
46
5.7.2 Niet-watergebonden bedrijfsactiviteiten<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in<br />
5.1, sub a, sub b en sub e tot en met sub g, ten behoeve van de vestiging en uitoefening<br />
van 'niet-watergebonden bedrijven' c.q. 'niet-watergebonden bedrijfsactiviteiten' binnen<br />
de bestemming, met dien verstande dat:<br />
a. de maximaal toelaatbare milieubelasting overeenkomt met de in 5.1 toegelaten<br />
milieucategorieen;<br />
b. het bedrijf ondersteunend of dienstbaar is aan de binnen het plangebied aanwezige<br />
watergebonden bedrijven danwel ondersteunend of dienstbaar is aan de<br />
overeenkomstig de bestemming ‘Bedrijventerrein – Watergebonden’ toe te laten<br />
'watergebonden bedrijven' c.q. 'watergebonden bedrijfsmatige activiteiten';<br />
c. de niet-watergebonden bedrijven c.q. watergebonden bedrijfsmatige activiteiten’ niet<br />
zijn toegestaan op bouwpercelen die direct zijn gelegen aan de gronden met de<br />
bestemming 'Water' en/of de bestemming 'Bedrijventerrein - Kade';<br />
d. de niet-watergebonden bedrijven c.q. watergebonden bedrijfsmatige activiteiten’<br />
uitsluitend zijn toegestaan op bouwpercelen die direct zijn gesitueerd aan de<br />
bestemming ‘Verkeer – Verblijfsgebied’;<br />
e. het te vestigen bedrijf dient aan te tonen waarom de vestiging ter plaatse<br />
noodzakelijk en/of wenselijk is;<br />
f. Rijkswaterstaat om advies wordt gevraagd ten aanzien van de vestiging van het<br />
bedrijf.<br />
5.8 Wijzigingsbevoegdheid<br />
5.8.1 Verwijderen aanduidingen niet-watergebonden activiteiten<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding als bedoeld in 5.1, sub f tot en<br />
met sub h te verwijderen indien de activiteit ter plaatse gedurende een jaar is beëindigd<br />
en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt<br />
voortgezet.<br />
5.8.2 Toevoegen risicovolle inrichtingen<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door risicovolle<br />
inrichtingen toe te staan, onder de voorwaarden dat:<br />
a. binnen de 10 -6 plaatsgebonden risicocontour van de risicovolle inrichting geen<br />
kwetsbare objecten mogen zijn gelegen;<br />
b. binnen de 10 -6 plaatsgebonden risicocontour van de risicovolle inrichting uitsluitend<br />
beperkt kwetsbare objecten mogen zijn gelegen indien dit op grond van gewichtige<br />
redenen noodzakelijk is;<br />
c. wijziging uitsluitend plaatsvindt indien de invloed van de wijziging op het groepsrisico<br />
verantwoord is. In een dergelijk onderzoek wordt ingegaan op de volgende<br />
onderdelen:<br />
1. inzicht in het aantal personen in het invloedsgebied (huidige en nieuwe situatie)<br />
(personen dichtheden);<br />
2. het groepsrisico in de huidige en nieuwe situatie;<br />
<strong>3.</strong> de mogelijkheden tot risicovermindering;<br />
4. de mogelijkheden om de omvang van de ramp te beperken;<br />
5. de mogelijkheden tot zelfredzaamheid;<br />
6. de wijze waarop is omgegaan met het advies van de regionale brandweer.<br />
5.8.3 Wijzigen 'groen' en 'specifieke vorm van 'groen - groenzone'<br />
47
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen als bedoeld in 5.1, sub n en<br />
sub o te verwijderen alsmede ter plaatse een bouwvlak te situeren, onder de<br />
voorwaarden dat:<br />
a. de wijziging noodzakelijk is in het kader van de bedrijfsvoering;<br />
b. de ruimtelijke en functionele structuur niet onevenredig wordt aangetast;<br />
c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet<br />
onevenredig worden aangetast;<br />
d. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampbestrijding gewaarborgd is;<br />
e. aangetoond wordt dat op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van<br />
voldoende omvang aanwezig blijft.<br />
5.8.4 Wijzigingsbevoegdheid – Wro-zone – wijzigingsgebied<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen binnen de<br />
gebiedsaanduiding ‘Wro-zone – wijzigingsgebied’ ten behoeve van de bouw van een<br />
bedrijfskantoor, onder de voorwaarden dat:<br />
a. geen gebouwen mogen worden opgericht binnen een nader aan te geven<br />
bouwvlak binnen de gebiedsaanduiding ‘Wro-zone – wijzigingsgebied’;<br />
b. bij de inrichting en bebouwing van de locatie het oorspronkelijke terreinreliëf, wat<br />
als dijk herkenbaar is, in oude staat wordt hersteld en een hierop afgestemde<br />
bestemming wordt opgenomen;<br />
c. het te bebouwen bedrijfskantoor uit stedenbouwkundig en architectonisch oogpunt<br />
een bijzonder bebouwingsobject wordt met een alzijdig karakter dat aansluit bij de<br />
robuuste grootschalige industriële uitstraling van bedrijven langs de rivier;<br />
d. de minimale bouwhoogte van het bedrijfsgebouw 12 meter bedraagt en de<br />
maximale bouwhoogte 20 meter;<br />
e. voor de bouwregels en gebruiksregels zoveel mogelijk van toepassing worden<br />
verklaard de bepalingen als bedoeld in 5.2 en 5. 6;<br />
f. voorzien dient te worden in voldoende parkeervoorzieningen voor het parkeren van<br />
medewerkers en bezoekers op eigen terrein, waarbij in ieder geval ruimte dient te<br />
worden gereserveerd om te voldoen aan de parkeernormering zoals opgenomen in<br />
