foto: Gérard Van Betlehem - Joris Potvlieghe
foto: Gérard Van Betlehem - Joris Potvlieghe
foto: Gérard Van Betlehem - Joris Potvlieghe
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>foto</strong>: Gérard <strong>Van</strong> <strong>Betlehem</strong>
j o r i s p o t v l i e g h e<br />
Het Goltfuss-orgel anno 1692<br />
in de Sint-Jan-de-Doperkerk te Leuven<br />
Het orgel in de Sint-Jan-de-Doperkerk van het Groot Begijnhof te Leuven werd in 1692 gebouwd door Peter<br />
Goltfuss, zoon van Hans Goltfuss wonende te Haacht. In de 19de eeuw werd het orgel door Pierre Adam van Dinter<br />
verbouwd. Gelukkig beperkte de ingreep van <strong>Van</strong> Dinter zich tot dispositie- en intonatieaanpassingen waardoor<br />
o.a. de windlade met kort octaaf van Peter Goltfuss behouden bleef. Daardoor beschikken we in dit orgel over<br />
één van de oudste windladen uit de Zuidelijke Nederlanden. Dit instrument is door zijn volledigheid aan origineel<br />
materiaal een uniek exemplaar van de hoge artistieke orgelkunst in de Zuidelijke Nederlanden.<br />
In 1986 restaureerde <strong>Potvlieghe</strong>-De Maeyer het<br />
orgel naar de Goltfuss-toestand. Een restauratieverslag<br />
werd gepubliceerd in het tijdschrift<br />
Orgelkunst. 1 Pas na de restauratie vond men<br />
het originele contract terug. 2 Op enkele details<br />
na bleek de vooropgestelde reconstructie in het<br />
restauratiedossier 3 overeen te komen met de originele<br />
toestand. J. Cools publiceerde reeds in 1940<br />
biografisch onderzoek over de familie Goltfuss. 4<br />
Groot onderhoud in 2005<br />
Twintig jaar naar de restauratie voerde<br />
J. <strong>Potvlieghe</strong> een grote onderhoudsbeurt uit.<br />
W. Mertens stelde een dossier samen en de<br />
opvolging van de werkzaamheden was in handen<br />
van de Technische Dienst KU Leuven. 5<br />
De onderhoudsbeurt bestond vooreerst uit een<br />
grondige reiniging van het gehele orgelmeubel,<br />
de mechaniek, het klavier, de windlade en het<br />
pijpwerk. Er werd een preventieve en curatieve<br />
behandeling uitgevoerd tegen schimmelvorming<br />
en insecten. Tevens werden aanvullingen<br />
gemaakt van snij- en lijstwerk: meubelonderdelen<br />
die door werking van het hout en door het<br />
verduren van warme lijm waren losgekomen.<br />
Voor het trompetregister werden extra brillen<br />
aangebracht en het voordrukvilt in het klavier en<br />
het teenpedaaltje werd vervangen en overtrokken<br />
met een laagje leder.<br />
Het pijpwerk werd van de lade genomen om<br />
te ontstoffen en te controleren op intonatieverloop.<br />
Verder maakte men van de gelegenheid<br />
gebruik om de metingen uit 1986 te verifiëren en<br />
aan te vullen met nieuwe details over kernfase,<br />
kernspleet, voetopening, enz. Interessant is dat<br />
de metingen van 1985 de toestand weergaven<br />
van vóór de restauratie. Deze gegevens werden<br />
in een database gebracht en aangevuld met de<br />
intonatiegegevens van na de restauratie. Ten-<br />
slotte werden gegevens over eventuele<br />
intonatiecorrecties tijdens de werken in<br />
2005 toegevoegd.<br />
Eén van de opdrachten was de moeilijke<br />
aanspraak van de grootste originele<br />
frontpijpen te verbeteren. Reeds op<br />
het einde van de restauratie in 1986<br />
formuleerde men een voorstel om<br />
de grootste frontpijpen te vervangen<br />
omdat de aanspraak vanuit de gegeven<br />
toestand niet het gewenste resultaat<br />
bereikte. 6 Gebruikmakend van een<br />
hoogtewerker werd een eerste reeks<br />
proeven uitgevoerd op de grootste<br />
frontpijpen. Wijzigingen in kernligging,<br />
labiumstand, kernspleet of voetopening<br />
leidde niet tot het verhoopte resultaat:<br />
de aanspraak bleef zich situeren binnen<br />
