Dark
Light

‘Alles blaakt daar van liefde voor het vorstenhuis’

Joden en het huis van Oranje
Auteur:
5 minuten leestijd
Interieur van de Portugees-Israëlietische Synagoge in Amsterdam
Interieur van de Portugees-Israëlietische Synagoge in Amsterdam (CC BY-SA 3.0 - Massimo Catarinella - wiki)

Hoe verhielden de Joodse immigranten die rond 1600 naar de Republiek kwamen zich tot hun nieuwe overheden en de stadhouders? Natuurlijk voelden de nieuwkomers, eerst Sefardische Joden uit Portugal en Spanje en iets later Asjkenazische Joden uit Oost- en Midden-Europa, zich afhankelijk en kwetsbaar. Om die reden toonden zij op een demonstratieve manier hun loyaliteit aan het gezag. Andersom maakten vorstenhuizen graag gebruik van Joodse leveranciers van luxegoederen of als geldschieters voor het voeren van oorlog. Tussen de Joodse bovenlaag in de samenleving en de machthebbers ontstond zo een voor wat hoort wat relatie – bescherming in ruil voor loyaliteit en exclusieve diensten.

Interieur van de Portugees-Israëlitische Synagoge (Snoga) in Amsterdam. Schilderij van Emanuel de Witte, circa 1680, collectie Rijksmuseum, Amsterdam.
Interieur van de Portugees-Israëlitische Synagoge (Snoga) in Amsterdam. Schilderij van Emanuel de Witte, circa 1680, collectie Rijksmuseum, Amsterdam.
Die afhankelijkheid, aldus de schrijvers van het hier te bespreken boek over vierhonderd jaar relaties tussen de joden in Nederland en het huis van Oranje, kwam misschien het best tot uitdrukking in de voorbede voor de heersende machten zoals die eeuwenlang in de synagogen klonk, het Hanoteen tesjoe’a. Dit gebed dook voor het eerst op in het Spanje van de veertiende of vijftiende eeuw toen militante en onverdraagzame christenen tijdens de Reconquista de Joodse minderheid het vuur na aan de schenen legde. Na de verdrijving van de Joden uit Spanje verspreidde het Hanoteen zich naar het Ottomaanse Rijk, Venetië en Amsterdam. Het gebed smeekte de zegen van God af voor de heerser opdat deze op zijn beurt medelijden zou hebben met het Joodse volk.

De bede werd in de Republiek wel aangepast: lokale burgemeesters, gewestelijke staten, de Staten-Generaal plus de stadhouder kregen aandacht, wat met al die bestuurders op een gebed zonder eind kon uitlopen. Onder Napoleon kwam er een nieuwe tekst. Joden waren nu gelijkgerechtigd en hoefden niet langer medelijden af te smeken. Na het vertrek van de Fransen viel de Joodse gemeenschap terug op de oude bede. Aangezien koning Willem I nu de soevereiniteit van het Koninkrijk belichaamde, richtte het gebed zich voortaan op het Oranjehuis.

Joodse samenkomst naar aanleiding van de inhuldiging van koning Willem-Alexander in 2013

Loyaliteitsverklaringen

Voor die loyaliteitsverklaringen aan de overheid c.q. koningshuis was ook een symbolische reden: alleen via de Oranjes, “konden Nederlandse joden erbij horen, niet alleen via de letter van de grondwet maar in de praktijk van de gezamenlijke volksfeesten”, schrijft historicus Bart Wallet in zijn inleiding. Christelijke feestdagen vierden Joden immers niet. In Joodse kring nam de tevredenheid over de relatie met de Oranjes een bijna mythische vorm aan. Volgens de vooraanstaande Joodse publicist Tobias Tal kon je er vergif op innemen:

“als de oranjes … regeren, dan gaat het goed met de Joodse gemeenschap, terwijl hun afwezigheid gepaard gaat met onveiligheid, angst en anti-Joodse maatregelen.”

In zijn boek uit 1898, ‘Lentebloesems’, dat zich ontwikkelde tot veelgelezen standaardwerk, gaf Tal af op de stadhouderloze periodes en de patriotten. Willem van Oranje streed in zijn optiek al voor godsdienstvrijheid. De Oranjes waarborgden vrijheden en rechten. Vanaf 1814 zou onder Willem I de gelijkberechtiging van joden tot wasdom zijn gekomen.