‘ASVV 2004, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde<br />
kom, CROW’;<br />
g. burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de plaats en de<br />
afmetingen van de bebouwing:<br />
1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de<br />
gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende<br />
gronden en bouwwerken;<br />
2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit<br />
van de naaste omgeving;<br />
<strong>3.</strong> ter waarborging van de verkeersveiligheid;<br />
4. ter waarborging van de sociale veiligheid;<br />
5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.<br />
48
49<br />
BIJLAGE<br />
VERSLAG HOORZITTING 13-04-2010
Notulen van de hoorzitting inzake het ontwerpbestemmingsplan<br />
‘bedrijventerrein Avelingen – Schelluinsestraat’, gehouden op<br />
dinsdag 13 april 2010 om 20.00 uur in het stadhuis van<br />
<strong>Gorinchem</strong>.<br />
Aanwezig namens de gemeente <strong>Gorinchem</strong> de heren drs. H. van S (wethouder) en<br />
R. O, mevrouw M. van Z en de heer P. B.<br />
Aan de orde zijn de <strong>zienswijzen</strong> die zijn ingediend tegen het<br />
ontwerpbestemmingsplan Bedrijventerrein Avelingen en Schelluinsestraat door:<br />
Firma De Wit, vertegenwoordigd door de heren F. de W en T.F. de W;<br />
Jéwé, vertegenwoordigd door de heren S. B. M. B en D. K namens<br />
Advocatenkantoor Boot Haeser Walraven;<br />
Damen Shipyards, vertegenwoordigd door de heer D. van der S, alsmede de heer<br />
M. B namens Advocatenkantoor Van Mierlo;<br />
De heer G. S, namens Promelca;<br />
De heer N.C. B en mevrouw J.A.W. B-van K.<br />
De heer Van S: Dames en heren. Welkom. Deze hoorzitting wordt belegd naar<br />
aanleiding van de <strong>zienswijzen</strong> die zijn ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan<br />
Bedrijventerrein Avelingen en Schelluinsestraat. Het woordelijke<br />
verslag dat van deze hoorzitting wordt gemaakt, en dat uiteraard ook aan u<br />
allen zal worden toegezonden, zal met de beoordeling van de <strong>zienswijzen</strong> in een<br />
<strong>zienswijzen</strong><strong>nota</strong> worden voorgelegd aan het college van burgemeester en<br />
wethouders. Zelf maak ik nog één week deel uit van het college, per 20 april zal<br />
een nieuw college aantreden en dat nieuwe college zal hierover een besluit nemen.<br />
50
De <strong>zienswijzen</strong><strong>nota</strong> zal vervolgens aan de gemeenteraad worden toegezonden, die<br />
uiteindelijk – naar verwachting in juni 2010– de laatste klap zal geven.<br />
Het woord is allereerst aan de firma De Wit.<br />
De heer F. de W: Dank u wel. Ik ben hier samen met mijn vader. Met mijn<br />
ouders heb ik een melkveehouderijbedrijf in Hardinxveld-Giessendam met 125<br />
koeien. Een gedeelte van het weiland langs de Merwede, in het gebied waarvan<br />
het bestemmingsplan gaat veranderen, hebben wij in gebruik voor ons bedrijf.<br />
Met Domeinen hebben wij een regulier pachtcontract afgesloten dat iedere zes<br />
jaar stilzwijgend wordt verlangd. Als de bestemming verandert in ‘natuur’ heeft<br />
dat ook consequenties voor onze bedrijfsvoering, omdat wij het land dan niet<br />
meer kunnen gebruiken op de manier waarop dat nu gebeurt. Een gedeelte van de<br />
grond zal weliswaar worden afgegraven in het kader van ‘Ruimte voor de rivier’,<br />
maar het grootste deel dat door ons wordt gepacht blijft in principe hetzelfde.<br />
Daarom hebben wij er problemen mee wanneer de bestemming daarvan zou<br />
worden veranderd in ‘natuur’.<br />
De heer Van S: Formeel betreft het hier een wijziging van het bestemmingsplan<br />
ten gevolge van onder andere de richtlijnen in verband met ‘Ruimte voor de<br />
rivier’. Wellicht kan de heer P. B even toelichten in welke positie de gemeente<br />
zich bevindt in relatie tot die richtlijnen en het bestemmingsplan.<br />
De heer B: Door Tweede Kamer, Eerste Kamer en regering, het hoogste gezag in<br />
dit land, is in de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier vastgelegd<br />
dat bij Avelingen een uiterwaardvergraving moet worden toegepast. Dat zo zijnde,<br />
heeft de gemeente zich bereid verklaard het initiatief te nemen om daarvoor het<br />
plan te maken, waarbij die planologische kernbeslissing wordt vertaald in een<br />
bestemmingsplan. Het ontwerp is inmiddels door de gemeente gemaakt. Daarover<br />
is gecommuniceerd met de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, die met het<br />
ontwerp heeft ingestemd, alsmede met het bestemmingsplan dat ervoor dient de<br />
uiterwaardvergraving te kunnen realiseren. De gemeente heeft het plan nu in<br />
procedure gebracht om uiteindelijk tot vaststelling ervan te kunnen komen.<br />
De heer Van S: In een hoorzitting als deze is het niet de bedoeling met elkaar in<br />
discussie te gaan, maar ik vond het wel van belang de positie van de gemeente in<br />
dezen even te laten toelichten. Het woord is thans aan het Advocatenkantoor Boot<br />
Haeser Walraven.<br />
51
De heer S. B: Dank u. Ik treed op namens de firma’s JéWé in <strong>Gorinchem</strong>. In de<br />
zienswijze is een aantal onderwerpen naar voren gebracht. Daarbij zijn we<br />