een enge marge van enerzijds traag en<br />
anderzijds octaverend. Een smallere<br />
kernspleet gaf de beste uitkomst maar<br />
de klanksterkte nam daardoor drastisch<br />
af. Tenslotte werd geëxperimenteerd<br />
met de winddruk: een lagere winddruk<br />
en een wijdere kernspleet leverde<br />
prompt een betere aanspraak op. Een<br />
aantal variabele factoren van de intonatie-inrichting<br />
– de relatie tussen winddruk,<br />
voetopening en kernspleet – werd<br />
vervolgens geoptimaliseerd. Vooraleer<br />
over de winddruk een definitieve beslissing<br />
te nemen, werd een reeks proeven<br />
uitgevoerd op het binnenpijpwerk. Het<br />
onderzoek startte bij wijze van proefneming<br />
met een té lage winddruk ; deze<br />
werd vervolgens geleidelijk verhoogd<br />
en beneden in de kerkruimte geëvalueerd.<br />
Via dit empirisch onderzoek leek<br />
het beste evenwicht bereikt met een
1. Fauconnier A. Het Peter Goltfuss-orgel<br />
(1692) in de Begijnhofkerk te Leuven. In:<br />
Orgelkunst, jg. 10 nr. 2, pp. 3-21.<br />
2. FELIX, J.-P. Het contract van het Goldfus-orgel.<br />
In: Orgelkunst, jg. 10 nr. 3,<br />
pp.17-20.<br />
3. Opgemaakt door orgeladviseur<br />
Gabriël Loncke.<br />
4. COOLS, J. De Haachtsche orgelmakers<br />
Goltfus en Dekens en hun familie. In:<br />
Eigen Schoon en de Brabander, jg. 23,<br />
nr. 3-4, 1940, p. 88-106. COOLS, J. De<br />
familie Goltfus. In: Eigen Schoon en de<br />
Brabander, jg. 23, 1940, pp. 367-384.<br />
5. Ir. Luc Karremans, bijgestaan door organisten<br />
Takako Yanagihara en Michael<br />
Shiobara.<br />
6 zie voetnoot 1<br />
7. Dit bleek ook uit het stemwerk: het grote<br />
pijpwerk moest in regel iets omlaag<br />
gestemd worden en het kleine pijpwerk<br />
lichtjes omhoog, dit ten gevolge van de<br />
klanksterkte van het grote pijpwerk die<br />
is toegenomen waardoor de toonhoogte<br />
verhoogt terwijl de klanksterkte van het<br />
kleine pijpwerk is afgenomen waardoor<br />
de toonhoogte relatief lager werd.<br />
Leuven, Goltfuss-orgel, claviatuur<br />
Foto: Gérard <strong>Van</strong> <strong>Betlehem</strong><br />
winddruk van 78 mm waterkolom (wk). Na<br />
de intonatie van de grondspelen, werd alsnog<br />
beslist om de winddruk een weinig te verhogen.<br />
De middenligging van de prestant 8 voet had<br />
bij een winddruk van 78 mm wk een te donkere<br />
klankkleur als gevolg van kernprikken en opsnedeverhogingen<br />
die mogelijk door <strong>Van</strong> Dinter in<br />
1860 werden uitgevoerd. Bij groter windverbruik<br />
door grotere registraties werd de aanspraak van<br />
de Octaeff 4 voet ook iets te nadrukkelijk. De<br />
fluitregisters klonken echter bijzonder kleurrijk<br />
en inspirerend. Metingen leerden ons dat de<br />
verhoging naar 80 mm wk tot het beste resultaat<br />
leidde.<br />
Winddruk, klankbeeld en toonvorming<br />
De totale klankbalans is door de lagere winddruk<br />
lichtjes gekanteld in het voordeel van de<br />
bas. 7 De aanspraak van de grondspelen is sneller<br />
geworden waardoor een steviger fundament<br />
wordt opgebouwd. De vulstemmen, die in deze<br />
rijk akoestische kerkruimte sterk geaccentueerd<br />
werden, zijn milder geworden door de lagere<br />
winddruk. De aansluiting van de bas op de<br />
diskant wordt daardoor harmonischer. Merkwaardig<br />
is de werking van de Sesquialter in een<br />
plenumopbouw: deze resulteert nu niet meer<br />
in een forse toename van de boventonen. De<br />
klanksterkte neemt wel toe maar zeer uitgesproken<br />
is de verandering van de klankkleur van het<br />
plenum naar een “klokachtige” timbre waar ook<br />
de bas voordeel uithaalt. Waarschijnlijk bewerkstelligt<br />
de kwint-tertsboventoon een krachtigere<br />
verschiltoon naar beneden toe waardoor de<br />
grondtoon versterkt.<br />
