Tijdschrift Groninger Kerken - april 2019

Page 1

Groninger Kerken a pr il

2 0 19

Een grote stilte - De pendantbeelden op de Martinitoren • Nooit gebouwd voor altijd - De kerk van Stadspolder • Abt Menko over de Fivel en het fundament van de kloosterkerk in Wittewierum


inhoud

36 / 2 – april 2019 Stichting Oude Groninger Kerken opgericht 13 mei 1969

Frans Westra

Een grote stilte. De pendantbeelden op de Martinitoren

Stichting Der Aa-kerk Groningen

31

Aan kerken is altijd wat te ontdekken. Restauraties en verbouwingen leveren regelmatig nieuwe inzichten op met betrekking tot het verleden van de gebouwen. Maar wie verwacht nu een mysterie op één van de drukste plekken in de stad Groningen? De pendantbeelden aan de zuidzijde van de Martinitoren ontsnapten tot nu toe aan de aandacht van onderzoekers. ‘Forensisch onderzoek’ aan de hand van archivalia en beeldmateriaal maakt het raadsel eigenlijk alleen nog maar groter.

opgericht 1 maart 1985 Beschermheer Mr.drs. F.J. Paas, Commissaris van de Koning in de provincie Groningen Bestuur en directie P.M. de Bruijne, voorzitter C. Kool, secretaris J. Wolters, penningmeester

Martin Hillenga

Nooit gebouwd voor altijd. De kerk van Stadspolder

E.A.M. Bulder, vice-voorzitter J.A. de Vries

39

De Stadspolder was voor de stad Groningen een lucratieve onderneming. Al na de eerste oogst in 1741 waren de kosten van de aanleg terugverdiend. Het stadsbestuur ontwikkelde ambitieuze plannen voor de polder. Tot de bouw van een kerk, met bijbehorende pastorie en kosterswoning annex school, kwam het echter nooit. De Groninger Archieven bewaren nog de tekeningen.

M. van Zanten P.G.J. Breukink, directeur Adres Coehoornsingel 14

9711 bs Groningen

telefoon (050) 312 35 69 e-mail info@groningerkerken.nl www.groningerkerken.nl iban: nl69 abna 0486 114 333

Jan van den Broek

Abt Menko over de Fivel en het fundament van 45 de kloosterkerk in Wittewierum De bouw van de kerk van Wittewierum wordt beschreven in de kroniek van het klooster Bloemhof. De auteur, abt Menko, heeft daarbij een fijnzinnig oog voor details. Over het heien van de fundering meldt hij dat de ‘ganzeneieren door de trilling van de grond geklutst raakten en niet verder uitgebroed konden worden.’ Zijn beschrijving van de bouwwerkzaamheden bevat ook de oudst bekende vermelding van ‘waterpassing’ in Nederland. Maar klopt Menko’s mededeling wel dat de kloosterkerk verrees op een gedempte haven die ooit in verbinding stond met de verdwenen rivier de Fivel?

De Stichting

Redactieadres Coehoornsingel 14

9711 bs Groningen

e-mail info@groningerkerken.nl Redactie Groninger Kerken Dr. C.P.J. van der Ploeg, voorzitter Drs. M. Hillenga, secretaris Drs. R.H. Alma Drs. A. van Deijk E. Hofman MA Dr. A.B. Mulder-Bakker J.F. Oldenhuis Katern ‘De Stichting’

Interview · Jubileum · Educatie · Excursies · Winkel · De kerk als podium · Mediatheek · Werk in uitvoering

Martin Hillenga Donateurschap Minimaal ¤ 17,50 per jaar Tijdschrift ¤ 15,- per jaar

Op de omslag: De Oosterstraat te Groningen in 1892, met de Martinitoren op de achtergrond. De opname is afkomstig uit het album dat door de Harddraverij-Vereeniging Groningen aan de koninginnen Emma en Wilhelmina werd aangeboden bij hun bezoek aan de stad. Foto Fr.J. von Kolkow, collectie Koninklijke Verzamelingen, Den Haag. Het tijdschrift Groninger Kerken is een uitgave van de Stich­ting

Gronin­ger Kerken, ¤ 15,- per jaar. Nieu­we donateurs ont­vangen Gro­nin­ger Kerken het eerste jaar gratis.

issn 0169 - 3719

Informatie en tarieven worden verstrekt door Stichting Oude Groninger Kerken telefoon (050) 312 35 69 e-mail: info@groningerkerken.nl Drukwerk en verzending

Oude Gronin­ger Kerken. Het tijdschrift verschijnt viermaal per jaar. Abonnement, alleen voor dona­teurs van de Stichting Oude

Advertenties

Zalsman Groningen B.V. Professionele Organisatie voor Monumentenbehoud (POM)

Opmaak en productie Ekkers & Paauw, Groningen


Frans Westra

Een grote stilte De pendantbeelden op de Martinitoren Wie verwacht nu een ‘mysterie’ op wat misschien wel één van de drukste plekken in de provincie Groningen is? Aan de zuidzijde van de Martini­ toren bevinden zich, aan weerszijden van het boogportaal en in het volle zicht van bezoekers aan de Grote Markt, twee beelden van Maria en Jozef. Tot op heden wisten ze aan de aandacht van onderzoekers te ontsnappen. Nadat ik in 2009 een boek had gepubliceerd over de geschiedenis van de Martinitoren, werd mij door een oplettende lezer een vraag gesteld over de twee beelden in bas-reliëf aan weerszijden van de zuidelijke doorgang van de Martinitoren. Hij vroeg zich af of er een verband was tussen deze beelden en de bouw van de Jozefkerk aan de Radesingel in de jaren 1885-1887 en de restauratie van de Martinitoren in de jaren 1886-1893. Ik schreef op gezag van historicus E.O. van der Werff dat de beelden aan het eind van deze laatste restauratie waren aangebracht op de Martinitoren, zonder mij af te vragen hoe en waarom. Van der Werff kon mij desgevraagd het bewijs voor zijn stelling – dat de beelden waren aangebracht door architect Pierre Cuypers – niet leveren. Vermoedelijk baseerde hij zich op het feit dat de beelden pas na de restauratie vanaf 1893 op foto’s zichtbaar zijn.1 Cuypers gebruikte bij de tientallen door hem ontworpen kerken echter nimmer beelden aan de ingangsbogen. Daar komt bij dat de beelden al voorkomen op de zilveren Martinitoren die op 21 juni 1892 werd aangeboden bij het bezoek aan Groningen van de koninginnen Emma en Wilhelmina. Deze bijna veertig centimeter hoge toren was vervaardigd door de Groninger goudsmid Lomme Spaanstra, op aan­ wijzing van de gemeentelijke opzichter van de restauratie van de Martinitoren, de uit Gouda afkomstige bouwkundige Johannes van Gent.2 Hij was in 1887 aangesteld en had op instigatie van Pierre Cuypers tekeningen van de Martinitoren gemaakt als voorbereiding op de restauratie. Hij kende het 1a en 1b De pendantbeelden aan de zuidzijde van de Martinitoren. Foto’s Duncan Wijting. 1 Egbert van der Werff, Martini kerk en toren (Groningen 2003) 58. 2 Frans Westra, Martinitoren (Groningen 2009) 102-103. Zie voor een gedetailleerde tekening van de zilveren toren: Groninger Archieven, toegang 1173, inv. no. 130-52.

31


uiterlijk van de toren dus goed. Helaas zijn deze tekeningen niet aanwezig in de Groninger Archieven.3 Vóór medio 1892 moeten de beelden dus al onderdeel zijn geweest van het uiterlijk van de Martinitoren.

Grote stilte Nergens (in archieven en literatuur) is iets te vinden over deze beelden. De uit Groningen afkomstige rijksbouwmeester Cornelis Hendrik Peters publiceerde in 1904 in de Groningsche Volksalmanak als eerste een uitgebreid artikel over de bouw van de Martinitoren. Zijns inziens werden aan de toren ook heiligen- of vorstenbeelden aangebracht, staande in de nu nog aanwezige lege nissen, al dan niet onder baldakijns op de daarvoor bestemde kraagstukken. Ten tijde van de bouw van de Martinitoren was dit bij torenbouw in Europa een gebruikelijke praktijk, zoals blijkt bij kerken en torens die niet getroffen zijn door de (protestantse) Beeldenstorm. Peters voorzag in zijn uiterst gedetailleerde beschrijving van de Martinitoren posities voor beelden van de twaalf

32

2b Tekening van het zilveren model van de Martinitoren uit 1892, 2a De zilveren Martinitoren die de koninginnen Emma en Wilhelmina als ‘huldeblijk’ aangeboden kregen bij hun bezoek aan Groningen op 21 juni 1892. Collectie Koninklijke Verzamelingen.

met aan de zuidzijde aan weerszijden van de torenportaal de beide pendantbeelden duidelijk zichtbaar. Collectie Groninger Archieven (1173_130_52).

3 Groninger Archieven, toegang 1399, inv. no. 1158, verbaal 17 /587a en b, 25.11.1893. Vriendelijke mededeling Thijs Boekema (Groninger Archieven) die de verbalen wist te lichten uit het uiterst complexe eind negentiende-eeuwse Groninger Secretarie-archief.


33

3 De Martinitoren in 1955, met aan de zuidzijde de tijdens de bevrijding verwoeste Hoofdwacht. De beelden boven de westelijke toegang van de toren werden in 1940 vervaardigd door Willem Valk. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto G. Th. Delemarre.


4 De noord- en oostzijde van de Grote Markt, met Martinitoren. Schetstekening door Antoine-Ignace Melling, 1812. Collectie Groninger Archieven (1536_2883). 5 De Grote Markt met Hoofdwacht en Martinikerk. Litho van een tekening van C.C.A. Last, 1860. Collectie Groninger Archieven (817_10095).


apostelen. Het is overigens onzeker of de beelden ook daadwerkelijk gemaakt en geplaatst zijn. Over de beelden bij de ingangsboog aan de zuidzijde zweeg Peters in alle talen, laat staan dat hij vermeldde dat die tien jaar eerder zouden zijn aangebracht. Letterlijk merkt hij over de torenvoet op: ‘De vóór- of markt-zijde der onderverdieping is rijk behandeld, de beide andere zijden echter missen elke versiering en zijn slechts gevat in zandsteenen hoekblokken.’ 4 Ook maakte Peters al in 1884 diverse tekeningen van bouwvlakken van de Martinitoren, maar niet van de zuidelijke ingangsboog met de beelden in bas-reliëf. Dat zwijgen over de beelden is lange tijd het geval geweest. Ook bij de grote restauratie in de jaren 1937-1948, onder leiding van ingenieur George Willem van Heukelom, kwamen de beeltenissen van Jozef en Maria aan de zuidzijde van de 14 miljoen kilo wegende toren niet ter sprake. Zij waren evenmin te zien op voor de restauratie in 1935 en 1940 ge-

maakte tekeningen van de zuidzijde van de toren.5 Wel verdween de in 1893 in de zuidzijde geplaatste steen met als opschrift: ‘Renovata Anno Domini 1886-1893’. Een naar aanleiding van de restauratie vervaardigd historisch overzicht met betrekking tot de Martinitoren van de hand van gemeentearchivaris H.P. Coster uit 1935 vermeldt de beelden niet. Coster gaat diep in op alle kosten die in de loop der tijden gemaakt zijn voor onderhoud en restauratie van de toren, zonder dat de beelden ook maar één keer genoemd worden. De gehele restauratie van 1886-1893 is in een aparte rekening met kwitanties tot op zo ongeveer elke spijker en centiliter Portlandcement verantwoord – daarin géén woord over de beelden.6 Ook bij de plaatsing aan de westzijde van de Martinitoren van de drie door Willem Valk vervaardigde beelden van Agricola, Bernlef en Sint Maarten in 1940 werd op geen enkele manier gewag gemaakt van andere beelden aan de toren.7

4 C.H. Peters, ‘De Sint-Maartenstoren te Groningen’, Groningsche Volksalmanak (1904) 1-67. 5 G.W. van Heukelom, ‘De restauratie van de Martinitoren te Groningen’, De ingenieur, weekblad gewijd aan de techniek en aanverwante wetenschappen, jrg. 63, no. 11 (Den Haag 1951) 19-26. De tekeningen uit 1935 en 1940: Groninger Archieven, toegang 1715, inv. no. 978 en toegang 1615, inv.no 871. 6 Groninger Archieven, toegang 1399, inv. no. 4272. 7 Groninger Archieven, toegang 1611, inv. no. 550.

6 De voet van de Martinitoren met de Hoofwacht voorzien van een luifel, een toestand die heeft bestaan van 1841-1876. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto J.G. Kramer.

35


Dat geldt eveneens voor de opname van de oorlogsschade na de bevrijding van Groningen in april 1945, waarbij werd opgemerkt dat de zuidelijke entree bijna geheel werd vernield, maar over de beeltenissen van Jozef en Maria geen woord.8 De latere gemeentearchivaris A.T. Schuitema Meijer noemt de beelden ook niet in een uitgebreid schrijven uit 1955 over het uiterlijk van de Martinitoren gericht aan Aerocarto te Schiphol.9 De grote stilte bleef duren tot 2003, toen Van der Werff zijn boek over de Martinikerk en de Martinitoren publiceerde.

Een nieuw inzicht

7a en 7b De Martinitoren met zichtbaar zuidelijk torenportaal, foto door J.G. Kramer genomen in of vóór 1876. Op de vergrote uitsnede zijn de nissen met pendantbeelden zichtbaar. Collectie Groninger Archieven (1785_04734).

De datering ‘1893’ is, zoals al opgemerkt, wel begrijpelijk. Op het schaars overgeleverde fotomateriaal uit eerdere jaren van de noordoostzijde van de Grote Markt zijn de beelden niet te zien, dan wel onzichtbaar door de Hoofdwacht die voor de Martinitoren stond en het zicht op de torenvoet aan de zuidelijke zijde benam. Hetzelfde geldt voor vele prenten en sommige schilderijen door de voorgaande eeuwen heen, die zelden accuraat de werkelijkheid van de toren in detail weergeven. Helaas geldt dit ook voor het zicht op de Martinitoren en de oostzijde van de Grote Markt van Antoine-Ignace Melling uit Parijs, vervaardigd in 1812 vanuit een hotelkamer in De Doelen. Hij tekende zeer nauwgezet, maar hier is een uitstekend gevelelement van de Hoofdwacht weer de ‘sta-in-deweg’.10 Dankzij de digitale wereld is het heden ten dage mogelijk om de oudste foto’s van de Martinitoren nader te bekijken. Bij de datering van deze foto’s is dezelfde Hoofdwacht, die eerder een hinderpaal was, nu behulpzaam. Het gebouw had aan de westzijde sinds 1841 een luifel die in 1876 werd ver­ wijderd. In 1898-1899 werd het gebouw gemoderniseerd met een gevel in neorenaissance-stijl.11 Deze gegevens stellen ons in staat diverse opnamen beter te dateren. Aangezien er geen foto’s van Groningen bekend zijn uit de periode voor 1841, moet van de bestaande foto’s waarop de Hoofdwacht nog een luifel heeft, aangenomen worden dat zij dateren uit de periode van voor 1876. De Groninger Archieven hebben in hun collectie twee foto’s van de Martinitoren en de noordoostzijde van de Grote Markt van 1876 of iets eerder.12 Fotograaf Johannes Gerardus Kramer was de vervaardiger. Een uitsnede van één van deze foto’s laat zien dat de beelden op dat moment al op de toren zaten, maar wellicht niet in een erg glorieuze toestand.13

8 Groninger Archieven, toegang 1516, inv. no. 97, f. 338. 9 Groninger Archieven, toegang 2092, inv.no. 622. 10 Cornelis Boschma en Jacques Perot, Antoine-Ignace Melling (1763-1831) reizend kunstenaar (Abcoude 1991) 129. 11 J.A. Feith, ‘Wandelingen door het oude Groningen X. Bestaande en verdwenen oude gebouwen. Het Olde Rechthuis’, Groningsche Volksalmanak (1900) 191-216. 12 Beeldbank Groningen: 1785_4734 en 1785_4852. 13 Beeldbank Groningen, 1785_4734.


