Terug naar de krant

Stephan Sanders: ‘Ik laat de liefde van mensen tot me doordringen’

Leeslijst interview

Wat maakt het leven de moeite waard? Stephan Sanders (60), schrijver en columnist, werd enkele jaren geleden rooms-katholiek. Aanvankelijk viel hem dat van zichzelf tegen: „Ik was toch intellectueel, academisch, liberaal?” Nu ziet hij het vooral zo: hij ervaart Gods bestaan gewoon, en hoe precies valt lastig uit te leggen.

Leeslijst

Stephan Sanders (60) houdt van praten. Hij is er ook goed in. Zijn zinnen klinken alsof ze zo voor een publiek kunnen worden uitgesproken, ritmisch en met veel herhaling. Oefening baart kunst: als hij alleen is, houdt Sanders monologen, hardop. Als kind deed hij dat al: „Mijn ouders wisten dan: Stephan is weer bezig. Aan het oreren.” Het waren monologen tot een denkbeeldige zaal, „om gehoord te worden”.

Sinds enkele jaren heeft het inwendige publiek een nieuwe gedaante. De monologen heten nu bidden, en Sanders richt zich niet meer tot een zaal, maar tot niemand minder dan God. „Dat ‘iets’ waartoe ik mij richtte, veranderde in ‘iemand’. De goede toehoorder, de goede verstaander.” Sanders werd rooms-katholiek – eerst als ‘proefgelovige’, en al snel écht. Elke zondag gaat hij naar de Amsterdamse Sint-Nicolaaskerk.

Sanders, schrijver en NRC-columnist, vertelt erover in het appartement aan de Amsterdamse Amstel waar hij al dertig jaar woont. Eerst alleen, nu alweer jaren met zijn echtgenoot Delano. Aanvankelijk was er schaamte over het geloof, zegt hij. Tegenover zijn seculiere vrienden, maar ook jegens zichzelf. „Ik was toch intellectueel, academisch, liberaal. Het geloof past daar helemaal niet in, vond ik. Dus ik viel mezelf erg tegen.” Het boek dat hij erover schreef en dat vorige maand verscheen heet dan ook Godschaamte. Hierin smeedde Sanders deels eerder gepubliceerde, deels nieuwe verhalen over het gelovig worden tot één geheel.

‘De vraag of God nu wel of niet bestaat, is voor mij inmiddels de loepzuiver verkeerde vraag geworden’, staat in het boek. Dat zegt hij nu ook weer. Vroeger, als agnost, hield die vraag hem bezig, nu niet meer: hij ervaart Gods bestaan gewoon, en hoe precies valt lastig uit te leggen. „Je moet met een hele zwerm aan woorden iets omschrijven wat zich niet laat benoemen. En hoe langer je praat, hoe verder je verwijderd raakt van de Godservaring.”

Sanders had al ervaring met het geloof: hij werd rooms-katholiek opgevoed, ging met z’n ouders naar de kerk. „Die kerk in mijn jeugd in Twente was veel minder orthodox dan die hier. Slaggitaren, een drumstel, de geloofsbelijdenis werd gezongen op de melodie van Coca-Cola. Hier in de Nicolaas wordt gewoon het Agnus Dei gezongen, het Kyrie Eleison, er wordt geknield en opgestaan. Het is veel mooier. De zintuiglijkheid wil ook wat in het rooms-katholicisme. Dat is zeer aan mij besteed.”

Nederland, Amsterdam, 01-10-2021-Stephan Sanders, Nederlandse columnist, presentator, essayist en auteur.-PHOTO AND COPYRIGHT ROGER CREMERS
Roger Cremers
Foto’s Roger Cremers

Hoe vond je het om met een groep onbekenden als één man te knielen en op te staan?

„Dat vond ik in het begin heel ingewikkeld. Ik was zuinig met wat ik wel en niet meezong, wat ik wel en niet meebad. Omdat ik elke keer opnieuw de beslissing wilde nemen: sta ik hier helemaal achter?” Lachend: „Daar word je helemaal gek van! Dus daar ben ik op een gegeven moment mee gestopt. Je zingt gewoon mee en je bidt gewoon mee. En dan ga je maar eens kijken hoe dat op je inwerkt.”

Zat daar ook het idee achter: je moet jezelf niet zo belangrijk maken?

„Ja. Het gaat er niet om of jíj het ermee eens bent, maar dat tweeduizend jaar lang mensen deze gebeden, deze rituelen hebben ondergaan en opgezegd en dat je je voegt in een traditie.”