De fluitregisters hebben vaak baat bij een lagere<br />
winddruk. Ook hier resulteert dit in een meer<br />
uitgesproken klankkleur en een rustige ademhaling.<br />
Ze hebben een ronde, “kneedbare” klank.<br />
Het karakter tussen de Fluyte en de prestanten<br />
is meer uitgesproken waardoor een groter klankreliëf<br />
ontstaat in de registratie.<br />
De beïnvloeding van de aanspraak via het<br />
toucher is groter waardoor meer gedifferentieerd<br />
kan worden. Er is een souplesse in de aanspraak<br />
waardoor een snelle aanslag vertaald wordt in<br />
een puntigere aanzet van de klank, terwijl een<br />
zachte aanslag tot een duidelijk rondere klankvorming<br />
leidt. Hierdoor komt men tot de indruk<br />
dat de klankvorming “plastisch” wordt.<br />
Er zijn ook enkele subjectieve indrukken. De<br />
lagere winddruk leidt tot een meer ontspannen<br />
luisteren. Doordat het oor zich ontspant<br />
verandert de perceptie van het geluid subjectief<br />
en lijkt het alsof de klank in volume toeneemt.<br />
In absolute grootheden (luidheid, decibels) zal<br />
dit wellicht niet vast te stellen zijn, maar de<br />
psychologische invloed in perceptie van geluid is<br />
een niet te verwaarlozen factor.<br />
Hoe situeert Goltfuss zich t.o.v. de orgelbouw<br />
in het graafschap Vlaanderen<br />
Het klankkarakter van de prestanten kunnen we<br />
beschrijven als krachtig en volumineus, met een<br />
evenwichtig verloop van bas naar diskant. Deze<br />
eigenschappen dankt het orgel aan een mensurering<br />
die naar Zuid-Nederlandse normen<br />
relatief wijd is en in de ontdubbeling van octaaf<br />
naar octaaf, waarin de prestantkarakteristiek<br />
consequent blijft, aangehouden wordt. Vaak<br />
mensureren 17de-eeuwse Zuid-Nederlandse<br />
orgelbouwers enger in de bas en wijder in de<br />
diskant waardoor dat typisch diskant-geaccentureerde<br />
klankbeeld ontstaat. 8 Bij Goltfuss<br />
ligt de balans anders: de klank in bas en tenor<br />
is stevig en vol, mede door een relatief brede<br />
labiëring; naar de diskant toe blijft de kracht<br />
aanhouden zonder “topzwaar” te worden. Bij<br />
veel 17de-eeuwse bouwers verloopt de diskant<br />
naar een wijdere mensuur waardoor de klanksterkte<br />
toeneemt en de klankkleur fluitachtiger<br />
kan worden. We denken hierbij vooral aan<br />
17de-eeuwse orgelmakers uit het graafschap<br />
Vlaanderen zoals Jean Le Royer, Jan <strong>Van</strong> Belle<br />
en Jacobus van Eynde. Toch komt de fluitachtige<br />
klankkleur bij deze bouwers niet volledig tot uiting<br />
door het toepassen van een brede labiëring<br />
in de diskantligging, wat zich zal manifesteren<br />
in een kernachtige, puntige prestantaanspraak<br />
en weerom, een toename in klanksterkte. De<br />
17de-eeuwse Vlaamse orgelbouwers passen<br />
een labiumverhouding toe in de diskant tot<br />
2/7 de van de plaatbreedte. Goltfuss is echter<br />
meer gematigd. Er is nauwelijks een verloop in<br />
de labiëring vastgesteld bij het grondregister<br />
–Prestant 8’– waar het labium constant een<br />
1/4 de verhouding aanhoudt t.o.v. plaatbreedte. In<br />
de Octaeff 4’ en Superoctaeff 2’ is zelfs een versmalling<br />
opgetekend, van de labiumbreedte naar<br />
de diskant toe, naar bijna 2/9 de . Dit vertaalt zich<br />
in een diskant met een vriendelijke aanspraak<br />
met behoud van een helder klankkarakter door<br />
zijn aangehouden prestantmensuur.<br />
Kenmerkend voor Dekens/Goltfuss is de<br />
gotische vormgeving van de bovenlabia op de<br />
frontpijpen. 9 De kernfase heeft een helling van<br />
ca. 60° wat resulteert in een vlotte aanspraak en<br />
een grondtonige klank.<br />
De fluitregisters van P. Goltfuss hebben een<br />
o r g e l k u n s t • j a a rg a n g 30 • n u m m e r 4 • december 2007 158