Opgevuld en gladgestreken? Al met al is dit toch een hele merkwaardige zaak. Want wie zou nou zomaar die beeltenissen in bas-reliëf hebben vervaardigd en aangebracht hebben aan de zuidzijde van de toren? De toren werd in 1810 feitelijk bezit van de stad Gro­ ningen, nadat ze vanaf de bouw kerkelijk bezit was geweest.14 In de periode van 1594 tot in de Franse tijd was er sprake van een protestants regime in kerk en toren en daarbij paste niet het aanbrengen van heiligenbeelden. Maar ook na de Franse tijd gold dit en zou er op z’n minst ergens in archieven of kranten melding van moeten zijn gemaakt. Hierover is niets te vinden. De mogelijkheid dat de beelden dateren uit de periode van voor de beeldenstorm, kan op grond van bovenstaande overwogen worden. Namen van in de stad Groningen werkzame beeldhouwers uit de periode voor 1566 zijn onbekend, behoudens die van de Utrechtse meester Willem van Noort, die

circa 1543 betrokken was bij beeldhouwwerk voor de Martinitoren.15 De beelden zijn – na het voorgaande relaas over de grote stilte niet heel verbazingwekkend – niet vermeld in het boek over middeleeuwse beeldhouwkunst van D.P.R.A. Bouvy, destijds conservator van het Aartsbisschoppelijk Museum in Utrecht. Hij signaleerde wel een kraagsteentje van een hurkend mannetje in de Martinikerk, links naast de toren.16 Er zijn maar weinig stad-Groninger beelden van voor de beeldenstorm bekend, enkel een onthoofde sculptuur uit de Akerk, een beeld van Johannes de Evangelist uit de Broerkerk en uit de Sint-Walburg sculpturen van Mozes en Petrus, een fragment van een beeltenis van Sint-Jacobus en twee architectuuronderdelen met een profeet.17 Die beeldenstorm lijkt in de stad Groningen niet hevig te zijn geweest. Het stadsbestuur verleende in september 1566 toestemming aan protestantse rekestranten tot prediking in de Minderbroederskerk aan de Broerstraat. Voorwaarde was

14 Groninger Archieven, toegang 1518, inv. no. 117, f. 24. 15 F.D.P. Obreen, Archief voor Nederlandsche kunstgeschiedenis, dl. IV (Rotterdam 1881) 243. 16 D.P.R.A. Bouvy, Middeleeuwsche beeldhouwkunst in de Noordelijke Nederlanden (Amsterdam 1947) 113-114. 17 Kwartaalblad binnenstadskerken Groningen 1 (1977) nr. 2, 11-12; D. Bouvy, ‘Beeldhouwwerk uit de voormalige St-Walburg te Groningen’, in: A.E. van Giffen en H. Praamstra, De Groninger St. -Walburg en haar achtergrond (Amsterdam 1973) 122-126; K van der Ploeg, ‘Een beeld van Johannes de Evangelist en de Broerkerk in Groningen’, Groninger kerken 17 (2000) nr. 3, 76-81.

8 De restauratie van de Hoofdwacht, 1898-1899. Het muurwerk rond de beide reliëfs is veel lichter van kleur, dit lijkt te zijn ingeboet. Mogelijk werden de pendantbeelden kort te voren onder handen genomen. Het kleurverschil tussen de gerestaureerde westzijde van de toren en de veel grijzere zuidzijde is ook duidelijk zichtbaar. Collectie Groninger Archieven (818_20457)

37


38

dat andere kerken in de stad niet geplunderd zouden worden.18 Na de Reductie van Groningen in 1594 verwijderde men vanaf 24 juli in de Martinikerk en de kloosters alle beelden: ‘sehr ordentlyck, met besloten deuren’ en geautoriseerd door stadhouder Willem Lodewijk.19 Niet ondenkbaar is dat de pendantbeelden aan de toren werden opgevuld en gladgestreken en daardoor langdurig aan het zicht onttrokken zijn. Dat is tevens een mogelijke verklaring voor de goede staat waarin de beelden verkeren. Het feit dat de daklijst van de kosterswoning een klein beetje door de rechter omlijsting van het beeld van Jozef loopt, zou een indicatie zijn voor het feit dat de beelden niet ‘zichtbaar’ waren toen de zestiende-eeuwse kosterij later werd vergroot, vermoedelijk rond 1800.20 Na de restauratie van de Martinitoren in de jaren 1886-1893 zien de beelden er beter uit en zijn ze kennelijk opgefrist, hoewel hiervoor geen papieren bewijs bestaat. Dat bijwerken is mogelijk bij de restauratie in de jaren dertig herhaald, gezien de afwerking van de reliëfs zoals ze er nu uitzien – in dat geval kan de bemoeienis van Willem Valk worden verondersteld, die in 1940 de drie al genoemde beelden voor de westzijde heeft gehouwen. De architecten Pierre Cuypers (Amsterdam) en Lambert Hezemans (’s-Hertogenbosch) hebben zich op afstand wel bemoeid met deze restauratie van de Martinitoren en beschikten ook over de door Johannes van Gent in 1887 vervaardigde tekeningen. In de teruggevonden verbalen omtrent de restauratie is echter nergens sprake van de pendantbeelden.21 Architect Joseph Cuypers bezat een kabinetfoto van de noordoostzijde van de Grote Markt – vervaardigd door fotograaf Kramer – uit de beginperiode van de restauratie (1886).22 Ook hij adviseerde wel eens bij de restauratie.

Niet gebruikelijk De voorstelling op de reliëfs roept ook de nodige vragen op. De verering van Jozef was in Noord-Nederland ook al voor de Reformatie niet erg gebruikelijk en Maria was (samen met Nicolaas) in Groningen de schutspatroon van de Akerk. Pendantbeelden van Jozef met de lelietak en Maria met het kind Jezus zijn in Nederland zeldzaam. Een voorbeeld is het paar in de Oud Katholieke Kerk in Dordrecht, vervaardigd in de zeventiende eeuw in het Antwerpse atelier van Artus Quellijn.23 Anders dan op deze beelden houdt in Groningen Maria het kindeke Jezus op de linkerarm en houdt Jozef de lelietak in de

rechterhand, terwijl hij in de linkerhand een rond schildje vasthoudt met daarop een afbeelding van een kerk. Pendantbeelden van Jozef en Maria van jongere datum bevinden zich aan de Gouwekerk in Gouda (1902-04) en op de begraafplaats van de Sebastianuskerk in Hellendoorn (Jozef met in de rechterhand een schild met een schip) uit circa 1877. Enkelvoudige beelden van Jozef met een schild in de linkerhand zijn er in de Sint-Joriskerk in Eindhoven (schild met een schip) uit 1934 en aan de gevel van de in 1919 gebouwde rooms katholieke basisschool Sint Jozef met in de linkerhand een schild met een kerkgebouw.24 Deze thematiek staat dus niet helemaal op zichzelf. De Groninger pendantbeelden in bas-reliëf kennen bij vergelijkbare Nederlandse kerktorens niet hun gelijke. Nergens zijn beelden aangebracht aan de kraag van een boogportaal. Wel is er soms sprake van nissen voor pendantbeelden, zoals aan weerszijden van de voordeuren van de Hippolytuskerk te Middelstum.25

Tot besluit: een nóg groter raadsel Gelukkig is het dankzij digitale technieken tegenwoordig mogelijk vast te stellen dat de reliëfs al in of voor 1876 aan de toren aanwezig waren, maar daarmee wordt het raadsel van het hoe en waarom eigenlijk alleen maar groter: Maria draagt een na-middeleeuwse kroon en Jozef wordt pas in de negentiende eeuw populair als afzonderlijke heilige – voordien komt hij eigenlijk alleen voor in het narratieve verband van een Geboorte-cyclus. De afwerking is bovendien eerder mid-twintigste-eeuws dan laat-negentiende-eeuws: niet glad zoals in de neogotische opvatting, maar met een wat ruwere frijnslag, die heel goed van Willem Valk zou kunnen komen. Met andere woorden: het ‘opfrissen’ zou mogelijk eerder met de tweede dan met de eerste restauratie in verband staan, al valt evenmin uit te sluiten dat ook tijdens de restauratie in de jaren 1886-1893 de reliëfs al onder handen zijn genomen. Frans Westra (1955) studeerde geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen en promoveerde aldaar in 1992. Hij publiceerde onder andere over de geschiedenis van de cartografie, film- en bioscoopgeschiedenis en regionale geschiedenis van Schouwen-Duiveland en Groningen. In 2009 publiceerde hij een alomvattende geschiedenis van de Martinitoren en in 2016 een kunst- en cultuurgeschiedenis van de stad Gro­ ningen: Palet van Groningen.

18 H. Veldman, De beeldenstorm in Groningen (Goes 1990) 162. 19 Egbert van der Werff, Martini kerk en toren (Groningen 2003) 106. 20 Vriendelijke mededeling Taco Tel, bouwhistoricus gemeente Groningen. De twee tekeningen: Groninger Archieven, toegang 1615, inv. no. 871 en 978. 21 Zie noot 3. 22 Beeldbank Rijksdienst Cultureel Erfgoed, Monumentnummer 18553, Martinitoren Objectnummer OF-01627. 23 https://dordrecht.okkn.nl/pagina/290/kerk_en_inventaris. 24 www.vanderkrogt.net/standbeelden. 25 Redmer Alma, ‘Een voorbarige verjaardag. Over de bouwgeschiedenis van de Sint-Hippolytuskerk te Middelstum’, in: Groninger kerken, jrg. 31, afl 3, juli 2014, 89.


Mar tin Hillenga

Nooit gebouwd voor altijd De kerk van Stadspolder De argeloze reiziger die in de Stadspolder uitstapt bij de bushalte Drieborg-Oudedijk – lijn 817, Bad Nieuweschans-Finsterwolde – staat tussen twee boerderijen. Daarvan draagt de oostelijke de naam Kleine Ham. Een blik naar zowel het zuiden als noorden stuit op vlak, leeg polderland. Dat wordt doorsneden door dijken, die de gefaseerde wordingsgeschiedenis van het land vertellen. Iedere dijkdoorgang of ‘coupure’ voert naar een nieuwe stap in de tijd. Van zuid naar noord zijn dat de Kroonpolder (1696), Stadspolder (1740), Reiderwolderpolder (1864-1874) en Carel Coenraadpolder (1924). Het is moeilijk voor te stellen dat juist hier ooit een kerk voorzien was, een kerkelijk centrum zelfs. De leegte is een mooi punt om even stil te staan bij een nooit gerealiseerd plan.

De titel van deze bijdrage is vrijelijk ontleend aan die van de jubileumuitgave verschenen bij het veertigjarig bestaan van de Stichting Oude Groninger Kerken, Ooit gebouwd voor altijd (2009). Met dank aan prof.dr. J.E.A. Kroesen (Bergen, Noorwegen) voor de suggestie.

1 De Stadspolder, gezien naar het oosten. Rechts tussen de bomen staat de boerderij Kleine Ham, links van de weg had in het midden van de 18de eeuw de kerk moeten verrijzen. Foto Duncan Wijting.

39


40

2 Het buitendijks land achter de Kroonpolder, in 1729 in kaart gebracht door H.W. Folckers. Van west naar oost liggen de Tia Ham, Grote Ham en Kleine Ham, alle met de aanduiding ‘oudt land’. Collectie Groninger Archieven (1536_7195).

Hammen

Een ‘dangereuse entreprise’

De naam Kleine Ham voor die oostelijke boerderij, Stadspolder 19, doet onwillekeurig denken aan de soms beeldende naamgeving van andere varkenshouderijen, zoals Knorrenburg in het naburige Finsterwolde. Toch is de verklaring een andere, zoals blijkt uit enkele achttiende-eeuwse kaarten. Daarop is zelfs een reeks ‘hammen’ te zien (afb. 2). Het achtervoegsel -ham komt in Groningen veelvuldig voor als benaming voor aangeslibd land of een buitendijks weiland. In het geval van de Stadspolder kwam de Kleine Ham door inpoldering weer binnendijks te liggen. De naam ging over op een nabijgelegen boerderij. Opmerkelijk is dat ten noordwesten daarvan een kerk met kerkhof, pastorie en kosterij hadden moeten verrijzen. Maar eerst meer over de bedijkingsgeschiedenis van de Dollard en de totstandkoming van de Stadspolder.

Vanaf de tweede helft van de zestiende eeuw werd door inpolderingen steeds meer land teruggewonnen op de Dollard. Die zeearm ontstond door bodemdaling en dijkdoorbraken vanaf de dertiende eeuw en was in de loop van de tijd steeds groter geworden. Ze bereikte na de Cosmas- en Damianusvloed van 1509 haar grootste omvang. Eén van die Dollardpolders, ze zijn hierboven al genoemd, was de in 1740 bedijkte Stadspolder. Initiatiefnemer van dit werk was, nomen est omen, de stad Groningen. Die bezat het recht van aanwas op de zuidelijk gelegen Kroonpolder, waarvan de aanleg het werk was van een particulier, de Zeeuw Antonius de Huybert, heer van Kruiningen. Voordat de stad overging tot bedijking van de aanwas werd kennelijk al nagedacht over de stichting van een kerk op het nieuwe land. Dat laat een kaart uit 1729 tenminste zien (afb. 3).1

1 Groninger Archieven, toegang 1536 Verzameling kaarten, inv.nr. 7196, ‘Schets so als haar ed. mogende H. Heeren Borgemeesteren en Raadt de stads polder agter de Croon polder souden konnen aanleggen etc.’, H.W. Folkers, 1729.


41

3 Schets van hoe ‘Heeren Borgemeesteren en Raadt de stads polder agter de Croon polder souden konnen aanleggen ende verdelen’, door H.W. Folckers, 1729. Collectie Groninger Archieven (1536_7196).

