Opinie

Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Dit is een ode aan de krokus

schrijft elke vrijdag over de taal van deze week. Vandaag: de krokus.

Je zou het niet zeggen als je hem zo ziet staan in zijn fladderige jasje met die gekke wimpers en dat malle bolletje op dat veel te lange steeltje, maar de krokus is de held onder de bloemen. Altijd als ik hem weer zie, schiet ik vol. Want hij is de boodschapper van de lente, het soldaatje dat zich de grond uitvecht om ons het voorjaar te brengen. De sneeuwklok is er natuurlijk ook, maar die komt altijd veel te vroeg. De krokus is precies op tijd. Ze zeggen weinig, die krokussen, maar als je goed luistert kan je het horen: ‘nog even en de terrassen zitten weer vol’. De krokus is als een scheidsrechter die fluit dat de wedstrijd is begonnen.

Ik neem elk jaar mijn petje weer af voor de krokus. Maanden in de kille grond gestaan zonder dat er ook maar iemand naar omkeek. En dan als de mensen er bijna niet meer in geloven, sjeest hij BAM de grond uit met zijn vriendjes. En dan die blaadjes open en knallen maar, op het slagveld van de winter.

Want ze komen dus niet in een gespreid bedje hè, die krokussen, zoals de roos, de jonge eendjes, de braam, de bosbes of de kastanje. Die komen pas als het al lekker warm is, ik verwijt ze niks hoor, maar de krokus moet ervoor vechten. Elke millimeter moet hij heroveren op de ijzige kou.

Krokus: de souvlaki onder de bloemennamen

Wat ik dan ook heel raar vind aan de krokus, is dat we amper werk gemaakt hebben van zijn naam. Want krokus, kom op zeg, wat is dat voor woord.

Ja, het komt uit het Grieks, krokos en uit het Latijn, crocus met een c. Wat is dat voor armoede. Alsof alle leuke Nederlandse bloemennamen op waren na de vingerplant, het klavertje, het vergeet-me-nietje, de zonnebloem, het madeliefje en het pispotje.

En die Grieken en Romeinen hebben het er ook bij laten zitten, hoor. Wel enorm hun best lopen doen op woorden als aquaduct, piramide, basis en curriculum vitae, maar toen de boodschapper van de lente moest worden benoemd, werd het crocus. Krokus: de souvlaki onder de bloemennamen.

Maar zelfs als je de krokus vernederlandst klinkt het naar niks. Zeker, als een kus, maar dan van de KRO ofzo – laat maar. Had hem dan Rokus genoemd, dat is nog eens een Hollandse, kloeke, onversaagde naam.

Krokus klinkt ook een beetje als een vieze innovatieve snackbarhap, als een kruising tussen een kroket en een octopus ofzo. En dan zijn er nog hele volksstammen die de krokus afkorten tot krook. Dan denk je toch meteen aan Nixon, die crook. Had dan het meervoud van krokus genomen, croky. Maar ja, zo heet die chips al.

Natuurlijk had het nog veel erger gekund. De krokus had ook boerenwormkruid kunnen heten of lisdodde of rododendron. En toch zou ik zeggen: laten we hem een nieuwe naam geven die hem recht doet.

De naam van een wegbereider bijvoorbeeld, zoals de Marianne, de Obama, het Cruijffje of de Aletta. Of laten we hem naar andere leuke mensen vernoemen. Het Jinekje, het Eberhartje of het Pottertje.

Maar wat het ook wordt, laten we moeite doen. Hij zal er zelf nooit om vragen, maar deze jongen verdient het. Kom op.

Even de focus op de krokus.

Taaltips? Dat kan op Twitter via @Japked