wijdere mensuur dan zijn collega’s uit het graafschap<br />
Vlaanderen van de 17de eeuw. Daar waar<br />
Bremser, <strong>Van</strong> Belle en <strong>Van</strong> Eynde opteerden<br />
voor een zeer enge mensureringen met hoge<br />
opsneden in de fluitregisters, blijken Brabantse<br />
orgelmakers naar Zuid-Nederlandse normen<br />
een wijdere mensuur toe te passen met lagere<br />
opsneden. Overeenkomsten vinden we bijvoorbeeld<br />
bij Verbuecken en Forceville, hoewel deze<br />
stilistisch reeds andere paden bewandelen.<br />
De labiëring bij het Goltfuss-pijpwerk in de<br />
fluitregisters volgt dezelfde tendens als het<br />
prestantpijpwerk, nl. vertrekkend van een 1/4 de<br />
verhouding en versmallend naar de diskant toe<br />
tot bijna 2/9 de van de plaatbreedte. De opsnede<br />
bij de fluitregisters, waarvan velen origineel,<br />
situeert zich rond 1/3 de van de labiumbreedte. De<br />
Holpeye en Fluyte zijn volledig gedekt en met<br />
verschuifbare hoeden. De Nazard is een nieuw<br />
gemaakt register met gedekten van C tot en met<br />
c 1 roergedekten van cis 1 tot en met fis 2 , cilindrisch<br />
open van g 2 tot en met c 3 . De Sifflet 1 is<br />
volledig cilindrisch open. Dit register is zeer gaaf<br />
bewaard gebleven, quasi volledig kernsteekloos<br />
en met originele opsneden.<br />
De houten pijpen van de Holpeype zijn uitgesproken<br />
rechthoekig van vorm in tegenstelling<br />
tot de quasi vierkante maatgeving bij Le<br />
Royer, <strong>Van</strong> Belle, <strong>Van</strong> Eynde, Forceville e.a.<br />
De wanddikte van de houten pijpen houdt een<br />
gemiddelde dikte aan, variërend om en bij 9<br />
mm. Minder gewoon voor houten pijpen is het<br />
gebruik van voeten in lood. De kern en voetplaat<br />
hebben een kopse houtstructuur en zijn<br />
vermoedelijk uit éénzelfde blok hout gekapt.<br />
De houtstructuur van de kern loopt dus in de<br />
lengterichting van de pijp waardoor het snijvlak<br />
van de kern een nerfrichting heeft die met de<br />
luchtstroom meegaat. Nerven worden gevormd<br />
door vroeg- en laathout en verschillen in hardheid.<br />
Na verloop van tijd ontstaan hierdoor<br />
kleine kernonregelmatigheden die een werking<br />
kunnen hebben alsof er kleine kernprikjes zijn<br />
aangebracht. Wellicht bouwde men houten<br />
pijpen op deze manier omdat de houtstructuur<br />
van de kern dan in dezelfde richting loopt als de<br />
voor- en rugzijde en een ideaal contactvlak voor<br />
het lijmen wordt bekomen. Ook het krimpen<br />
van hout zal gelijkmatig verlopen waardoor een<br />
duurzame verbinding is gewaarborgd.<br />
huidige dispositie (reconstructie Peter Goltfuss)<br />
dossier 1982 contract Goltfuss 1690 auteur bouwjaar<br />
01. Prestant 8 Prestant 8 P. Goltfuss 1692<br />
02. Holpeype 8 Holpype 8 P. Goltfuss 1692<br />
03. Cornet IV Cornet IV P. Goltfuss 1692<br />
04. Prestant 4 Octaeff 4 P. Goltfuss 1692<br />
05. Fluyte 4 Fluyt 4 P. Goltfuss 1692<br />
06. Nasard 2 2/3 Quint fluyt 3 [b/d] Gh. <strong>Potvlieghe</strong> 1986<br />
07. Oktaaf 2 Superoctaeff 2 P. Goltfuss 1692<br />
08. Sifflet 1 Flajolet 2 [*] b/d P. Goltfuss 1692<br />
09. Larigot 1 1/2 Tiers 1 1/2 [**] b/d Gh. <strong>Potvlieghe</strong> 1986<br />
10. Sesquialter II Sesquialter b/d ca. 30% Goltfuss 1692/1986<br />
11. Mixtuer IV-III Mixture IV 82% Goltfuss 1692/1986<br />
12. Cymbal III Cymbale III ca. 25% Goltfuss 1692/1986<br />
13. Trompet 8 Trompet 8 diskant P. Goltfuss 1692<br />
bas Gh. <strong>Potvlieghe</strong> 1986<br />
Nachtegaal Nachtegael Gh. <strong>Potvlieghe</strong> 1986<br />
Tremulant Tremulant P. Goltfuss 1692<br />
Ventil<br />
Pedael een octaeff<br />
[*] hier wordt wellicht een 1 voetregister bedoeld<br />
[**] “opene quint dry voet” werd in het contract geschrapt en vervangen door<br />