De dijk rondom de Stadspolder werd gesloten in 1740. Terwijl de werken nog in volle gang waren, sloten moesten nog worden gegraven en de zeewering afgewerkt, liet het stads­ bestuur het land al inzaaien met ‘Cool of Raapsaadt onder opsigt van ervaarene persoonen.’ Dit koolzaad werd na de oogst in 1741 met achttien schepen naar Amsterdam en Rotterdam verscheept, waar het bijna 85.000 gulden opbracht. Om de kapitale omvang van dit bedrag te illustreren: de aanleg van de polder had bijna 67.000 gulden gekost en na aftrek van alle overige kosten bleef van de verkoopopbrengst nog 4852 gulden over – de Stadspolder had zich na de eerste oogst dus al ruimschoots terugverdiend! Burgemeesters en raad concludeerden vergenoegd dat deze ‘dangereuse entreprise’ daarmee ‘so gelukkig voor den Stad sijnde ten einde gebragt.’2

Na twee daaropvolgende teleurstellende oogstjaren besloot de stad de exploitatie niet meer zelf ter hand te nemen. Het land in de Stadspolder werd in 1743 uitgegeven in acht beklemde plaatsen. Beklemd wil zeggen dat de stad eigenaar bleef van de grond, maar dat huurders eigenaar waren van alle opstallen die ze daarop bouwden. De stad beurde jaarlijks een huurtermijn van de ‘beklemde meiers’ en ontving daarnaast een som geld in geval van overdracht van de huur aan een nieuwe partij.

Stadsbouwmeester Van de plannen om in de Stadspolder een kerk te stichten, vernemen we in 1750 weer. Burgemeesteren en Raad ver­ gaderden op 1 juni van dat jaar over een klacht van de inge­ zetenen die ‘haar dooden soo moeilijck konden begraaven’.3

2 Meindert Schroor, Stadstaat Groningen. De Groninger stadsrechten en buitenbezittingen 1612-2000 (Groningen 1999) 176; Groninger Archieven, toegang 1605 Stadsbestuur van Groningen, inv.nr. 36, Resoluties van burgemeesters en raad, dd. 4 december 1741, fol. 31-41. 3 Groninger Archieven, toegang 1605 Stadsbestuur van Groningen, inv.nr. 38, Resoluties van burgemeesters en raad, dd. 1 juni 1755, fol. 312-313.


In opdracht van het stadsbestuur vervaardigde landmeter en stadsbouwmeester Allard Verburgh daarop gedetailleerde plattegronden van een kerk, kerkhof, pastorie en kosterij (afb. 4). 4 In de toelichting op deze tekeningen schrijft Verburgh dat de twee stukken land waarop deze geprojecteerd zijn ook bedoeld waren voor de bouw van ‘arbeiders en andere huisen’. De Kleine Ham was volgens hem ‘best geschikt’ voor de kerk met kerkhof, ‘angesien [dit] niet alleen oudt land is maar selfs wel een voet hooger als de hoogste landen in deeze polder’.5 Zes jaar later maakte Verburgh opnieuw plattegronden van de Stadspolder en Kroonpolder, nu in hun geheel. Daarop zijn ‘kerk plaats en hoff’ weergegeven, de pastorie en kosterij ontbreken (afb. 5).6

De niet gebouwde gebouwen De kerk heeft op de tekeningen van Verburgh de vorm van een eenvoudige rechtgesloten zaalkerk, vergelijkbaar met die in het naburige Nieuw Beerta. Dat de Stad als kerkenstichter optrad is niet opmerkelijk. In de stadsjurisdictie Sappemeer was op kosten van Groningen in 1663-1665 een hervormde kerk gebouwd, tegenwoordig bekend als de Koepelkerk. Ook in Oude Pekela trad de stad in 1683-1685 op als bouwheer. Mogelijk vanwege het slechte economisch tij droeg zij ditmaal niet alle kosten zelf. Voor de bouw werd gecollecteerd en het overgebleven tekort nam de stad zelf voor haar rekening. In de veenkolonie Lula-Windeweer liet het stadsbestuur in 1755 ten slotte ook een kerk bouwen. Die moest door de snelle bevolkingsgroei in 1763 al weer worden vergroot.7

4 Groninger Archieven, toegang 1536 Verzameling kaarten, nrs. 1077 en 2377; concept voor een cartouche op nr. 1070. 5 Idem, inv.nr. 1072, Toelichting bij het getekend plan van het kerkhof op de Nieuwe Polder [= Stadspolder] geschreven door A. Verburgh. Met aantekeningen in de marge. 6 Idem, inv.nr. 5281, ‘De stadts Kroon- & Nieuwe polders so als bij plaatzen aan jder meijer onder beklemmingen zijn uijtgedaan’. 7 Gea van Essen, Bouwheer en bouwmeester. Bouwkunst in Groningen, Stad en Lande (1594-1795) (Assen 2010) 109-124.

4 Plattegronden van kerk, kerkhof, pastorie en kosterij, getekend door Allard Verburgh, 1750. Collectie Groninger Archieven (1536_2377).

42


De pastorie zoals Verburgh die tekende, heeft de kenmerkende indeling van veel Groningse pastorieën en andere voor­ name huizen in de achttiende eeuw. De vertrekken op de benedenverdieping liggen aan een centrale middengang.8 Omdat de predikant in deze tijd voor een deel van zijn inkomen afhankelijk was van het boerenbedrijf, hoorde bij de pastorie 2 deimt (circa 1 ha) ‘weide landt’. Daarbij maakte Verburgh de aantekening dat hiervan ‘te allen tijde het kerkhoff bij meerdere anwas soude kunnen worden vergroot.’ De kosterswoning is een stuk eenvoudiger van opzet. Met een dunne, haast onleesbare potloodlijn is in de vertrekken aangegeven waarvoor ze gebruik moesten worden. Van links naar rechts zijn dat kamer, keuken en school. Het was niet ongebruikelijk dat de koster, die tevens schoolmeester was, school aan huis had. Voor een aanvulling op zijn traktement

had de koster net als de dominee de beschikking over enig land, maar wel veel minder: ¾ deimt en 49 vierkante roeden.

Niet op zondagmorgen Alle optimisme en plannenmakerij ten spijt: de kerk van Stadspolder is nooit gebouwd. Wanneer het stadsbestuur afzag van dit voornemen is onduidelijk. Mogelijk gebeurde dat al kort na de kartering in 1756, want dat jaar werd een overeenkomst aangegaan met de kerk van Nieuw Beerta. Voor het bedienen van de inwoners van de Stadspolder ontving de predikant aldaar jaarlijks 75 gulden. Deze regeling zou gelden tot 1801.9 De aanduiding ‘kerkhof’ voor het bewuste perceel op plaats 7 komt in achttiende-eeuwse stukken nog een aantal malen voor. Zoals in de boedelscheiding van Jan Willems

8 Johan de Haan, Hier ziet men uit paleizen. Het Groninger interieur in de zeventiende en achttiende eeuw (Assen 2005) 385. 9 Hendrikus van Berkum, Kerkelijke geschiedenis van Nieuw Beerta. Eene feestgave bij gelegenheid van de inwijding der nieuwe kerk aldaar (Sneek 1856) 71-72.

5 Kaart van de Kroon- en Stadspolder met de plaatsen door het stadsbestuur uitgegeven aan beklemde meiers. Allard Verburgh, 1756. Collectie Groninger Archieven (1536_5281).

43


Flink, die hier in 1743 de eerste stadsmeier werd. Het succesverhaal van de stad wist hij niet te herhalen. In de polder ging Flink zijn ongeluk tegemoet. Zijn schulden waren in 1761 zo hoog opgelopen, dat zijn bezittingen door de stadsrentmeester in beslag werden genomen. Uit de boedelinventaris en het overzicht van crediteuren blijkt dat Flink niet alleen werkzaam was als landgebruiker maar mogelijk ook als kleer­ maker – hij kocht tenminste regelmatig grote hoeveelheden stoffen.10 Dit zou verklaren waarom zijn behuizing en land­ bezit, zoals weergegeven op de kaarten, aanzienlijk kleiner waren dan die van de buren. Na verloop van tijd kwam ook op

plaats 7 een grotere boerderij te staan.11 De gronden in de polder werden ten slotte in 1872 door de stad verkocht aan particulieren. Het gemis aan een kerk in de Stadspolder wordt anno 2019 alleen nog ingewreven door busmaatschappij Qbuzz. Lijn 817 rijdt nadrukkelijk op zondagmorgen niet.

Martin Hillenga (m.hillenga@gmail.com) is historicus en redactiesecretaris van Groninger kerken.

10 Groninger Archieven, toegang 1534 Volle gerecht van de stad Groningen, inv.nr. 2339 Verkoop van de goederen van Jan Willems Flink in de Nieuwe Stadspolder, 1761; toegang 731, Gerechten in het Oldambt, inv.nr. 3364 Boedelinventaris van Jan Willems Flink, 1761. 11 TH.P.E. De Klerck e.a., Boerderijen en hun bewoners, uitgegeven door de afdeling Beerta van de Groninger Maatschappij van Landbouw ter gelegenheid van het 125-jarige bestaan (1842-1967) (Winschoten 1966) 448-449.

6 Gezicht vanuit de Stadspolder richting de dijkcoupure naar de Reiderwolderpolder, die in twee fasen werd ingedijkt (van 1862-64 en 1872-74). Foto Duncan Wijting.

44


De Stichting

A p r il 2 0 1 9

In deze aflevering van ‘De Stichting’ leest u over het werk van de Stichting Oude Groninger Kerken en vindt u een selectie van de vele activiteiten in en rondom onze kerken.

Een oud loeder in Onderdendam Interview met Marlies Rohmer

Tjitske Zuiderbaan

Architectuur van vlees en bloed, dat heeft de kerk in Onderdendam nodig. Aldus Jur Bekooy, bouwkundige van de Stichting. De kerk krijgt een maatschappelijke functie met de doorbestemming naar centrum voor Amsterdamse School, gehoorzaal en Bed & Breakfast. Met de nadrukkelijke eis om de Amsterdamse schoolstijl van de kerk te behouden en waar mogelijk te versterken, kwam al snel één architect in beeld. Marlies Rohmer. Haar baksteendecoratieve stijl getuigt van affiniteit met de Amsterdamse School en is volgens Bekooy onderscheidend in gelijkvormigheid. Marlies Rohmer houdt van de expressionistische baksteen­ architectuur van Amsterdamse School. `Die inspireert mij. Maar… you can always beat the Master! En dat probeer ik dan ook. Mijn overige werk in Groningen (Bloemsingel en sport­ blok Violenstraat) heeft ook de ingrediënten van Amster­ damse School. Alles doet ertoe binnen die stijl, het metsel­ werk, de grote vlakken, de patronen, grote en kleine ramen. Het detail, zonder dat het gefrunnik wordt.’

Aangekoekte gebouwen Wat is haar kijk op het project in Onderdendam? ‘Ik ben niet zo van conserveren en niets meer aan doen. Uiteraard bekijk ik zo’n gebouw respectvol. Het is juist mooi dat een gebouw door de eeuwen heen andere bestemmingen kan opnemen. Deze kerk is van zichzelf een radicaal gebouw, het is kloek en sterk. Dat wij daar kerkbanken uithalen om een foyer te ma­ ken, kan dit gebouw hebben. Je kijkt naar de uitgangspun­

De gereformeerde kerk van Onderdendam, in 1932 gebouwd naar een ontwerp van Albert Wiersema. Foto Duncan Wijting.


blijft ervan af. Terwijl het een gebouw is dat al heel lang, en vaak heel leuk, is aangekoekt. Eigenlijk gek dat een heden­ daagse toevoeging dan ineens niet meer mag, aangezien we de toevoegingen uit verschillende eeuwen bij het gebouw vinden horen. In mijn werk vind ik het belangrijk dat toevoe­ gingen reversibel zijn.’

Oud loeder Marlies Rohmer kijkt bij elke opdracht wat er speelt. ‘Archi­ tectuur is geen optelsom van eisen van opdrachtgevers, om­ wonenden en gemeenten. Het is meer dan de som der delen. Die eisen zijn wel degelijk belangrijk, het is tenslotte een toegepast vak. Door op verschillende fronten onderzoek te doen en met mensen te praten, komt in dit cyclische zoek­ proces de (persoonlijke) waarheid naar boven. De kerk in Onderdendam is een oud loeder dat zich niet zomaar laat bedwingen. Je gaat een spel aan met het gebouw. Wat kan er wel, wat niet. Ik vind hem robuust en beeldschoon, en ook lichtelijk somber. Daar houd ik van. Hij ligt zo mooi in de tuin, waar ook de Bed & Breakfasts komen.’

Enthousiaste opdrachtgever

Architect Marlies Rohmer. Foto Rob Verhagen.

ten. Die wil je versterken. Onder het robuuste dak van de achterbouw komt een vrijstaande vergaderkamer, zodat je die prachtige balkenconstructie kunt behouden en deze ook zichtbaar wordt. Aan Amsterdamse grachtenpanden zijn in het verleden ook allerlei zaken toegevoegd. Monumenten­ zorg of Unesco bepalen: vanaf nu is het een monument en je Ontwerp voor de toekomstige entree, foyer en toiletten in de gereformeerde kerk van Onderdendam.

Een opdrachtgever die zoveel wil en zo enthousiast is, heeft Rohmer niet vaak meegemaakt. Ze vindt de Stichting dan ook een bijzondere opdrachtgever. ‘Bij de Stichting geven jullie monumenten een nieuw leven met veel respect voor de ge­ bouwen. Toch zetten jullie die ‘ouwe jongens’ eigengereid naar je hand. Dat vind ik interessanter dan het behoudzuchti­ ge wat vaak in monumentenzorg zit, hoewel wij samen in dit project ook aan behoud doen. Bij deze kerk brengen we na kleuronderzoek de oorspronkelijke kleuren terug.’

Lessen geleerd In 2015 vond Marlies Rohmer de tijd rijp voor evaluatie. Ze reisde langs 25 van haar gebouwen, sprak met gebruikers, opdrachtgevers en bewoners. Dit resulteerde in het boek What happened to my buildings. ‘Ik deed onderzoek op veel niveaus. Dwingen mijn gebouwen respect af? Hoe beleven en gebruiken bewoners ze? Zijn ze modieus of tijdloos? Hoe houdt het gebruikte materiaal zich? Op sommige fronten gaat het heel goed, op andere helemaal niet. Dat zijn lessons learned, die terugkomen bij mijn projecten.’

Een draai om de oren Rohmer praat met de gebouwen. ‘Een gebouw is een per­ soonlijkheid. Je probeert hem te leren kennen. Je zoekt naar de eigenheid. Wat heb jij, wat geef jij, wat kan jij. Hoe ver­ houd ik me tot jou. Soms is dat radicaal, dan krijgt het ge­ bouw een `draai om zijn oren’. Soms is het subtiel, dan deins je met alle respect terug. Dat kan allebei, maar steeds op het scherp van de snede. Op het scherp van de brutaliteit van het gebouw zelf, en de bescheidenheid waarmee je zo’n ge­ bouw aanpakt.’


Jub il e um

Vierhuizen, één van de vijftig open kerken. Foto Willem Friedrich.

Ode aan de Groninger Kerken: het jubileumboek Bij de viering van het vijftigjarig bestaan van de SOGK mag een jubileumboek natuurlijk niet ontbreken. Voor het eerst in haar bestaan presenteert de Stichting een overzicht van haar bezit aan religieus erfgoed, in de vorm van een originele lof­ zang. Aan het boek werkten de schrijvers Justin Kroesen en Marjoleine de Vos mee; Bo Scheeringa en Jim Ernst verzorg­ den de fotografie. Eelco van Es schreef een beschouwende inleiding. Het eerste exemplaar van het boek wordt tijdens de officiële verjaardagsviering van de Stichting, op 13 mei 2019 in de Der Aa-kerk, overhandigd aan de Commissaris van de Koning, de heer R. Paas.