begonnen met iets positiefs, namelijk het feit dat er één actueel bestemmingsplan<br />
tot stand komt, met eenduidigheid en rechtszekerheid voor bedrijven, nu en in de<br />
toekomst. Zoiets kan alleen maar worden verwelkomd en daarop hebben we dan<br />
ook geen enkel woord van kritiek. Bij de uitwerking van dit uitgangspunt hebben<br />
wij echter wat kritische kanttekeningen geplaatst, omdat we dat in brede zin niet<br />
zien terugkomen. De meeste punten zijn in de zienswijze verwoord, waarbij<br />
overigens ook vragen ter verduidelijking zijn gesteld. Wij hebben dus niet alleen<br />
gewezen op zaken die volgens ons fout zijn en anders zouden moeten, maar ook<br />
verzocht bepaalde dingen te verduidelijken, aan te geven hoe het met het<br />
vigerende bestemmingsplan zit, welke stappen op welk punt worden gezet, enz.<br />
Zo wordt gesproken over een aantal uitgangspunten, zoals een relatief onveilige<br />
verkeerssituatie en uitstraling van panden, zonder dat wordt uitgelegd waar het<br />
precies over gaat, en als vervolgens wordt aangegeven dat daarmee iets zal<br />
worden gedaan, willen wij graag weten wát daaraan dan wordt gedaan. In het<br />
beheersplan dat thans voorligt, zien we dat niet terugkomen. Kortom, hierdoor<br />
worden nogal wat vragen opgeroepen bij iemand die aan dat deel van het<br />
industriegebied is gevestigd en er een vrij grote positie heeft. De bedrijven die er<br />
zitten aan weerszijden van de straat zijn ook afhankelijk van elkaar, ook qua<br />
logistiek, en het kan nogal ingrijpen als je daarin gaat lopen rommelen, op z’n<br />
Rotterdams gezegd.<br />
Vragen rijzen ook over de kantoorontwikkeling die dan mogelijk zou zijn, al dan<br />
niet met wijzigingsbevoegdheid: waarom daar, waarom een wijzigingsbevoegdheid<br />
en waarom alleen voor die locaties? Vragen zijn voorts gesteld over<br />
de A27, die in de toelichting op dit bestemmingsplan een prominente plaats<br />
inneemt, terwijl in de laatste regel wordt gesteld dat daarvan voorlopig geen<br />
sprake zal zijn. Waarom wordt dan in dit bestemmingsplan zo voorgesorteerd in<br />
de richting van een verbreding van de A27, met een ontsluiting naar het<br />
industrieterrein, met grote gevolgen voor JéWé, als er, gelet op de laatste<br />
bezuinigingsplannen van ambtelijke zijde, wellicht binnen de planperiode niets<br />
mee zal worden gedaan? Het roept vragen op dat de gemeente voor een deel<br />
voorsorteert op een mogelijke verbreding – wanneer weten we niet – van de A27,<br />
waarvoor ook reserveringen worden getroffen die nu al hun schaduw vooruit<br />
werpen op iets wat klaarblijkelijk nog niet concreet is. Het is naar het oordeel van<br />
JéWé óf het één, óf het ander. Het gaat zelfs zo ver dat wij het idee krijgen dat<br />
bepaalde gebieden die momenteel bebouwd en in gebruik zijn in feite zijn<br />
wegbestemd, doordat ze, hoewel de industriebestemming is gehandhaafd, geen<br />
52
ouwvlak meer kennen. Op die manier wordt, plat gezegd, een beetje van twee<br />
walletjes gegeten, door het ene te nemen zonder het andere te doen, en zo ontstaat<br />
voor de bedrijven die bijna exclusief gebruik maken van de ontsluiting van die<br />
straat qua rechtszekerheid wel een heel lastige situatie waar het betreft hun<br />
toekomstplannen. Daarover hebben wij de nodige vragen gesteld en alvast de<br />
nodige bedenkingen kenbaar gemaakt.<br />
Een ander belangrijk aandachtspunt betreft de vier woningen die in het<br />
noordelijke gedeelte staan en de bestemming ‘burgerwoning’ hebben gekregen.<br />
Oorspronkelijk waren het wellicht dijkwoningen. Ze zijn allengs ingegroeid in het<br />
industrieterrein, waarvan – dat is de bedoeling van dit bestemmingsplan – de<br />
bestemming zal worden gehandhaafd en misschien zelfs wel versterkt en<br />
gerevitaliseerd. Waarom worden deze vier woningen dan tot burgerwoning<br />
bestemd, met de milieuconsequenties die daaruit kunnen voortvloeien, wetend<br />
ook dat met JéWé procedures lopen om te komen tot aanpassing van de<br />
geluidsgrenswaarden ten opzichte van bepaalde woningen? Wat dat betreft lijkt<br />
een en ander niet op elkaar te zijn afgestemd. Terecht wordt dan ook door JéWé<br />
gevraagd dat eens uit te leggen. Wij willen hierover graag met u meedenken. Het<br />
plan zelf biedt hierover niet de gewenste duidelijkheid.<br />
De relatie met het oude plan, ook voor wat betreft de milieuzonering, verdient<br />
nadere toelichting: waar stond je, waar ga je heen, waarom doe je dat, is wat je<br />
doet ook daadwerkelijk noodzakelijk voor het doel dat je met het<br />
bestemmingsplan wilt bereiken en is dat ook een evenredige keuze voor de<br />
bedrijven die hier zitten?<br />
Regel 112 van de zienswijze betreft de koppeling die voor wat betreft de<br />
bebouwing is aangebracht met vooral bouwperceel. Op zichzelf is een<br />
bebouwingspercentage per bouwperceel een gebruikelijke koppeling. In nieuwe<br />
en eenduidige situaties gaat dat vaak goed, maar in deze situatie kan de vraag<br />
worden gesteld of het een wenselijk uitgangspunt is, gegeven het feit dat hier een<br />
aantal bedrijven aan weerszijden van de straat is gevestigd die ook onderling, qua<br />