“tiers anderhalven voet gesneden”<br />
b/d = bas/diskant<br />
Pe t e r Go l t f u s s, 1692, Octaeff 4’ | a°<br />
Diameter<br />
33,6 mm<br />
Labiumbreedte<br />
24,9 mm<br />
Verhouding labium-plaatbreedte 1/4,2<br />
Opsnede<br />
origineel<br />
Opsnedeverhouding 1/3,8<br />
Huidige voetopening<br />
4,5 mm<br />
Huidige winddruk<br />
80,1 mm WK<br />
Kernfase 60°<br />
Kernspleet<br />
0,53 mm<br />
Kerndikte<br />
2,3 mm<br />
Wanddikte<br />
0,70 mm<br />
Legering Pb 97,5 %<br />
Sn 2,22 %<br />
Traces de bouche<br />
enkel bovenlabium<br />
diepe inritsing<br />
Foto: Gérard <strong>Van</strong> <strong>Betlehem</strong><br />
159 o r g e l k u n s t • j a a rg a n g 30 • n u m m e r 4 • december 2007
Hoe situeert Goltfuss zich t.o.v. de orgelbouw<br />
in het hertogdom Brabant<br />
In de eerste helft van de 17de eeuw zijn figuren<br />
als Nicolaas II Le Royer –opvolger van Matthijs<br />
Langhedull als “hoforgelbouwer” in Brussel – en<br />
Peter de Lanoy, werkzaam te Antwerpen en<br />
Brussel. Het prestantpijpwerk van Nicolaas II<br />
Le Royer te Leerbeek 1648 is zeer eng gemensureerd<br />
én eng gelabiëerd in de basligging en loopt<br />
wijd uit in de diskant. Hier is geen overeenkomst<br />
te vinden met Peter Goltfuss. Mensuurgegevens<br />
van Peter de Lanoy zijn niet bekend.<br />
Waar komt de afwijkende mensurering van<br />
Peter Goltfuss vandaan? Volgde hij een traditie<br />
met een heel andere klankesthetiek? Om dit te<br />
onderzoeken dienen we misschien terug te gaan<br />
naar Floris II Hocque die in 1618-1622 een nieuw<br />
orgel bouwde voor ‘s Hertogenbosch, bijgestaan<br />
werd door Hans Goltfuss. Het nieuwe orgel van<br />
‘s Hertogenbosch werd een schitterend voorbeeld<br />
van renaissancistische en maniëristische<br />
orgelarchitectuur. Laten we terloops opmerken<br />
dat de eerste onderhandelingen voor de bouw<br />
van dit orgel werden gevoerd met Matthijs<br />
Langhedull die vanuit Madrid (Fillips II) over<br />
Parijs naar Brabant was terug gekeerd en in<br />
1608 te Brussel hoforganist en –orgelbouwer<br />
voor de groothertogen Albrecht en Isabella was<br />
geworden. Voor de bouw van een nieuw orgel in<br />
‘s Hertogenbosch bleek hij echter te duur.<br />
Men heeft lange tijd vermoed dat<br />
Hans Goltfuss (°1596 - †1658) uit Keulen of<br />
omgeving afkomstig zou zijn, recent onderzoek<br />
spreekt echter over de streek van Bamberg en<br />
Bayreuth. 10 Een samenwerking tussen Hocque<br />
en Goltfuss was er niet alleen in ‘s Hertogenbosch:<br />
zij tekenden samen contracten voor de<br />
bouw van nieuwe orgels in Rekem (1629) en<br />
Oirschot (1630). 11 In 1631 sterft Hocque. Het orgel<br />
van Den Bosch wordt pas in 1634 opgeleverd<br />
nadat Hans Goltfuss samen met “eenen knecht”<br />
er nog meer dan een jaar aan gewerkt hebben. 12<br />
Na de samenwerking met Floris II Hocque zien<br />
we hem zelfstandig werkzaam in Steenokkerzeel<br />
waar hij in 1630-’31 in het onderhoud voorzag<br />
en in 1635 een nieuw orgel bouwde. De orgelkast<br />
van Steenokkerzeel heeft wegvluchtende<br />
zijvelden en torens die stilistisch enigzins<br />
reminiceren aan het orgel van ‘s Hertogenbosch.<br />
<strong>Van</strong>uit de schaarse voorbeelden die ons resten<br />
mogen we de wegvluchtende zijvelden misschien<br />
wel duiden als een typisch renaissancistisch en<br />
maniëristisch stijlkenmerk. In 1637-’39 zien we<br />
Hans Goltfuss samen met Jan Bremser (°ca.1610<br />
- † 1669) aan het werk in Asse. W. Mertens sug-<br />
Foto: Luk Bastiaens<br />
Steenokkerzeel, St.-Rumolduskerk, Hans Goltfuss-orgel, 1630<br />
o r g e l k u n s t • j a a rg a n g 30 • n u m m e r 4 • december 2007 160
gereert in zijn studie over Bremser dat de samenwerking<br />