Muzikale Ode van Ellen Dijkhuizen Ter gelegenheid van het jubileum werd aan componiste Ellen Dijkhuizen opdracht verleend tot het maken van een bijzon­ dere feestcompositie, waarin een ode aan de eeuwenoude kerken wordt gebracht. Het Kamerorkest van het Noorden en Jong Vocaal Groningen tekenden voor de uitvoering. Dijkhui­ zen ging voor deze compositie op zoek naar de wortels van de westerse christelijke muziek. Via Paus Gregorius de Grote, die met zijn Antiphonarium belangrijke wijzigingen aanbracht in de samenhang van de kerkelijke liturgie, kwam Dijkhuizen uit bij één van de grondleggers van de muziek­ notatie, Guido van Arezzo. Van Arezzo gebruikte de hymne

van de benedictijner monnik Paulus Diaconus om leerlingen de opeenvolgende noten van de diatonische toonladder aan te leren. Het is deze hymne die Dijkhuizen als leidend thema verwerkte in de compositie. De première van de compositie is op 13 mei. Een reprise van het concert vormt het slot­ akkoord van festival Terug naar het begin, op 26 mei om 18.00 uur in de Nicolaïkerk in Appingedam. Kijk voor meer informatie op www.terugnaarhetbegin.nl.

Fototentoonstelling Taco Anema: Passanten Fotograaf Taco Anema heeft het afgelopen jaar alle gebrui­ kers van Groninger kerken voor de lens gehad. Speciaal voor het gouden jubileum ontstond zo een unieke serie van 95 groepsportretten. Anema’s foto’s zijn bijzonder fascinerend. De foto’s vertellen over de plek van de kerk in de heden­ daagse Groninger maatschappij, en over hoe mensen sa­ menwerken in die context. Maar het zal niemand ontgaan dat geschiedenis, kunstgeschiedenis, gevoel voor esthetiek en oog voor uniciteit meespelen in elk nieuw beeld. Soms lijkt het of je naar een Vermeer of Rembrandt kijkt. Deze serie nieuwe klassiekers wordt getoond in de Der Aa-kerk in een bijzondere expositie, van 13 mei tot en met 21 juni. Later in het jaar wordt de expositie verplaatst naar het gebouw van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort.


De Gouden kerken van Groningen: spaar ze allemaal! ’50 Kerken open’ is de kers op de taart van de gouden ver­ jaardag. Het is immers uniek in Nederland dat zo’n grote collectie uniek religieus erfgoed vrij toegankelijk is! Met de slogan ‘De gouden kerken van Groningen: spaar ze allemaal’ willen we een breed publiek uitnodigen de grote pracht aan opengesteld cultuurhistorisch erfgoed te komen ontdekken. Oude kerken die we willen sparen door ze in stand te houden en toekomstbestendig in gebruik te houden. Maar bezoekers kunnen ook kerken sparen door er zoveel mogelijk te bezoe­ ken! Dat wordt extra gestimuleerd doordat in vele kerken een stempel gehaald kan worden voor het Pronkjewailpad, de lange afstandsroute langs alle pronkjuwelen van het Gronin­ ger land. In 2019 staat het Pronkjewailpad in het teken van open kerken. Dat betekent ook dat in elke kerk in aardige at­ tentie wordt aangeboden. Welke kerken open zijn en wan­ neer u ze kunt bezoeken, staat in een aantrekkelijk program­ maboekje, dat speciaal voor het jubileum van de persen rolt. Ook staan de gegevens van alle kerken waar gestempeld kan worden in de Pronkjewailpad-app. Tot ziens in de Gouden kerken van Groningen!

Stap op de fiets! Voor het gouden jubileum ontwikkelden de plaatselijke com­ missies van de kerken van Ulrum, Pieterburen en Vierhuizen een fietsroute van vijftig kilometer door het noorden van

E duc at ie Pesach in de sjoel De voorbereidingen voor het project Feest! In Oost en West, een educatief programma over feesten in verschillende reli­ gies, zijn in volle gang. In Garmerwolde wordt dit jaar ge­ werkt aan de realisatie van de ‘verticale museumvleugel’ en het gereedmaken van het terrein voor de ontvangst van be­ zoekers. In april organiseren we een projectweek in de synagoge van Appingedam. Acht schoolklassen komen met de bus of fiets naar de synagoge om daar te leren over het feest Pesach. Met Pesach herdenken en vieren joden de bevrijding van het joodse volk uit Egypte. Een belangrijk onderdeel van het feest is de Sedermaaltijd. De onderdelen daarvan staan sym­ bool voor de vele betekenissen van Pesach. Het bittere kruid maror verwijst bijvoorbeeld naar hoe het bitter is om slaaf te zijn, peterselie (lentegroen) herinnert eraan dat het voorjaar weer nieuw leven brengt, het zoute water symboliseert tra­ nen. In Appingedam gaan de leerlingen in gesprek over Pes­ ach en andere voorjaarsfeesten, en zullen zij spelenderwijs verschillende elementen van het joodse feest leren kennen.

Groningen. De fietser doet maar liefst vijftig bijzondere plek­ ken aan, die worden belicht in de routefolder. Op 11 en 12 mei wordt de route feestelijk ten doop gehouden; in achttien kerken zijn dan het hele weekend bijzondere activiteiten. Bij de routefolder is een activiteitenoverzicht zodat u niets hoeft te missen. Routefolder en activiteitenoverzicht worden door de hele provincie verspreid; u kunt ook exemplaren opvragen via jubileum@groningerkerken.nl.

‘Religious Heritage in a Diverse Europe’ Van 19 tot en met 21 juni organiseert de Rijksuniversiteit Gro­ ningen een internationale conferentie in samenwerking met de SOGK, Museum Catharijneconvent, Joods Cultureel Kwar­ tier Amsterdam en de Europese samenwerkingsorganisatie Future for Religious Heritage. De titel is ‘Religious Heritage in a Diverse Europe’. De conferentie richt zich op academici en professionals uit de erfgoed- en museumwereld, en zoomt in op de vraag wat de rol van religieus erfgoed kan zijn in een seculariserende en veranderende wereld. Kan erfgoed een platform bieden voor dialoog en betekenis? De confe­ rentie sluit inhoudelijk aan bij de doelstellingen van ‘Feest! In Oost en West’, het project over het immaterieel erfgoed van religieuze feesten dat de SOGK als sluitstuk van het jubi­leumjaar oplevert in december, in en rondom kerk en toren van Garmerwolde. Meer informatie: www.rug.nl/ news/2018/10/religious-heritage-in-a-diverse-europe


E xcur s ie s Excursie met Pauline Broekema In oktober 2018 verscheen Het uiterste der zee, geschreven door Pauline Broekema. Het verhaal van twee Joodse fami­ lies toont de veerkracht en de moed van mensen en laat op indringende wijze herleven wat door de oorlog en de tijd werd weggevaagd. Dit boek speelt zich voor een groot deel af in Appingedam en Groningen. De SOGK organiseert op vrijdag 10 mei een begeleide (bus)excursie naar beide plaatsen en de locaties uit het boek. Twee korte stadswandelingen en een kort bezoek aan de Joodse begraafplaats in Groningen vormen onderdeel van deze excursie. Pauline Broekema is zelf aanwezig om te ver­ tellen over het boek en de omgeving. De bus vertrekt om 9.30 uur vanaf het Hoofdstation, halte rondvaartboot, via Appingedam, lunch in Loppersum en dan terug naar Groningen. Na een korte bustour door de stad worden de deelnemers om circa 15.00 uur afgezet nabij de synagoge in de Folkingestraat. Hier volgt dan een wandeling om te eindigen in de remonstrantse kerk (kantoorlocatie van de SOGK). Hier drinken we een kop koffie/thee en vertelt Pauline over de bevrijding van Groningen, zij illustreert dit aan de hand van beelden van de bevrijders op het Hereplein. Ook bent u hier in de gelegenheid de uitgave Het uiterste der zee te kopen en deze uiteraard te laten signeren door de schrijfster. Om circa 17.00 uur sluiten we deze dag af. U kunt zich voor deze dagvullende excursie (incl. lunch en koffie/thee) opgeven via info@groningerkerken.nl o.v.v. Excursie Pauline Broekema 10 mei 2019. De prijs bedraagt voor donateurs van de SOGK ¤ 36,- (niet-donateurs betalen ¤ 45,-).

Kerken- en Marentocht Het Damsterveer van Appingedam ontwikkelde samen met SOGK de Kerken- en Marentocht. Een dag-arrangement, on­ der leiding van een gids, waarbij varend door de Groninger

Gevelsteen in de woning van de chazzan (voorzanger), gelegen naast de synagoge van Appingedam. Foto Omke Oudeman.

maren kerken worden bezocht. Vrijdag 7 juni en vrijdag 6 september zijn de eerste tochten gepland. Het programma start om 10.30 uur in het Paviljoen van de jachthaven te Appingedam met koffie en gebak. Vanuit Appingedam vaart het Damsterveer door het eeuwenoude stadscentrum, onder de hangende keukens door, richting het buitengebied met als eerste stop Oosterwijtwerd. De Mariakerk in dit wierdedorp is een van de oudste bakstenen kerken en vertelt het verhaal van haar eeuwenoude historie. De vaartocht wordt vervolgd naar Leermens. Vanuit het Damsterveer is het een kleine klim naar de Donatuskerk. Bo­ venop de wierde zijn het dorp en de omgeving mooi te zien. Na een bezoek aan de kerk en een korte wandeling door het dorp wordt afgesloten met een mini high tea in het Dorps­ huis. Aansluitend vaart het Damsterveer weer naar Appinge­ dam, aankomst ca. 18:00 uur. Prijs ¤ 45,- p.p. incl. koffie/thee met gebak, lunch en mini high tea. Minimale deelname 20 personen, maximaal 45. In­ lichtingen en boekingen via VVV Appingedam: Dineke van Dankzij een enthousiaste groep vrijwilligers vaart het Damsterveer in 2019 alweer voor het vijfde jaar in Appingedam en omgeving.


Grafzerk van H.G. Boer (1791-1876) op het kerkhof van Noorddijk, met als laatste regel ‘Want de mensch is geheel stof’. Foto archief SOGK.

Dijken, tel. 06 37 32 18 85 of mail naar arrangementen@top­ vangroningen.nl. NB: Groepen (tot 45 personen) kunnen een exclusieve afvaart boeken op eigen datum.

Tour des Cimetières Ook dit jaar organiseert Arriva Touring in samenwerking met de SOGK een rondrit langs begraafplaatsen en kerkhoven. Het thema is Stad en Ommeland: we bezoeken op 20 juni twee begraafplaatsen in de stad Groningen en twee kerk­ hoven aan de stadsrand. In de ochtend brengt de bus ons naar het Esserveld en naar de Noorderbegraafplaats, beide in de stad. De Noorder­ begraafplaats is sinds 1827 in gebruik, er liggen ongeveer zestienduizend mensen begraven. Het is een traditionele begraafplaats met lange rijen stenen zerken, waarbij een De kerk van Hinte. Foto Harm Hofman.

aantal zeer interessante. Op een omheind deel midden op het terrein, liggen de wezen uit het Groene Weeshuis begra­ ven. Op het achterste deel van de begraafplaats staan meer dan negenhonderd joodse zerken. Het Esserveld is in 1924 in gebruik genomen toen de Noor­ der- en de Zuiderbegraafplaats vol raakten. De begraaf­ plaats is als park ingericht in een half ronde vorm. Er liggen veel bekende Groningers begraven zoals bijvoorbeeld Johan Dijkstra, medeoprichter van De Ploeg. De toegangspoort is een mooi voorbeeld van de Amsterdamse School. Na de lunch in Zuidwolde rijden we naar Noorddijk en The­ singe. Noorddijk was vroeger een zelfstandige gemeente, maar is nu een stadsdeel van Groningen. Rond de laatro­ maanse kerk ligt het kerkhof met een twintigtal zerken. De meeste zerken zijn op de achterkant voorzien van beeldende grafpoëzie. Het grote gietijzeren monument voor de kerk is voor P. Boeles, dominee in Noorddijk van 1827 tot 1875 en samensteller van een woordenboek van de Groninger taal. In Thesinge stond in de middeleeuwen het dubbelklooster Ger­ mania. De huidige kerk is het verlaagde oostelijk deel van de oude kloosterkerk. Op het kerkhof liggen zo’n vijftig graven. Bijzonder is de graftrommel met opdracht voor een tienjarig meisje van haar schoolvriendinnetjes. Voor we terugrijden naar Groningen en Assen zorgt de plaatselijke commissie van de kerk nog voor een kopje koffie of thee. Prijs: ¤ 49,- (inclusief lunch). Vertrek: Station Assen, bus­ halte A 8.45 uur, Hoofdstation Groningen, bushalte rond­ vaartboten 9.15 uur. Retour Groningen 17.00 uur en Assen 17.30 uur. Aanmelden: per e-mail touring.groningen@arriva. nl of tijdens kantooruren telefonisch 050-5260268. Meer informatie: www.groningerkerken.nl/nl/activiteiten/sogk/ excursies/stad-en-ommeland

Zomerdagtochten Oost-Friesland De zomerdagtochten voeren dit jaar langs de kerken van Em­ den (Neue Kirche), Uphusen, Suurhusen en Hinte. De tochten vinden plaats op zaterdag 6 juli en op de woensdagen 10, 17 en 24 en 31 juli. De excursie kan alleen per bus gemaakt wor­ den. De bus vertrekt om 8.00 uur van het Hoofdstation Gro­ ningen (halte bij de rondvaartboten) en wordt daar rond 20.00 uur weer terugverwacht. Om 8.30 uur stopt de bus bij de voormalige grenspost Nieuweschans, aan de snelweg (= afslag Bunderneuland), waar ook opgestapt kan worden. De dag start in Oost-Friesland met een koffiepauze en eindigt met een Oost-Friese thee. Tussen de middag is er ge­ legenheid om deel te nemen aan een gezamenlijke warme maaltijd. De catering is niet bij de prijs inbegrepen en dient contant afgerekend te worden in het restaurant. De kosten voor deze excursie bedragen ¤ 30,- voor donateurs en ¤ 37,50 voor niet-donateurs (inclusief mapje kerkbeschrijvingen, maar exclusief catering). Let op: aanmelden via een aan­ meldkaartje is niet meer mogelijk. U kunt zich opgeven via 050-3123569 of info@groningerkerken.nl


Wink e l Donateurs krijgen 20% korting op alle eigen SOGK-uitgaven. Bezoek onze webwinkel via www.groningerkerken.nl/winkel om ons totale aanbod te bekijken.