Als je jong bent is het makkelijker om je onkwetsbaar te wanen

Als adoptiekind is hij daar extra mee bezig, zegt Sanders. Zijn biologische ouders kent hij niet, kinderen heeft hij niet. In de kerk wordt hij toch nog „opgenomen in een groter verband”. Vroeger had hij dat verlangen minder. „Als student vond ik dat de mens zo autonoom mogelijk moest zijn. De winkelsluiting op zondag was onzin, de belastingtechnische bevoordeling van gezinnen was onzin, de kinderbijslag ook, dat kind wil je toch zelf, daar hoeft geen bijslag bij.”

Misschien is het ook wel een jeugdig standpunt, dat ultieme individualisme.

„Ja, dat denk ik. Het is makkelijker als je jong bent, dat je denkt: ik ben onkwetsbaar. Ik dacht: wat kan mij nou gebeuren?”

Wanneer veranderde dat?

„Toen ik in de dertig was. Mijn zusje stierf vroeg, ze was toen 31, ik zal 33 zijn geweest, dat greep me nogal aan. Ik raakte een tijd echt zeer depressief. Dat ging tamelijk absurd snel, binnen een maand kon ik m’n bed niet meer uitkomen, niet meer schrijven, niet meer de vuilniszak buiten zetten. Zo’n acute depressie, die je echt overvalt, dat kende ik niet. Wel enige somberheid, of melancholie, maar zo acuut alsof je in een afgrond valt… Het is indrukwekkend, omdat je ervaart hoe breekbaar en hoe fragíél.”

Duurde dat lang?

„Nee. Uiteindelijk twee maanden, drie. Ik kreeg antidepressiva en ben toen met een goede vriendin voor een paar weken naar Goa gegaan. Ik kwam blakend weer terug.”

Een paar jaar later werd je opnieuw depressief. Ik kan me voorstellen dat je dan schrikt.

„Ja. En je begrijpt dat je gevoelig bent voor somberte, dus dat je een beetje acht moet slaan op jezelf. Daar ben ik nooit zo goed in geweest, maar dat moet ik wel doen.”

Wist je tijdens je depressies nog wat het leven de moeite waard maakt?

„Nee, dat is het nare aan een depressie, dat je van alle gevoel wordt afgesneden. Je loopt als een robot rond, je bent alleen maar angstig, paniekerig. Ik weet nog dat ik dacht: verliefd zijn? Liefde? Vriendschap? What the hell was I thinking?

Kwam dat weer terug toen je antidepressiva nam?

„Ja.”

Vind je het als gelovige geen gek idee dat bezieling zo’n chemisch proces kan zijn?

„Als God bestaat heeft-ie toch ook die antidepressiva helpen ontwikkelen? Daar ben ik heel praktisch in, hoor…”

Sanders moet lachen. En nu moet hij ook even een sigaret roken. Hij doet het raam open, pakt een asbak. Biedt wijn aan – het is al vijf uur. Maar nee, het moet eerst nog gaan over De Vraag van het interview.

Wat maakt het leven voor jou de moeite waard?

„Het klinkt heel walgelijk”, waarschuwt hij. Dan: „De liefde van de mensen tot me laten doordringen en die ook kunnen retourneren. En daarmee ook het idee dat je Gods werk doet.”

Ben je daar beter in dan vroeger?

„Ik probeer minder snel te zijn in mijn oordeel. Vroeger deelde ik bij alles meteen drie, vier, vijf ballen uit. Ik was nogal pertinent in allerlei ideeën en opvattingen.”

Is de vraag wat het leven de moeite waard maakt iets waar je al vóór je hervonden geloof mee bezig was?

„Ja. Ik dacht altijd al in sferen. Ik wilde in een intellectuele sfeer leven, veel onderzoeken, veel boeken om me heen, veel muziek om me heen. In mijn jongenskamer draaide ik Bach, en de Messiah van Händel, en Telemann, omdat ik veel fluit speelde. Je voelt je uit je eigen dagelijkse hengsels getild door hele mooie muziek. Als kind noemde ik dat wel God, daarna een hele tijd niet, en nu weer wel. Ik vind het heel moeilijk om naar muziek te luisteren en niet te denken dat het over transcendentie gaat.”

Een soort alledaagse devotie, dat vind ik nu mooi

Wat een niet-religieuze transcendente ervaring onderscheidt van een religieuze, kan Sanders niet uitleggen. Hij schiet in de lach. Nogmaals: het is een gevoel. Dat ervoer hij ook bij de ontmoeting met zijn echtgenoot, in 1999 – jaren voordat hij officieel religieus werd. „Delano zag er een beetje uit als een kraker, had een leren jas, felgroene ogen, baard, afro. Wat ik merkte: ik kon niet meer spreken. Ik viel stil. Dat had ik nog nooit meegemaakt, ik praat makkelijk. Het was daarna al snel enorm aan. We waren razend, overweldigend verliefd. Ik kon dat jaren later niet anders categoriseren dan als een religieuze ervaring. Ik had het gevoel dat ik mijn biologische vader, een Zuid-Afrikaanse man, zag; dat ik een zoon erbij kreeg, die ik niet heb; én een broer, én een minnaar.”