tussen Goltfuss en Bremser reeds kan<br />
dateren uit de periode van ‘s Hertogenbosch. 13<br />
Hans Goltfuss bouwde verder o.a. een belangrijk<br />
orgel voor de abdijkerk van Tongerlo (1640-’42)<br />
met zelfstandig pedaal, iets wat uitzonderlijk<br />
was voor de Zuidelijke Nederlanden en krijgt<br />
twee jaar later een gelijkaardige opdracht voor<br />
de St.-Laurenskerk (1642-1644) in Rotterdam.<br />
In 1636 huwt hij te Haacht met een dochter<br />
van de vooraanstaande familie Grietens. Ze<br />
kregen zeven kinderen 14 waarvan de oudste<br />
Peter Goltfuss (°1652 - †1697) is. Vader Goltfuss<br />
sterft als Peter zes jaar oud is. Jan Dekens 15 ,<br />
vermoedelijk meesterknecht in het atelier, huwt<br />
de weduwe en leidt Peter op in de orgelbouw.<br />
<strong>Van</strong> Jan Dekens is pijpwerk bewaard in het orgel<br />
van de Sint-Germanuskerk te Tienen (1671).<br />
Aan de ombouw van dit gotische orgel in 1671<br />
zal de 19-jarige Peter Goltfuss hoogstwaarschijnlijk<br />
meegewerkt hebben. De C-groot pijp<br />
van de Prestant 8’ heeft een mensuur die sterk<br />
overeen komt met deze van het Groot Begijnhof<br />
in Leuven. Mogelijk werd het atelier in Haacht<br />
verwoest door Franse troepen omstreeks 1675.<br />
De familie Goltfuss bleef te Haacht en waarschijnlijk<br />
trok Dekens naar Mechelen. Peter<br />
Goltfuss bouwde nieuwe orgels in Tervuren<br />
(1686), Leuven Groot Begijnhof (1692) en Diest<br />
St.-Elisabethgasthuis (1696).<br />
Uitermate interessant zou een studie zijn naar<br />
een mogelijke traditie of continuïteit die vertrekt<br />
bij Floris II Hocque, over Hans Goltfuss en Jan<br />
Dekens tot bij Peter Goltfuss.<br />
Bij mensuurvergelijking is het merkwaardig<br />
dat er geen overeenkomst te vinden is tussen<br />
Peter Goltfuss en Jan Bremser. Integendeel, daar<br />
waar de mensuren van Goltfuss eerder naar de<br />
wijde kant zijn, zien we bij Bremser een extreem<br />
enge maatgeving die gepaard gaat met een hoge<br />
opsnedeverhouding.<br />
Het orgel te Houtem anno 1710 vertoont<br />
kenmerken die nauw aansluiten bij de “Goltfussschool”.<br />
Niet alleen is de legering van het metaal<br />
quasi identiek aan dat van het Groot Begijnhoforgel,<br />
er is ook sterke gelijkenis te vinden op vlak<br />
van mensurering. Ook hier treffen we de karakteristiek<br />
aan van een quasi constante labiëringverhouding<br />
van bas naar diskant: een stijlkenmerk<br />
dat we misschien wel mogen omschrijven<br />
als typerend voor de Brabantse orgelbouw uit de<br />
late 17de en vroege 18de eeuw. 16<br />
Architecturale en bouwtechnische<br />
kenmerken<br />
In de periode 1550 tot 1650 zien we vaak kastfronten<br />
wegvluchtende velden, zoals ook Hans<br />
Goltfuss in Steenokkerzeel toepaste [zie p. 8].<br />
Het Peter Goltfuss-orgel in het Groot<br />
Begijnhof heeft een vlakke kast. Stijlwijzigingen<br />
laten zich ook voelen in de uitwerking van de<br />
ornamentiek: er is een duidelijke vereenvoudiging<br />
bij Peter Goltfuss. De rijke versiering in<br />
maniëristische stijl, die ook wel de Florissstijl of<br />
tweede Vlaamse Renaissance wordt genoemd,<br />
blijft nochtans gedurende de hele 17de eeuw in<br />
de Vlaanderen opgeld maken. Toch zijn hier<br />
geen panelen in basreliëf op de middenconsole<br />
en in friezen boven de torens te bekennen, zoals<br />
we die enkele decennia voorheen in kasten van<br />
B. Ledou in Watervliet 1643 en Lissewege 1652<br />
zo overdadig toegepast zien. Vlaanderen blijkt<br />
deze traditie langer gestand te doen met figuren<br />
als Jan <strong>Van</strong> Belle (Desselgem 1680, Kwaadieper<br />
1682-84) en Jacobus <strong>Van</strong> Eynde. Ook de deling<br />
van de middenvelden wordt door Peter Goltfuss<br />