Ode aan de oude Groninger kerken Op 13 mei 1969 werd de Stichting Oude Groninger Kerken opgericht. Vijftig jaar later viert zij deze mijlpaal en ter gelegenheid daarvan presenteert de Stichting met deze uitgave voor de eerste keer in haar bestaan een up-to-date overzicht van haar bezit aan religieus erfgoed. Het boek is geschreven door schrijver en dichter Marjoleine de Vos en religieus erfgoedspecialist Justin Kroesen, beiden vanuit een eigen invalshoek: De Vos vanuit haar beleving en Kroesen vanuit de kunsthistorische wetenschap. De prachtige foto’s bij de teksten zijn gemaakt door Bo Scheeringa en Jim Ernst. De ontwikkeling van de Stichting vanaf het begin van haar bestaan, wordt geschetst door filosoof Eelco van Es. Prijs ¤ 69,50 (verkrijgbaar vanaf 13 mei 2019) (donateurs 20% korting)

Pioniers van het volksgeluk Het kerkhof van Oude Pekela herbergt eeuwenoude graven. Hoewel de Stichting weliswaar niet het kerkhof (wel de kerk) tot haar bezit kan rekenen, vroeg zij schrijfster en historicus Inge Dekker toch een publicatie te wijden aan de verhalen achter een aantal graven van hoofdrolspelers in de bijzon­ dere sociaal-culturele geschiedenis van Oude Pekela. De uitgave Pioniers van het Volksgeluk – Verhalen achter eeuwenoude graven op begraafplaats Oude Pekela is de 21e in een reeks uitgaven over kerken en kerkhoven uitgebracht door de Stichting Oude Groninger Kerken met als doel de belangstelling voor dit bijzondere culturele erfgoed in het Groningerland te bevorderen. Prijs ¤ 6,00 (verkrijgbaar vanaf 26 april 2019) (donateurs 20% korting)

De Pastorie te Warffum. Middeleeuws steenhuis onthuld In 1972 nam het gezin Scheers zijn intrek in de grote middeleeuwse pastorie, een steenhuis, in het Groningse Warffum. Het was voor het eerst in zevenhonderd jaar dat een niet-geestelij­ ke het gebouw ging bewonen. Bij de erop volgende restauratie van het gebouw werd het middeleeuwse deel van het complex bouwhistorisch onderzocht, waarbij verrassend veel bouwonderdelen uit de voorgaande eeuwen te voorschijn kwamen. Ze werden bij de restau­ ratie betrokken en in het zicht gebracht, waarmee een beeld wordt gegeven van de woonsitu­ atie van de geestelijke leiders van de Warffumse dorpsgemeenschap sinds de middeleeu­ wen. De vondsten die in de afgelopen tientallen jaren door de eigenaar in het gebouw zijn gedaan worden in dit boek door hem beschreven en geïllustreerd met foto’s van zijn echt­ genote. Otto Kalkhoven maakte foto’s van het huis en de bijbehorende hof. Prijs ¤ 44,50 (speciale actieprijs voor donateurs: 20% korting)

De atlas van Beckeringh De kaarten in De atlas van Beckeringh tonen de dynamiek van het Groninger land, een gebied dat in de achttiende eeuw nog volop bezig was met de inpolderingen langs de kust en de veenontginning in het binnenland. De vele kaarten, tekeningen en historische afbeeldingen bieden een vaak verrassende blik op de wereld die Beckeringh onder ogen heeft gehad. De provinciekaart die hij in 1781 maakte, geniet vooral bekendheid door de kaartrand waarin 24 borgen (adellijke huizen) zijn afgebeeld. Maar ook de kaart zelf is een unieke bron voor de kennis van het Groninger landschap in de achttiende eeuw. Onbekend waren tot voor kort de vele voorstudies die Beckeringh tekende in de aanloop naar de uitgave van zijn wandkaart, zowel gedetailleerde schetskaartjes als tekeningen van de talrijke buitenhuizen. Prijs ¤ 49,95 (Opruimingsactie: donateurs 20% korting) Zo bestelt u: elders in dit tijdschrift vindt u de bestelkaart van onze winkel. Verzend- en administratiekosten zijn ¤ 3,50 per bestelling. Bij uw bestelling zit een nota voor uw betaling. De inkomsten komen ten goede aan de Stichting Oude Groninger Kerken. Wanneer u meer informatie wilt over uw bestelling kunt u contact opnemen met het bureau van de Stichting, (050) 312 35 69. Alle uitgaven zijn ook te koop via onze webwinkel: www.groningerkerken.nl/winkel


D e k e r k a l s p odium Museum Helmantel

De noordbeuk van de kerk van Leermens. Schilderij door Henk Helmantel, 2000.

Naar Festival Terug naar het begin met Gouden Arrangement Een prachtige editie van festival Terug naar het begin staat voor de deur! Van vrijdag 24 tot en met zondag 26 mei is een groot aantal Groningse kerken gevuld met klassieke mees­ terwerken, betoverende singer-songwriters en meeslepend theater. Geniet van het wierdenlandschap, ontdek eeuwen­ oude cultuurschatten en maak kennis met nieuwe artiesten.

Fietsexpeditie U vindt dit jaar een nieuwe ticket in onze online ticketshop. U kunt er namelijk voorkiezen om ‘met gids op fietsexpeditie’ te gaan. Vertrouw uzelf toe aan de gids, die u meeneemt op een expeditie naar verschillende voorstellingen en onderweg verhalen vertelt over het festivalgebied. Wees er snel bij, want er is maar een beperkt aantal plekken.

Gouden Arrangement Onze donateurs krijgen dit jaar een bijzonder cadeau, ter ere van het vijftigjarig bestaan. Het Gouden Arrangement bevat, naast 10% korting op uw kaarten, een festivalbeleving ge­ kruid met verrassende ontmoetingen, bijzondere extra’s en exclusieve ‘tussendoortjes’. Zo neemt schrijfster en filosofe Joke Hermsen u mee in een besloten voorgesprek bij haar muzikale lezing ‘Tijd en melancholie’. Bestel kaarten op www.terugnaarhetbegin.nl met kortings­ code KLT5SGH. Op de website vindt u ook informatie over het programma, de fietsexpedities, eetgelegenheden en over­ nachtingsmogelijkheden, zoals hotels, B&B’s en campings.

Museum Helmantel sluit aan bij de jubileumviering van de SOGK. In de Weem in Westeremden is van 2 mei t/m 25 ok­ tober de tentoonstelling ‘Groninger kerken / Europees per­ spectief’ te zien. Henk Helmantel laat zich al ruim vijftig jaar inspireren door interieurs van middeleeuwse kerken en kloosters. Die inspiratie deed hij het eerst op in de kerken in zijn eigen omgeving, daarna bezocht hij ook andere WestEuropese kerken, waar hij grote overeenkomsten ervaarde in de romaanse en gotische bouwstijl. Een groot aantal van deze interieurschilderijen is op de tentoonstelling te zien, evenals stillevens met middeleeuwse gebruiksvoorwerpen, sculpturen, meubels en gebruiksvoorwerpen. Dit voorjaar verschijnt tevens een nieuw boek over Museum Helmantel, waarin veel aandacht voor de verzamelde collecties, die hun plaats hebben gevonden in de herbouwde, van oorsprong middeleeuwse pastorieboerderij. Openingstijden: donder­ dag t/m zaterdag van 13.00-17.00 uur, entree ¤ 5,00 (kinde­ ren tot 12 jaar gratis). Op 1 juni vindt de ‘Weemavond’ plaats, waarop Marjoleine de Vos, schrijver en dichter, én Justin Kroesen, religieus erf­ goedspecialist, vertellen over hun motivatie en invalshoek voor het jubileumboek Ode aan de Groninger kerken. Michiel de Vries, zingt die avond middeleeuwse liederen, zichzelf begeleidend op een (renaissance) luit. Aanvang 20.00 uur, vanaf half 19.30 uur staat de koffie klaar. De toegangsprijs is ¤ 12,50 inclusief koffie/thee en na afloop hapjes en drank­ jes. Opgave is gewenst, via: babs@helmantel.nl of 0596551415.

Kerkenpad Oost-Groningen Als het gaat over mooie en bijzondere kerken, dan denken de meeste mensen niet meteen aan Oost-Groningen. Toch heeft de regio op dit gebied veel te bieden, er zijn hier parels van kerken gebouwd! Om mensen hiermee kennis te laten maken, wordt een Kerkenpad georganiseerd door 24 kerken uit de gemeenten Pekela, Oldambt, Westerwolde en Midden-Groningen. Op zaterdag 1 juni openen zij van 10.0016.00 uur hun deuren voor het publiek, zodat de gebouwen ook van binnen bewonderd kunnen worden. Meer informatie: www.kerkenpadoostgroningen.nl.

De Afscheiding – Lezing en rondleiding Marcel de Jong In 2018 verscheen de roman De Afscheiding van Marcel de Jong, een meeslepend verhaal over de kerkstrijd in 1834 die totaal uit de hand liep. Naar aanleiding van de verschijning van dit boek geeft de auteur op donderdag 6 juni om 19.30 uur (kerk open 19.00 uur) een lezing in de remonstrantse kerk in Groningen. De lezing duurt tot circa 21.30 uur. Tijdens de lezing gaat u terug naar 1834. U voelt dan hoe dapper De Cock en zijn


In alle kerken die de Stichting Oude Groninger Kerken beheert, wor-

aanhangers waren. En hoe belangrijk voor de Nederlandse geschiedenis. De lezing is gratis toegankelijk voor donateurs van de SOGK, niet-donateurs betalen ¤ 2,50. Aanmelden kan via info@groningerkerken.nl of 050-3123569. Behalve deze lezing kunt u ook met de schrijver op pad in Ulrum om De Afscheiding aan den lijve te ondervinden. Dit kan op de zaterdagen 20 april, 25 mei, 13 juli en 17 augustus van 14.30 uur tot 17.00 uur. Startpunt van deze rondleidingen is het gebouw Irene aan de Hendrik de Cockstraat. Onder­ deel van deze wandeling is een bezoek aan de Catharinakerk waar de kerkstrijd is begonnen. Aanmelden kan eveneens via info@groningerkerken.nl. Een rondleiding kost ¤ 15,-, donateurs van de SOGK krijgen een korting en betalen ¤ 12,50. Na afloop is het boek De Afscheiding te koop en signeert de auteur. De kosten dient u vooraf te betalen via rekening: NL56 TRIO 0338 8527 19 – onder vermelding van ‘Rondleiding Ulrum’ en de gewenste datum.

Veur Aaltied In tien Groninger kerken vormen de levensverhalen van in of bij de kerk begraven dorpsgenoten de basis voor even zoveel bijzondere theaterstukken. Daarbij speelt het kerkorgel een grote rol. Veur Aaltied speelt van april tot oktober 2019 in de kerken van: Usquert, Kloosterburen, Thesinge, Sappemeer, Noordbroek, Krewerd, Loppersum, Nuis, Woltersum en Vis­ vliet. Veur Aaltied wordt gemaakt door negen Groninger tekstschrijvers en acht Groninger regisseurs. De artistieke leiding is in handen van Ben Smit. Organist en orgeldeskun­ dige Eeuwe Zijlstra zorgt voor bij de orgels passende com­ posities. Meer informatie: www.veuraaltied.nl.

Orgeldag Noord-Nederland Begon ooit deze jaarlijkse Orgeldagtraditie, georganiseerd door de Stichting Hinsorgel Leens, met slechts vijf orgels, langzamerhand is dit ‘orgelfeest der ontdekking’ uitgegroeid tot een dag met meer dan honderd instrumenten. Liefhebbers uit het hele land komen naar de provincie Groningen om de

den bijzondere activiteiten aangeboden. In deze rubriek lichten we een aantal daarvan uit. Voor een compleet en actueel overzicht kunt u terecht op www.groningerkerken.nl/agenda. Geen beschikking over internet? Neem dan contact op met het secretariaat van de Stichting.

prachtige orgels te bespelen. De editie 2019 heeft plaats op zaterdag 11 mei. Meer informatie: www.hinszorgelleens.nl.

Kloostermuseum Aduard – Exposite en routes De cisterciënzer kloosterorde kenmerkt zich door een strikte ascese die zich in de gebouwen weerspiegelt. Ornamenten en schilderingen worden geschuwd, de nadruk ligt op het eersteklas materiaal en een nauwgezette afwerking. In de tentoonstelling ‘Van klei tot klooster. De bouwkunst van de Cisterciënzers’ laat het Kloostermuseum de tegenstelling zien tussen de cisterciënzer en de ‘gewone’ middeleeuwse kerkbouwstijl. Ook wordt getoond hoe het cisterciënzer ideaal nog steeds doorklinkt in een splinternieuw klooster, het trappistinnenklooster Koningsoord in Oosterbeek. Op de zolder van het museum besteden we aandacht aan de bouw­ kunde, met oude materialen en gereedschappen. Een ware bouwexplosie werd ingezet met de introductie van de bak­ steen rond 1200. In een eeuw tijd werden in het Groninger­ land ruim honderd kerken gebouwd. veelal in laatromaanse stijl. Een mooi voorbeeld is de voormalige ziekenzaal, nu kerk, in Aduard, maar er zijn er nog veel meer. De mooiste zijn opgenomen in een boekje met fiets-, auto- en wandel­ routes, Juweeltjes in het groen, samengesteld in samenwer­ king met de SOGK. Het is o.a. te koop via onze (web)winkel. Kloostermuseum Aduard, Hofstraat 45, Aduard (tegenover de ‘Abdijkerk’). Van 1 april - 1 november is het museum dinsdag t/m zaterdag geopend van 10.00-17.00 uur (zondag 13.00-17.00 uur, maandag gesloten). Zie ook: www.kloostermuseumaduard.nl. De ‘Wedderwegkerk’ in Oude Pekela, één van de tijdens Kerkenpad Oost-Groningen geopende kerken. Foto Duncan Wijting.


Me di at he e k Over kerkarchitectuur Binnen de collectie van de mediatheek is dit onderwerp zo­ iets als het intrappen van een open deur. Toch is het aardig om een minitripje te maken langs kerkarchitectuur vanaf het begin zoals Frühe Holzkirchen im nördlichen Europa (1981), een catalogus bij een gelijknamige expositie over vroege houten kerken in Noord-Europese landen, tot aan heden­ daagse kerkarchitectuur. Genoemde catalogus wordt in de mediatheek gevolgd door een reeks publicaties over ro­ maanse bouwkunst. Was ist romanik? Geschichte, Formen, und Technik des romanisches Kirchenbaus (2004) bijvoor­ beeld, of Romaans Nederland (1994), een boek met de na­ druk op de romaanse kerkbouwkunst in Nederland en waarin uiteraard veel Groninger dorpskerken voor het voetlicht ko­ men. Nog eentje: De romaanse kerkbouwkunst in de Nederlanden (1982). De trip gaat verder langs De gotische kerkelijke bouwkunst (1953) bijvoorbeeld, en daarna ‘Neogotiek in de provincie Groningen’ (Groninger Kerken 9 (1992) nr. 1). We passeren Waterstaatskerken en wel als bundeling van verschillende documenten over deze eenvoudige kerken die tussen 1824 en 1875 met financiële steun van de landelijke overheid wer­ den gebouwd. Een volgende, aansprekende architectuur in Groningen die we niet ongezien mogen passeren is beschre­ ven in ‘Expressionistische kerken in Groningen – en daarbui­ ten’ (Groninger Kerken 33 (2016), nr. 4). Een artikel versche­ nen ter gelegenheid van honderd jaar Amsterdamse School. Kerkarchitectuur in de Wederopbouwperiode wordt toege­ licht in het artikel ‘Kerkbouw na de Tweede Wereldoorlog in de stad Groningen’ (Groninger Kerken, jrg. 24 (2007), nr. 1). Architectuur gestoeld op de verzuiling ligt ook op de route, onder andere in de tweeluik: ‘Gereformeerde kerken in de provincie Groningen’ (Groninger Kerken, jrg. 10 (1993), nrs. 2 en 3). Twee uitvoerige artikelen over gereformeerde kerkar­ chitectuur in Groningen, met veel aandacht voor de architect De Jacobuskerk van Zeerijp. Foto Duncan Wijting.

