Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

Economie

De Arnhemmer ís Primark

Lelijke kleding uit ontwikkelingslanden voor weinig geld, dat is het concept van Primark. Ik vond het niet vreemd dat de Ierse modeketen juist Arnhem had uitgekozen om daar het voorlopig grootste filiaal van Nederland – 5.600 vierkante meter – te vestigen. Ik kom daar vandaan – uit Arnhem, niet uit Ierland – en weet hoe ze daar in elkaar zitten. Voor een paar euro minder gaan de principes opzij en kun je dranghekken voor de deur zetten. Die stonden er dan ook toen het filiaal drie weken geleden opende, samen met de burgemeester en de fanfare. Ze, het volk, bestormden de winkel brullend van opwinding, binnen werden ze juichend ontvangen door 88 ex-structureel werkloze Arnhemmers die dankzij gemeentelijke subsidies bij Primark een baan hadden gevonden.

Dat soort taferelen speelde zich in meer provinciesteden af waar Primark kwam, zag en overwon, maar nergens was het Primark-effect zo groot als in mijn geboortestad.

Of eigenlijk is er geen effect, het is slechts een bevestiging van wat ik al wist: de Arnhemmer is Primark.

Eerst keihard jammeren om het vertrek van de Bijenkorf: „Nou gaat de stad naar de kloten. Alle kleine winkeliers gaan kapot, eg waar.”

Daarna dezelfde kleine winkeliers als argument gebruiken om juist bij de Primark te gaan winkelen.

„Laat ze lekker naar de kloten gaan! Motten ze zelf maar goedkoper worden.”

Ik bezocht gisteren het centrum en constateerde dat het er drukker was dan voorheen. Iedereen liep er met zo’n papieren Primark-tas vol Primark-kleren te mopperen op de andere winkels die zo verschrikkelijk duur zijn.

„Wij zijn hier jarenlang op een verschrikkelijke manier opgelicht.”

De Primark was de nieuwe beste vriend, de toffe jongen in de kroeg die elke keer een rondje gaf. En van nieuwe beste vrienden bleef je met tengels af.

De posterplakkers van Loesje – ook uit Arnhem – hadden teksten in de stad gehangen: ‘Bericht: de medewerkers van Primark hebben een donatiepotje voor de textielarbeiders naast de kassa gezet.’

De Arnhemmer haalde de schouders op.

„Doen ze slim bij de Primark, ruime winstmarge”, zei een moeder die met haar dochter voor twintig euro twee tassen had laten vullen.

Ook gehoord: „Ikea buit toch ook chauffeurs uit, of niet dan?”

En: „Primark haalt een heel pak werklozen van de straat.”

Die werklozen kwamen natuurlijk weer terug als de kleine winkels waren verdwenen, maar die konden dan dankzij de Primark nog wel goedkoop kleren kopen. Wat dat betreft waren ze er in Arnhem inderdaad op vooruitgegaan.