verlaten, wat nochthans een typisch 17de-eeuws<br />
element is. De spitse vorm van de zijtorens past<br />
hij wel nog toe. De opstelling van het pijpwerk<br />
is piramidaal waardoor de zijtorens sierpijpen<br />
bevatten: een wat archaïsch principe dat vaker<br />
voorkomt bij orgels met een kort octaaf.<br />
De orgelkast ademt een beheerste ritmiek uit die<br />
echter minder plastisch aandoet dan dat men in<br />
de barok zou mogen verwachten. Met de versobering<br />
in de ornamentiek en het lijnenspel zien<br />
we misschien reeds het begin van een rococcostijl<br />
die zijn opwachting maakt of bespeuren we<br />
8. Het pijpwerk van Le Royer blijkt zeer<br />
eng in de bas te zijn gemensureerd.<br />
Het pijpwerk van Jan <strong>Van</strong> Belle<br />
(West Cappel, 1683) is reeds wijder<br />
in de bas maar blijft gemiddeld een<br />
halve toon enger als P. Goltfuss. De<br />
prestantmensuren van Jacobus van<br />
Eynde (Stalhille, 1715) zijn duidelijk<br />
wijder gemensureerd en vergelijkbaar<br />
met het Goltfuss-materiaal.<br />
De labiëring echter volgt de typisch<br />
“Vlaamse” tendens met een verbreding<br />
naar de diskant toe. We baseren<br />
ons op het schaarse opmetingsmateriaal<br />
waarover we op dit ogenblik<br />
beschikken, zeker als we het hebben<br />
over achtvoetsregisters, waardoor<br />
het omschrijven van algemene tendenzen<br />
met een zeker voorbehoud<br />
dienen te worden geïnterpreteerd.<br />
9. Beiden gebruikten ook witte krijtlijm.<br />
10. MERTENS, W. Jan en Blasius Bremser<br />
(ca.1610-1679) “Oirgelmaecker woonende<br />
binnen Mechelen. In:<br />
Orgelkunst, jg.XXIV n°3, 2001,<br />
pp.130-162.<br />
11. mededeling Patrick Roose, 2007.<br />
12. zie voetnoot 10<br />
13. zie voetnoot 10, p.136: “een zekere<br />
Duitser Bremser, die meewerkte aan<br />
het orgel van ‘s Hertogenbosch”<br />
14. op zes jaar zeven kinderen terwijl hij<br />
56 tot 62 jaar oud is?<br />
p r e s t a n t p i j p e n<br />
Pe t e r Go l t f u s s, 1692<br />
Kenmerk voor het Peter Goltfuss-pijpwerk<br />
is het restje metaal dat naast de<br />
“traces de bouche” is blijven staan.<br />
Bij een aantal pijpen met erg lage<br />
opsnede zien we een aangescherpt<br />
bovenlabium, vermoedelijk origineel.<br />
Toch komen ook niet aangescherpte<br />
bovenlabia voor bij laag opgesneden<br />
pijpwerk. Waarschijnlijk werden beiden<br />
intonatietechnieken door elkaar<br />
gebruikt.<br />
Foto: Gérard <strong>Van</strong> <strong>Betlehem</strong><br />
161 o r g e l k u n s t • j a a rg a n g 30 • n u m m e r 4 • december 2007
15. GERITS (o.praem.), T.J. Orgelbouwer<br />
Jan Dekens van Haacht (17 de eeuw).<br />
Een bijdrage tot zijn leven en werk. In:<br />
De Prestant, jg. XIII n°1, 1964, pp.1-5.<br />
16. MERTENS, W. en POTVLIEGHE, J. Het<br />
gerestaureerde historische Davit-orgel<br />
van 1740/1742 te Houtem. In: Orgelkunst,<br />
jg. XXX nr. 2, pp. 70-76.<br />
hier nog invloeden van de Franse Art Classique?<br />
Bouwtechnisch gezien is dit Goltfuss-orgel<br />
zowat het hoogste niveau van ambachtelijk<br />
kunnen. De zware, bijna vierkante, massief eiken<br />
hoekstijlen (117 x 92 mm) van de onderkast<br />
schragen een middenconsole waarin draagbalken<br />
zijn voorzien voor de windlade. Deze draagbalken<br />
voorzien van zwaluwstaarten verbinden<br />
voor- en achterzijde van de kast, en consolideren<br />
de gehele kaststructuur. Deze opbouw in drie<br />
geleding –kastvoet, middenconsole, bovenkastis<br />
een werkwijze die we vaker in de 17de-eeuwse<br />
orgelbouw aantreffen. Het uitvoeringsniveau<br />
en de kwaliteit van de materialen is van een<br />
uitmuntend niveau.<br />
Belang van dit orgel<br />
Het belang van dit orgel zit niet alleen in de<br />
kwaliteit en degelijkheid waarmee alles gemaakt<br />