Middenweg

De Nederlandse opperrabbijn Tobias Tal (Publiek Domein - Joods Historisch Museum - wiki)
De Nederlandse opperrabbijn Tobias Tal (Publiek Domein – Joods Historisch Museum – wiki)
Tobias Tal streefde naar een gematigde orthodoxie die de Joodse traditie moest verbinden met de burgerlijke Nederlandse cultuur. In zijn tijd was dat Jodendom al een heel eind gevorderd op die weg. Het Jiddisch werd afgezworen, het Nederlands omarmd. Nederlandse joden gingen lijken op hun gastheren, ze kozen voor ‘gematigdheid en de middenweg’. Alleen in dit land, aldus Tal, was het gelukt om orthodoxe en liberale Joden te verenigen, daarom mochten rabbijnen niet uit het buitenland komen. Het Nederlandse Jodendom was in zijn eenheid uniek.

Joden telden zo hun zegeningen en vierden de jubilea van het koningshuis daarom eensgezind, de opwinding bij een bezoek van het Koninklijk Huis was altijd groot. De Tilburgse Courant zou bij gelegenheid van zo’n hoog bezoek aan de Amsterdamse Jodenbuurt in 1901 schrijven : “alles blaakt daar van liefde voor het vorstenhuis”. In 1937 zouden twaalfhonderd joodse jongeren ter gelegenheid van het huwelijk van kroonprinses Juliana en Bernhard de koninklijke familie onthalen op een zanghulde:

“Maar boven feest- en klokkenklanken;
Bidt elk geluid op blij bevel;
God spaar prins Bernhard en Juliana,
voor ons Oranje en Israël (…)

Zoo zeker onze stemmen stijgen,
gedragen door de lentewind,
zoo zeker zal de band versterken,
die Israël aan Oranje bindt.”

Voor de tevredenheid van Tal c.s. was in de negentiende eeuw wel enige grond. In vergelijking met de Duitse Joden, aldus de auteurs, hadden de Nederlandse Joden het niet slecht. Zij konden monumentalere synagogen bouwen, kregen vaker en eerder toestemming huizen te bouwen in de steden, Duitse vorsten hielden veel meer afstand. Wel kwamen er in de negentiende eeuw wat barstjes in het eensgezinde enthousiasme. Joodse socialisten verweten de Oranjes dat ze de klassenvijand waren. Toch bleef de loyaliteit aan het Oranjehuis groot, tot diep in de jaren dertig en zelfs tot na de oorlog.

De voorbede bleef, zelfs toen gebleken was dat de verzekeringspolis, in de vorm van de band met het huis Oranje, in de vroege jaren veertig niets te betekenen had. Er klonken na 1945 wel vragen uit Joodse kring over de vlucht van het koningshuis naar Londen tijdens de meidagen van 1940. Hadden de Oranjes wel genoeg gedaan tegen de vervolging? Er was kritiek op de clementie die koningin Juliana toonde voor Duitse oorlogsmisdadigers en later op het huwelijk tussen prinses Beatrix en voormalig weermacht-soldaat Claus von Amsberg. Na hun huwelijk zou dit paar door bezoeken aan Israël veel moeite steken in een verbetering van de band.

Visueel

Joden en het Huis van Oranje
Joden en het Huis van Oranje
Behalve dit historisch overzicht biedt dit fraaie boek met meer dan driehonderd illustraties een rijk visueel overzicht van die trouwe aanhankelijkheid aan de Oranjes. Het bevat prachtige portretten van rijke Sefardische Joden, zoals bijvoorbeeld Francisco Lopez Suasso, in 1689 financier van de invasie in Engeland door Willem III. Schilderijen, drukwerk, spotprenten, medailles, huisraad en allerlei andere vormen van materiele cultuur “getuigen van de eeuwenoude band tussen de joodse gemeenschap en het huis van Oranje”, aldus de auteurs. Een twintigtal korte terzijdes, hier inkijkjes genoemd, gaat wat dieper op details in, zoals ‘een cadeau voor Frederik Hendrik’, een ‘Haags-Joodse liedjeszanger aan het hof’, ‘het keppeltje van Claus’, ‘Jacques Sequeira, een Oranjegezinde kunstenaar’. Al met al is dit een boek dat zeker zijn weg zal vinden naar de geïnteresseerde lezer.

En hoe staat het tegenwoordig met die band? Misschien is dit boek daarvan wel de uitdrukking. Immers, ‘Joden en het huis Oranje’ was onderdeel van een tentoonstelling in het Joods Historisch Museum in Amsterdam die plaatsvond vanwege de viering van het vijfjarig koningschap van Koning Willem Alexander.

Boek: Joden en het Huis van Oranje – Vier eeuwen geschiedenis, kunst en cultuur

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

Bladervideo:

×