Had je die ontmoeting eerst anders gecategoriseerd?

„Ja, ik was helemaal niet van plan dat als een religieuze ervaring te zien.”

Hoe zag je dat eerst dan?

„Ik dacht: een coup de foudre, stapelverliefd, liefde op het eerste gezicht. Maar ik wist, op het moment dat ik die woorden uitprobeerde, dat ze niet klopten.”

Waarom niet?

„Dat is moeilijk uit te leggen. Omdat het zó anders was dan eerdere liefdeservaringen die ik heb gehad.”

Je kunt ook zeggen: dan is het een teken dat dit de ware liefde is.

„Zo kun je het ook zeggen, maar ik zeg het toch anders, omdat ik zeker weet dat het over meer ging dan die man die ik zag. Het ging ook over mijn adoptiegeschiedenis die geheeld werd. Dat ik niet alleen was en nooit was geweest, omdat hij er altijd was geweest, maar dan heel veel verder weg, in Paramaribo. Ik kan dat niet zomaar de ware liefde noemen, dat is iets religieus.”

Heeft het gelovig zijn je anders doen kijken naar bepaalde onderwerpen?

„Ik was jarenlang een trouw VVD-stemmer, mensen moesten hun eigen broek ophouden, dat flinkige gepraat. Dat kan ik niet meer volhouden. Omdat ik het evangelie hoor in de kerk, maar ook omdat ik daar mensen zie die normaal gesproken niet zo binnen m’n gezichtshorizon vallen, en die kúnnen helemaal geen broek ophouden.”

Wat stem je nu dan?

„Links van het midden”, zegt hij geheimzinnig. En dan, als hij zich realiseert dat hij er al een column over heeft geschreven: „Ik heb op Kaag gestemd. Ik vind het een scherpzinnige vrouw. In de HJ Schoo-lezing probeerde ze toch een spirituele lading aan de politiek te geven.”

Zijn er nog meer dingen waar je anders over bent gaan denken?

„Als je in Spanje of Portugal bent, dan zie je vaak een soort alledaagse devotie. Oudere katholieke vrouwen die geen kerkgebouw voorbij kunnen lopen zonder een kruisje te slaan, of die met de rozenkrans in de weer zijn. Daar keek ik minachtend naar. Folkloristisch vond ik dat, schattig, maar toch niet hoe het wezen moest. Ik denk nu: wat mooi dat ze die praktijk hebben. Dat ze dat kunnen doen zonder daar heel ingewikkelde gedachten bij te hebben, maar dat ze zich zomaar kunnen overgeven aan iets.”

In Godschaamte gaat het veel over de tegenpolen overgave en controle. Je schrijft dat geloofszaken zijn als tuimelen in een afgrond. Is controle willen houden iets waar jij veel mee bezig bent?

„Ja, ik denk het wel. Is het nou minder geworden? Nee.”

Nederland, Amsterdam, 01-10-2021-Stephan Sanders, Nederlandse columnist, presentator, essayist en auteur.-PHOTO AND COPYRIGHT ROGER CREMERS
Roger Cremers
Foto’s Roger Cremers

Je beschrijft alcohol als een middel voor gevoelige mensen om even te ontsnappen aan een overactief bewustzijn. Is drinken ook een vorm van overgave?

„Het is een tweezijdig iets, dat drinken. Het doet wonderen voor verlegen mensen, ik heb er veel aan te danken. Maar het kan ook helemaal fout gaan en dan is het één grote beschamende ervaring. Tijdens, maar dan ben je je er niet zo bewust van, en zeker de dag erna. Dat is altijd een very fine line.”

Ondanks deze waarschuwende woorden trekt Sanders tegen zessen de koelkast open. Daar wacht een „licht gekoelde pinot noir”. Delano komt binnen, Sanders kijkt blij. De god met de groene ogen vertelt over de muggenplaag in huis en vertrekt meteen weer, om bij de drogist een wapenarsenaal aan te schaffen. Sanders schenkt de glazen vol en steekt weer een sigaret op.

Nog één ding: heeft hij ook iets opgegeven voor het geloof? „Ja, een zeker humanisme. Het idee dat de mens het centrum van het bestaan is, is religieus gezien moeilijk te aanvaarden.”

Vind je dat ook ergens jammer?

„Nee.”

Dat klinkt alsof je vooral veel gewonnen hebt.

Hij moet alweer lachen. „Je treft me op een goede dag.”

Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad van 5 oktober 2021.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in