is; hier wordt ook getuigd van een goed gevoel<br />
voor esthetiek, smaak en proporties waardoor<br />
dit orgel een uniek instrument is met hoge<br />
historische waarde. Wij beschikken in de Lage<br />
Landen over weinig 17de-eeuwse orgels die<br />
zo compleet en ongeschonden bewaard zijn<br />
gebleven.<br />
bouwtechnische kenmerken prestanten Goltfuss<br />
benaming<br />
kenmerken<br />
mensuren (nieuwe opmetingsgegevens 2005) 0 labiumbreedte<br />
C Prestant 8 P. Goltfuss, 1692 143,0 107,0<br />
C Octaeff 4 P. Goltfuss, 1692 83,8 67,1<br />
c° Octaeff 4 P. Goltfuss, 1692 48,5 38,3<br />
c 1 Octaeff 4 P. Goltfuss, 1692 29,1 21,3<br />
c 2 Octaeff 4 P. Goltfuss, 1692 16,8 12,1<br />
c 3 Octaeff 4 P. Goltfuss, 1692 11,2 8,1<br />
c 3 Superoctaeff 2 P. Goltfuss, 1692 7,5 5,6<br />
intonatie-inrichting<br />
1. labiumbreedte verhouding bas-diskant 1/3,9de tot 1/4,4de<br />
2. opsnede verhouding bas-diskant 1/4de tot 1/3de<br />
aanscherping<br />
sporadisch<br />
3. uitsnijding zijden sporen, kenmerken metaalrest naast ritsen<br />
labium<br />
1. traces de bouches bovenlabium ja<br />
onderlabium<br />
neen<br />
2. kenmerken diepte inritsing duidelijke ritsen<br />
labiumovergang zijkanten<br />
duidelijke hoek<br />
labiumvorm bovenaan<br />
vlak, ingewreven<br />
3. baarden op groot pijpwerk<br />
kern<br />
1. kernfase fasehoek 60°<br />
2. behandeling snijvlak rechte fase —<br />
3. prikken prikken uit latere periode<br />
metaal<br />
1. bewerking gegoten op doek<br />
gehamerd<br />
geschaafd<br />
2. wand-/kerndikte 8 voet 1,2 5,0<br />
4 voet 0,8 4,5<br />
2 voet 0,7 3,0<br />
1 voet 0,6 2,0<br />
1/2 voet 0,4 1,3<br />
1/4 voet 0,4 0,8<br />
o r g e l k u n s t • j a a rg a n g 30 • n u m m e r 4 • december 2007 162
Pe t e r Go l t f u s s, Ho l p e y p e 8’<br />
De kern en voetplaat hebben een “kopse” houtstruktuur, vermoedelijk<br />
uit éénzelfde blok gekapt.<br />
De voet is gemaakt van lood. Tussen voorslag en pijp werd bij de<br />
restauratie een laag dik papier<br />
aangebracht zodat deze demonteerbaar blijft.<br />
Foto: <strong>Joris</strong> <strong>Potvlieghe</strong><br />
<strong>Joris</strong> <strong>Potvlieghe</strong> (°1967)<br />
technische fiche Goltfuss-orgel<br />
historiek<br />
gegevens<br />
1. auteur Peter Goltfuss<br />
2. bouwjaar 1692<br />
3. verbouwing Pierre Adam <strong>Van</strong> Dinter<br />
4. jaar 1857<br />
5. restauratie <strong>Potvlieghe</strong>-De Maeyer<br />
6. jaar 1986<br />
windlade<br />
1. auteur Peter Goltfuss<br />
2. bouwjaar 1692<br />
3. buitenafmeting breedte 194 cm<br />
diepte<br />
81,5 cm<br />
4. cancelbreedte C 21 mm<br />
5. klep totale lengte 210 mm<br />
aanknoping pulpeet<br />
51 mm<br />
drukpunt veer<br />
70 mm<br />
6. windkanaal buitenmaat 155 x 157 mm<br />
pijpwerk<br />
1. auteur Peter Goltfuss<br />
2. bouwjaar 1692<br />
3. legering metaal lood (Pb) 97,5%<br />
tin (Sn) 2,22%<br />
4. kernfase 60%<br />
klavier<br />
1. auteur <strong>Potvlieghe</strong>-De Maeyer<br />
2. bouwjaar 1986<br />
3. manuaalomvang CDEFGA-c 3<br />
4. toetsbeleg ondertoetsen beenbeleg 3 mm<br />
boventoetsen<br />
ebbenhout<br />
bouwde zijn eerste clavichord<br />
op 17-jarige leeftijd en<br />
vervaaardigde sindsdien meer<br />
dan 35 grote clavichorden voor<br />
universiteiten, conservatoria<br />
en gerenomeerde klavierspecialisten.<br />
Meer dan 20 Cd’sopnamen<br />
werden met deze<br />
instrumenten gerealiseerd. Als<br />
orgelbouwer restaureerde hij<br />
orgels van Le Royer (1662), Lovaert<br />
(1841), <strong>Van</strong> Belle (1680),<br />
Anon./Davidt (1710), Cappuyns<br />
(1842) en bouwde een nieuw<br />
orgel voor de abdijkerk van<br />
Grimbergen (1999).<br />
163 o r g e l k u n s t • j a a rg a n g 30 • n u m m e r 4 • december 2007