Direct naar artikelinhoud

De vlinder was er eerder dan de bloem en dronk dinotranen

De eerste vlinders fladderden niet van bloem tot bloem - ze likten aan blaadjes en bloedende bomen of nipten soms van het traanvocht van een dinosaurus. Dat sprookjesachtige beeld dringt zich op, nu Utrechtse onderzoekers de oudste fossiele vlinderresten tot dusver hebben gevonden: 70 miljoen jaar ouder dan de tot dusver vroegst bekende exemplaren, en afkomstig uit een tijdvak waarin er waarschijnlijk nog geen bloemen waren.

Microscoopopname van de schubjes van een hedendaagse mot.Beeld Hossein Rajaei

Bas van de Schootbrugge en zijn student Timo van Eldijk vonden de vlindersporen terug in ongeveer 200 miljoen jaar oude restjes zeebodem, die Van de Schootbrugge jaren geleden opboorde in Noord-Duitsland, nabij Braunschweig. In de bodemmonsters zitten rare, microscopische schilfertjes die de wetenschappers aanvankelijk niet konden thuisbrengen. Schubjes van motten- en vlindervleugeltjes, noteren de wetenschappers nu na gedetailleerde microscopische analyse in vakblad Science Advances.

De vlinders en motten - 'lepidoptera', zeggen biologen - moeten zich ergens in de begindagen van de dinosauriërs hebben afgesplitst van de kokervliegen. Destijds waren de landmassa's aaneengeklonken tot het 'supercontinent' Pangea, en dat was uit elkaar het scheuren: een broeierige rampperiode vol vulkanisme, zwaveldampen en verzuurde oceanen. Dat was de wereld waarin de eerste vlinder de vleugels uitsloeg.

Zo'n zeventig priegelig kleine schubjes, waarvan tien min of meer intact, wist Van Eldijk onder de microscoop te krijgen. 'Een enorm monnikenwerk waarbij hij die schubjes met een haar moest sorteren', vertelt Van de Schootbrugge. De schubben vallen in ruwweg twee types uiteen: één type dat experts in verband brengen met motten met kaken, maar ook een dat kenmerkend is voor vlinders met een roltong.

'Insecten zijn zo succesvol omdat ze elke keer met precies het juiste apparaatje komen om te overleven. En wij vermoeden dat deze groep een roltong of zuigtuutje ontwikkelde als aanpassing op droogte', vertelt Van de Schootbrugge. De dieren zullen daarmee het nectar hebben gedronken van de blaadjes van de naaldbomen en coniferen die destijds het landschap domineerden. 'Want in een heel droge wereld kun je iedere druppel vocht gebruiken.'

Prehistorische vlinderschubjes.Beeld Bas van de Schootbrugge

Interessant en overtuigend, vindt Naturalis vlinderexpert Rob de Vos, die niet betrokken was bij het Utrechtse onderzoek. 'Mogelijk hebben deze eerste vlinders ook traanvocht van grotere dieren en suikerhoudende sappen uit bloedende bomen en kleinere planten gedronken, dat gebeurt nog steeds.' Geen gekke gedachte, van dat traanvocht, beaamt Van de Schootbrugge: 'Het zou net zoiets zijn als vliegen op koeien.'

Wie weet; de vroegste vlinders ontstonden zelfs nog eerder, oppert De Vos intussen. 'Het is dan alleen wel even zoeken naar vlinderschubben uit nog eerdere perioden.' Of er was een tussenvorm: 'Waarom zouden de meest primitieve vlinders niet, zoals hun voorouders, haartjes hebben gehad?'

'Opvallend' vindt Van de Schootbrugge het dat de vlinders en motten tot op de dag van vandaag succesvol zijn gebleken. 'De ene na de andere uitsterfgolf hebben ze overleefd, tot en met de meteorietinslag waarbij de dinosauriërs verdwenen aan toe. Terwijl het toch zulke fragiele beestjes zijn.'

De ene na de andere uitsterfgolf hebben vlinders en motten overleefd, terwijl het toch zulke fragiele beestjes zijn
Rob de Vos, Naturalis