Opinie

Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Politiek

De PVV’er is rationeler dan wij denken

Is de PVV-stemmer een ‘achterblijver’? Of heeft de overheid anderen (migranten en vluchtelingen) laten voordringen? vindt dat de weldenkenden hun eigen gekleurde wereldbeeld onder de loep moeten nemen.

Geert Wilders op campagne op de markt in Spijkernisse. Foto Merlin Daleman

Kan ik mij verplaatsen in wat ik nooit zou doen: me radicaal tegen de gevestigde orde keren? Kan ik mij voorstellen dat het begrijpelijk, rationeel, zelfs productief zou kunnen zijn om op een populist te stemmen?

Zo’n inlevingspoging is in het geval van de PVV-sympathisant zo eenvoudig nog niet. Hoe kan iemand niet afknappen op zo’n verongelijkte debatvervuiler als Geert Wilders? Daarmee was ik bij het eerste vooroordeel: dat Wilders-stemmers zich vooral door hun onderbuik laten leiden.

Vorige week liet Nieuwsuur Greetje en Johanaan het woord. Greetje zegt: „Die Trump is een verschrikkelijke man. Als ik hem zie word ik zenuwachtig. (…) Wilders die heeft daar wel wat van. Maar Amerika, dat land staat nu op zijn kop hè. Iedereen vreest hem.” De interviewer vat samen: „Hij heeft de boel goed wakker geschud…” Waarop Greetje uitroept: „Die kans moet Wilders ook hebben. En die krijgt hij van mij.” Greetjes bereidheid om over haar walging heen te stappen, getuigt van meer volwassenheid, meer rationaliteit, meer zin voor democratie dan je puur en ongereflecteerd laten leiden door weerzin tegen Trump of Wilders. De weerzin van weldenkende burgers zoals ik bevat meer ‘onderbuikgevoel’ dan de strategische keuze van Greetje.

Lees ook Geen grap: de PVV heeft écht maar één lid, over hoe Duitsland verbijsterd is over dat de PVV niet democratisch georganiseerd is en toch mee mag doen aan de verkiezingen.

De suggestie dat PVV’ers achtergebleven zijn

De uitzending bracht een tweede vooroordeel aan het licht. Een deskundige, Kim Putters, de directeur van het Sociaal Cultureel Planbureau, signaleert „een grote tegenstelling tussen een groep mensen die heel optimistisch en positief naar de wereld kijkt. Maar daartegenover ook een groep mensen die achterblijft, in werk, gezondheid en inkomen en een stuk negatiever is over het nu en de toekomst”. In nog geen minuut heeft Putters het drie keer over ‘achterblijvers’ – de suggestie is dat de PVV-achterban bestaat uit mensen die „in werk, gezondheid en inkomen” achtergebleven zijn.

Het is wat in de geschiedwetenschap altijd de eerste, en niet zelden ook de uiteindelijke verklaring is: als mensen in opstand komen, dan is dat omdat ze het slecht hebben. Dat blijkt echter vaak helemaal niet het geval. Het bijzondere van de situatie waarin we verzeild zijn geraakt, is dat het veel Trump- en Wilders-aanhangers persoonlijk best goed gaat: mensen als Greetje en Johan gaan namelijk drie keer per jaar op vakantie, zijn actief in het verenigingsleven en komen in hun biotoop nauwelijks Marokkanen tegen. Maar ze stemmen wel PVV.