logistiek en bedrijfsproces, met elkaar verbonden zijn. Wellicht is het veel<br />
handiger flexibiliteit toe te laten door uitwisseling: bijvoorbeeld aan de ene kant<br />
wat meer productie en aan de andere kant iets meer parkeren. Bij het parkeren<br />
ontstaat dan misschien een wat lager bebouwingspercentage, maar door de twee<br />
percelen bij elkaar kan wel degelijk dik onder de norm worden gebleven. Door de<br />
regel die nu wordt toegepast zou vooral JéWé in deze zone in de problemen<br />
kunnen komen en weinig flexibiliteit behouden voor de bedrijfsvoering.<br />
De reactie van de gemeente zien wij met belangstelling tegemoet. Wij zullen het<br />
op prijs stellen wanneer de mogelijkheid wordt geboden over die reactie ook nog<br />
53
van gedachten te wisselen, want het is volgens ons niet alleen iets voor de<br />
gemeenteraad. Voor JéWé is het een belangrijk onderwerp en het zou spijtig zijn<br />
wanneer na de reactie op de zienswijze ineens raadsbesluitvorming plaatsvindt die<br />
tot een andere fase leidt dan waarin JéWé eigenlijk wil zitten.<br />
De heer Van S: In punt 4 van de zienswijze refereert u aan de A27. Zijn de MERprocedure,<br />
de uitspraak van de minister en het niet controversieel verklaren door<br />
de Tweede Kamer van de A27 u bekend?<br />
De heer S. B: Ja.<br />
De heer Van S: De tweede vraag betreft de bebouwing van de burgerwoningen.<br />
Zijn de gegevens van het oude bestemmingsplan versus die van het nieuwe<br />
bestemmingsplan, dat een conserverend karakter heeft ten aanzien van JéWé, ook<br />
ten opzichte van deze burgerwoningen, u bekent?<br />
De heer S. B: Nee, die zijn mij niet bekend, vandaar dat ik daarover vragen heb<br />
gesteld.<br />
De heer Van S: U wilt dus de vergelijking tussen de oude en de nieuwe<br />
bestemmingsplanvoorwaarden, daar waar het eventueel niet conserverend zou<br />
zijn, in beeld hebben?<br />
De heer S. B: Ja, en ik wil ook een motivering voor de keuze die wordt gemaakt.<br />
De heer Van S: Het bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan op<br />
dit onderdeel. Ik begrijp dat het u niet geheel en al helder is of de voorwaarden die<br />
in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen gelijk zijn aan, dan wel afwijken<br />
van die in het oude bestemmingsplan.<br />
De heer S. B: Inderdaad.<br />
De heer O: Wij kunnen die gegevens verstrekken; dat is geen probleem. U kunt<br />
dan zelf afwegen of er verschillen zijn en, zo ja, waaruit die bestaan.<br />
De heer S. B: Ik begrijp dat het niet de bedoeling is hier met elkaar in discussie te<br />
treden…<br />
De heer Van S: Ik probeer slechts helder te krijgen waar de verschillen zitten.<br />
54
De heer S. B: Ik ook, het is voor 90% aanleiding geweest voor deze zienswijze.<br />
Ik probeer helder te krijgen waarom bepaalde keuzen worden gemaakt. De keuze<br />
kan gedeeltelijk zijn gelegen in iets wat is en conserverend wordt voortgezet….<br />
De heer Van S: De burgerwoningen stonden er al voordat de bedrijven er<br />
kwamen. Als zodanig hebben deze burgerwoningen dus altijd hun plek in het<br />
bestemmingsplan gehad.<br />
De heer S. B: Dat is één deel van de vraag, het tweede is de keuze die nu wordt<br />
gemaakt, want bij dit bestemmingsplan wordt opnieuw een keuze gemaakt.<br />
De heer Van S: Akkoord. De vragen over de milieuzonering zijn mij wel<br />
duidelijk, zij het dat ik u niet heb horen reppen over de overleggen en<br />
milieuvergunningprocedures die de afgelopen twee, drie jaar zijn gevoerd met de<br />
gemeente.<br />
De heer S. B: In het bestemmingsplan heb ik er ook niets over gelezen. Ik weet<br />
overigens dat er overleg wordt gevoerd. In mijn zienswijze heb ik ook aangegeven<br />
dat de verstandhouding met de gemeente goed is en dat het helemaal niet de<br />
bedoeling is elkaar in de haren te vliegen. De vraag die in de zienswijze is gesteld<br />
lijkt mij echter terecht. De toelichting op het bestemmingsplan zegt er niets over.<br />
De gesprekken over milieuvergunningen zijn natuurlijk van belang, maar hier gaat<br />
over een bestemmingsplan dat op een andere manier net zoveel invloed heeft op<br />
de vraag wat je hier kunt doen.<br />
De heer Van S: Ook hier probeer ik even de positie helder te krijgen.<br />
De heer S. B: En ook ik probeer mijn positie duidelijk te formuleren.<br />
De heer Van S: Het is heel aangenaam wanneer de stijgende en de dalende elkaar<br />
ergens ontmoeten.<br />
De heer S. B: Wat dat betreft vind ik het wel jammer dat u over een week weg<br />
bent!<br />
De heer Van S: Goed, dan een vraag over die 70%, uitgaande van het<br />
conserverende karakter van het bestemmingsplan. In uw betoog bespeurde ik dat u<br />
een aantal wijzigingselementen voor ogen had, waar u sprak over het parkeren en<br />
55
over een deel van de bedrijfsvoering. Als in het bestemmingsplan wijzigingen<br />
zouden moeten worden aangebracht, kan ik uit uw zienswijze niet opmaken wat<br />
de motivering voor die vraagstelling is, behoudens het puur formeel-juridische<br />
criterium van 70%. Als er andere overwegingen zijn, die ik ook proefde, wil ik<br />