De mediatheek is toegankelijk voor een breed publiek: voor donateurs van de Stichting, voor leerlingen of studenten die informatie zoeken voor werkstuk, spreekbeurt of scriptie, voor mensen die monumenten een warm hart toedragen. De catalogus is online raadpleegbaar: www.groningerkerken.nl/ mediatheek

Tjeerd Kuipers die een Hollandse renaissancestijl koos als vorm voor zijn kerkgebouwen, en voor de architecten Egbert Reitsma en Hindrik Elderling. Laatstgenoemde speelde een grote rol in de kerkbouw na de Tweede Wereldoorlog. We passeren nog een paar: Een toren zo hoog als de hemel. Jan van Dongen (1896-1973) bouwer van kerken, kloosters en kapellen (2005). Een bekende kerkarchitect die in de jaren twintig van de vorige eeuw tot de vernieuwers in de ka­ tholieke kerkbouw in ons land behoorde. Verder Een halve eeuw religieuze bouwkunst door architecten Sluijmer en Sluijmer. Vader en zoon ontwierpen in de jaren 1920-1971 ruim veertig katholieke kerken, de zogenaamde Sluijmerkerken. Of De Protestantsche kerkenbouw in Nederland. Van hervorming tot franschen tijd (2015), en ten slotte: Waar Remonstranten kerken. Een overzicht in woord en beeld van de gebouwen, waar de remonstranten kerken aan het begin van de e 21 -eeuw (2010). Hierin is uiteraard ook aandacht voor de re­ monstrantse kerk aan de Coehoornsingel in Groningen, het kerkkantoor van de Stichting Oude Groninger Kerken Het nieuwe religieuze bouwen. Liturgie, kerken en stedenbouw (2015) komt na een lange periode waarin architecten en kunstenaars in nauwe samenhang met kerkelijke op­ drachtgevers werkten, uiteindelijk in de jaren zeventig van de vorige eeuw uit op een steeds meer open en democrati­ sche vorm van kerkbouw. Het tripje wordt afgesloten met Kerkenarchitectuurgids (2011), een allesomvattende uitgave waarin wordt uitgelegd hoe de structuur en functie van een kerkgebouw kan worden ontcijferd en waarin de ontwikkeling van de architectuur van kerkelijke bouwwerken wordt beschre­ ven, vanaf de Tempel van Salomé en de middeleeuwse gotische kathedralen tot de postmoderne bouwwerken van de twintigste eeuw. En Kerkgebouw in het postindustriële landschap (2004), dat vanuit verschillende disciplines ge­ schreven is en ingaat op aspecten als historie en typologie van de kerkbouw, architectuur en fenomenologie, topo­ grafie en samenleving, en liturgie en ecclesiologie. Er is meer te vinden in de online catalo­ gus, simpelweg door te zoeken op ‘Ker­ karchitectuur’ of ‘Architect’.


We r k in ui t voe r ing

De kerk van Breede – Straks weer wit in het groen ‘Wit in Groen’, zo heet een recent verschenen publicatie over de kerk, en dat is een mooie typering van het gebouw met het opvallende rode koepeltje. Maar wie de afgelopen maanden Breede bezocht, of over de N363 langs het dorp onder de rook van Warffum reed, zal zich wellicht afgevraagd hebben waarom. Het groen is door de wisseling van de seizoenen tijdelijk even afwezig, het wit daarentegen had inmiddels meer structureel plaats gemaakt voor smoezelig. Daar kwamen sinds afgelopen oktober nog eens steigerbuizen, een afvalcontainer en druk werkverkeer bij. Wanneer bouwvakkers tóch even terug lopen naar de con­ tainer met sloopafval om er iets weer uit te halen, weet je haast op voorhand zeker dat het iets bijzonders betreft. Dat is nu niet anders. Het grillig gevormde stuk hout was tot voor kort de kop van een draagbalk, bevestigd in een buitenmuur. Om precies te zijn: de balk waarop de klokkenstoel rustte. Houtworm en vooral boktor vraten het in de loop van de jaren helemaal weg, tot alleen de jaarringen overbleven die ge­ vormd zijn tijdens de wintergroei van de boom (en die een stuk harder zijn dan de andere lagen).

Drieledig Vanzelfsprekend is de balk vervangen. De draagconstructie van de dakruiter was op voorhand geen onderdeel van de restauratiewerkzaamheden, maar het probleem hiermee werd ‘gaande het werk’ geconstateerd, zo legt Daniël van Huizen, projectleider van het bureau Holstein Restauratie Architectuur uit. ‘We zagen losliggend stucwerk, haalden vervolgens wat regels weg om in de balk te kunnen boren voor houtonderzoek, met dit als resultaat.’ Dat werk in Breede heeft – zoals tegenwoordig steeds vaker het geval is bij restauraties van de SOGK – een drie­ ledige insteek. ‘Reguliere onderhoudswerkzaamheden wor­ den gecombineerd met het herstel van “schade ontstaan door dynamische krachtwerking vanuit het maaiveld”, zoals dat in technische rapportages officieel heet. Het verhelpen van aardbevingsschade dus. Daarnaast nemen we de voor­ zieningen onder handen die bij een vorige restauratie van de kerk, begin jaren tachtig, zijn aangebracht. Op verzoek van de plaatselijke commissie worden die verbeterd.’

Ingekapt en -gepakt ‘De bevingsschade betreft vooral het metsel- en stucwerk. Scheuren worden open gekapt tot de stenen muur, vervol­ gens wordt de scheur in het metselwerk geïnjecteerd met dunne mortel en daarna weer afgewerkt. Als de scheur te groot is om te injecteren, wordt het metselwerk ingeboet of

Projectleider Daniël van Huizen van het bureau Holstein Restauratie Architectuur op de steiger. De Korinthische pilasters en zuilen werden aan­gebracht tijdens een 19e-eeuwse verbouwing van de middeleeuwse kerk. Foto Jelte Oosterhuis. Daniël van Huizen en Christiaan Velvis, bouwkundige van de SOGK, tussen het ingepakte meubilair. Foto Jelte Oosterhuis.


De door boktor en houtworm aangetaste kop van de draagbalk. Foto Jelte Oosterhuis.

plaatselijk vervangen. Preventief nemen we ook het plafond onder handen. De ijzeren binddraadjes van het riet waarop het stucwerk van het tongewelf was aangebracht, bleken grotendeels door corrosie verdwenen. Daarom wordt het pla­ fond nu doorgeschroefd. Kleine rozetjes en weefsel houden het pleisterwerk straks onzichtbaar op z’n plaats. Het meu­ bilair blijft tijdens alle werkzaamheden gewoon op zijn plek. De banken, avondmaalstafel, preekstoel en orgel zijn tijde­ lijk ingepakt in beschermend plaatmateriaal of plastic. Een mooie methode’.

Voorzieningen ‘Alleen de achterste kerkbanken hebben we gedemonteerd. Die liggen nu in opslag en blijven dat ook. Onder de orgel­ galerij, achter in de kerk, zitten de publieksvoorzieningen en die die zijn inmiddels toch wel verouderd. Bovendien hebben

ze hun beperkingen: je moet bijvoorbeeld door het krappe keukentje naar het toilet. Bij de vervanging creëren we extra ruimte, niet alleen om het gebruiksgemak te vergroten maar ook om plaats te maken voor een berging. Daarvoor wordt de achterwand iets verschoven, meer de kerk in.’

Zomer De werkzaamheden aan het interieur zijn omstreeks het begin van het voorjaar wel afgerond. Het schilderwerk bui­ ten­om is natuurlijk weersafhankelijk, maar als alles meezit is dat medio juni gereed en kunnen de steigers weg. Ook dan kan eindelijk het gewraakte zinnetje ‘Er zijn momenteel geen activiteiten’ van de website van de kerk van Breede worden gehaald. Meer informatie over de kerk van Breede: www.kerkbreede.nl.

Nieuwe oude nagels voor de vervangen draagbalk, gesmeed door Ron Caspers uit Warffum. Foto Jelte Oosterhuis.


1 Kerk en kerkhof van Wittewierum. Foto Wikimedia Commons / Hardscarf.

Jan van den Broek

Abt Menko over de Fivel en het fundament van de kloosterkerk in Wittewierum

De bouw van de kerk van Wittewierum wordt beschreven in de kroniek van het klooster Bloemhof. De auteur, abt Menko, heeft daarbij een fijnzinnig oog voor details. Over het heien van de fundering meldt hij dat de ‘ganzeneieren door de trilling van de grond geklutst raakten en niet verder uitge­ broed konden worden.’ Zijn beschrijving van de bouwwerkzaamheden bevat en passant ook de oudst bekende vermelding van ‘waterpassing’ in Nederland. Maar klopt Menko’s mededeling wel dat de kloosterkerk verrees op een gedempte haven die ooit in verbinding stond met de verdwenen rivier de Fivel? Over de Fivel, de legendarische rivier die het landschap Fivelgo zijn naam heeft gegeven en op verschillende plaatsen herkenbare sporen heeft nagelaten, is veel geschreven en ook

veel gefantaseerd.1 Rond 1900 heeft Pieter Mennes Bos, landbouwer op het Zandtstervoorwerk te Zijldijk, vele jaren van zijn leven besteed aan het opsporen van de grotendeels

1 Mijn eigen bijdrage aan de discussie over de Fivel en de Delf is te vinden in Landschap lezen 4, ‘Delf en Damsterdiep. Van tochtsloot tot levensader’ (www.vanlauwerstoteems.nl/delf-en-damsterdiep.html).

45


46

verdwenen loop van de Fivel. Zijn ideeën heeft hij in een gedetailleerde kaart vastgelegd.2 Bos meende dat de rivier, komende uit de richting van Scharmer, zich ten noorden van Woltersum splitste, dat een westelijke bedding het tracé van de huidige Ten Poster Ae volgde en dat een oostelijke tak aan de westzijde langs de wierde van Wittewierum liep. Dit laatste is niet helemaal correct geformuleerd. Bos tekende zijn Fivel zo, dat deze stroom het areaal van de huidige wierde in twee stukken verdeelt: een klein westelijk deel en een veel groter oostelijk deel. De bodemkundige A.E. Klungel tekende de oude Fivelloop in de jaren zeventig van de vorige eeuw zo, dat een lus ervan de wierde van Wittewierum aan de zuid-, oost- en noordzijde omgeeft. Daarnaast zien we op het door hem getekende kaartje enkele zijtakken ter plaatse van de huidige wierde, onder meer daar waar Bos de hoofdstroom van de Fivel liet lopen.3 Een westelijke bedding tekende Klungel niet. Daarmee heeft hij het zonder enige twijfel bij het rechte eind. Dat de Ten Poster Ae geen natuurlijke waterloop, maar een door mensenhanden gegraven kanaaltje is, blijkt uit het feit dat deze watergang een oudere verkavelingsstructuur doorsnijdt. Het kanaaltje moet gegraven zijn om de wateroverlast te bestrijden die het gevolg was van verschillende, min of meer tegelijkertijd optredende factoren: bodemdaling in de buurt van Woltersum, ‘inversie’ of ‘reliëfomkering’ ter plaatse van de oude bedding en verzanding van de stroomafwaarts gelegen rivierbedding. Waarschijnlijk is dat al in de loop van de elfde en twaalfde eeuw gebeurd. Vooral ter plaatse van de wierde van Wittewierum zijn de door Bos en Klungel getekende tracés moeilijk te rijmen met het beeld dat we op de hoogtekaart zien. Toch is de door hen

getekende situatie niet helemaal ondenkbaar. Ze veronderstelt echter wel dat de wierde, na de verzanding van de Fivel en het graven van de Ten Poster Ae, een aanzienlijke ver­ groting in westelijke richting heeft ondergaan. Ook elders in de Ommelanden zijn in de twaalfde eeuw – dus vóórdat de eerste kloosters werden gesticht – bestaande wierden uitgebreid en nieuwe ‘podia’ opgeworpen. Twee aanwijzingen brachten Bos ertoe zijn oostelijke Fiveltak te tekenen. In de eerste plaats had hij bij de wierde van Wittewierum een ‘kleiboor’ aangetroffen die hij voor een overblijfsel van een voormalige rivier aanzag. In de tweede plaats is er een passage in de kroniek van Wittewierum waarin abt Menko (niet Emo zoals Bos abusievelijk schreef) vertelt over de bouw van de nieuwe kloosterkerk op de wierde van Wittewierum en waarin hij melding maakt van de Fivel die daar vroeger had gelopen.4 Menko vertelt dat men al bij leven van abt Emo begonnen is met het bakken van stenen voor de nieuw te bouwen kloosterkerk te Wittewierum. Emo overleed in 1237 en werd op­ gevolgd door de supprior Paulus, die in 1238 tot abt werd gekozen. Op advies van abt Sibrand van Mariëngaarde legde Paulus de leiding over de bouw van de nieuwe kloosterkerk in handen van meester Everardus, een uit Keulen afkomstige steenhouwer.

Menko’s tekst Aangezien Menko’s in het Latijn gestelde tekst verschillend kan worden geïnterpreteerd, is het zinvol deze vaak geciteerde passage nog eens onder de loep te nemen. Ik doe dat aan de hand van een eigen vertaling, die, samen met Menko’s originele tekst, hierna volgt.5

2 Bos’ aantekeningen zijn, samen met zijn kaart, uitgegeven door ir. Johan van Veen: P.M. Bos en Joh. van Veen, De Fivel en hare verzanding (Leiden 1930). 3 A.E. Klungel, ‘Fivel en Fivelhuisjes’, Boor en Spade 18 (1972) 155-162, met kaartje op 156. 4 P.M. Bos en Joh. van Veen, De Fivel en hare verzanding (Leiden 1930) 15. 5 Ik gebruik de Latijnse tekst zoals die gepubliceerd is in: H.P.H. Jansen en A. Janse (ed. en vert.), Kroniek van het klooster Bloemhof te Wittewierum (Hilversum 1991), 336. Op p. 337 van dit werk vindt men een moderne vertaling van deze passage. In de oudere vertaling van Zuidema en Douma staat de passage op p. 173. Zie daarvoor: Willem Zuidema en J. Douma (met medew. van C.D.J. Brandt), Kronie­ ken van de abdij Bloemhof te Wittewierum, loopende over de dertiende eeuw door de abten Emo, Menko en een ongenoemde (Utrecht [1938]).

2 Foto omstreeks 1918 genomen door W.F. Pastoor, op aanwijzing van P.M. Bos. Te zien zijn Wittewierum vanuit het noorden, met op de voorgrond een oeverwal die door Bos ‘Fivelkade’ wordt genoemd. Collectie Groninger Archieven (818_18239).