Het is een interessante metafoor: achterblijver. Behalve de betekenis waarin de SCP-directeur hem gebruikt – die van sociaal-economische ellende – heeft hij nog twee veelzeggende implicaties. In haar boek Strangers in their own land beschrijft Arlie Russell Hochschild de deep story van Tea Party-aanhangers. Vrij Nederland schetst haar benadering als volgt (door mij licht bewerkt): „Je staat in een rij. De rij is tot stilstand gekomen. Maar je blijft geduldig, ja hoopvol wachten. Voor je zie je andere blanken, vooral mannen, wat ouder, veelal christenen. Sommigen hebben een goede opleiding gehad, anderen niet. Ze hebben allemaal altijd hard gewerkt, net als jij. Dan zie je opeens mensen die voordringen. Het zijn zwarten die dankzij programma’s voor positieve discriminatie voorrang krijgen bij huisvesting of onderwijs. Het zijn vrouwen die ineens baantjes toebedeeld krijgen die voorheen altijd naar mannen gingen. Het zijn immigranten en vluchtelingen, mensen die helemaal niet in de VS zijn geboren, maar die ook al een speciale behandeling krijgen. Er wordt om begrip gevraagd. Ach, je ziet jezelf als een goed mens met een goed hart, dus enig begrip voel je wel. Maar toch klopt er iets niet. En dan merk je dat de overheid zich vooral bekommert om de mensen die voordringen, dat voordringen zelfs faciliteert. En je ziet de president, Barack Obama. Hij zwaait vrolijk naar al die mensen die zijn voorgedrongen. En ineens besef je: verrek, dát is de vent die al die anderen laat voorgaan! Trouwens, is hij zelf niet ook voorgedrongen? Hoe kon die Obama eigenlijk op Harvard studeren, als zoon van een alleenstaande moeder? En wacht eens even: de rij staat helemaal niet stil, we worden terúggedrongen! Dit is niet langer jouw president. Dit is niet de overheid die jouw steun verdient.”

Lees ook: Het ancien régime zag de revolutie ook niet aankomen

Dit laat precies zien waar de schoen wringt. Niet alleen in Louisiana, ook in Nederland. Want voordringen, of de perceptie ervan, raakt de achilleshiel van een samenleving die op een meritocratische leest is geschoeid. Volgens die ideologie is de plaats die je je in de maatschappij weet te verwerven hoe dan ook je eigen verdienste. Of, als je ‘het niet gemaakt hebt’ (zoals dat zo treffend heet) is dat je eigen schuld. Als anderen voordringen en je je tegelijkertijd niet wilt of kunt losmaken van een meritocratische ideologie, rest slechts machteloze woede. Dan kom je in opstand als er om je heen positief gediscrimineerd wordt of als er speciale urgentielijsten voor goedkope huurwoningen blijken te bestaan.

Het beeld van de voordringende minderheidsgroepen maakt inzichtelijk wat de essentie van populisme is – althans wat de essentie is van het sentiment waar populisten aan appelleren. Gedefinieerd als: populisme doet zich voor als degenen die de maatschappelijke spelregels in acht nemen het gevoel krijgen het nakijken te hebben. Die spelregels zijn in essentie meritocratisch: het stilzwijgende contract tussen overheid en samenleving houdt in dat zowel de overheid als de bevolking het spel ‘meritocratie’ spelen.

Populisme is een respons op een overheid die toestaat, ja toejuicht, dat anderen (en zijzelf) de regels overtreden maar jou aan je contract houdt. Populisme gaat meer om je gepasseerd of achtergesteld voelen dan om armoede, werkloosheid of een al dan niet massale immigratie.

Luister ook: deze aflevering van NRC’s podcastserie over de meest spraakmakende lijsttrekkers van het Binnenhof. Aflevering 2: Geert Wilders

De hypocrisie van de meritocratie

Het is nogal ironisch, en tekenend voor de situatie waarin we ons bevinden, dat Wilders dit zelf maar gedeeltelijk begrijpt. De leus ‘Ik zal Nederland teruggeven aan de Nederlanders’ heeft bij hem de vulgaire en oppervlakkige betekenis van ‘minder, minder Marokkanen’, terwijl die leus veel wervender zou zijn als hij zou betekenen: ‘Jongens, laten we afspreken dat niet alleen wij, maar ook de overheid en de andere inwoners van Nederland zich voortaan houden aan de meritocratische spelregels die we zijn overeengekomen’.

Een cultuur waarin voordringen tot beleidsinstrument wordt gemaakt, leidt niet alleen tot ressentiment, maar toont ook de hypocrisie aan van die meritocratische ideologie. En omdat die ideologie sinds Clinton, Blair en Kok in de westerse wereld een overheidsideologie is, etaleert hij ook de fundamentele onbetrouwbaarheid van de overheid.