daar graag enige verduidelijking over.<br />
De heer S. B: Wat ik over het parkeren heb gezegd, was slechts een voorbeeld,<br />
om duidelijk te maken dat de norm die nu is opgenomen in het geval van JéWé,<br />
met meerdere bedrijven aan dezelfde straat die onderling het nodige samen doen<br />
en dus ook kunnen combineren, misschien niet de meest logische is uit een<br />
oogpunt van flexibilisering. Wellicht kan voor deze uitzonderlijke situatie beter<br />
een andere norm worden gehanteerd dan die te relateren aan bouwperceel. Als het<br />
een industrieterrein betreft met allemaal losse bedrijven op één bouwperceel is de<br />
situatie vrij eenduidig, maar hier zijn een heleboel percelen in handen van een<br />
aantal bedrijven die tot elkaar behoren en ook dingen samen doen. Daarom vragen<br />
wij ons af of dit hier de beste oplossing is.<br />
De heer Van S: Dat begrijp ik. Uit uw woorden maakte ik eerder op dat u<br />
flexibiliteit in het bestemmingsplan wenste in te bouwen om vanuit een gewenste<br />
bedrijfsvoering vrij snel tot wijzigingen te kunnen komen, en dat zou in mijn<br />
beleving de omgekeerde redenering zijn, even los van het feit dat, als de<br />
bedrijfsvoering aangepast moet worden, het bestemmingsplan nooit star zou<br />
moeten kunnen zijn. De gemeente is er niet op uit een ‘treiterbeleid’ te voeren of<br />
iets dergelijks.<br />
De heer S. B: Dat wordt ook niet gesuggereerd.<br />
De heer O: Mijn collega O. D heeft contact gehad met de heer K. Misschien is<br />
het verstandig elkaar nog even te spreken voor het uitwisselen van informatie over<br />
elkaars uitgangspunten.<br />
De heer S. B: Heel graag.<br />
De heer Van S: Goed. Laten we het lijstje verder afwerken en overstappen op de<br />
zienswijze van Damen Shipyards.<br />
De heer Van der S: Over de ingediende zienswijze zal ik niets zeggen. Ik wil<br />
jullie wel graag hartelijk danken voor de geweldige performance die jullie de<br />
bedrijven hebben gegeven om te verduidelijken wat in zo’n wollig<br />
56
estemmingsplan allemaal wordt geregeld. Wij hechten grote waarde aan de<br />
samenwerking tussen de gemeente en Damen, want die hebben we gewoon<br />
continu nodig. Ik heb er toch voor gekozen een jurist mee te nemen, omdat het<br />
voor het waarborgen van de continuïteit van het bedrijf heel belangrijk is het<br />
bestemmingsplan dat voor tien jaar wordt geregeld heel fijnmazig te laten<br />
doornemen. Ik laat het graag aan mr. B over een nadere toelichting te geven.<br />
De heer B: Ik zal de hele zienswijze niet van A tot Z gaan herhalen, maar me<br />
beperken tot een paar belangrijke zaken.<br />
Op de kaart is gearceerd een bebouwingsvrije zichtzone aangegeven, die eerst<br />
anders was ingetekend, maar na een inspraakreactie is gewijzigd en zes keer zo<br />
groot is geworden. Volgens de gemeente zou het niet uitmaken waar ze precies<br />
ligt, als er maar voor wordt gezorgd dat ergens over het terrein, van de openbare<br />
weg naar het water en terug, een 20 meter brede strook ligt die vrij uitzicht geeft.<br />
Daarbij is kennelijk geen rekening gehouden met de aanwezigheid van het<br />
centrale magazijn, dat veel groter is dan de ondergrond op de plankaart<br />
aanduidt….<br />
De heer Van S: Die discussie gaan we nu niet voeren: daarvoor zal wel een keer<br />
vergunning zijn gegeven.<br />
De heer B: Het is hartstikke legaal, ja. Het heeft echter wel tot gevolg dat je vanaf<br />
de openbare weg niet een vrije zichtzone hebt naar de rivier en terug. Het is dan<br />
volstrekt onzin om die zichtzone op deze plek aan te duiden, want er zitten een<br />
aantal negatieve gevolgen aan vast, bijvoorbeeld het verbod op permanente opslag<br />
van goederen, terwijl door Damen nogal wat wordt opgeslagen, met name ook op<br />
dit terrein. De enige vrije zichtzone die er feitelijk is, is die aan de westzijde van<br />
het centrale magazijn. Deze is niet 20, maar slechts 9 meter breed en loopt van<br />
voor naar achter. Momenteel staat daar nog een illegale romneyloods die het vrije<br />
zicht blokkeert, maar als u die als illegaal beschouwt en daar weg wilt hebben,<br />
hebt u mogelijk een punt…<br />
De heer Van S: Wat moet ik nou met zo’n opmerking!?<br />
De heer B: Als er al sprake is van de mogelijkheid van een vrije zichtzone, is dat<br />
alleen aan westzijde. Het betekent dat 80% van die aanduiding kan komen te<br />
vervallen. Het is illusoir om de zone op 20 meter te stellen, want het centrale<br />
magazijn zal de eerstkomende tien jaar niet verdwijnen. Bepleit wordt daarom de<br />
57
zone alleen aan de westzijde neer te leggen, waardoor de negatieve gevolgen van<br />
het verbod op opslag van materialen ook voor 80% à 90% zijn getackeld.<br />
De heer Van S: Op zichzelf lijkt dit onderdeel me wel duidelijk.<br />
De heer O: Dat het ondergrondvlak niet helemaal juist was, is een correcte<br />
constatering.<br />
De heer Van S: Ze staat wel op de luchtfoto’s. Wij zullen dit apart even moeten<br />
laten uitzoeken.<br />
De heer B: Wij zullen hierover met een voorstel komen. In het verlengde hiervan<br />
speelt niet alleen het probleem dat er geen permanente opslag mag plaatsvinden<br />