Origineel

Vertaling Assumptionis1

Idem autem magister in vigilia fundum in atrio ecclesie2 pretemptavit; et statim postea iniciatum est fundamentum cum gravissimis laboribus en expensis, quia subito vacillat operis edificium, cui debile subiacet fundamentum. Apposito igitur liniari perpendiculo magister est metitus, quam profunde fodiendum esset fundamentum, ita ut ligna in fundo posita omni tempore haberent aquam, que ipsa solet a putredine conservare. Hoc autem perpendit per aquam, que erat in fossato3 atrii, ita ut illa equalitas posset derivari per cuniculos terre4 super lignorum superficiem ad duos pedes, cum tamen in illo autumpno fuisset5 siccitas maxima. Ac sic necesse fuit totum fundamentum fodere ad profunditatem xx vel xviii pedum. Preterea ad occidentem, ubi est maior pars edificii, olim decurrebat amnis, cuius nomen erat Fivele, ita ut esset ibi portus navium. Qui cum in Emetha esset obstructus et desiccatus, paulatim fimo sterquilinii et straminibus fuit repletus;6 et ideo necesse fuit in profundum fodere, ut ad fundum solidum posset perveniri. Effosso igitur fundamento, vicissim de cavea ad caveam7 posita sunt inferius ligna alnina adhuc recentia et succorosa propter securiorem conservationem operis, primo in longum operis, videlicet ad orientem et occidentem, et desuper alia in transversum. Quibus cum multa diligentia collocatis superiecta est terra, primo pinguis et fimosa pro maiori attractione humoris et conservatione lignorum, postmodum sicca, que condensata est truncis,8 accedentibus ad singulos quatuor viris fortibus; quibus lassatis alii quatuor succedebant; et sic oportebat omni tempore huiusmodi fundationis interesse lxxx viros, cum essent x trunci, et vicissitu­ dinalibus commutationibus carere non possent. Quibus pleno robore laborantibus, tota villa contremuit, ita ut in vicinis domibus olle lacticiniorum effunderentur, et ova aucarum ex tremore terre commixta fetus proferre non possent.

Deze bouwmeester onderzocht daags voor Hemelvaart de bodem van het kerkhof. Direct daarna is begonnen met het maken van het fundament. Dat vergde bijzonder zware inspanningen en hoge kosten, aangezien een slecht gefundeerd bouwwerk snel verzakt. Met behulp van een peillood heeft de meester vastgesteld hoe diep het fundament gegraven moest worden om ervoor te zorgen dat het hout dat bij wijze van fundering zou worden aangebracht, altijd nat zou blijven. Water pleegt immers hout tegen verrotting te beschermen. Hij heeft die meting verricht door water uit de kerkhofgracht via smalle sleuven af te leiden en wel zo, dat het niveau ervan overal op een hoogte van twee voet boven het oppervlak van het hout stond; en dat terwijl het in die herfst toch erg droog was geweest. Zo bleek het nodig om het hele fundament tot op een diepte van 20 of 18 voet uit te graven. Bovendien liep aan de westzijde, waar het grootste deel van het gebouw is, vroeger een rivier, die Fivel heette, zodat op die plaats een haven voor schepen was. Toen die rivier in Wester­ emden was afgedamd en verland, is die haven geleidelijk met mest en stro gevuld; om die reden was het nodig diep te graven om tot de vaste bodem te geraken. Nadat het fundament was uitgegraven, werd op de bodem, steeds van put tot put, jong, nog sappig elzenhout gelegd ter verzekering van de duurzaamheid van het bouwwerk. Eerst werd een rij elzenstammetjes in de lengte van het gebouw gelegd, namelijk van het oosten naar het westen, en daar dwars bovenop een twee-47 de laag. Toen deze stammetjes met grote precisie waren gelegd, werd er aarde op gestort; eerst vette klei om het vocht aan te trekken en het hout in goede staat te houden, daarna droge aarde, die verdicht werd met behulp van heiblokken, die elk gehanteerd werden door vier sterke mannen. Als ze moe geworden waren, werden ze door een ander viertal afgelost. Er waren dus ten tijde van het leggen van het fundament steeds 80 mannen nodig, want er waren tien heiblokken en de mannen moesten voortdurend afgelost worden. Als zij op volle kracht bezig waren, dreunde het hele dorp, zodat in de huizen in de buurt de melk uit de kannen klotste en de ganzeneieren door de trilling van de grond geklutst raakten en niet verder uitgebroed konden worden.’

1 Hemelvaart viel in 1238 op 13 mei. Het bodemonderzoek vond dus plaats op 12 mei. 2 Met atrium ecclesie bedoelt Menko waarschijnlijk het kerkhof. 3 Het woord fossatum betekent in dit verband vrijwel zeker ‘gracht’ en niet ‘put’ zoals we in de oudere vertalingen lezen. 4 Het Latijn kent geen goed equivalent voor ons woord ‘sleuf’. Bij gebrek aan beter gebruikte Menko het woord cuniculus dat ‘konijn’ of ‘onderaardse gang’ betekent. In de vertaling van 1991 wordt cuniculi terre weergegeven als ‘de poriën van de aarde’, Zuidema en Douma hebben het over ‘buizen in den grond’. Het woord terre (‘van (de) aarde’) lijkt me op deze plaats overbodig. 5 Dit moet de herfst van 1237 zijn geweest. 6 Het betrekkelijk voornaamwoord qui kan zowel op de haven (portus) als op de Fivel (amnis) terugslaan en deed dat in Menko’s gedachten wellicht ook. Het onderwerp van de hoofdzin kan echter niet anders dan de portus aan de westzijde van de wierde zijn. Er ontbreekt dus een onderwerp in de hoofdzin. Duidelijker zou het zijn geweest als Menko dat onderwerp (amnis) expliciet had genoemd: Preterea ad occidentem, ubi est maior pars edificii, olim decurrebat amnis, cuius nomen erat Fivele, ita ut esset ibi portus navium qui, cum amnis in Emetha esset obstructus et desiccatus, paulatim fimo sterquilinii et straminibus fuit repletus. In mijn vertaling ben ik ervan uitgegaan dat dit het is wat Menko wilde vertellen. 7 Over kuilen heeft Menko het tot dusver niet gehad. Ik neem aan dat hij met caveae de stiepgaten bedoelt die de bouwmeester liet graven op de plekken waar hij de belangrijkste kolommen had gedacht en waarvan hij de vereiste diepte door middel van waterpassing had vastgesteld. Tussen de kuilen moesten ten behoeve van de fundering sleuven worden gegraven van gelijke diepte; ook daarin werd een ‘Schwellenrost’ aangebracht. 8 Trunci zijn boomstammen of stukken daarvan, geen heipalen.


48 3 De Fivel bij Wittewierum. Uitsnede uit de Fivelkaart van P.M. Bos.

Menko’s tekst geeft aanleiding tot enkele kanttekeningen, zowel voor wat betreft het leggen van het fundament voor de nieuwe kloosterkerk, als wat de oude loop van de Fivel aangaat. Alvorens op de details in te gaan, is de vraag van belang hoeveel waarde we mogen hechten aan het door Menko vertelde verhaal. Daarvoor moeten we even aandacht 4 Wittewierum en de Fivel volgens Klungel (1972). De hoofdbedding is weer­ gegeven met een doorgetrokken zwarte lijn, zijtakken met onderbroken lijnen.

schenken aan enkele jaartallen uit de levensloop van deze auteur. Menko is in 1213 geboren, trad in 1230 als zeventienjarige jongeling in het klooster Bloemhof in en volgde in 1243 abt Paulus op als hoofd van de abdij. Hij leidde het klooster tot zijn dood in 1276. Het gedeelte van de kroniek over de jaren 1237-1249 schreef hij op zijn vroegst in 1249.6 In 1238, het jaar waarin de bouw van de nieuwe kloosterkerk begon, was Menko 25 jaar. Voor het verhaal over het leggen van het fundament ervan heeft hij dus uit zijn eigen herinnering kunnen putten, zij het dat het wel herinneringen waren aan een gebeurtenis die op het moment dat hij ze te boek stelde al meer dan tien jaar achter hem lag. Anders is het met zijn mededeling over de loop van de Fivel en het verband dat hij legt tussen die oude loop en de slappe bodem op de plek waar een groot deel van de kloosterkerk moest komen. Menko schrijft dat die bodem zo slap was doordat daar vroeger een haven was geweest die, zo suggereert hij, in verbinding stond met de Fivel die daar vroeger stroomde. Nadat de Fivel was dichtgeslibd en afgedamd, was die haven dichtgestort met stro en mest. Wanneer dat is gebeurd schrijft hij niet. De informatie over de voormalige haven en de oude loop van de Fivel moet hij van horen zeggen hebben, net zoals die over de afdamming van de Fivel 6 Jansen en Janse (1991) xxvi en xxxiii.


5 Menko schrijft over de Fivel. In de marge staan aantekeningen van Ubbo Emmius. Fragment uit de Kroniek Bloemhof (fol. 34v kolom 136), collectie Universiteitsbibliotheek Groningen.

bij Westeremden. Een duidelijke datering van die gebeurtenissen maakte blijkbaar geen deel uit van het verhaal, anders had Menko die zeker vermeld. We weten dus niet wanneer de Fivel langs de westelijke flank van de oude wierde van Wittewierum heeft gestroomd en ook niet wanneer de dam bij Westeremden is gelegd. Ubbo Emmius, die de kroniek van Wittewierum goed bestudeerd heeft, meende dat dit omstreeks 1205 is gebeurd, maar hoe hij aan dit jaartal kwam, vertelt hij niet.7

Haven Ik vermoed dat de Fivel al in de twaalfde eeuw bij Wester­ emden is afgedamd en dat deze ingreep samenhangt met het leggen van de Zandtsterdijk tussen Westeremden en Spijk, waarmee een strook kwelderland ten noorden van Zeerijp werd ingepolderd.8 We mogen veilig aannemen dat de rivier bij Wittewierum – zo’n 12 km ‘boven’ Westeremden gelegen – al veel eerder is verzand en voor de scheepvaart onbruikbaar is geworden. Het is dus heel goed mogelijk dat

7 Ubbo Emmius, De Agro Frisiæ inter Amasum & Lavicam flumina deque urbe Groninga in agro eodem [...] (Groningen 1605) 21 (‘ante annos plus minus CCCC’). 8 De aanleg van de Zandtsterdijk wordt door Miedema gedateerd in de tweede helft van de twaalfde eeuw. M. Miedema, ‘Oost Fivelingo, 250 v. C.-1650 n.C.’, Palaeohistoria 32 (1992) 179-180.

6 Ubbo Emmius schrijft in 1605 over de afsluiting van de Fivel: ‘Die monding is echter ongeveer vierhonderd jaar geleden door het op­­ werpen van een dam dwars erin versperd en de bedding zelf is voor het grootste deel samen met haar naam langzamerhand verdwenen.’

49


7 Wittewierum op de AHN-hoogtekaart. Het rode pijltje wijst naar de westelijke kerkhofgracht; de groene rechthoek is het grondplan van de huidige kerk, de witte lijnen geven het grondplan aan van de kloosterkerk van 1238 naar de reconstructie door Battjes en Ladrak.

50

er sindsdien al drie generaties voorbij waren gegaan alvorens Menko daarover hoorde vertellen. Het verhaal over een ten westen van Wittewierum lopende Fivelbedding kan in de wereld gekomen zijn doordat Menko en zijn tijdgenoten, net zoals Bos vele eeuwen later, bij Wittewierum sporen van een oude bedding zagen, maar geen enkele herinnering hadden aan de oorspronkelijke rivierbedding die ooit ten oosten van de wierde had gelopen. De hoogtekaart laat zien dat de

westelijke kerkhofgracht in Wittewierum zich voordoet als een opmerkelijk brede en diepe insnijding in de wierde. Misschien was dat ook in Menko’s tijd al het geval. Als dat zo is, kan deze situatie hem en zijn tijdgenoten op de gedachte hebben gebracht dat dit stuk gracht een overblijfsel was van de haven die daar volgens de overlevering ooit was geweest. Volgens Menko was het grootste deel van de nieuwe kloosterkerk gebouwd op de plaats waar vroeger een haven was. De huidige kerk van Wittewierum staat zowat midden op de wierde. Het hoogste punt daarvan ligt op 2,3 +NAP. Volgens de door de bouwhistorici Battjes en Ladrak gemaakte reconstructietekening van de kloosterkerk van 1238 stond de westgevel van dit gebouw zo’n 5 meter ten westen van die van de huidige kerk.9 Dat is lang niet genoeg om in de buurt van de laagte te komen die Menko en zijn tijdgenoten aan de voormalige haven hebben kunnen herinneren. Deze ligt ruim 20 meter ten westen van de veronderstelde westgevel van de kloosterkerk. We kunnen niet uitsluiten dat de wierde van Wittewierum na het bouwen van de kloosterkerk nog grootschalig is vergroot, maar erg waarschijnlijk lijkt me dat toch niet. Het is dus de vraag of Menko's mededeling over de plaats van de kerk ten opzichte van de voormalige haven gebaseerd is op een oude overlevering, of dat hij eenvoudig dacht dat dit zo was. Gezien de situatie neig ik tot het tweede.

9 J. Bekooy, ‘De kloosterkerk van Bloemhof te Wittewierum’, Historisch Jaarboek Groningen 2002 (Groningen 2002) 154-155.

8 Schematische voorstelling van de waterpassing ten behoeve van de fundering van de kerk te Wittewierum. Door het graven van smalle sleuven (blauw) met een aansluiting op de kerkhofgracht kon het grondwaterpeil op de bouwplaats worden vastgesteld. De dikke bruine lijn stelt de gaten en sleuven voor die voor het fundament moesten worden gegraven. Het westelijke deel van het fundament is pas gegraven toen het oostelijke deel van de kerk al tot een hoogte van 6 meter was opgetrokken.


9 De door Menko beschreven waterpassing ten behoeve van de fundering van de nieuwe kloosterkerk te Wittewierum. De lichtblauwe lijn stelt het van de kerkhofgracht afgeleide waterpeil voor. Met bruine lijnen en rondjes zijn de elzenstammen aangegeven die kruislings op de bodem van de stiepgaten zijn gelegd; daarboven de grond die met behulp van heiblokken is aangestampt.

Dat de bodem ter plaatse van de nieuw te bouwen kerk niet al te vast was, zal ongetwijfeld kloppen, maar het lijkt me onwaarschijnlijk dat dat komt doordat er op die plek een haven is geweest. We hoeven maar aan de Walfridustoren in Bedum, de Oldehove in Leeuwarden en de scheve toren van Pisa te denken om het effect te zien van bouwen op slappe ondergrond. Voor zover ik weet zijn bij het grondonderzoek ter gelegenheid van de restauratie van de kerk in 2001 geen aanwijzingen aangetroffen die Menko’s verhaal bevestigen. In de zomer van 2006 zijn nog eens enkele boorraaiïngen op en rond de wierde van Wittewierum gezet, maar uitgerekend ten westen van de kerk, in de strook die door Menko als de locatie van de haven is aangewezen, hebben de onderzoekers niet geboord.10

Stammetjes Uit Menko’s beschrijving blijkt dat bouwmeester Everardus voor het maken van het fundament voor de nieuwe kerk een methode van grondverbetering toepaste die sinds de elfde eeuw overal in vochtige en venige streken werd gebruikt. Deze bestond eruit dat men enkele lagen hout kruislings op elkaar legde op een zodanige diepte, dat het hout permanent onder het grondwaterniveau bleef. Het gaat hier om een vroege en simpele vorm van een funderingsmethode die in het Duitse taalgebied ‘Schwellengründung’ of ‘Schwellenrost’ heet.