De metafoor van ‘achterblijver’ is om nog een andere reden onthullend. Hij veronderstelt dat de maatschappij een autonoom, monolithisch en slechts marginaal beïnvloedbaar proces is, dat de geschiedenis onvermurwbaar en onontkoombaar één bepaalde richting uitgaat. Die gedachte is een van de minder zichtbare bestanddelen van de neoliberale maatschappijvisie. Mensen als Clinton, Blair en Kok schijnen zelf werkelijk geloofd te hebben dat er niet echt iets te kiezen viel. Bill Clinton vatte die radicale depolitiseringsideologie in twee zinnen samen: „Change is upon us. We can do nothing about that.”

Dat liberalen en sociaal-democraten deze visie omarmden en vriendjes werden met verandering, werd niet alleen makkelijk gemaakt door het feit dat zij ervan uit meenden te kunnen gaan dat zij aan de goede kant van de geschiedenis stonden, maar ook, ja vooral, door hun geloof dat zij electoraal en cultureel de wind vol in de rug hadden. Het is nu, na de zege van Trump en de teloorgang van de sociaal-democratie in Europa, bijna niet meer voor te stellen, maar liberalen en sociaal-democraten geloofden tot voor kort dat demografische en culturele ontwikkelingen hen in de kaart speelden – ze hoefden alleen maar te wachten totdat jongeren, minderheden en de wat welgesteldere blanke middenklasse ‘oud rechts’ overvleugeld hadden.

De in- en uitsluitingsmechanismen van de weldenkenden

Ik wil nog even terug naar de directeur van het SCP – want die is, in betoog, voorkomen en dictie, een mooi voorbeeld van ‘weldenkendheid’, een beter voorbeeld nog dan ikzelf. Het begrip ‘weldenkendheid’ legt de vinger op een hyperactueel probleem. De vanzelfsprekendheden waarmee weldenkenden naar de wereld, zichzelf en de samenleving kijken zijn niet neutraal: ze fungeren, zoals sociale wetenschappers dat uitdrukken, als in- en uitsluitingsmechanismen. Degenen die het zijn, weldenkend, plukken daar op allerlei manieren de vruchten van, terwijl degenen die het niet zijn nooit helemaal snappen waarom ze zo vaak achter het net vissen. Daarmee raakt ‘weldenkendheid’ aan het fenomeen meritocratie. Weldenkenden schrijven hun positie, hun prestaties en het gemak waarmee zij door het leven rollen routineus toe aan hun talenten en hun inspanningen – niet aan het feit dat zij toevallig, of niet toevallig, tot de weldenkenden behoren.

Als Trump dat bedoelt met zijn tirade dat the system rigged is, dan zit daar best wat in. Weldenkendheid heeft nog een ander kenmerk: het leidt tot resistentie tegen verandering. Weldenkenden zijn geneigd om de pogingen van anderen om echt iets aan hun biotoop te veranderen (pogingen die per definitie onweldenkend zijn) te marginaliseren. Denk Pim Fortuyn.

Het brengt me, tot slot, bij wat ons nu, met de verkiezingen voor de deur, te doen staat. Je hoort nogal eens dat wij (weldenkenden) beter moeten luisteren naar wat onder het PVV-electoraat leeft. Ik denk dat het een beter idee is om te proberen tot onze eigen weldenkendheid door te dringen. Het fenomeen waar we nu getuige van zijn, ja waar we middenin zitten, biedt daartoe een unieke mogelijkheid.

Populistische kretologie niet letterlijk maar wel serieus nemen, verschaft ons een beter zicht op onze weldenkendheid en stelt ons in staat op te houden met paniekerig te reageren, onszelf te transformeren tot een geloofwaardig alternatief en met een werkelijk volwassen politiek voor de dag te komen.

Misschien hoeft het dan niet, op een populistische partij stemmen.