op het terrein dat als zichtzone is aangeduid, maar ook overigens niet voor de<br />
voorgevelrooilijn. Wordt de definitie van voorgevelrooilijn in het plan toegepast<br />
op alle verschillende bebouwingen op het bedrijventerrein van Damen, dan moet<br />
de conclusie zijn dat eigenlijk overal sprake is van beperkingen voor wat betreft<br />
die opslag, terwijl die beperkingen eigenlijk helemaal niet nodig zijn. Het is<br />
immers een bedrijventerrein dat vanaf de openbare weg niet of nagenoeg niet<br />
zichtbaar is. In onze ogen kan deze onnodige beperkende bepaling dan ook komen<br />
te vervallen. Op z’n minst zal ze gekoppeld moeten worden aan een veel betere<br />
verduidelijking van waar opslag wel en niet per se verboden zou moeten zijn. In<br />
het plan wordt de voorgevelrooilijn gedefinieerd als een denkbeeldige lijn die<br />
strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrens. Al die<br />
gebouwen hebben eigen voorgevels, het is niet een strak verkaveld plan waarin<br />
alles aan de kant van de straat als voorgevel kan worden aangemerkt. De impact<br />
van deze bepaling is dan ook, misschien onbedoeld, groter dan gewenst.<br />
Dan het bouwvlak. Het lijkt erop dat mede ten gevolge van de zichtvrije zone de<br />
verdeling in bouwvlakken tot stand is gekomen: hier een groot bouwvlak en aan<br />
de andere kant een groot bouwvlak, dat deelt het perceel mooi in tweeën. Het<br />
vervelende is echter dat het bouwvlak geen rekening houdt met bestaande<br />
bebouwing, wat ook geldt op het puntje, waar nog een gebouw staat dat buiten de<br />
bouwvlakbegrenzing valt. Damen stelt daarom voor een groot bouwvlak te<br />
maken, welke gesplitst wordt door de nieuw aan te leggen vrije bebouwingsvrije<br />
zone, een kleiner bouwvlak oostzijde, en de bouwvlakbegrenzing aan de westzijde<br />
wat op te schuiven. Hier staan allerlei steigers waar boten liggen afgemeerd die<br />
worden gerenoveerd of gebouwd. Daarvoor is het noodzakelijk allerlei apparatuur<br />
te plaatsen en gassen op te slaan die weer een bepaalde afstand tot de bebouwing<br />
58
moeten hebben. Het zou prettig zijn hier wat meer ruimte te hebben om eventueel<br />
kleine gebouwtjes en bouwwerken op te richten.<br />
De heer Van S: Hierbij heb ik een vraag te stellen over de relatie tot het<br />
natuurgebied. De waterpartij is in feite ook de overgangszone tussen de<br />
bedrijvigheidscontour en het natuurgebied. Is het uw bedoeling dat de waterpartij<br />
in haar gebruiksfunctie in de richting van het natuurgebied gaat?<br />
De heer B: Integendeel, maar daarop kom ik helemaal aan het eind van mijn<br />
betoog nog terug. Voor de westzijde van het bedrijventerrein kan ik er eigenlijk<br />
niets van zeggen, omdat de plangrens hier strak langs loopt. Deze functie wordt in<br />
het bestemmingsplan dus niet geregeld In zijn algemeenheid wil ik er wel van<br />
zeggen dat, als allerlei bedrijfsmatige functies in het water plaatsvinden – en dat<br />
gebeurt hier met een hele grote afbouwsteiger –, het noodzakelijk is daarin<br />
planologisch te voorzien via een positieve bestemming. Als de bestemming water<br />
alleen bedoeld is voor waterhuishoudkundige en waterstaatkundige activiteiten,<br />
valt het werken aan schepen er niet onder, wat een groot probleem oplevert als een<br />
handhaver een kijkje komt nemen. Dit zal daarom netjes in het bestemmingsplan<br />
moeten worden geregeld.<br />
De Wro-zone ontheffingsgebied was bedoeld om hoogteaccenten mogelijk te<br />
maken. Damen beschikt al een paar jaar over een Masterplan, dat ook vele malen<br />
met Rijkswaterstaat is besproken, waarin wordt uitgegaan van toekomstige<br />
bebouwing. Op deze plek is het in ieder geval niet mogelijk die hoogteaccenten<br />
neer te zetten, want daarop is de hele funderingsconstructie niet gebaseerd. Als het<br />
vanuit stedenbouwkundig oogpunt aantrekkelijk wordt gevonden langs die<br />
waterrand een hoogteaccent te hebben, kan het naar bijvoorbeeld de hoek worden<br />
verschoven. Op deze plek bestaan namelijk wel nieuwbouwplannen voor<br />
bebouwing en daarbij kan in de constructie en de fundering rekening worden<br />
gehouden met een grotere bouwhoogte.<br />
De heer Van S: ‘Hoogteaccent’ is een prachtig relatief begrip. Als ik het af en toe<br />
in de stad wil neerzetten, krijg ik te horen dat ik niet helemaal goed bij mijn hoofd<br />
ben. Wat is een hoogteaccent hier?<br />
De heer B: Het hoogteaccent dat u zelf wenst: 22 meter.<br />
Bij niet zelfstandige kantoren gaat de schoen echt wringen. Artikel 5 van het<br />
bestemmingsplan is van toepassing op de hele locatie van Damen Shipyards,<br />
onder andere bestemd voor bedrijven in de categorieën 1 tot en met 5.1,<br />
59
waaronder scheepswerven vallen met schepen langer dan 25 meter. So far so<br />
good, maar dan bepaalt het bestemmingsplan dat het niet alleen is bestemd voor<br />
die bedrijven, maar ook voor niet zelfstandige kantoren als onderdeel van en<br />
grenzend aan de bedrijven als genoemd onder sub a t/m i, met dien verstande dat<br />
de oppervlakte van deze kantoren maximaal 50% van de BVO mag bedragen, met<br />