Om er zeker van te zijn dat het hout diep genoeg zou komen te liggen, moest Everard over de hele bouwplaats vaststellen op welke diepte zich het grondwater bevond. Hij ging daarbij uit van het waterpeil in de kerkhofgracht. Om dat peil over te brengen naar de plekken waar de stiepen voor de fundering moesten komen, liet hij vanuit de gracht diepe sleuven in de wierde gegraven. Wanneer deze zich met water uit de gracht vulden, wist de bouwmeester dat het hout dat als fundering moest dienen in elk geval onder dat niveau moest liggen. Meester Everard nam voorts het zekere voor het onzekere. Hij liet nog wat dieper graven, zodat de bovenzijde van de houtfundering 2 voet onder het vastgestelde peil zou komen te liggen. Menko laat merken dat hij die 2 voet extra wat overdreven vond. Hij merkt op dat het voorafgaande najaar erg droog was geweest, er blijkbaar van uitgaand dat de lezers van zijn kroniek wel zouden begrijpen dat het water in de kerkhofgracht in het voorjaar van 1238 uitzonderlijk laag stond en dat het waargenomen waterpeil eigenlijk diep genoeg was. Afgaande op het oordeel van H.C. Pouls, de geschiedschrijver van de Nederlandse landmeetkunde, kunnen we vaststellen dat deze passage in de kroniek van Wittewierum de vroegste beschrijving van een waterpassing bevat.11 De basis van de grondverbetering werd gevormd door twee kruislings op elkaar gelegde lagen elzenhout. Hoe dik die twee lagen hout waren weten we niet. Een dergelijke fundering, maar dan met één laag en bestaande uit berken-

10 J. van Doesburg en J. Krist, Boren naar sporen van de werken van Emo en Menko. Rapportage Archeologische Monumentenzorg, 157 (Amersfoort 2008). 11 H.C. Pouls, De landmeter van de Romeinse tot de Franse tijd. Inleiding in de geschiedenis van de Nederlandse Landmeetkunde (Alphen aan den Rijn 1997) 54: ‘Helaas zijn er geen gegevens uit de middeleeuwen tot ons gekomen over de aard van de daarbij [het waterpassen] gebruikte instrumenten, noch over de manier van meten. Eerst uit de 16e eeuw zijn gegevens over het waterpassen bekend gebleven.’ Pouls was blijkbaar niet bekend met deze passage in de kroniek van Wittewierum.

51


10 Berkenstammen als fundering onder Hoytekamahem, een steenhuis bij Ruischerbrug (in het uiterste zuidwesten van het kerspel Garmerwolde).

52

stammen, is in 2009 aangetroffen bij archeologisch onderzoek bij Ruischerbrug.12 Het daarvan opgemaakte rapport vermeldt niet hoe dik het laagje berkenstammen was. Voor zover te zien is op de foto die in dit rapport is opgenomen, lijkt de dikte van de houtlaag niet meer geweest te zijn dan maximaal 10 cm. Wanneer er in Wittewierum twee lagen zijn geweest, zullen die – afhankelijk van de dikte en eventuele kromte van de elzenstammetjes – samen zo’n 30 à 40 cm zijn geweest. Twee voet van 30 cm aan extra-diepte plus 40 cm houtfundering maken samen 1 meter. Volgens Menko moest er 18 tot 20 voet diep worden gegraven, hetgeen neerkomt op 5,4 tot 6 meter. Dit betekent dat de diepte van de funderingsgaten boven het vastgestelde waterpeil 4,4 tot 5 meter was. Dat komt in de buurt van de hoogten die ook nu nog in Wittewierum worden gemeten. Ten oosten van de wierde bevindt zich een sloot waarvan de AHN een hoogte van -2 m NAP geeft. Op de wierde zelf vond ik hoogten tot +2,3 NAP. Daarbij moet worden bedacht dat het door de bouwmeester gewenste peil van 2 voet onder het waterniveau niet alles zegt over de diepte van de uit te graven kuil. Wanneer de ondergrond erg slap was – en dat suggereert Menko met zijn mededeling over de met mest en stro gedempte haven – zal hij het nodig gevonden hebben om dieper te graven, totdat een vastere laag werd bereikt. Op die manier kom je gauw aan de door Menko genoemde 6 meter.

Menko schrijft dat bovenop de elzenstammetjes ‘vette en modderige aarde’ werd gestort ‘aangezien die meer vocht aantrekt, hetgeen goed is voor de conservering van het hout’. Met ‘vette en modderige aarde’ bedoelde hij ongetwijfeld klei, die de eigenschap heeft water beter vast te houden dan zand en door zijn capillaire werking zelfs vocht van onder ‘opzuigt’. Bovenop de kleilaag, zo vertelt Menko, kwam droge aarde, waarna alles werd aangestampt met behulp van 10 ‘heiblokken’. Het woord dat Menko voor ‘heiblok’ gebruikt is truncus, dat ‘boomstam’ betekent. Volgens zijn verhaal waren op tien plaatsen tegelijk vier mannen met deze trunci in de weer. Ik neem aan dat ze met behulp van een eenvoudige heistelling zware stukken boomstam ophesen die ze vervolgens op de plaats van het fundament lieten vallen. Deze methode werd al in de Romeinse tijd gebruikt. De in 1991 gepubliceerde vertaling van de kroniek maakt – correct – gewag van ‘heiblokken’, maar rept ook over ‘heipalen’. Dat woord roept echter een verkeerd beeld op. Heipalen zijn immers palen die in de grond geslagen worden met de bedoeling ze daar te laten zitten. Dat staat echter niet in Menko’s tekst. Voor de fundering van de kloosterkerk in Wittewierum zijn geen palen geslagen; de trunci zijn alleen gebruikt om de grond te verdichten. Als we Menko mogen geloven heeft het maar liefst vijf jaar gekost om het fundament van het oostelijke deel van de nieuwe kloosterkerk te voltooien. Daarbij hielp God zelf mee

12 ARC-Rapporten 2010-206 (Groningen 2011). Zie voor de locatie van Hoytekamahem ook deel 5 van de cyclus Landschap lezen, ‘Hinkemahorn en Stadsweg. De wegen naar Fivelgo en het Oldambt’, 59 (www.vanlauwerstoteems.nl).


door voor goede weersomstandigheden te zorgen. Dat het hierbij om niet meer dan een deel van het fundament ging, blijkt uit Menko’s mededeling even verderop. Hij schrijft daar dat het weer daarna slechter werd en dat de overvloedige regen het uitgraven van de bouwput voor het westelijke deel van de kerk ernstig bemoeilijkte. Het bleek zelfs onmogelijk de put helemaal volgens plan uit te graven en er konden ook niet voldoende boomstammetjes gelegd worden. Hierin zag Menko een van de oorzaken van de later opgetreden verzakking van het westelijke deel van de kerk. Een andere oorzaak was volgens hem dat de grond onder de verschillende delen van de kerk niet gelijkmatig was verdicht. Toen men met het leggen van het fundament van het westelijke deel van de kerk begon, was het muurwerk van het oostelijke deel al tot een hoogte van 20 voet (6 meter) opgetrokken, zodat de bodem daaronder voldoende ingeklonken was.

Tot slot Menko’s tekst over de Fivel en het fundament voor de nieuwe kloosterkerk te Wittewierum geeft geen uitsluitsel over het tijdstip waarop de Fivel bij Westeremden is afgedamd en ook niet over de loop van die rivier bij Wittewierum. Wel bevat hij een mooie en voor zo’n vroege tijd unieke beschrijving van de destijds toegepaste methoden van waterpassing en grondverbetering. 53

Dr. Jan van den Broek (’s-Hertogenbosch 1945) studeerde klassieke talen en oude filosofie in Nijmegen en kwam in 1971 naar Groningen om chartermeester te worden bij het Rijks­ archief in de provincie Groningen. In 1977 werd hij benoemd tot gemeentearchivaris van Groningen. Deze functie vervulde hij tot 2002. Daarna werkte hij als historicus bij het Regionaal Historisch Centrum Groninger Archieven. Ook na zijn pen­ sionering is hij actief gebleven als onderzoeker en publicist. In 2007 promoveerde hij op het proefschrift Groningen, een stad apart. De laatste tien jaren houdt hij zich vooral bezig met de geschiedenis van het Groninger landschap. Contact: j.van.den.broek@groningerarchieven.nl.

11 Model van een Romeinse heistelling, zoals die gebruikt kan zijn bij het maken van de fundering voor een brug over de Rijn in 55 voor Christus. Het model staat opgesteld in het fort Ehrenbreitstein bij Koblenz. Anders dan die in Wittewierum is deze stelling gebruikt voor het schuins inslaan van heipalen. In Wittewierum kunnen soortgelijke heistellingen zijn gebruikt, met dien verstande dat de heiblokken daarin niet schuin, maar loodrecht op en neer bewogen. De afbeelding is een door de auteur bewerkte versie van een foto, aangetroffen bij het Duitstalige Wikipedia-artikel over heistellingen (https://de.wikipedia. org/wiki/Ramme_(Maschine)).


sinds 1884 uw aannemer in de regio restaureren met oog voor detail meedenken en adviseren

Omdat bouwen vakwerk is vestigingen in Bedum – Appingedam – Valthermond

Bedum 050 – 30 13 862

Voor al uw - voegwerken - voegwerkrestauratie - gevelreiniging Noordveenkanaal n.z. 21 7831 aw Nieuw Weerdinge tel. 0591 - 522 258 / 522 770


Postbus 5086 Verbindingsweg 13 9781 DA Bedum 9700 GB Groningen tel fax

T 050-2100194 M 06-26888044

www.tomfeith.nl info@tomfeith.nl

050 301 12 00 050 301 17 00

info@johnlemmen.nl

Verbindingsweg 13 9781 DA Bedum tel

050 301 12 00

“Wat Arrix vooraf heeft beloofd, fax 050 301 17 00 zijn ze ook nagekomen”

info@johnlemmen.nl

Vertrouwt u ook blind op uw ICT? ICT-oplossingen moeten uw bedrijfsvoering eenvoudiger, rendabeler, effi ciënter en plezieriger maken. Met dit in gedachten werken onze medewerkers iedere dag met veel plezier aan uitdagende projecten. Het resultaat? ICT waar u gemak van heeft en waar u blind op kunt vertrouwen.

Rob Rikmanspoel, Divisiemanager Bedrijfsdiensten IMpact ‘IMpact maakt werk mogelijk’

Heideanjer 2 | Drachten | 0512 - 543 221 | www.arrix.nl

16013934-1_ARRIX_Adv_StichtingGroningerKerken_190x65,5.indd 1

22-01-16 14:11


Een goed idee is goud waard www.altijdopen.nl

Met een passie voor panden met geschiedenis 050 403 14 83 info@laurenshout.nl www.laurenshout.nl

Timmer- en restauratiewerken AdvLaurenshout_OGK_2013.indd 1

|

Interieur ontwerp en uitvoering

|

Deskundig in duurzaam (ver)bouwen 23-01-13 10:00


Groen in goede handen

DĂ t is onze KRACHT T

COMMUNICATION, ART & DESIGN www.212f.nl

Industrieweg 33 9781 AC Bedum (050) 301 25 00 E info@groenwerf.nl W W W. G RO E N W E R F. N L

Kerkje van Klein Wetsinge Sinds 1965

Tussen Sauwerd en Winsum ligt de kerk uit 1840, in 2014 in oude luister gerestaureerd. Ontdek de lunchkaart met verse spullen van het Hogeland. De locatie is geschikt voor: Huwelijk, Receptie, Concert, Vergadering, Diner, Feesten, Lezing en Tentoonstelling.

Glas- en schilderwerken Restauratie- en imitatietechnieken Vloer- en wandafwerking Onderhoudswerken

Duinkerkenstraat 37, 9723 BP Groningen (050) 599 57 70 | info@corbuist.nl | www.corbuist.nl

De kerk is dagelijks geopend tussen 11.00 en 18.00 uur, behalve tijdens besloten partijen. Wilt u zeker weten dat de kerk open is, bel dan met Inez of Nicolaas Geenen: 06 54685405 of 06 46317067. Valgeweg 12 9773 tk Wetsinge kleinwetsinge@blgroningen.nl


Melisseweg 85 9731 BM Groningen 050-5497956 info@gildestucadoors.nl

“Jurriëns Noord is voor mij... puur vakmanschap” Bouwbedrijf Jurriëns Noord B.V. is onderdeel van Friso Bouwgroep B.V.

Mense Ruiter  Orgelmakers bv Rijksweg 167

9792 pd Ten Post

t 050 301 05 50

info@menseruiter.nl

www.jurriensnoord.nl

Hoofdvestiging Osloweg 125 Postbus 5274 9700 GG Groningen t 050 - 55 66 779 e mail@jurriensnoord.nl

Nevenvestiging Pieter Zeemanstraat 9 Postbus 49 8600 AA Sneek t 0515 – 42 99 99 e mail@jurriensnoord.nl


heepstra Installatiebedrijf t Aanleg 11 51 SJ Winsum

Scheepstra Installatiebedrijf T. 0595-422360 Het Aanleg 11 Scheepstra Installatiebedrijf F.T.0595-445372 0595-422360 9951 SJ Winsum Het Aanleg 11 F. 0595-445372 9951 SJ Winsum T. 0595-422360info@scheepstra-installatiebedrijf.nl info@scheepstra-installatiebedrijf.nl F. 0595-445372www.scheepstra-installatiebedrijf.nl www.scheepstra-installatiebedrijf.nl

o@scheepstra-installatiebedrijf.nl ww.scheepstra-installatiebedrijf.nl

Sietsema aannemersbedrijf

T 050 318 66 36 www.carlavanderburg.nl www.kinderuitvaart-groningen.nl

Samen Zorgvuldig Passend


Al jaren vertrouwd partner van de SOGK vertrouw ons ook úw bouw werk toe! bouwwerk

H. Pot bouwbedrijf (ver)bouwen met overleg Onderhoud, verbouw, renovatie, nieuwbouw en alle materialen voor de doe-het-zelver

Hoofdweg 25 9795 pa Woltersum (050) 302 15 55 www.bouwbedrijfpot.nl

Schildersbedrijf  W. Dijkema Noorderstraat 5

De Schilder, de beste vriend van je huis

9989 AA Warffum telefoon (0595) 42 22 67 Ook leveren wij professionele verven, dubbele beglazing, voorzetramen en alle bijkomende schildersmaterialen

handmatige belettering in natuursteen advies bij en uitvoering van eigen ontwerp en ideeën restauratiewerk

0595 492242 info@deschreef.nl www.deschreef.nl GEDENKSTENEN

|

EERSTE STENEN

|

GEVELSTENEN

|

RELIËFS

|

GRAFMONUMENTEN

|

NAAMBORDEN


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.