een maximum van <strong>3.</strong>000 m 2 . Als de kantoorruimte die bij Damen aanwezig is – en<br />
er is heel veel kantoorruimte, momenteel 15.000 m 2 BVO, waar een heleboel<br />
mensen achter computers en tekentafels ontwerpen, tekenen en testen – wordt<br />
aangemerkt als niet zelfstandige kantoorruimte als bedoeld in artikel 5, betekent<br />
dat de facto een bouwstop, omdat er niet meer dan <strong>3.</strong>000 m 2 mag worden<br />
gerealiseerd. Er is al 15.000 m 2 gerealiseerd en het Masterplan gaat uit van 2<strong>3.</strong>000<br />
m 2 , zodat nog 8.000 m 2 aan kantoorachtige ruimten moet worden bijgebouwd. De<br />
gemeente verwijst in dezen naar het provinciale beleid en naar de<br />
ontwerpverordening Ruimte. Het betreft echter nog slechts een ontwerp en als u<br />
uw best doet, zal de vaststelling door de gemeenteraad misschien nog net iets<br />
eerder plaatsvinden dan de vaststelling van de verordening door provinciale<br />
staten. Overigens zou dat wel gunstig zijn, want in de verordening Ruimte van de<br />
provincie staat dat in dat geval alles wat afwijkt en wat qua bestemmingsplan wel<br />
kantoorruimte mogelijk maakt dat in strijd is met de verordening Ruimte geacht<br />
wordt aanwezig te zijn met ontheffing. Maar natuurlijk is dat een beetje een truc.<br />
De verordening Ruimte kent bepaalde uitgangspunten voor het centraliseren van<br />
kantorenfuncties, zoals in de Zuidas in Amsterdam en dat soort prachtige<br />
gebieden, maar dat beleid is strikt genomen niet bedoeld om bedrijven als Damen<br />
te beperken en de vele kennisactiviteit die er is op het bedrijventerrein onmogelijk<br />
te maken. Wij menen dan ook dat het provinciale beleid u ten onrechte heeft<br />
gestuurd in een richting met deze consequentie, tenzij u mij kunt zeggen dat ik het<br />
helemaal verkeerd lees en dat wat bij Damen aan de hand is helemaal niet<br />
beschouwd wordt als niet zelfstandige kantoren in de zin van het<br />
bestemmingsplan. Ik word enigszins in verwarring gebracht, omdat de term ‘niet<br />
zelfstandige kantoren’ niet in de planvoorschriften wordt gedefinieerd. Daarin<br />
wordt alleen gesproken over een kantoor en het bedrijfsmatig verlenen van<br />
diensten. Wordt dan wat Damen doet beschouwd als het bedrijfsmatig leveren van<br />
diensten, of wordt hier bedoeld het leveren van diensten aan derden? Damen<br />
levert deze diensten namelijk eigenlijk aan zichzelf, voor de jongens van de<br />
productie, de fabricage en de ontwikkeling. Misschien kan daar een escape zitten,<br />
al of niet bedoeld, maar met de term ‘niet zelfstandige kantoren’ kom ik niet<br />
vreselijk veel verder. In ieder geval signaleren wij hier een mogelijk probleem, dat<br />
60
ijzonder verstrekkende gevolgen kan hebben en ik vraag me af of dat de<br />
bedoeling is van de gemeente.<br />
De heer Van S: Kunt u waar de autonomie van de gemeente en de bevoegdheid<br />
van de provincie aan de orde zijn, nader aangegeven waar in uw optiek de exacte<br />
geschilpunten zitten?<br />
De heer B: Ik denk niet dat ik uw vraag goed begrijp.<br />
De heer Van S: U refereert aan provinciaal beleid en daar kan ik alleen maar<br />
kennis van nemen in deze sessie, want daar ga ik niet over. Wij hebben wat dit<br />
betreft slechts te maken met de gemeentelijke stukken die voorliggen. U trekt<br />
echter een parallel met provinciale stukken.<br />
De heer B: Ja, omdat uw insteek om deze bepaling in het plan op te nemen<br />
ontleend is aan de ontwerpverordening Ruimte. In de reactie op de inspraakreactie<br />
wordt daaraan gerefereerd. Het vigerende provinciale beleid rept helemaal niet<br />
over onmogelijkheden om op de locatie van Damen meer kantoorruimte te<br />
realiseren. Dat vloeit pas voort uit het nieuwe beleid, dat weliswaar al door<br />
gedeputeerde staten is vastgesteld, maar nog niet door provinciale staten en die<br />
gaan er uiteindelijk over. Van de behandelende ambtenaar hebben wij vernomen<br />
dat het niet uitgesloten is dat het beleid op dat punt zal worden veranderd,<br />
verduidelijkt of bijgesteld, omdat het een onbedoeld neveneffect is van die<br />
regeling. Voorts voorziet de ontwerpverordening Ruimte van de provincie in een<br />
ontheffingsmogelijkheid. Als sprake is van een zwaarwegend bedrijfseconomisch<br />
belang, of maatschappelijk belang, kunnen gedeputeerde staten ontheffing<br />
verlenen. Als uw bestemmingsplan echter niet de mogelijkheid biedt om die<br />
eventueel verleende ontheffing te benutten, omdat uw plan daarin niet voorziet,<br />
schieten we daar niets mee op. Schrap daarom die absurde bepaling, of, als u haar<br />
móet handhaven, haal dan het slot van de deur door een ontheffingsmogelijkheid<br />
in te bouwen, desnoods gekoppeld aan het kunnen verkrijgen van een ontheffing<br />
van gedeputeerde staten.<br />
Het bebouwingspercentage spreekt voor zich, de bouwhoogte dito met een<br />
sterretje. Over de bepaling ten aanzien van water heb ik het al gehad. Er is niet<br />
voorzien in een positieve bestemming voor de zuiloostzijde, voor de<br />
afbouwsteiger en voor restauratie- en onderhoudswerkzaamheden aan schepen, en<br />
evenmin in een positieve bestemming aan de westzijde. Zoals u kunt zien, ligt de<br />
helling van de loods hier in het water, wat niet mag, omdat water, in lekentaal<br />
61
uitgedrukt, alleen maar water is. De bestemming water voorziet niet in deze<br />
bedrijfsmatige activiteiten, en dat is een tekortkoming. Wij willen de werkelijke<br />
bedrijfsactiviteiten graag wat beter vertaald zien in de planvoorschriften en de<br />
aanduiding op de plankaart, of de ‘verbeelding’, zoals het tegenwoordig wordt<br />
genoemd.<br />
Natuur. Het puntje van de langsdam is nog net te zien. Het is de bedoeling dat aan<br />
de noordzijde van de dam een afmeerlocatie komt voor schepen, niet om eraan te<br />
werken, maar om te dienen als een soort parkeerplaats voor schepen. Als ik de<br />
bepaling die over natuur gaat scherp tegen het licht houd, bekruipt mij het gevoel<br />
dat ze eigenlijk niet is toegesneden op die functie. Het verzoek is daarom eens te<br />
kijken naar de in de toelichting op het plan in beeld gebrachte mogelijkheid. Dat<br />
is ook de achterliggende gedachte geweest bij het realiseren van de nevengeul:<br />
niet dwars op het water, maar in de langsrichting. Als daarvoor voorzieningen<br />
moeten worden getroffen, kades of allerlei kleine bouwwerken, moeten die niet<br />
worden afgewezen omdat ze in strijd zouden zijn met de bestemming natuur.<br />
Graag inpassen dus.<br />
Voor groen geldt hetzelfde. Het is een leuke oprisping van de planoloog om het<br />
bedrijventerrein nog een beetje een groen aanzien te geven, maar een volstrekt<br />
krampachtige poging. Aan de westzijde zien we een heel dun strookje groen, dat<br />
in werkelijkheid niet meer is dan een verdwaalde graspol in het schuine taludje. In<br />
werkelijkheid staan allerlei bedrijfsmatige functies dwars erop en op deze plek is<br />
gewoon groen ingetekend. Het betekent dat je eigenlijk niet bij je bedrijfsmatige<br />
functie kunt komen zonder in strijd te komen met het bestemmingsplan. Dit<br />
‘plaagstrookje’ groen is dus eigenlijk misplaatst.<br />
De heer Van S: Het is er ongetwijfeld in gezet om u scherp te houden!<br />
De heer B: Ik hoop dat dat gelukt is!<br />
Tenslotte waterstaat/waterkering. De aanduiding WS-WK aan de kant waar de 40<br />
meter hoge kraan staat, die het werk aan deze schepen vergemakkelijkt, kan niet,<br />
want dat is geregeld in de vorm van een dubbelbestemming. De voor<br />
waterstaat/waterkering aangewezen gronden zijn behalve voor de daar<br />
voorkomende bestemming mede bestemd voor waterkeringen. Waar de<br />
bestemming ‘bedrijventerrein watergebonden’ samenvalt met een<br />
dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de primaire<br />
bestemming. De bepalingen met betrekking tot de bestemming ‘bedrijventerrein<br />
watergebonden’ zijn uitsluitend van toepassing voor zover niet strijdig met het<br />
bepaalde ten aanzien van de primaire bestemming. Er mogen geen gebouwen<br />
62
worden gebouwd en voor het bouwen van bouwwerken geldt een maximale<br />
bouwhoogte voor bouwwerken geen gebouwen zijde van 3 meter. Er staat echter<br />
een kraan van 40 meter en er staan ook voorzieningen in de vorm van<br />
containertjes, hokjes e.d. die niet in die bestemming passen. Het verzoek is<br />
daarom daarnaar nog een creatief te kijken, met inachtneming van de bestaande<br />
activiteiten.<br />
Tot zover mijn toelichting, voorzitter.<br />
De heer B: Naar aanleiding van deze zienswijze hebben wij een aantal dingen<br />
geconstateerd waarnaar nog heel goed gekeken zal worden, uitgaande van het<br />
uitgangspunt dat we gezamenlijk met Damen willen nagaan hoe we die kunnen<br />
oplossen.<br />
De heer Van S: Dus voordat het college de stukken parafeert zal nog met Damen<br />
op detailniveau worden overlegd?<br />
De heer B: Ja.<br />
De heer Van S: In formele zin hebben degenen die zich hadden aangemeld<br />
hiermee hun zienswijze kunnen toelichten. Ik constateer dat de heer B niet het<br />
woord wenst. Zeker weten?<br />
De heer B: Zeker weten.<br />
De heer Van S: U gaat dus straks niet vertellen dat u niet de kans hebt gekregen?<br />
De heer B: Nee hoor, ik ben u dankbaar!<br />
De heer Van S: Dat hoeft ook weer niet!<br />
De heer S: Ik meen mij ook te hebben aangemeld.<br />
De heer O: Wij hebben het zo begrepen, dat u ons de mogelijkheid zou willen<br />
bieden om, als wij uw zienswijze niet duidelijk genoeg vonden, nog een nadere<br />
toelichting te vragen. Wat ons betreft is uw zienswijze duidelijk genoeg, maar als<br />
u die nog nader wilt toelichten, staat u dat vrij.<br />
De heer S: Wij zijn content met de manier waarop het tot nog toe loopt. Wij<br />
hebben goede gesprekken gehad met de heren Ter W en B. De zaak is complex:<br />
63
de haven dicht en we raken veel grond kwijt, waarvoor nieuwe functies<br />
terugkomen. Wij hebben er een goed gevoel bij, maar gezien de complexiteit en<br />
de onduidelijkheid op sommige punten hebben wij gemeend een zienswijze te<br />
moeten indienen. Vooral het punt over milieucategorie 5.1 is voor ons relevant,<br />
omdat we op dezelfde wijze worden bestemd als de buren.<br />
De heer Van S: Dank u. Ik sluit thans deze sessie (20.45 uur).<br />
64